X KERKNIEUWS DE DRIE WENSCHEN. Z .TERDAG 21 NOVEMBER 1931 DE LE1DSCHE COURANT TWEEDE BLAD - PAG. 7 IMTERPAROCHIEELE 5TJ05EPH5 SEZELLEM VEREEWGIMG WIJ, DE DRAGERS VAN DE TOEKOMST. Wij, jongeren van heden, zijn de man nen der toekomst; maar mannen, op wien men bouwen kan, mannen van geloof en karakter. In 't huisgezin ontvangen wij onze eerste vorming, daarin bijgestaau door de Kerk, die deze plicht reeds van God zelf ontving de kinderen geestelijk te vormen en op te voeden. Als wij grooter worden, laten wij zeggen met trots ons voor 't eerst in de lange broek steken, dan zijn wij daardoor nog niet zoo zelfstan dig, dat wij overal ons oordeel over uit kunnen spreken. Dan staan wij pas aan 't begin van t. leven, wat als 'n heerlijk ideaal voor on» open ligt. Laten wij, jongeren, dan begrij pen, dat wij ons aan moeten sluiten, of lid moeten worden van zoon organisatie of vereeniging, die ons leidt en voert daar heen, waar God ons allen volgens Zijn Voorzienigheid plaatsen zal. De (Jentraal-Pnaeses heeft 't in zijn pro paganda-rede, laatste in onze vereeniging gehouden, zoo schoon gezegd: „Wij jonge mannen, hebben de plicht ons aan te sjui- ten, en kunnen niet op ons zelf blijven staan, daar wij dan met tot die ontwikke ling onzer talenten komen, welke wij van God ontvingen, en in one verband productief worden gemaak t". Wij hebben het leven nog voor ons. Wij kunnen er zelf van maken, wat er van te maken is. Daarvoor hebben wij van God onzen vrijen wil gekregen. Nu is 't antwoord aan ons. Beseffen wij de ernstige tijd waarin wij leven, zien wij in, dat 't onze plicht is lid te worden van die vereeniging, waar wij op onze plaats zijn; dat wij in de Gezellen-Vereentging gevormd worden tot bruikbare eleinentea voor Kerk en Maatschappij? 't Is niet voor niets 't slagwoord van den laatsten tijd: „Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst". Zijn wij nu sterk in ous Ge zellen ver band, dan zijn wij ook later als éen man, in gehoorzaamheid en liefde, een in Christus Kerk. 't Eerste devies in onze vereeniging is Godsdienstzin. Onze Stichter, Vader Kol- pmg, heeft geweten, wat hij deed, toon hij dit in ons vaandel schreef. Godsd.cnst is de hoogste cultuur, welke denkbaar is. Men kan zich geen volk zonder God óf gods dienst indenken. Nu is 't juist onze vereeni ging, met aan 't hoofd 'n priester, niet als adviseur, maar als Vader, deelend in lief en leed van zijn jongens, die hij met behulp van bestuur, ouderen gezellen, met raad en daad helpt. En juist de jonge man heeft in zijn leven omstandigheden, dat tij raad behoeft en met weet tot wien hij zich wen den zal; dan staat voor 'n gezel de Pries- ler-Praeses klaar. En dit is een niet te ver smanen voorrecht. Wij zijn nooit te oud om te leeren, zeker niet zaken die 't H. Geloof betreffen. Te genwoordig moet men op kantoor, winkel of werkplaats goed onderlegd zijn, om flink van zich af te kunnen bijten. In onze ver eeniging leeren wij, hoe wij verstaan moe ten, de vraagstukken welke zich dienaan gaande voor kunnen doen. Laten wij nog even nagaan, hoe wij, ge zellen, t geluk kunnen vmuen en dan t besluit maken, dat is nog zoo kwaad niet, daar ga ik direct mee beginnen. Zooals wij boven zagen, de godsdienstzin staat heelemaal boven in ons prograau, uus is dit ons voornaamste devies. Wij jongeren staan, of komen misschien spoedig te staan in den strijd des levens; waar vinden wij den