ZOETERWOUDE ROND HET JAAR 1800.
WOENSDAG 23 SEPTEMBER 1931
DE LE1DSCHE COURANT
DERDE BLAD PAG. 9
Rossen schoolmeester op dit dorp in plaats
van den Aug. Polderman, die nu stads
schoolmeester te Vlaardingen is.
Vroeger stond aan het slot Cronenstein
bij Lammen een Kapel, die door de St. Jans
Heeren uit Haarlem werd bediend. Deze
•kapel was toegewijd aan de H. Maagd Maria
en men treft daaromtrent aan, dat door
Lucas, Bisschop van Sabrnea, aan een
ieder, die deze kapel op bepaalde dagen
bezocht honderd dagen aflaat kon ver
dienen.
De R.K. Kerk is in de Zuidibuurt gede
gen. Dit is ook een zeer mooi gebouw en
bergt oen prachtig orgel. De pastorie of
woning van den Pastoor is naast de kerk
gebouwd. De gemeenten Bent-huyzen, Zoe-
terwoude, Zoe term eer en Stompwijk vorm
den vanaf de hervorming tot op 1658 een
parochie, doch sedert dit jaar heeft dit
Ambacht een eigen pastoor. De ZeerEerw.
Heer Willem Ypelaar was de eerste pastoor
van deze parochie. Men treft hier ook aan
het 'Ktechthuis een gewone herberg staande
aan den Rhijndijk.
Kerkelijke Regeering.
De gereformeerde gemeente bestaat uit
een predikant twee ouderlingen en twee
diaikenen. In 't jaar 1793 werd alhier tot pre
dikant. beroepen Jaoobus Roelofs, deze is
hier echter niet lang geweest, daar 'hij in
het jaar 1798 naar Streefkerk werd beroe
pen, dat door hem werd aangenomen. Hij
gaf 28 Mei 1798 zijn afscheidspreek. De
C.H. Duitsche predikant te Moerkapel werd
hier beroepen en bevestigd. De Roomsche
Gemeente werd bestuurd door een Pastoor
met arm- en Kerkmeesters. Sinds het jaar
1791 is Cornelis Bakker Pastoor dezer Pa
rochie.
Wereldlijke regeering.
De Crimineele Jurisdictie werd door den
Balluw en eenige voorname mannen van
Rhijnland gevormd. Het heem, of water-
recht door een dijlkreohter en Heemraad
bestuurd, naar bepalingen van het 3e
Kwartier van Rhijnland, waarvan de hoofd
plaats Zoetermeer was.
Volgens de gegevens, die wij van die
heerlijkheid aan treffen blijkt dat de Hoe
ren van Zwieten ook als Ambaohtsheeren
van Zoeterwoude bekend zijn. Hierover
lezen we het volgende: dat Mr. Willem van
der Coulsfcer, zoon van Ysbrand van der
Ooulster en Magteld van Alkemade, ge
trouwd is geweest met een Josiena van
Zwieten, waarvan een barer dochteren ge
naamd Agatha van Ooulster in het jaar
1563 vrouwe van Zoeterwoude geworden is en
later met Jan van Ouylenburg huwde, uit
welk huwelijk 4 dochters voortsproten. De
3e dochter, Maria van Cuylenburg heeft la
ter de Ambachtsheerlijkheid gekregen. Zij
huwde met Ysibrand De Merode.
Aan deze familie bleef dit Ambacht tot
in het jaar 1610. In laatstgenoemd jaar
werd höt verkocht aan de stad Leijden.
De plaatselijke regeering bestaat uit 7
leden een schout, Secretaris en een bode.
Burger Albert Olaverwijde was hier
schout en Secretaris, en bode is Burger
Gijsbrecht en Franschen. Voor zoover be
waren hier geen privilegiën of voorrechten
'kend waren hier geen privilegiën of voor
rechten.
De bevolking legt zich voornamelijk toe
op den landbouw, maken van boter en kaas.
Men treft hier, bleekerijen, Papier,- Zaag
en Houtmolens, Warmoezierstuinen en
kalkbranderijen aan. Dit kwam niet alleen
aan de bewoners van het Ambacht ten
goede maar ook profiteerde hiervan, de
stad Leijden.
