DE MILLIOENENNOTA WOENSDAG 16 SEPTEMBER 1931 DE LEIDSCHE COURANT DERDE BLAD PAG. f BESPIEGELINGEN OVER DE TROONREDE. KORTING OP DE SALARISSSN VERHOOGING VAN DE INVOERRECHTEN HEF FING VAN BELASTING OP BENZINE STOPZETTING VAN DE ZUIDERZEEWERKEN. Het is het gebruik, dat als de Koningin over den algemeeroen toestand des lands gesproken heeft, ook de kranten een duit in 't zakje doen. Hoe leeger de inhoud is van de Troonrede spottend wel eens het „Troonpraatje" genoemd des te langer de beschouwingen, die de bladen er aan wijden. Hoe vager de plannen der Regee- ring in woorden gekleed gaan, des te ge makkelijker immers is het bespiegelen. Men moge hieruit de conclusie trekken, dat de Troonredebeschouwingen dit jaar in lengte omgekeerd evenredig waren met de inhoud van de Koninklijke Boodschap. Het is „treurmuziek" aan alle kanten: De noodklok. „Men zou deze sombere Troonrede evengoed een Crisis-rede kunnen noe men" jammert „De Tijd". De noodklok luidt van de eerste zinsnede tot de laatste Van Nederland tot de Kolo niën. Met een ernstig accent werden het vorig jaar de Staten-Generaal geopend, maar ditmaal heeft de stem der malaise wel heel zwaar in 's lands vergaderzaal aangeslagen. De Neder- landsche zorgen passen in de reson- nans van den Duitschen nood, van de crisis-kreten in Engeland, geschrokken voor de gapende begrooting, en van de internationale klachten, die de wereld meer vervullen dan de in ternationale samenwerking. Zeker beteekent deze Troonrede, dat de nieuw geld vragende sociale wetgeving stop wordt gezet, zonder dat echter de bestaande wordt afge broken. Dat „de plannen, welke de Kegeering aanvankelijk had gevormd, wijziging moeten ondergaan", slaat onmiddellijk op de bindendverklaring der collectieve arbeidsovereenkomsten het vorig jaar aangekondigd, en al wat voor ouderdom en ziekte even wenschelijk blijft als de bedrijfsgewij- ze organisatie in de lijn van het Ka tholieke program. Maar Minister Ver schuur zal van de inleiding der wet telijke bedrijfsorganisatie tenminste niet aflaten. Zijn woord op het R.-K. Congres te Utrecht had in de Troon rede gerust wat „versterkt" mogen worden. Ongetwijfeld zal hij niet be ginnen met bedrijfsraden, die ten doo- de zijn opgeschreven. Maar als zijn initiatief, rekening houdend met de bedrijfsrijpheid, de zaak vast op gang brengt, zal zij na den eersten aanloop wel verder geraken. Er is een uitdrukking in de Troonrede welke eenigszins vroom aandoet, maar het allerminst is, waarschijnlijk het beroep op buitengewone ingetogenheid en of ferzin". Die offerzin riekt naar salarisverlaging. Nu is offerzin een schoone Christelijke deugd, maar het is er mede als met „het blijde gezicht", waarmede Snowden onze Engelsche buren die er even ellendig aan toe zijn aanwakkerde offers aan de Staat te brengen. De Engelsche corres pondent van de „Msb." teekent daarbij, aan: „Het blijde gezicht is overigens van ondergeschikt belang, want als men de offers niet brengt, dan worden ze gehaald, onverschillig of men er blij mee is of niet." Een hardnekkig gefluister. Ook de Botterdamsche redactie van De Maasbode komt even onverbloemd voor haar opvatting aangaande „offerzin" uit: De „offerzin", waarvan de Troon rede met voorbedachten rade ge waagt, zal zeker van de landsdiena ren worden geëischt. Men fluistert, hardnekkig, dat er tijdelijk en met inachtneming van degressie, 5 pet. zal worden gekort op de salarissen. Welnu, indien de Kegeering naast tariefverhooging, naast benzinebelas ting, naast beperking van de uitga ve voor defensie, en mèt inachtne ming van de belangen der kleinste inkomens en der gezinnen, werkelijk geen kans ziet de begroóting sluitend te maken tenzij door zulk een verla ging van de ambtenaren-salarissen, als door de daling van zekere levensmid- delenprijzen