OVER WIJN EN WIJNBOUW De druiven w orden geplukt. Het is nu weder de tijd van den wijn oogst, de druiven worden geplukt. Dat be- ieekent voor ons Land niets, want wij ken nen wel mooie, groote druiven, doch die zijn gegroeid onder glas. En hier of daar groeit wel eens een wijnstok tegen de zon zijde van een buitenwoninig, maar bijzonder Irf o en geurig worden de druiven, die zoo'n v'ngerd oplevert niet. En niemand zou in z'.i hoofd krijgen daar wijn van te willen maken. Neen van de beteekenis die de druiven oogst heeft voor andere streken, kunnen wij hier moeilijk eenig begrip krijgen, men moet daarvoor bijvoorbeeld naar Frankrijk gaan, ■waar de welvaart van geheele provincies afhangt, hiervan of de wijnoogst al dan niet Lukt. Er zijn millioenen mensohen, die hun bestaan vinden in den wijn. Wij hebben niet zonder reden in de aller teerste plaats Frankrijk genoemd, Frankrijk Us het meest belangrijke land voor den wijn- fcnuw, die in alle werelddeelen plaats vindt, tiraar in Europa ongetwijfeld het belangrijk- «ste is, terwijl van alle Èuropeesche landen Frankrijk de meeste wijn produceert. De geheele wereldproductie wordt ge- tschat op 150 millioen Hectoliter. Hiervan Ikomt voor Frankrijk's rekening ongeveer «één derde deel. Dan volgen Italië en Spanje tmet circa 28 en 20" procent. Duitschland, id at wij ook vaak aLs een wijnland bij uit nemendheid beschouwen staat hier zeer vrer ïb': achter, het produceert „maar" een paar millioen Hectoliter. Dit komt omdat de ic genlijke wijnbouw in Duitschland alleen fin 'het Rijndal en Zuid-Duitschland wordt 'uitgeoefend. Het grootste deel van de Duit- "sche landen ligt te Noordelijk en is voor «wijnbouw evenmin geschikt aLs bijvoorbeeld ■ons land. Waar komt de wijn vandaan? - Zooheel precies weet men dat niet. De "eerste wijn is vermoedelijk bereidt in de landen ten zuiden van de Kaspische Zee. De Muiizetoren bij Bingen, het centrum van de Rijnwijnbouw. ■Met de verspreiding van de Semietischen stam zal dan ook de wijnbouw en de wijn- bereiding zich verspreid hebben. In elk geval was de wijn al in de grijze oudheid bekend. Volgens een oude sage zou de wijn uit gevonden zijn door den Perzischen koning Dsemsohid, die twaalfhonderd jaar voor Sa lomo geboren werd. Onder koning Dschemschid was men er achter gekomen gekomen dat druiven in de verschillende jaargetijden niet dezelfde ble ven, en met name, dat zij niet tegen kou de konden. Maar toch zouden velen er ook in het koude jaargetijde van willen genie ten. Zoo ook Dschemschid die daarom be val het sap uit de omhulsels en pitjes te persen, opdat hij er van kon proeven, zoo vaak hij er lust toe had. Aldus deed hij totdat het sap bitter werd. De koning dacht toen, dat het vergif geworden was en be val dat de kruik zou worden gesloten. Nu gebeurde het dat een schoone slavin eens hoofdpijn had. Zij ging zoo zeer onder haar hoofdpijn gebukt, dat zij het dwaze besluit nam te sterven, en daartoe wilde zij van het weggesloten vergif drinken. Toen 'zij er een flinken dronk van genomen had voelde zij zioh opgewekt en vroolijk. En geen wonder: zij had geen hoofdpijn meer. Dit bevestigt uit heel verre oudheid, dat «werkelijk goede wijn nooit hoofdpijn zal bezorgen. De slavin dronk nog meer dan Sij reeds gedaan had, en sliep in. Tal van dagen en nachten had zij niet kunnen sla pen. Zoo sliep' zij onder den invloed van wat als vergif werd beschouwd, een dag en een nacht heerlijk achter elkaar. En toen zij ontwaakte was zij gezond en geheel