Wat uit de oudste historie kan worden
nagegaan is dat Zoeterwoude waarschijn
lijk door de belegering van Leijden ernstig
te lijden gehad zal hebben. Vooral omdat
men aanneemt dat de Schans van Lam
men door den Hertog van Al va is verde
digd geworden, die zich toen in het huis
Cronenstein gevestigd had.
Vele adelijke gebouwen zij.n in den loop
der tijden in het Ambacht gesloopt als het
Huis te Zwieten, omringd met 98 morgen
land. Het huis te Rooden of te 'Rbaden-
berg, het huis te Meerborg, het huis te
Rijnegom, het huis te Cronestein, het huis
te Boschbuizen enz. Twee keer per week
vaart de dorpsschuit en ook een schuit uit
de Weijpoort naar Leijden. Voorts kan men
met. de gewone markt en veerschuiten als
ook met de beurtschepen van de Leidsche
Schouw en Lammen dagelijks van hier naar
alle omliggende plaatsen. Elke week vaart
van hier en Leijderdorp een schuit naar
Amsterdam en terug. Dc voornaamste her
bergen of logementen op 't dorp zijn de Ros
kam en het Schippershuis; aan de Noord-
buurt de Olyphant; aan de Lammen do
Vink; in de Weijpoort de Musoadel; aan
den Rhijndijk het Fontijntje en het Recht
huis; deze laatste is een zeer mooie her
berg.
door de St. Jans Heeren uit Haarlem.
De tegenwoordige kerk is zeer ruim en
grooten is aan beide zijden met een ka
pel uitgebouwd (kruiskerk). De kapel aan
de rechterzijde van het koor (priesterkoor)
is bestemd tot zitplaats voor de geloovi-
gen terwijl de kapel aan de linkerzijde vooi
Kerkenraadskamer is ingericht. Het dak
der kerk is zeer sterk gebouwd. De toren
is zoo geplaatst dat het onderstuk een
portaal vormt, -dat toegang tot de kerk
geeft.
Aan den ingang is aan de rechterzijde
een armbus geplaatst waarop staat: „Ge
denk aan de Kerk" aan de andere zijde
een tweede bus, waarop staat: „Gedenkt
den Armen"boven de laatste bus is te
vens een hout bord geplaatst waarop
staat:
.,0, menschen wild TJ ontfermen.
Terwijl gij leeft hier op d'Aard.
Gedenkt aan den Armen
Als of gij zelfs arm waard."
Anno 1730.
De preekstoel staat midden in de kerk,
het rugstuk is niet van hout, zooals ge
woonlijk, maar van glas. Rechts naast den
toren is een ruimte tot berging van de
brandspuit aan de linkerzijde een ruimte
tot berging van „Doodbaaren".
De vloer der kerk ziet er zeer vervallen
uit. Op een zerk vlak voor den preekstoel
leest men:
„Gelukkig die zig voorbereid,
„Ter zaalige onsterflijkheid,
,.Met Jezus werd zijn Ziel vereend,
.Schoon 't Graf bewaard het koud
gebeent."
1777. Jan Linklaan.
Vroeger had deze kerk prachtige geschil
derde ramen, waarop de wapens der ste
den van Haarlem en Leijden alsmede van
de families der Burgemeesters van Leij-
dn, Ambachtsheeren van Zoeterwoude
voorkwamen.
Bijzonder mooi was een der ramen van
het koor, voorstellende een opstaande
leeuw, die in zijn klauw een speer hield,
waarop de vrijheidshoed hing in zijn an
deren klauw het wapen van Leijden. Daar
onder stond dat de heeren Burgemeesters
der stad Leijden, de Ambachtsheerlijkhe-
Men verhaalt ons dat hier eertijds een
bosch, woud of foreest zou geweest zijn.
Hier groeide uit de natuur zeer weelderig
klaver dat voor het vee een zoet en aange
naam voedsel is Daarom zou men deze
plaats „Zoeter woud" genoemd hebben,
waaruit later de naam „Zoeter woude" of
„Zoeterwoude" is ontstaan. Men voegt er
zelfs aan toe dat om dezelfde reden het
Wapen van het Ambacht drie klaverbladen
voert. Ons lijkt dit evenwel ver gezocht.
