DONDERDAG 10 SEPTEMBER 1931
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD PAG. 8
DE HEERENHOEDENMODE.
Een zeer merkwaardige ontwikkelings
gang heeft de heerenhoedenmode in den
loop der eeuwen genomen. Men zou een
heele geschiedenis kunnen maken van de
wijzigingen, welke dit nuttig gedeelte der
kleeding heeft ondergaan. Deze verande
ringen hebben zooveel te meer moeite aan
het achtbare gilde der hoedenmakers ge
kost, dat zij alleen konden worden toege
past op den uiterlijken vorm van een op
zichzelf eenvoudig voorwerp, dat weinig
geschikt is tot gelukkige wijzigingen. Nu
eens maakte men de hoeden laag en plat,
dan weer hoog en puntig als de muts van
een toovenaarde mode verlengde of vtr-
'breedde beurtelings de randen, boog die
naar boven of naar onder. Als een onont
beerlijk gedeelte van het costuum hebben
de hoeden evenwel een voorname plaats in
de geschiedenis der menschelijke kleeding
ingenomen. Wij zullen ons echter beper
ken tot een kort overzicht van de verschil
lende gedaanten, welke de kunstzin en
fantasie der mode-ontwerpers in den loop
der eeuwen aan de hoeden heeft gegeven.
Algemeen werd de gewoonte om hoeden
te dragen bij de Romeinen na den dood
van Nero. Bij de Grieken bestond alleen
bij zieken en bij lieden uit de lagere volks
klasse de gewoonte om hoeden te dragen
hun hoofddeksel, met uitzondering van den
Thessalischen vilten hoed der onmondige
jongelingen, welken zij droegen om het
hoofd tegen den zonnegloed te beveiligen,
geleek echter al zeer weinig op het onze.
In Midden-Europa kwamen de hoeden
eerst in de 14de eeuw. Het schijnt, dat de
Saksers het eerst hoeden droegen; deze
gewoonte was echter niet algemeen bij
hen. De vilten of wollen hoeden zijn de
eerste, waarvan melding wordt gemaakt.
Volgens later historici werd de eerste
vilt-hoed, die deze naam waardig was, ge
maakt door een of anderen Zwitserschen
kunstenaar en wel te Parijs in 1404, terwijl
hij in Londen eerst in 1510 door de Span
jaarden werd vervaardigd. In Frankrijk
was 1449, toen Charles II Rouaan binnen
trok, het jaar, waarin men hoeden en peb
ten ging vervaardigen inplaat-s van de ba
ret. Gedurende het middentijdperk van Ko
ningin Victoria's regeering vond een ze
kere Coristi, hoedenmaker te Londen, een
eigenaardig model hoed uit, die geheel kaal
geschoren werd en bestemd voor de land
bouwers, ter vervanging van de hoogepot-
vormige hoofddeksels. De machine, waar
mee het „ontharings-proces" bedreven
werd. is een in 1500 door Leonardi da Vin
ei gedane uitvinding. In het jaar 1360 be
stond reeds te Neuburg een hoedenmakers-
gilde. De meer geperfeotionneerde hoed
moet dus toen wel algemeen in gebruik
zijn geweest. Er bestaan ook geschriften
uit de elfde eeuw, waarin afbeeldingen van
verschillende soorten hoeden zijn beschre
ven, welke in Engeland werden gedragen.
In de 14e eeuw verhief Paus Innocentius
IV den hoed tot een teeken van de Kar
dinaalswaardigheid. Deze Paus ook was
het, die de verordening uitvaardigde, dat
de Kardinalen een scharlaken-rooden hoed
feouden dragen.
De kronen der vorsten zijn eigenlijk niets
anders dan versierde hoeden, want zij be
staan uit een metalen ring met gespen en
edelgesteenten, waartusschen zich oudtijds
een hoed van rood fluweel bevond. Als de
Romeinen aan een slaaf de vrijheid schon
ken, gaven zij hem een hoed of een muts,
dus een hoofdbedekking, welke te dragen
een symbool der vrijheid was. In de mid
deleeuwen kregen de studenten, als zij
waren afgestudeerd, een baret, ten bewijze
dat zij de tucht hunner leermeesters ont
wassen waren. Hierdoor is ongetwijfeld de
spreekwijze van het verkrijgen van den
doktershoed in de wereld gekomen. Die
doktershoed is een uitvinding van een
Franschman, Patrouille genaamd, die hem
vierhoekig maakte en hem in dusdanigen
vorm aan de universiteiten ter verdeeling
onder de gegradieerden afleverde. Caucher,
een Engelsch dichter beschreef in de 14e
eeuw: „Den koopman met zijn Vlaam-
schen kastoren hoed op het hoofd", en in de
kronieken van Froissart wordt herhaal
delijk gesproken van de hoeden uit de tij
den van Philips van Valois en Karei V.