kracht, den moei om te weerstaan? Wij hebben 't gebed, ons door Christus zelf geleerd, maar wij heb ben iets veel meer: wij hebben Christus zelf, Christus in de H. Eucharistie! Hij geeft zich in de H. Communie aan ons! Hij in ons, bij ons, voedsel onzer ziel, de Genadegever zelf in ons, de Genade bron; wat kan ons dan nog overkomen, wij zullen 't kunnen dragen, omdat Hij, Chris tus 't voor ons draagt. Dit sublieme, dit Chris'us-voedsel onzer ziel, dit is de Schat, waarvoor men alles èn zich onverdeeld geven moet. Wij, gezellen, die leeren onze taak door God ons gegeven, te doen volgen Gods wïl en wet, wij zijn met Christus in ons hart rijk, ook al zouden wij beproefd worden door 't kruis der werkloosheid. Met Christus in ons, zullen wij ook Chris tus geest in ons hebben, en daardoor Chris tus liefde, medeelen aan onze omgeving, waar men Hem, onze Koning, misschien niet eens kent. Zoo zullen wij Christus brengen in deze wereld, die 't meent te kunnen stellen, zon der Hem, zullen wij Christus plaatsen op Zijn troon, Hem niet alleen dienen, maar als zijn ware leerlingen Hem belijden over al en Hem geven door ons gebed, levensge drag en dauen, aan hen die Hem niet ken- Zoo opvattend ons levensideaal, zullen wij 't ware levensgelu kvinden en de Cbris- lus-Eucharisticus zal onze grootste vreug de, blijheid en voldoening zijn. Wij, die on verdiend de groote Godsgave, 't H. Geloof, lebben ontvangen, toonen wij onze dank baarheid, door ons best te doen, anderen te doen deelen in ons groot zielengeluk, door met.de talenten, ons door God ge schonken, te woekeren en te werken, op dat wij eenmaal met volle handen kunnen verschijnen voor den Christus, den Zelfden, dien wij heel ons leven gedragen hebben in ons hart, en Hem 't dubbelen in aantal talenten aanbieden. Dat hopen wij, daar voor bidden wij en werken ons zoo rijk, niet voor de materie, maar voor onze Koning- Christus. Een Kolpingsbroeder. SPOKEN! Over spoken gesproken, wie zal er ont kennen, dat ze heden ten dage niet be staan? Evenals het groote raderwerk van den tijd vol wisselvalligheden is en nog niet weten, wat het voor ons verborgen houdt, zoo worden we ook onverhoeds ver rast door een of ander spook in den vorm van de tegenwoordige maatscliappelijke toestanden, afgezien nog van de gevaren, die ons op geestelijk gebied bedreigden. Om er uu maar een bij den kop te paaien, daar hebben we b.v. het werkloosheidspouk, al zijn er gelukkig nog uiet zoovéél gezel len, die daarmee te kampen hebben. Laten wij toch niet vergeten, dat we Katholiek zijn en Gezel en als we dit goed verstaan, dan behoeven we ons niet door de tijds- ouistaJidigüeJen laten overrompelen of uit ons evenwicht slaan. Daar zit hem juist de knoop in die positie, waarin wij mo- meiiteei verkeeren, daar moeten wij ons- met volie energie weten doorheen te wer ken. Wat winnen we ertenslotte mee, of we al zwartkijkers zijn. Wij verbitteren ons eigen leven en dat van andeien. Als we van goeden wil zijn, dan kunnen we veel, zeits heel veeJ bei eisen. Neem nu b.v. eens Edison, ook maar eeu doodgewone en be trekkelijk arme jongen in z 11 jeugd, maar hij heelt geploeterd, gewerkt en gecyteid tot zijn laatste uren toe: een echt kracht- mensoh. Zouden wij nu met zóó flink zijn, -lat wij ons tenminste mei door den tegenwoor- digen toestand laten lain slaan. Er zijn zooveei u.ngen, uie wij, als we werk nadden, altijd graag wilden