Ook verluidt het, dat het vroeger „Zwet-
terwoude" geheeten zou zijn naar een wa
tertje, dat de Zwet heet, en niet ven van
dorp stroomt. Wij vinden waarover ver
meld:
„Aangaande Soeter of Swettewoude,
„hetwelk van ouds Suetterwoude wordt ge-
„boekstaaft, de (u) vocaal en medeluiden-
„de voor een (v) ofte (vouw) genomen, zoo-
„als vroeger gebruikelijk was, en door
„deze uitspraak de naam van Zwetterwou-
„de in Soeterwoude schijnt veranderd te
„zijn."
Een andere lezing is dat de oorsprong
van dien naam komt van de Zwet, welke
door een Sluis Rhijnwaards loosde, waar
ook het Slot en hofstede van Swetten. la
ter Swieten, op de hoek van deze monding
gelegen.
De eigenaren van deze hofstede werden
genoemd Ambachts-Heeren van Soeterwou
de, en grondeigenaren van het land dat
om de Hofsted gelegen was, werden ge
noemd Heeren van Swetten en Swieten.
De schrijver der Kerkelijke Oudheden
van Rhijnland is mede van oordeel, dat de
naam van dit Ambacht voortkomt uit het
water de Swet. Een gedeelte van de
Vaart, die achter dit Ambacht loopt, draagt
nog den naam van Swet. Met deze bijzon
schriften vonden en waarin vermeld wordt
dat in deze streken Romeinsche Pennin
gen gevonden zijn en voornamelijk daar
waar eertijds het huis te Rodenburg zou
gestaan hebben en dat uit de opschriften
blijkt.
„In Caenubium, Romenburg probe, Lei-
dam ad Veterus Rheni, Alreum"; d.w.a,.
„Gevonden in een klooster op Roonburg,
bij Leijden, aan de uitwatering van den
Ouden Rhijn."
En voorts:
„Imp, Caes, L. Septimius, Severus, Aug.,
St. M. Aurelius, Anthonius, Caes, Coh,
Armamentarium, Vetustate, Conlapsum,
Restreturent, Sub, val, Pudente, Legi,
Aug, Pr. Cuz. dat wil zeggen:
Lucius Septimius Severus, tegen woordig
Keizer en Marcus Auraelius Anthonius,
medekeizer, hebben het vervallen wapen
huis voor de vijftiende vrijwillige Krijgs
bende, doen herbouwen, onder Valerius
Prudens, Keizers Stadhouder.
De eerste van genoemde Keizers is in
het jaar 168 na Christus en laatstgenoem
de den 17en Maart 180 na Christus gestor
ven.
Uit deze opschriften blijkt dat hier der
halve in de 2e eeuw na Christus een her
bouwing van het wapenhuis plaats had. In
het jaar 1316 stond in dit Ambacht een
kerk.
De grootte van Zoeterwoude is zeer uit
gestrekt. Volgens gegevens wordt het ge
schat op 3648 morgen lands, 110 Roeden,
behalve nog 3 morgen lands welke buiten
de Koepoort van Leijden waren gelegen en
op die van het jaar 1732 379 huizen en 13
molens. Hieruit blijkt dat in dit Ambacht
in tijd van honderd jaar 142 huizen en 13
molens werden bijgebouwd. Bij de alge-
meene Volkstelling in 1795 bedroeg het
aantal bewoners 1829.
Kerkelijke en Godsdienstige
gebouwen.
Hiervan noemen wij als oudste de Gere
formeerde Kerk. Dat deze van oude da
tum is blijkt uit de copie van een testa
ment van een zekeren Pieter van Leijden,
die Kannunik was der St. Pieters Kerken
van Leijden, Utrecht en Middelburg en
Pastoor van Zoeterwoude. Deze heer van
Leijden belooft en sticht met genoemd tes
tament in den Winter van 1316 op Dins
dag voor St. Maarten vier altaren in de
St. Pieterskerk te Leijden alsmede jaar
lijks 300 gulden, zijn huis en eenige lande
rijen alsmede een kelk en zijn brevieren
onder voorwaarde dat een der Vicarissen
in de kapel, waarin zijn Moeder begraven
lag dagelijks de H. Mis zou lezen. Wij kun
nen hieruit wel niet de juiste stichtings
datum opmaken maar constateeren, dat
deze kerk in 1316 reeds een eigen Pastooi
had. Gezien de bouwtrant zou men mogen
aannemen, dat dit dezelfde kerk is. Wij
weten evenwel dat ten tijd van Al va bij
het beleg van Leijden, de meeste Rhijn-
landsche kerken verbrand zijn. Volgens
de gegevens van Goudhoeven is deze kerk
niet gespaard gebleven, zoodat wij er aan
gaan twijfelen of dit wel dezelfde kerk is.