niet onrechtvaardig schijnt, dan zouden wij deze verlaging, hoezeer wij haar uiteraard voor de belanghebbenden betreuren niet a priori durven afwijzen. Overigens ge- looven wij niet dat een dergelijke verlaging heel veel gewicht in de schaal zou werpen. Zij kan zeker geen 10 millioen opbrengen Het getuigt wel van koopmans-achter- docht van ons koopmans-blad, dat het ofschoon er een millioenentekort is nog gaarne wil weten, waar de „overschotten" gebleven zijn: In dit verband zal menigeen echter met ons de vraag stellen, of de vroe ger door ons steeds voorspelde en hardnekkig terugkeerende overschot ten thans niet tot haar recht kunnen komen. Minister de Geer heeft wel herhaaldelijk betoogd: „zij zijn opge soupeerd", maar met prof. van Gijn meenen wij toch, dat, deze overschot ten wel ergens als stille reserve zullen schuil gaan. De Utrechtsche belofte. En het blad vervolgt: Dat minister Verschuur de reeds niet onduidelijke Utrechtsche belofte omtrent de wettelijke bedrijfsorgani satie op afdoend duidelijke wijze be vestigt was te verwachten. Moge de bindend verklaring der collectieve overeenkomsten al worden uitgesteld niet geheel ten onrechte alö men be denkt, dat daarvoor toch alleen aller eerst de „beschutte" bedrijven met de meest beschermde arbeiders in aamnerking kunnen komen ander zijds schijnt naar ons ter oore kwam, een verbetering van de Invaliditeits wet, met het oog op de ouderdomsver- zekering in zicht, terwijl de Troon rede spreekt van een wettelijke, be scherming van de arbeiders in de huis industrie. Dit zal het ontwerp zijn, gemaakt in aansluiting op de desbe treffende Geneefsche conventie, dat reeds aan het advies van den Hoogen Baad van Arbeid onderworpen is. Het Handelsblad heeft zich de sombere toon van de Troonrede zóó aan getrokken, dat het er „onbehagelijk" van geworden is. De crisis kwam als een donderbui. Wel interessant is de aanhef van deze beschouwing: De toestand van handel en nijver heid geeft in menig opzicht stof tot dankbaarheid". Lezer, verbaas u niet: dit is geen citaat uit de heden uitgesproken Troonrede, maar uit die van 17 Sept. 1929, en wij geven het, slechts weer om te doen zifen, hoe de tegenwoordige crisis met de snelheid-van een onweer op ons neergekomen is. Nog maar twee jaar geleden kon men zoo'n blij moedig zinnetje over den toestand van 'handel en nijverheid te hooren geven en wat Ned.-Indië betrof kon men toen nog in het zelfde staatsstuk verklaren (na een opmerking over de „voor sommige landbouwproducten ongunstige verhoudingen op de we reldmarkt"): „De algemeene toestand kan niettemin bevredigend worden geacht". Het blad is uitermate teleurgesteld over een „tekort-aan-actie" van de Begeering en noemt de Troonrede een „ouverture zonder opera". De deftige Nieuwe Botterdam sche Courant heeft: „met instemming kennis geomen van dat gedeelte, waarin de Begee ring het vertrouwen uitspreekt, niet te vergeefs een beroep op de natie, op de groote zedelijke kracht van ons volk te doen, om aan de crisis het hoofd te bieden. Wij zouden daarin willen zien een beroep op samenwer king, eensgezindheid, niet slechts in het maatschanpelijk leven, doch ook in het politieke. In een tijd als deze is niets gemakkelijker, dan critiek en betwet.erii. Mogen deze drie bij uit stek Hollandsche gewoonten zich we ten in te toornen. Natuurlijk, van be ginsel kan niet dan tot schade van land en samenleving worden afstand gedaan. Niets is voor een land ver nietigender dan beginselloos, dat is karakterloos bestuursbeleid. Over stokpaardjes gesproken Dit is^ alles schoon gezegd, maar slechts een inleiding op het volgende, dat libera len en derlui geestverwanten allerschoonst zullen vinden, maar door ons minder wordt geapprecieerd: Maar waarvan thans eer dan ooit afstand moet worden gedaan is