doen, maar waar dan geen tijd vuur was. uf laieu wij uns op Huisvlijt toeleggen door wat te teehenen ot te knutselen en lukt het de eei- ste keer niet dat geeft mets de twee de keer gaut 't beier en de voldoening is des te giouter, iedere weralouze gezel zou b.v. iets vuur <ie eerstkomende huisviijl- tentoou-stelling kunnen maken. Wij nebi.en er nu immers scmtterend den tijd voor. Het komt er met op aau al is het uiaar een kleinigheid. Alles bij elkaar komt het t geheei ten guede. En daarom tiu geen pes simisten, dat wij juist iets willen wat te duur lis en wat dan als uurzaax zou dieuen om onzen tijd niet nuttig te besteden. Tusscneii twee naaxjes, elke weiridouze gezel hoort ualuurlijk s muigens de H. Alls. Dat as een uitgemaakte zaak. Up die manier is he,t begin goed en de rest volgt vanzelf. Daarum, gezellen, kup recht, met volle Irissohe moeu en succes blijft met uit. E e li g e z e I. Damclub „De Twee Sleutels". Stand der onderlinge competitie der le den van de Damclub ,,De Twee Sleutel» uiideraidee.ing der St. Josephs Gezellea- V ereemgmg, Gezellenhuis, Rapenburg 52, Leiden, bijgeweikt tot en met 16 Novi ber jd.: Naam. gesj .gw.rem. veil.pnt.gew. 1. P. Schouten 7 7 14 2.T- 2. B. Goüdijn 5 5 10 3. H. Dingjan 4 4 8 2.— 4. J. de Groot 1 1 2 2. 5. A. Uphoff 10 9 1 18 1 80 6. 14. Uphoif 3 2 1 5 1.67 7. W. Develing 4 3 1 6 1.50 8. F.' de Does 4 2 1 1 5 1.25 9. J. Uuwerkerk 10 6 4 12 1.20 10. F. fcjneeboer 5 3 2 6 1.20 11. H. de Iveuuing 9 5 4 io 1.11 12. J. v. Schie 6 3 3 6 1 13. J. Peters 4 2 2 4 1.— 14. F. de Keuning 4 2 2 4 1.— 15. M. Brouwer 5 1 2 2 4 0.80 16. A. de Winter 7 2 1 4 5 0.71 17. A. Hoogeveen 3 1 2 2 0.1.7 18. A. Vreeburg 5 1 1 3 3 O.uO 19. L. Dirkse 7 1 6 2 0.28 20. R. v. Gelder 4 1' 3 1 0.25 21. Th. Lanicrs 8 1 7 1 0.12 22. H. v. Hal 1 1 23. A. Remundt 2 2 24. Th. Ca tin 2 2 25. P. v. Duuren 2 2 26. G. Kanbier 6 6 Alle dammers, vooral degenen die zeer weinig partijen hebben gespeeld, worden dringend verzocht tijdig op de wedstrijd- avonden aanwezig te zijn. NAAR DE ZEVEN EN VIJFTIG. Er zit gang in onze beweging. Nog enkele plaatsen moeten worden bezet en dan is onze Kerytretiaite 1931 voltallig. Een ge lukkig verschijnsel in onzen tijd van deca dente schiju-beschaving. We vestigen tevens ailer aandacht op de It e c o 11 e c 11 e-o e f e n i n g a.s. Donder dagavond te kwart voor negen. Niemand verzuime VRAGENBUS Vraag: Wanneer gaat de a'gemeene 10 uur-Winkisluiting in? Antwoord: U bedoelt waarschijn lijk de winkelsluiting om 8 uur. De desbetreffende wet is aangenomen, doch zal nader bij Kon. Besluit van kracht worden verklaard. Wanneer is onbekend. DIAMANTEN KLOOSTERJUBILE. Den 2Csten November a.s. hoopt Zuster Maria Seraphine (in de wereld Joséphine Truffino, geboren te Leiden) den dag te herdenken ,dat Haareerwaarde vóór zes tig jaar Haar intree deed in de Congrega tie der Zusters van Liefde van O.L. Vrouw, Moeder van Barmhartigheid te Tilburg. Zuster Séraphine, die in verschillende plaatsen van ons land bij he4 R K. Onder wijs werkzaam was. o.a. te Stiatum. Made, Amsterdam (St. Pius), Heusden, 's-Graven- liage (hoofd der school in de Oude Mol straat), is thans reeds 38 jaar hoofd der R.K. Parochiale Meisjesschool te Liempde bij Boxtel. Pastoor Chr. Th. J. Kars. t In het O. L. Vrouwe Gesticht te Bos kamp (OLt) is na een langdurig lijden, voorzien van de laatste H.H. Sacramenten, overleden pastoor Christiaan Theodoras