en al opgefrischt. Dit verloop kwam ter oore aan Koning Dschemschid, die dat een prachtige ont dekking vond. Hij verhief den wijn tot 'n gewonen drank, en daar vele zieken door het drinken van den wijn gezond werden, kreeg de wijn den naam van „koninklijke artsenij". Ten tijde der Grieksche schrijvers Home ros en Hesiodos, was de wijn in Grieken land algemeen bekend. Hij werd daar be schouwd als een gave van den wijngod, Dionisos. In den tijd dat in Egypte de Pharao's Wijnbergen aan den Moezel. hun pyramiden bouwden, werd er reeds aan wijnbouw gedaan. Hoe de wijn later in Italië is gekomen, heeft men nog niet ach terhaald. In Griekenland en Italië geschiedde dit voor dien tijd in met was dichtgestopte kruiken. Het is bekend dat Karei de Groote wijnbergen bezat in Bourgondië en de eer ste wijnbergen liet aanleggen in Rüdes- heim. In Duitschland bloeide langs de Moe zel de wijnbouw echter reeds in de tweede en derde eeuw. De Oostenrijksche wijn bouw is even oud als die langs den Rijn. Het waren de Hugenoten die in 1685 den wijnbouw introduceerden in Zuid-Afrika (Kaap de Goede Hoop) en in het begin der vorige eeuw eerst werd de wijnbouw inge voerd in Amerika. In soorteij. Er zijn wijnen in alle mogelijke nuancee ringen en smaken, er zijn er in kleuren van bleek groen-geel tot het diepste rood, er. zijn zoete wijnen en wijnen, die u den mond doen samentrekken, er zijn zeer lichte wij nen met laag alcohol-gehalte en alcohol rijke wijnen, die den gebruiker au heen snel naar het hoofd stijgen. Het hangt natuurlijk af van de druiven- soorten, van hun rijpheid, ook van de be reiding. Wijn is geen chemisch preparaat, al wordt er wel eens mee geknoeid alsof het dit ware. Het druivensap wordt tot wijn door gis-' ting: de suiker zet zich om In alcohol. De gisting werkt zeer afhankelijk van tempe ratuur; bij sterke verhitting sterven de ac tieve elementen, in elk geval worden zij werkeloos. De wijn „werkt" ook nog later, in oe flesoh en wel op zeer bepa-alde tijd: wan neer de vrucht knop zet, wanneer ze bloeit, wanneer de vrucht zich vormt en wanneer er geoogst word't. Men treft die werking soms aan tot vijftien jaar na de geboorte. Dit werken geschiedt onafhankelijk \^an de plaats waar de wijn zich bevindt. Een okshoofd Bordeaux te Tokio werkt op de Fransche natuurperioden, en niet op de Ja- pansche... Weersomstandigheden en maan hebben hun invloed. Men perst liefst bij droog weer men tapt liefst op flesch in November, Maart en Juli, bij zonnig weer, afnemende maan, en als er geen Oostenwind is. Tenslotte: twee okshoofden van denzelf den wijn die met slechts enkele dagen tus- sohentijd op flesch zijn getapt bij verschil lende kwartieren van de maan, leveren elk een verschillend product. Wijn is een natuurproduct. De Duitsche wijnbouw. Zooals al gezegd, wij kennen hier als wijnland eigenlijk Duitschland het best. Dat komt vermoedelijk ook wel hiervan, dat de meeste Nederlanders die ooit echte wijn bergen zagen, dit deden in het Rijndal. Wii reizen daar nu eenmaal gemakkelijker heen dan naar Frankrijk, Italië of Spanje en dus als er van wijn en wijnbouw sprake is, denken wij allicht het eerst aan de Duit- 'sohe wijngaarden, hoewel de omvang van den Franschen wijnbouw van zooveel groo ver beteekenis is. De wijnbouw wordt in Duitschland in hoofdzaak uitgeoefend door den boeren stand en de grond is in tienduizenden klei ne bezittingen verdeeld. De groote goederen vormen slechts een gering deel van de ge heele met wijnstokken