de par tijpolitiek, de genoegdoening van par tijverlangens, partijstokpaardjes, die wel misschien in een beginsel zoowat ingepast kunnen worden, doch 'die toch overigens weinig of niets prin cipeels hebben. Jammer is daarom, dat onder de enkele wettelijke maat regelen, die_ aangekondigd worden, er één is, die in deze Troonrede den in druk maakt aan Koomsche partijpoli tiek uiting te geven. Terecht wordt de bindendverklaring van de collectieve arbeidsovereenkomst terzijde gescho ven was nu echter daartegenover aankondiging van de wenschelijkheid eener wettelijke bedrijfsorganisatie noodzakelijk? Wij. zien er slechts eene aanduiding in, dat de regeering niet stevig in de schoenen der eensgezind heid staat. Hetzelfde punt heeft ook Het Vader- land tot peinzen gebracht, en ziehier de oplossing: En waarom men in deze moeilijke tijden de Begeeringstaak verzwaart door te wijzen op de wenschelijkheid van een wettelijke bedrijfsorganisa tie. zouden wij niet begrijpen, als wij niet inzagen, dat staatsman de Bruijn, den voorzitter van het B.-K Werklie denverbond, die in zijn vrijen tijd lid van de Eerste Kamer is, na zijn roerig optreden van de laatste dagen een kluifje moest worden toegeworpen. Het Huisgezin noemt den toon van de Troonrede beneden mineur en wijst er op, dat vélen niet anders zullen hebben verwacht. Wat de troonrede zegt, beant woordt trouwens aan de malaise-stem- ming. Wel treffen wij er een zin in aan, waarin de verwachting wordt uitge sproken, dat het Nederlandsche volk, zijn verleden getrouw, döor zijn groo te zedelijke kracht, onder Gods hulp, de moeilijkheden zal overwinnen, maar wij vernemen te weinig van het geen de regeering zal doen om die volkskracht te schragen". Aan de cijfers, welke de Minister van Financiën in de Millioenennota aan de Tweede Kamer verstrekt en die wij voor zoover van belang hierna publiceeren, voegt de Minister het volgende toe: De depressie. De ernstige depressie, welke op dit oogenblik in de geheel wereld woedt, heeft zooals vanzelf spreekt, haar invloed doen gevoelen ook op de raming der middelen voor het jaar 1932. De geheele middelraming blijft voor het aanstaande jaar ruim 63 millioen ach ter bij die voor 1931, zooals deze luidde na de verhooging va-n den gedistilleerd ac cijns. Daar bovendien de begrooting voor 1931, na de verhooging van dien accijns, sloot met een geraamd tekort van 5 mil lioen, stond de Begeering bij het opma ken van de begrooting voor 1932, bij ge lijkblijvende uitgaven, voor een tekort van 68 millioen. .Het is echter duidelijk, dat de uitgaven niét gelijk konden blijven. Imm.ers naast de opbrengst, van 's Kijks middelen moest ook die van de Gemeentefondsbelasting lager worden uitgetrokken. Hierdoor steeg de Bijksuitkeering aan het Gemeentefonds met 7.5 millioen. Alleen reeds ten gevolge van het terug- loopen der gezamenlijke inkomsten ont stond derhalve een tekort van rond f 75 millioen. Met het normaal accres der uitgaven ten gevolge van de bevolkingstoename is hierbij nog niet gerekend. Het wordt ge woonlijk geschat op 10 millioen 's jaars, en heeft natuurlijk ook dit jaar gewerkt, doch wordt wegens de onzekerheid van het be drag hier verder buiten beschouwing ge laten. Besnoeiing der uitgaven. Ten einde het zeer groot tekort van f75 niillioen te overbruggen, heeft de Be geering in de eprste plaats zich beijverd, op de uitgaven, voor zoover dat kon ge schieden zonder vitale belangen te scha den, aanzienlijke besnoeiingen aan te brengen. Het is gelukt, alle hoofdstukken der Bijksbegrooting beneden het eindcij fer van het loopende jaar te houden, sommige zelfs in zeer aanzienlijke mate. De bovenbedoelde besnoeiingen hebben f'pt het resultaat geleid, dat het gezamen lijk eindcijfer rond f 19 millioen lager is kunnen geraamd worden dan dat van