Zelfs in dien tijd waren de witte hoeden
in Gent in den smaak. Men heeft gemeend,
dat zij aan staatkundige partijen tot leus
strekten, dit laatste is echter wel eens
betwist geworden. Er vtfbrd ook gesproken
van „hoeden van kastoor met struisvede
ren". In het journaal van een staatsman
uit dien tijd wordt melding gemaakt, van
een scharlaken hoed, welke als nieuwjaars
geschenk wordt gegeven. Op den inventaris
der goederen van den ridder John Falstaff
in het jaar 1459 vindt men „een kastoren
hoed met damast gevoerd en vergulden bo
dem, en ook twee stroo-hoeden". In het jaar
1317 wordt van groote hoeden gesproken,
welke men geheel over één kant droeg. On
der de regeering van Hendrik VIII van
Engeland vindt men dikwijls van hoeden
gewag gemaakt, terwijl onder de bijzon
dere uitgaven van dien vorst de volgende
rekening voorkomt: „Idem, betaald te Bou
logne voor een hoed met een voor den ko
ning 15 shillings". Daar het geld in dien
tijd meer waarde had dan tegenwoordig,
moeten wij er uit opmaken, dat de hoeden
als zaken van weelde werden beschouwd
en alleen door de beter-gesitueerden wer
den gedragen. In een uittreksel der uitga
ven van een jong edelman, in het jaar 1577,
vindt men: „een grooten ridderhoed en nog
een hoed met fluweel gevoerd". Omtrent
dienzelfden tijd kwamen de hooge hoeden
in de mode. Onder de regeering van Ko
ningin Elisabeth, schijnen de hoeden meer
in gebruik gekomen, en de kastoren hoeden
voor het eerst algemeen te zijn aangeno
men. Dit was, naar een oud handschrift,
in 1585 de meest gevolgde dracht. Eenigen
droegen hoeden, puntig al9 kerktorens en
die zich niet minder dan een half el boven
het hoofd verhieven; deze hoogte verschil
de echter, naar ieders smaak; anderen
droegen zeer platte hoeden met breedc
bollen; anderen hadden ronde hoeden met
gele linten erom, de chicste heeren droe-
gen nooit twee dagen achtereen dezelfde
kleur. Het waren niet alleen de bollen en
modellen, die veranderden, ook de stof,
waarvan zij gemaakt werden, verschilde:
sommige waren van zijde, andere van flu
weel, en weer andere van taf of wol, en
eindelijk ook nog een soort van fijn haar,
welke als zooveel andere onbeduidende za^
ken van overzee werden toegezonden. In
een woord, de hoeden waren zoo algemeen,
dat zelfs de dienstboden zulk een hoofd
deksel droegen, en de man die geen fluwee-
len of taften hoed. droeg, was niet meer in
aanzien. In 1607 bepaalde men, dat ook
ruiters een hoed moesten dragen, die om
het hoofd sloot met een vrij smallen rand,
ten einde dien niet bij het springen of stoo-
ten van het paard te verliezen, of om ',e
voorkomen, dat hij niet op zijn neus zakte.
In een liedje van het jaar 1656 zijn de mo
des der verschillende naties ongeveer al
dus beschreven: „De Turk hult zijn hoofd
in een linnen tulband, de Persiaan in een
van batist, de Rus dekt zijn hoofd met een
bonte muts, en wil die voor niets ter we
reld ruilen, de Spanjaard draagt trouw hei-
zelfde fatsoen, de Franschman verandert
het telkens. Boven al deze soorten stel ik
de Engelsche vilten hoeden". Onder de
regeering van Karei I van Engeland, on
der de Republiek in 1665 en later onder
Karei II, Jacobus II en Willem III, waren
de breede randen in de mode. Het ongerief
van dezen vorm deed zich echter spoedig
gevoelen, en men begon met eerst een en
toen twee kanten op te slaan, totdat in de
18e eeuw, toen de derde kant ook werd op
gezet, de driekantige hoed algemeen werd
aangenomen. De driekantige steken bleven
gedurende 50 of 60 jaren in gebruik en ont
vingen verschillende namen veelal naar de
staatkundige partij, welke men aanhing;
men had jacht- en oorlogssteken. Die, wel
ke de rechtsgeleerden en geneesheeren
droegen, waren een weinig opgeslagen, om,
zooals zij zeiden, de deftigheid van hun
voorkomen een weinig te temperen; die der
krijgslieden was aan drie zijden opgeslagen,
én liet daardoor het gelaat geheel vrij en
onbeschut, terwijl de steek der gentlemen
tusschen beide uitersten was opgetoomd.