beplante oppervlakte In 1924 telde men in Duitschland 327.800 eigenaars van wijngaarden. Daaronder zijn slechts begrepen 21.000 met een bezit van 1 Hectare of meer. Ruim 94 procent der ■wijnbouwers hebben dus een bezit dat klei ner is dan een Hectare. De statistiek leert ons, dat die 306.000 eigenaars ieder gemid deld een met wijnstokken beplante opper vlakte van 2400 M2. bewerken. Dat is dus wel een verdeeld bezit./ De wijnen noemt men naar de gemeente waarin zij worden geoogst. Bijv. Riideshei- mer Rauenthaler, Niersteiner of Oppen- heimer. Wanneer de wijngaarden van een enkele gemeente in bepaalde deelen te ln de wijnpers. scheiden zijn, komt dat dikwijls in den naam tot uiting. Zoo kent men bijv. Rüdes heimer Berg en Rüdesheimer Dorf. Maar de wijngaarden van de Rüdesheimer Berg' zijn weer in talrijke stukken verdeeld, die elk hun eigenaar hebben en... elk hun. naam. Wijnboer is een zwaar bestaan. Het zijn zeker de Romeinen geweest die den wijnstok en den wijnbouw naar Duit- schen bodem brachten. Langs Rhone en Moezel en Ahr hebben de legioenen den wijnstok ook naar den Rijn gebracht. De Romeinen zijn altijd goe de boeren geweest. Mogelijk hebben zij reeds gezien dat de natuur hier veel land had geschapen, dat zich door de menschen sappige druiven wou laten afdwingen, maar dat te eenenmale onwillig was eenig ander gewas te dragen. De wijnstok heeft zich voortgeplant over al waar de Rijndalen en beschutte hellin gen heeft gevormd. Aan het meer van Con stant waar de roode Meersburger van ouds een goeden naam heeft. Als ge Schef- fel's Ekkehard we! eens gelezen hebt, zult ge u herinneren, dat de broeder keider- meester een gebed ten hemel zendt voor 'het behoud van dezen wijn als de klooster lingen moeten vluchten voor de Hunnen. Op de randen van het Zwarte Woud en Odenwald in Baden en Rijnhessen overal gedijen de druiven. Vooral in het gebied van den Midden-Rijn stuit ge op plaatsna men die in het geheugen van den reiziger die er niet om den anderen dag verkeert, slechts leven door hun wijnen. Ten zui den van Mainz adverteeren Bodenheim, Nackenheim, Nierstein en Oppenbeim alleen met het noemen van hun namen reeds hun wijnen. Vooral de Rijnbouw tusschen Bin gen en Mainz, waar de door den Taunus le gen koude luchtstroomingen beschutte wijn bergen afglooien naar den Rijn die de ge leider is van de zoele Zuidenwinden, die hun weg vinden tusschen de berghellingen door, is een wijnparadijs. Men behoeft maar Rüdesheim en Assmanshausen te noemen om dit wijnland voor u op te roepen. Het dal van de Nahe die bij Bingen in den Rijn stroomt, brengt ook kostelijke wijnen voort. De Hundsrück is hier het windscherm dat booze weersinvloeden weert. De wijn stok is nu eenmaal bijzonder kieskeurig in de plaatsen, waar hij zijn sappen aan de aarde onttrekt en ln de zon tot wasdom wil doen gedijen. Er zijn zoo ontzaglijk vee! soorten wijn, maar slechts enkele soorten hebben het tot een wereldverbruik gebracht. Groote ver spreiding vonden de Bordeaux- en Bour- gognewijnen, de Rijnwijnen en dan vooral ook de Champagne, de Portwijn en de Ma deira. De Champagne. De Champagne is al heel bekend. Volgens Brillat-Savarin is de champagne al in de 14e eeuw bekend geraakt en nam deze reeds binnen eeniige weken den eersten rang onder de wijnen in. Volgens genoemden schrijver heeft men hem toevallig leeren kennen op de gast malen door koning Karei VI van Frankrijk aangericht te Rheims in de maand Mei van het jaar 1397, ter "eere van den Ramein- schen