het loopende jaar. Het tekort van f 75 millioen is hierdoor gedaald tot het bovenvermelde bedrag van f 49 millioen. Het. spreekt vanzelf, dat ook met een dergelijk tekort niet in zee kon worden Met de muts er naar gooien. De regeering kan niet alles, zij kan zelfs niet veel, maar zij mocht toch wel iets meer kunnen doen, dan ons in de Troon rede wordt geopenbaard, constateert D e Volkskrant, die er vooral zijn spijt over uitdrukt, dat juist in dezen benarden tijd omtrent een wettelijke regeling der werkloosheidsverzekering en een herzie ning der sociale verzekering niets verno men wordt. Het blad besluit: We krijgen ineens, na de afstraf fing die de Kamer de regeering heeft toegediend, een nieuwe verhaspeling van twee departementen toegezegd: Landbouw gaat naar het departe ment van .Arbeid, en stukken van Ar beid gaan naar Binnenlandsche Za ken. Waarom eigenlijk? Omdat Binnenlandsche Zaken an ders een departement zonder eenige beteekenis zou worden En is Verschuur in Landbouw, Ruys in Arbeid thuis? Het lijkt een beetje met de muts er naar gooien, iets wat van de heele Troonrede min of meer kan worden gezegd. De hoogste strijdvaardigheid het parool. Het Volk meent, dat er zelden een Troonrede is uitgesproken zoo dor, zoo leeg, zoo inhoudloos als de huidige, Het stuk bestaat nu voor negen tienden uit een reeks van meer of minder sierlijke frasen waaraan wij - geen behoefte hebben veel te beste- ^e.n'. er een hevige economische crisis heerscht en de schatkist daar onder ernstig lijdt, is bekend genoeg en daarover had de troonrede niet vele tirades ten beste te geven. Waarop het aankomt, dat is, tot wel ke voorstellen deze toestand de regee ring leidt. Maar daarover hooren wij niets. Wat een manier van doen En aan het slot van het artikel: Veel is uit de troonrede niet op te maken. Maar wel dat Financiën meer dan ooit de leiding heeft. De Geer re geert. De arbeidersbeweging houde het zich voor gezegd. Of de bezuini gingsmaniak Colijn of De Geer heet, doet niet ter zake. De hoogste strijd vaardigheid is het parool. i gegaan. En naast de bovenbedoelde be sparingen moesten andere maatregelen worden genomen. Korting op salarissen. Eén daarvan betrof een verdere beper king der uitgaven. Als zoodanig heeft de Regeering besloten tot een met 1 Januari a.s. ingaande korting op de salarissen. De overweging, dat een zeer groot deel van de bevolking in dezen tijd in inkomsten is achteruitgegaan en bovendien nog zeer onzeker is van de inkomsten, die het voors hands zijn overgebleven, alsmede de om standigheid, dat het index-cijfer sinds de laatste vaststelling van de w.edden met 7 k 8 pet. is gedaald, heeft, al kan in geen dezer beide feiten op zich zelf natuurlijk een reden tot salariskorting gezien wor den, het wel redelijk doen achten, dat, nu terzelfder tijd een aanzienlijke beperking der uitgaven volstrekt geboden is, ook de wedderegeling hiertoe in bescheiden mate bijdraagt. In het voornemen ligt een korting van 5 pet. onder aanbrenging van de volgende vier mitigaties: lo. zal zekere degressie worden toege past in dier voege, dat van de eerste f 1000 van alle wedden slechts 2 1/2 pet. zal worden gekort en van de volgende f 1000 van alle wedden van gehuwden eveneens slechts 2 1/2 pet.; 2o. zal de pensioengrondslag op het oude bedrag worden gehandhaafd, zoodat 'de pensioenen van de weddekorting geen nadeel zullen ondervinden 3e. zal de korting tijdelijk zijn, in dien zin, dat zij, indien zij niet te voren door een nieuw besluit is opgeheven of gewij zigd, na drie jaar automatisch vervalt 4o. zullen de kindertoeslagen aan de korting worden onttrokken en dus op 3 pc. van de vigeerende wedden blijven be paald. Door den voormelden maatregel zal het tekort tot ongeveer f 42 millioen worden teruggebracht. Nieuwe heffingen. Naast