Jozef Kars emeritus-pastoor van St. Mar tin us te Et ten (G.). Pastoor Kars werd in 1874 geboren en in 189S priester gewijd. Van 1917 tot 1928 was de zeereerw. herder der St. Martinusparo- oliie te Groningen. Om gezondheidsrede nen verkreeg hij dat jaar tijdelijk eervol ontslag, om echter spoedig daarna te wor den benoemd tot pastoor van St. Martinus te Etten (Ge'.d.) Het lichaam van den H. Franciscus Xaverius. Van 3 December tot 3 Januari a.s. zal het lichaam van den H. Franciscus Xeve- rius den Apostel van Oost Indië in de kerk van den Goeden Herder te Goa wor den tentoongesteld ter vereering door de geloovigen. In 1542 is Franciscus Xaverius naar Indië gegaan: dat was zijn eerste en het bleef zijn voornaamste arbeids veld. Maar zijn ijver was onvermoeid en vol heldenmoed bracht hij het lichts des ge- loofs van daaruit tot aan de grenzen van Hindoestan. Na langdurige overwegingen, vurige gebeden en strenge boetvaardigheid besloot hii naar Japan te gaan. Er waren duizenderlei moeilijkheden te overwinnen maar eindelijk slaagde hij er in om na twee jaar moeizamen arbeid een kerk te slichten. Zijn apostolische iiver wilde he«l China bekeeren; hij ging er heen maar de dood hield hem aan op den drempel van het land zijner droomen op 2 December 1552. Zijn lichaam werd op het eiland Snnian begraven drie maanden later heb ben de Portugeezen het opgegraven om het naar M-lak ka te tr?nsiorteerenhet was nog geheel gaaf Zés maanden later heeft men het opnieuw' on ge Traven en het zag er vit alsof hét nng leefde. Hel gave lichaam' ^h'rd naar de Paulus- kerk in Goa gebracht maar in 1554 werd het bi:?ezet in de kerk van den Goeden Herder waar het thans nog rust en ieder j?ar ter vereering wor't uitepsteld. Financiën en Economie C. A. Brenninkrreijer's Confectie- Bedrijven. Bijvoegsel No. 3085 der Stert. No. 225 be- \at de gewijzigde statuten der N.V. C. en A. Brenninkraeijcr8 Confectiebedrijven te Amsterdam. De vennootschap draagt den naam: N.V. Beleggings Trust, is gevestigd te Amster dam en heeft ten doe', het verwerven, be- heeren, exploiteeren en vervreemden van fondsen en andere zoowel roerende als on roerende zaken, het geven en nemen van eredieten, het uit'eencn en ter leen opne men van gelden met of zonder hypothecair verband of andere zakelijke zekerheid, het deelnemen in andere ondernemingen, als mede het voeren van financieel beheer, een en ander zoowel voor eigen rekening a's voor rekening van derden, alles in den rnimsten zin des woords. Het maatschappe'ijk l xpitaal bedraagt 2,000.000, verdeeld in 2000 aandeelen, elk groot 1000. waarvan 1500 aandeelen zijn geplaatst en volgestort. De aandeelen luiden op naam. Zij zijn door oopend genummerd van 1 tot en met 2000. De vennootschap wordt bestuurd door ten minste drie directeuren. D:ze rtegenwoordigen haar in den meest uitgebreiden zin in en buiten rechte en hun is de geheele leiding van de zaken der vennootschap ongedragen. Zij zijn, met inachtneming van hot in de statuten bepaalde, bevoegd tot alle daden, zoo van beheer als van eigendom, welke tot den werkkring van de vennootschap be- hooren. „Zeg eens. Hansje, je krijgt een dubbel tje. als je tegen niemand ve.lelt, d; t ik je zuster gekust heb." „Ik krijg gewoonlijk een kwartje." Er waren eens drie broers, die gelukkig en tevreden bij elkander woonden. Hun eenig bezit, dat zij van hunne ouder» ge ërfd hadden, was een prachtige