keizer en Bobeemschen koning Wen- ceslaus, die naar Frankrijk was gekomen om een verdrag met hem te sluiten. De tol nog toe onbekende wijn smaakte de vor sten zoo bijzonder goed, dat zij en hun gevolg zich een maand lang geregeld dag aan dag een roes aan champagne dronken. Brillat-Savarin is echter de eenige bij wien men deze anecdote vermeldt vindt, zoodat men ten volle gerechtigd is om haar voor een dier fabeltjes te houden, welke men zoo gaarne pleegt te bedenken ter opvroolijking van de zoo vaak zoor ernstige en dorre historie. Tot in de achttiende eeuw behoorde het gebruik van flesschen tot de zeldzaamhe den en men wist toen van dichtkurken nog niets af. In geval van nood werd het afslui- en der flesch bewerkstelligd door een prop ^an geolieden hennep. Het eerste gebruik an een kurk als zoodanig moet tevens ge- 'eid hebben tot de uitvinding van den -hampagnewijn. Voor de eerste maal in druk vermeld, wordt de champagne in 1718 met de opmer king, dat hij destijds 20 jaar bekend was. Hij verkreeg het predicaat „pétillant" en droeg den naam „Kurkverdrijver" of „dui- velswijn." Men hield echter in die dagen nog algemeen de bereiding voor tooverij of door toevoeging van geheime middelen mogelijk. Alleen de koenste en vermetelste waagde zich aan den bruisenden, schuimen den drank. Deze schuwheid evenwel duurde Heerlijke druiven. De wijn Ln vaten. niet zoo heel lang. Het geheim, aanvanke lijk door de monniken te Haut-VilLers zoo angstvallig bewaard, moest onthuld wor den, zoodra het gebruik van glazen fles schen met kurken stoppen ter bewaring van den wijn meer algemeen in zwang kwain, want elke nog in gisting zijnde jonge wijn wordt mousseerend of ontwikkelt kool zuur. Het komt er slechts op aan, hem lange kunstmatigen weg in dien toestand te hou den. De ohampagne is derhalve een echte kunstwijn. Ohampagne blijft in vaten tot de maand Maart, wanneer het aftappen in flesschen begint, waarin ze een tweede gisting on dergaat en men moet er voor zorgen, dat die gisting naar den eisah plaats grijpt. Dit geschiedt met de toenemende warmte van het gunstige seizoen. De wijn begint te werken, oproerig te worden, het kool zuur doet hem uitzetten, de ledige ruimte 'in de flesch wordt hoe langer hoe kleiner en thans breekt de gevaarlijkste periode in bet geheele proces aan... het springen of leegloopen der flesschen. Wanneer dit in de maand Augustus, den meest bedenkelij- 'ken tijd, niet 8 pet. te boven gaat, is de fa brikant al meer dan tevreden. In deze periode doet een champagnekel der aan een slagveld denken. Onophoudelijk hoort men knallen; glasscherven vliegen tegen de zoldering of springen met klette rend geraas tegen den vloer. Stroomen drui venbloed vloeien over den bodem. De hier door ontstane verliezen zijn vaak onbere kenbaar groot, als de temperatuur snel toe neemt en men niet de noodige voorzichtig heid heeft betracht. In de maanden Sep tember en October komt de wijn eindelijk van lieverlede tot rust. De kelders zijn goed gecementeerd en van afvoerkanalen voor zien, waardoor de uit de flesschen ge stroomde wijn in opzettelijk daartoe inge richte reservoirs verzameld wordt, om tot andere doeleinden te worden aangewend. Thans komt de verwijdering van het in de flesschen vergaderde bezinksel aan de beurt. De flesschenstapels worden uit el kaar genomen, elke flesch wordt afzonder lijk onderzocht. De gave flesschen worden flink geschud, opdat de neerslag zich daar in gelijkmatig zal verdeelen, en daarna op planken