de tot dusver besproken beper king der uitgaven zal voorts eenige ver sterking der middelen niet kunnen worden gemist. Twee tegelijk met deze nota inge diende wetsontwerpen voorzien daarin. Het eerste strekt tot een fiscale verhoo ging van het bestaand tarief van invoer rechten, waarbij het normale percentage van 8 op 10 wordt gebracht, en in ver band hiermede ook de meeste der afwij kende percentages een soortgelijke ver hooging ondergaan. Het tweede ontwerp strekt tot de invoering ean een tijdelijke benzine-belasting, waartoe speciaal aan leiding gevonden is in de enorme daling, welke de benzineprijs in Nederland, in on derscheiding met dien in de omringende landen, in den loop van het laatste jaar ondergaan heeft. Een heffing van f 4 per 100 K.G. als in het ontwerp voorgesteld, beteekent een verhooging van den prijs per liter met ongeveer 3 cent. Zij zal ge durende drie jaren gelden en bij een vroe ger prijsherstel kunnen worden ingetrok ken. De opbrengst van het eerstgenoemde ontwerp wordt geraamd op f 11 millioen, die van 't tweede op rond f 10.5 millioen, zoodat het tekort hierdoor slinkt tot f 00 5 millioen. Terugstorting van batige overschotten. Ter overbrugging van het laatstgenoem de tekort voorzoover het niet zal wor den opgevangen, door de bekende „bespa ring" op de uitgaven, waarvan echter bij den huldigen opzet der begrooting geen groot bedrag mag worden verwacht heeft de regeering zich beraden een zoo danig deel van het overschot op het dienst jaar 1929, als financieel te verantwoorden is, aan den dienst van 1932 ten goede te schrijven. Na een uitvoerige uiteenzetting over de te voeren financieele politiek van „over schotten" komt de Minister tot de volgen de slotsom: Van het overschot van 58 millioen over 1929 mag 18 millioen worden gebruikt als sluitpost voor 1932. Deze sluitpost moet er dan mede zijn voor 1932. Daar er nog 40 millioen over is van 1929 en hierbij 22 mil lioen komt van 1930, zijn de 18 millioen voor 1933 beschikbaar met een restant van 44 millioen. Deze laatste 44 millioen zijn voldoende om den sluitpost ad 18 mil lioen te leveren voor 1934 en in datzelfde jaar het tekort van 26 millioen (over 1931) in te halen. Vertrouwen in de toekomst de onmisbare laatste sluitpost. Toch meent de minister, dat deze opzet thans kan worden aanvaard. Eenig ver trouwen op een betere toekomst moet in het huidig tijdsgewricht wel de onmisbare laatste sluitpost blijven. Mocht dit ver trouwen ongegrond blijken, dan zullen te zijner tijd nieuwe buitengewone maatrege len noodig zijn. De regeering hoopt, dat ook dan daarbij vitale belangen zullen kunnen blijven gespaard. Zij is van zins hier toe het hare bij te dragen, door in deze jaren zoo krachtig mogelijk te streven naar een verdere reorganisatie van den Staatsdienst, waarmede, naar de minister destijds aantoonde in het verleden reeds goede uitkomsten zijn bereikt, maar waar van de mogelijkheden toch niet zijn uitge put. Het is bekend, dat die reorganisatie niet gemakkelijk is, vooral niet in zoover zij, terwijl het nuttig rendement in den re gel ïordt betwist en niet priori voor den kleingeloovige bewijsbaar is, eerbiedwaar dige persoonlijke of locale belangen treft. De geschiedenis van den kantongerechten, van de postbetalingen, van de werven, gar nizoenen of ontvangerskantoren, die voor opheffing in aanmerking kwamen, en van zooveel meer, spreekt ten deze een duide lijke taal. Maar vertouwd mag allicht wor den, dat het „palma sub pondere crescit" ook hier bevestiging zal vinden in dezen zin, dat onder den druk der huidige tij den de heilzame plant der efficiency een steviger groeikracht zal vertoonen dan te voren wel het geval is geweeBt. Voor veiligheid dient gewaakt. Wij rijden op het oogenblik economisch en fiscaal in een nevel, waarin