groote pereboom. En terwijl twee broers om beur ten gingen werken om den koet te verdie nen, bleef de ander thuis om den boom, hun sohat, te bewaken. Op zekeren dag zond God één zijner en gelen naar de aarde, om te zien hoe het met de menaciien ging. Hij moest ook naar de drie broeders gaan om, als het noudig was, en zij het verdienden, te Helpen. Toen de engel op de aarde kwam» nam hij do gestalte aan va i een bedelaar en zoo ver scheen hij voor den oudsten broeder, die juist met de bewaking van den pereboom belast was. „Uch, brueder, geef mij toch ook een van die heerlijke peren. Ik heb zoo'n honger zoo sprak de engel tot den man. Zeer be reidwillig plukte deze een peer af en zei: „Hier, .van mijn deel kan je zooveel krij gen als je maar wilt, maar van de rest durf ik nieta te geven, want die behooren aan 1 mijn broers". I De engel dankte en vervolgde zijn weg. Den volgenden dag, toen de zon hoog I aan den hemel stond, kwaui do engel weei voorbij den pereboom. Nu zat de tweede broer onder den boom, droomend in de blauwe lucht te starenEn wederom verzocht de engel om een peer. Bereidwillig sprong de man op en gaf den engel een der mooiste vruchten: „Hier heb je een lekkere sappige peerl Van mijn ueel kan ik geven zuoveel ik wil, maar de andere behooren aan mijn broers". Uok nu dankte de engel en vervolgde zijn weg. Zoo gebeurde het ook den dor den dag, toen de jongste der drie onder den boom zat en aan den bedelaar een fijne peer schonk. Nauwelijks was de zon den volgenden morgen opgegaan, of daar trad de engel de woning der drie broeders binnen, die zich juist gereed maakten, om naar hun werk te gaan. Thans was hij als monnik verkleed. „Kom, ga met mij mee", sprak hij tot de drie mannen. „Ik zal u allen een beter en gemakkelijker leven schenken". En de lino broeders gelóófden hem. Zonder een woord te spreken stonden zij up en volgden den engel. Toen zij eeu half uur geloupen hadden, kwamen zij aau een breede beek, die zoo heerlijk vooit- kabbelde, dat het een lust was het vroolij- ke spel der gerimpelde golfjes te zien. Toen vroeg de engel aan den oudste der broeders: „Wat zoudl gij gaarne hebben?" En zonder lang na te denken, antwoord de deze: ,.AIs ik wenschen kon wat ik wilde, nu, dan zou ik blij zyn wanneer al het water dat hier in de beek zoo vroolijk ruischt, i wijn was en dat hij aan mij toebehoorde', j De engel hief zijn staf op, sloeg hot kruisteeken over de beek en zie.... het water der beek was veranderd in den kos- I tolijksten wijn.... kuipers waren druk bo zig met het maken van vaten.. een leger I van knechts schepte den wijn in gruote ton- 1 nen en brachten hem m de kelders, om af te tappener was ineens een lroel doi p. „Uw wensch is thajis vervuld", sprak de engel, en hij ging met de beide andere broers verder. Zoo kwamen zij bij ecu veld, waar de prachtige, donzige paurdenbloo- meu in heerlijken overvloed bloei len; zoo ver het oog reikte, zag men niets dan lange stengels met pluizige balletjes, iuen wend de de engel zich tot den tweeden jonge man „Wat zoudt gij wel wenschen?" En deze antwoordde, zonJer zich lang i te bezinnen j „Wanneer ik wenschen mocht wat ik wil de, dan wenschte ik dat ik de eigenaar En weder hief de Engel dos Herren zijn stok en toen hij het kruisteeken over hot veld gemaakt had, zietoen graaide er, zuover het oog reikte, een reusachtige kudde schapen. Helder geverfde huizen vormden nette