stellages met uitgezaagde openin gen in een hellenden stand met de hulzen naar beneden gelegd. De stand der fles schen wordt verscheidene malen veranderd, tot zij eindelijk recht overeind staan, altijd met den hals naar omlaag gericht, en de verzamelde neerslag zich op de kurk heeft afgezet. Daarna volgt de verwijdering van bedoeld bezinksel door het zoogenaamde „degorgeeren." De flesschen worden voor zichtig uit den kelder in het atelier ge bracht. De dégorgeur, toegerust met een lederen voorschoot en vóór zich een kuip, waarboven zich een staand vat bevindt met een deurachtige opening, waarin een kaars brandt, maakt de sluiting der flesch los en draait met een gekerfde tang de kurk er Wijnoogst in het Rijnland. uit, zoodat deze met een knal in het holle vat springt en door de kracht, waarmede deze explosie plaats heeft, tegelijk het be zinksel wordt weggeslingerd. De dégorgeur veegt daarop haastig den hals der flesch af, kurkt ze met een gewone kurk dicht en geeft ze verder. Bij het dégorgeeren, dat groote vaardig heid vereischt en niet zonder gevaar is, omdat menige flesch springt, mogen niet meer dan 5 7 PCt. wijn verloren gaan, die als „spaanderwijn" opgezameld en bij de bereiding van azijn of cognac aange wend wordt. Naast den dégorgeur zit de „opéreur", die belast is met^het „doseeren", het bijvoegen van de „liqueur". Elke cham pagnesoort wordt vermengd met „liqueur". Elke fabrikant houdt er zijn eigen methode van liqueursamenstelling op na, die hij als zijn speciaal geheim aanmerkt. Door de liqueur wordt de -wijn pittiger of zachter, wranger of zoeter gemaakt, al naar de par ticuliere smaak der afnemers is. Men zal nu wel begrijpen, dat champagne duur wordt, niet alleen omdat ze van uitge lezen druiven gemaakt wordt, maar vooral door de manier van bereiding, die groote risico's biedt. De Duitsche sect. Champagne komt uit Champagne, is dus*' Fransche wijn, wat niet zeggen wil, dat men ook niet elders mousseerende wijnen zou kunnen maken. Dat gebeurt ook met name in Wiesbaden. Maar nu is het eigenaardige, dat de alom bekende sekt, de Duitsche naam voor den schuimenden wijn, die daar door de alom bekende firma Henk?l en Co. ge produceerd wordt gemaakt wordt uit Fran sche champagne-druiven. Men ontvangt uit Frankrijk jongen wijn, uit Champagne, uit de streken rond Rheims en Epernay, die in groote tankwagens naar Een fijnproever. Wiesbaden wordt gevoerd. En zij maakt bij Wiesbaden het gistingsproces door dat we van de Fransche Champagne bij Rheims reeds beschreven hebben. Maar de druiven, waaruit beide ontston den, groeiden op denzelfden, Franschen kalksteen-bodem; de druiven van de leisteen gronden aan den Rijn staan buiten dit ge val. Vier jaren lang ondergaat de jonge wijn tal van natuurlijke en opzettelijke be werkingen vooi ze belegen sekt gewor den is. Er zou nog veel over wijn te vertellen zijn, over den wijnbouw, over goede en slechte wijnjaren, maar wij mogen het hier bij laten. September is de maand van den wijn oogst, overal worden nu de druiven met zorg geplukt, geperst en borrelt in de gist- kuipen het jonge druivensap ,dat zich in wijn omzet. Zoo'n wijnoogst heeft schilders en dichters geinspireerd, maar ze wordt wat te poëtisch voorgesteld, lfl elk geval is er geen reden om te meenen, dat de wijnbouw den werker een rijker en schooner bestaan zou geven dan de werkers hebben, die an dere producten oogsten. (Nadruk verbodenV

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1931 | | pagina 5