De eerste kerk, welke hier voor de hervor
ming werd gebouwd was toegewijd aan den
H. Johannes den Dooper en werd bediend
Oorsprong van den naam.
den van Zoeterwoude, Stompwijk, Teelin-
gerbroek en den Leidzendam in den Jaare
1610 gekocht hebben van Jonckheer Ys-
brand van Merodevorts trof men er op
aan de wapens van de Burgemeesters van
het genoemde jaar, enz.
De pastorie of woning van den predikant,
dat vroeger de pastorie van de St. Jans
Heeren uit Haarlem is geweest, is een lief
aangelegen goed met een mooi huis en
tuin.
(Deze beschrijving is ontleend aan een
geschrift, dateerend van 1805; wij hebben
het in het tegenwoordig Nederlandsch om
gezet, hier en daar de letterlijke tekst be
houdend).
Dit ambacht is bekend om zijn mooi en
afwisselend natuurschoon, vooral in de
richting Leiden.
Het is gelegen in de Heemraadschappen
van Rhijnland, ten Noord-West en grenzen
de aan Voorschoten, waarvan het door de
Vliet of trekvaart, van de stad Leijden
tot aan Stompwijk, werd gescheiden; ten
Zuid-Westen aan Stompwijk, ten Zuid-
Oosten aan Zoetermeer en Zegwaard, van
waar het zich tot aan Leiderdorp uitstrekt.
Aan de Noord Oostkant van Zoetermeer
ligt de stad Leijden.
Het dorp, dat is dat gedeelte van het
Ambacht, waar de kerk staat, heeft een
oppervlakte van 1130 Roeden (vierk. roede
is 1 Are), dat ongeveer Vi uur gaans van de
stad Leijden is gelegen. Om den wande
laar de afstand van den weg te doen ken
nen, vindt men aan den weg tusschen
Leijden en Zoeterwoude houten palen, waar
op het wapen der stad afgebeeld is. De
kerk op het dorp wijst de afstand van 1130
Roeden aan. Wanneer men evenwel de leng
te van Zoeterwoude langs de Hoflaan re
kent is de afstand tot Voorschoten 1461
Roeden. De weg van Leiden naar Zoeter
woude is aller aangenaamst en tevens zeer
gemakkelijk, zoowel voor rij- als wandel
weg. Deze laatste bestaat uit een beschulpt
voetpad door witgeverfde palen van den
rijweg gescheiden. De weg loopt door het
dorp tot aan Stompwijk vervolgens naar
Leidschendam en verder.
De bruggen, die langs dien weg over do
vlieten en watertjes liggen, zijn allen voor
zien van witgeverfde ballustraden of leu
ningen. Bij elk dezer is ten gerieve van den
wandelaar een rustbank geplaatst.
De zoo juist genoemde Hoflaan is een
prachtige wandelweg waar langs men van
het dorp naar de Leidsche Schouw gaat.
De Rhijndijk is eveneens een mooie en
gemakkelijke straatweg. Deze begint even
voorbij de Hoogewoerd, Poort van Leijden,
en gaat tot aan Leijderdorp, de buiten
plaatsen, tuinen en landerijen, welke men
langs deze wegen vindt zijn een lust voor
het oog. Behalve genoemde wegen zijn hier
in dit Ambacht nog vele anderen, zooals
de weg naar Zoetermeer en Zegwaard, Beut-
huyzen enz. alsmede nog verscheidene bin-.,
nenwegen en paden, die door dit Ambacht
heenloopen. Deze wegen worden allen" goed
onderhouden en niettegenstaande den zwa-
ren zanderigen grond zijn ze veel berer
begaanbaar dan de wegen welke men in
andere ambachten vindt.