niet al te ver vooruit kan worden gezien en waarin bij het schaarsche licht, dat ons gegeven is, voor veiligheid op den nabijzijnden weg zoo goed mogelijk dient te worden ge waakt. „Niet te hard rijden" is daarbij de eerste eisch. De regeering wil zich beijve ren, zich hiernaar te gedragen en zij doet een beroep op allen, die verantwoordelijk heid dragen, welke politieke of maat- schappelijke idealen zij ook koesteren, haar daarin te steunen. Het is zoo juist, wat destijds door het orgaan van een strijdend vakverbond werd opgemerkt, dat het „een waan is te meenen, door machts ontwikkeling alleen de maatschappij te kunnen verplichten, meer te geven dan zij heeft." De jongste geschiedenis van twee groote nabuurstaten levert er opnieuw het bewijs van. Een verwijzing naar Engeland. De Minister wil zijn betoog niet eindi gen zonder er op te wijzen, dat de be hoedzaamheid, waartoe de daling der mid delen maant, in misschien nog sterker ma te gevorderd wordt door de omstandigheid dat de crisisuitgaven, welke buiten de nor male begrooting gehouden worden, een omvang dreigen aan te némen, die vér uit- gaat boven het bedrag, dat ten vorigen jare geraamd is als opbrengst van de nieuwe hiervoor ingestelde heffing. Voor het jaar 1931 zullen zij, zooals uit eerlang in te dienen suppletoire begrootingen zal blijken, ongeveer f 17 millioen bedragen. Te vreezen staat, dat in 1932 deze som nog zal worden overschreden. Inmiddels werkt, de oorzaak van die uitgaven in on getemperde kracht voort. Hoe langer zij werkt, des te breeder en dieper zullen haar fiscale gevolgen zich afteekenen. Vergete behoort niet te worden, dat ook die crisisuitgaven moeten worden betaald, al komen zij op een afzonderlijke reke ning. Het westelijk nabuurland heeft niet het minst door uitgaven van dien aard een oogenblik in zóó hachelijke financieele po sitie verkeerd, dat groote offers, ook van politieken aard, noodig zijn geweest om een onheil af te wenden. Welke hoogte de uitgaven, waaraan hier gedacht wordt, in ons land zullen bereiken, is thans nog niet te zeggen, maar Vdst staat wel, dat zonder pijnlijke ingetogenheid en offerzin bij het voorzien in normale behoeften, zij ook hier een bedreiging hielen kunnen gaan vor men voor 's lands financieele kracht. MIDDELEN DIENSTJAAR 1932. Blijkens de Wet op de Middelen worden de midde-len voor het dienstjaar 1932 ge raamd als volgt: Gewone dienst 544.268.092. Kapitaaldienst 275.658.415.— Geheele dienst 819.926.507. Voor het dienstjaar 1931 zijn de midde len aldus geraamd: Gewone dienst 603.447.281.— Kapitaaldienst 53.859.115. Geheele dienst 657.306.396. Zoodat in vergelijking met 1931 wordt geraamd voor de gewone midd. 59.17.189.minder voor de kapitaalmidd. 221.799.300 meer POSTERIJEN EN TELEGRAFIE. Geen verlaging van de posttarieven in 1932. Kennisneming van de begrooting 1932 zal doen zien, dat, hetgeen te verwachten was, het Staatsbedrijf, althans voor som mige onderdeel en, den weerslag van den algemeen ongun&tigen economisehen toe stand ondervindt. Het schenkt voldoening, dat de begroo ting, een exploitatie-saldo van pl.m. 4 mil lioen te zien geeft. Hoewel de huidige economische toestand uiteraard ook op den postdienst van in vloed is, geeft dit dienstonderdeel nochtans reden tot tevredenheid. De opbrengst van de frankeerkosten over de eerste zes maanden van 1931 was rond 475.000 hooger dan die over de overeenkomstige maanden van 1930. In laatstgenoemde maanden was de bedoelde opbrengst, rekening houdende met de op 1 November 19*29 in werking getreden ta riefsverlaging, ongeveer 806.000 hooger dan in de maanden Januari tot en met Juni 1929. Met het hieruit blijkende verloop dezer opbrengst is bij de ramr-j voer 1932, welke

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1931 | | pagina 9