straten, vlijtige nienschen druegen de melk in emmers weghier schepte men den room er af, ginua werd de kaas bereid.... er was een heel dorp ont staan. „Uw wensch is thans vervuld", sprak de engelToen nam hij den jongste bij de liand en samen gingen zij verder. „Spreek, wat verlangt gij?" vroeg de en gel hem. „O", antwoordde deze, jfals ik mijn wensch zeggen magik heb er slechts één. God de Heer moge mij een vrouw schenken van echt christelijk gemoed en met een zuiver en rein hart". „Dat is moeilijk", zei de engel, „er rijn op liet oogenblik maar drie zulke vrouwen op de wereld. Twee zijn er getrouwd en de derde wordt reeds door twee andere min naars begeerd Nog langen tijd liepen zij zoo zwijgzaam naast elkaar voort, tot zij tenslotte in de stad kwamen, waar het meisje met chris telijk gemoed en rein hart woonde. Het was de dochter van den koning. Beiden gin gen nu naar den koning, om de hand zijner dochter te vragen. Doch de twee andere minnaars waren ook reeds daar en had den hunne appel» op de tafel gelegd. Ook de engel traj nader en legue een gouden appel bij die der machtige prinsen. Toen sprak de koning: „Wat zullen wij doen? Zijn deze twee gem beieLaar», wan neer wij ze met de beide machtige konin gen vergelijken? Ik weet werkelijk niet, hoo ik deze kwestie tot een goed einde moet voeren". „O, niets is gemakkelijker dan dit", sprak de engel: „ziet, de prinses zal van daag nog drie wijnstokken in den tuin planten en er bij vermelden van welken minnaar ze zijn. En wiena wijnstok nu mor gen rijpe druiven draagt, zal de prinses lot echtgenoote krijgen' Zoo gebeurde het. Het meisje planito nog denzelfden dag drie wijnstokken in den tuin en ieder dei' drie droeg den naam van een der huwelijkscandidatcn. Eindeloos lang duurde de avond de rwcht.voor alle drieZoodra de morgen schemerde ijlden alle drie ongoduldig naar den tuin.... De koning wa» reeds aanwezig, om te zien hoe het er met de wijnstokken bij stond. Hoe verbaasd waren allen, toen zij za gen, dat de wijnstokken der beide koningen verdord waren, terwijl die van den armen bedelaar vol heerlijke, rijpe druiven hing. De koning kon zijn woord niet meer her roepen en met een zwaarmoedig hart gaf hij zijn kind aan den armen daglooner. Toen zij na de trouwplechtigheid uit de kerk kwamen, voerde de Engel dos Heeron het jonge paar ver, in het diepste van het woudDaar liet hij hen plotseling al leen Een lang jaar was intusschen voorbij ge gaanToen sprak de Heer weer tot den engel: „Daal neder naar de aarde, zie hoe hot met ile nienschen gaat en wanneer zij eon zwaarmoedig leven leiden, breng dan zon in hun droef bestaan...." Toen de engel weer op aarde kwam, naui hij hetzelfde bedelaarskleed weer aan en kwam zoo bij den oudste dor broeders. Het dorp wa» uitgegroeid tot oen stad en het was duiuelijk te zien, dat zij voortdurend in welvaart toenam. De engel klopte aan do deur van «len oudsten broeder en verzooht hein om een glaasje wijn. „Kun je begrijpen", riep hij, „als ik ieder een een glas wijn moest geven, dan zou net al heel spoedig met mijn rijkdom gedaan zijn. Nee, vriendje, als je dorst hebt ga dan inaar naar de bron. Die is voor armen bestemd". Toen zwaaide de engel zijn staf en riep met douucrenue stem: „Zoo hebt gy Gods goederen beheerdl Gy zijt niet waard deze gaven te bezitten 1 Keer terug naar je pereboom en slijt ver der je leven ais dagluuner". Nauwclyka hau de Engel