De Vaart, welke dicht bij Leidschendam
uit de Vliet komt, loopt langs dit Ambacht
en Stompwijk tot aan Lammen, waar deze
weder in de Vliet stroomt en waaruit we
derom andere wateren, welke door dit Am
bacht loopen, ontstaan. Deze wateren, welke
zeer veel voordeel en gemak voor de be
woners, alhier, opleveren, zijn allen met
goede sluizen en doorlaten tot keering van
het hooge water voor de lagere polders
voorzien. De sluizen en doorlaten evenals
de hierboven genoemde wegen worden
allen goed onderhouden.
De grond is hier zeer vruchtbaar. De
landstreek is rijk aan mooie weilanden;
wij lezen daarover het volgende:
„Het Ambacht van Zoeterwoude bestaat
„meestal uit heerlijk weiland, zo, dat hier-
„uit uitneemende Booter valt, doch het is
„ons werk niet om te beslissen of hier de
„beste Booter gelegd word, die onder de
„naam van Leijdsche Booter bekend is,
„dewijl er meer Ambachten onder Rhijn-
„land naar dien roem dingen, gelijk ons in
„verscheiden Berichten tot de Beschrijving
„van dit Werk wordt opgegeven enz."
Over de vruchtbaarheid dezer landerijen
neme men kennis van de lezingen van
meerdere deskundigen. Men zegt., dat in dit
Ambacht het bemesten der landerijen uit
gevonden zou zijn. Hiervan konden wij ech
ter geen voldoende bewijzen vinden.
Van de Dorpsschool, welke tegenover de
kerk staat is niet veel te zeggen. Sedert
28 Juni 1798 is de Teunis Pietersse van
derheden voor oogen lijdt bet geen twijfel
dat de naam van dit Ambacht van deze
Hofstede of slot Swieten, voorheen Swet
ten genoemd, is ontleend. Deze meening
wordt nog verstrekt, waneer wij aannemen,
dat in den omtrek van dit slot een woud
of bosch geweest is, en dat daarom
Swieten of Swetterwoud zal geheeten heb
ben, later geworden" Soeterwoude.
De oorsprong van de naam is derhalve
wel te zoeken bij het water de Swet.
Stichting.
waar vroeger de oude Baamen stonden.
Volgens een oud manuscript, wordt de
grootte op 3895 Morgen, 320. 1/2 Roeden,
waarvoor aan verpanding wordt betaald
20419 pondeij. Verder vindt men, dat in
het jaar 1732 de grootte wordt aangegeven
op 3927 morgen.
Het dorp Zoeterwoude is op zichzelf niet
groot. Het is zeer ordelijk gebouwd en
zeer zindelijk bestraat. De voornaamste
straat gaat voor langs de kerk. Van de
huizen of gebouwen valt niets bijzonders te
vermelden.
Buiten het dorp treft men meerdere be
bouwde buurten of gehuchten aan zooals
de Leidsche Schouw, welke 3 a 4 woningen
telde. Het huis van den veerman of Com
missaris was wel het voornaamste. Voorts
trof men in den omtrek van het dorp nog
aan de Noord- en Zuidbuurt, de Minnen-
en Wijpoort, Gelderswouden, Benthuyzen.
In al deze buurten alsmede aan den Rhijn-
dijk en cp andere plaatsen van het Am
bacht trof men mooie boerenwoningen en
andere gebouwen aan.
In het jaar 1632 telde men 237 huizen en
Von de stichting is geen juiste tijd te
bepalen. Met groote zekerheid mogen wij
aannemen, dat de Romeinen de grondleg
gers van dit Ambacht geweest zijn. Wij
schreven met groote zekerheid, omdat het
bekend is, dat de Vliet die van uit Leij
den langs dit Ambacht tot aan Leidschen
dam stroomt vroeger heette Corbulo's-
gragt. en door den Romeinschen veldoverste
Dommitius Corbulo 48 na Christus is ge
graven. Deze meening wordt nog ver
sterkt door hetgeen wij in andere ge-