deze woorden gesproken, of de stad veidwecu. Over ue beeic legde zich een dichte nevel en de man dio gisteren nog rijk was, zat nu onder zyn pereboom, zoo arm als Job. Ondertusschen vervolgde de engel zyn weg een kwam bij den tweede der drie broeders. Het dorp had zich tot een flinke stad ontwikkeld. De engel klopte aan de deur van den tweede dor drie broeders en trad binnen. Daar zag hij den inan aan tafel zitten. Hy zat zóó ijverig zijn winst te becijferen, dat hy niet eens bemerkte, dat de ongci wsu binnengekomen. „Broeder, geef me ter liefde Gode toch een stukje kaasik heb honger", »prak de ongel. „Waar zou het toch met mij naar toe moeien, als ik lederen dagdief van mijn kaas moest laten eten?.... Maak dat je weg kutiit, zie je dan niet, dat ik hot veel te druk heb?" „Gij beheert uw goed slecht", antwoord de de engel, „ge bont niet waard deze ga ven te bezitten. Keer terug naar je pore- buom en slijt verder uw leven als dag looner". De engel hief den stok op en allee ver dween als in een nevel. Up hetzelfde oogen blik zat de tweede der drie broeders on der de-n peioboom en hij meende gedroomd te hebben. En verder.... verder was de engel voort getrokken, urn ook den jongsten Oroeder op te zoeken. Ten slotte kwam hy in net woud, waar een armzalig hutje stond. De avondschemering daalde ree.e over het woudhet haurdvuur was reeds van verre zichtbaar en horten, reeën, hazen, zelfs vossen, wolven cn beren de vogel tjes sliepen reeds zij lagen vreedzaam voor de deur. De engel zag door het raam: een lieflijk beeld onrolde zich thans voor zijue oogen: daar zat de prinses, die met den daglooner getrouwd was: zij zong haar kindje in slaap. Do vader zat in een hoek en het was dadelijk te zien, dat het kleine gezin, ondanks de grootste armoede, gelukkig wa» en tevreden. Nó ging de engel het vertrek binnen, groette vriendelijk cn vroeg om onderdak voor den nacht. Beiden sprongen op, ver welkomden den gaat en leidden hem naar den leunstoel by het vuur. „Ach, vergeel ons, dat wij u geen beter onderdak kunnen bezorgen. Doch wij zyn slechts arme nienschen ei kunnen u niets beters bieden". „Ik ben tevreden met wat gij mij geven zult". Vlug ging de vrouw heen om voor hun gast een maaltijd te bereiden. Zij waren doodarm cn stampten de schors van do hoo rnen fijn, om daur brood van te bakken. Zulk brood maakte de vrouw ook nu ge reed. Toen het doeg klaar was, lichtte zij een te-gcl uit den vuurluiurd op, legde hei deeg in de opening, dekte deze weer toe, en wachtte tot het gerezen was. De wan was ondertusvehen in een druk gesprek gewikkeld met den engel. Na ecnigen tyil ging de vrouw nog eens naar het deeg kijken, cn zie-dit was zoo hoog gerezen, dat zelfs de stocn mee omhoog gegaan was. Er lug een heerlijk wittebrood en de vrouw en de man hieven dankbaar de handen ten hemel en loofden den Heer voor Zyn goedheid, die hun in staat gesteld had, hun gaat te ontvangen zooals het behoorde. Zij zetten zich aantafcl om te eten. De vrouw haalde water, maar zie, tot hunne groote verbazing waa de kruik uiet met wa ter, maar met besten wijn gevuld. Nu stond de engel op, zegende met zijn staf de hut en eensklaps wa» deze veran derd in een koningspaleis. Toen verliet de engoi hen cn beiden leef den nog vele jaren als goede christenen met hun kinderen, tot de dood hen tea Pa- radijze geleidde.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1931 | | pagina 7