Omstreeks het jaar 1750 werden de ronde
hoeden een algemeene volksdracht, terwijl
de driekantige steken het hoofddeksel bleef
der meer vermogende of achtbare personen.
Eerst in 1790 geraakten de drie punten na
genoeg geheel buiten gebruik en werden
door de ronde hoeden verdrongen. Om
streeks 1731 werden in Amerika voor het
eerst Leghorn-hoeden verkocht, soms ge
voerd met groene zijde, voor niet minder
dan 10 dollar per stuk. In 1798 waagde een
Londensche jongeman het, voor de eerste
maal met een hoogen hoed op straat te ver
schijnen. Hetgeen niet alleen, zooals thans
de eerste stroohoed van het jaar, spotten
de blikken te voorschijn riep, maar
angst en schrik. De „Times-" schreef er het
volgende over: „De zondaar werd wegens
onwelvoegelijk gedrag en het veroorzaken
van volksoploopen voor de rechtbank ge
bracht. Bewezen werd, dat hij op straat
met een hoofddeksel was verschenen, dat
hij een zijden hoed noemde. De hoogge
bouwde hoed met zijn glimmenden cylinder
was geschikt om schrikachtigen menschen
angst te bezorgen". Inderdaad verklaarden
de politiedienaren, dat verscheiden vrou
wen bij het zien van het ongewone voor
werp in zwijm waren gevallen, dat kinde
ren gehuild hadden en dat een klein kind
van schrik op den grond was gevallen en
zijn armpje had gebroken.
Desondanks wist de hooge hoed zich in
de eerstvolgende decerinia vooral in Enge
land, een zeker populariteit te verkrijgen,
welke langzamerhand echter weer begon
te minderen. In de memoires van Tim
Healy, den nationalistischen Ier, die ten
slotte vertegenwoordiger der Britsche
kroon is geworden, te Dublin, lezen wij on
der het jaartal 1892, dat de schrijver toen
Lord Spender, den bekenden Rooden
Graaf, die Eduard VII's vriend was, aan
1, 2, 3. Hoeden uit den tijd van Philips van Valois en Karei V. 4, 5, 6, geteekend
naar een schilderij uit het jaar 1544. 7. Douglas, graaf van Morton (16e eeuw).
8. Sir Philippe Sydney, die doorging vooi den best gekleeden edelman van zijn tijd
(16e eeuw). 9, 10, 11, 12 hoeden uit de 17 eeuw. 13, 14, hoeden uit de tweede helft
der 17e eeuw. 15, 16, hoeden uit de 18e eeuw.
Gladstone had hooren vertellen, dat de
prins van "Wales, Victoria's zoon dus, hem
had voorgesteld dagelijks in Londen's Rot
ten Row te gaan paard rijden met een hoo
gen hoed op. De hoedenfabrikanten wien
het niet meer voor den wind ging, hadden
hem hierom gevraagdEen heele week
lang deden beide heeren hun „vaderland-
sche plicht". Eenzelfde taak heeft nog on
langs de tegenwoordige prins van Wales
bij zijn jongste bezoek aan Amerika ver
vuld, welke wat de New Yorksche mode be
treft we! eenig resultaat schijnt te hebben
gehad. De harde, laaggebolde en breedge
rande stroohoed, dien men in Engeland
„boater" en in Amerika „Sennit" pleegt te
noemen, en die, evenals hier, hopeloos uit
de gunst was, is dezen zomer weer in eere
hersteld. De foto's van den. prins tijdens
zijn Argentijnsche reis, waarbij hij en zijn
stroohoed onafscheidelijk bleken, hebben
niet nagelaten, de hoedenfabrikanten der
Ver. Staten tot nadenken te brengen. Ten
slotte begonnen zij een fiksche reclame
campagne voor den Argentijnsche n hoed
prins Edward". Het denkbeeld sloeg in
en er ging thans geen dag voorbij, of er
werden duizenden „Argentijnsche hoeden"
aan den man gebracht, vooral toen New
York door een hittegolf werd bezocht. Bur
gemeester Walker heeft er een gekocht,
gouverneur Roosevelt heeft er een gekocht,
en wat voor de mode nog belangrijker is:
alle acteurs van New York liepen met har
de, laaggebolde en breedgerande stroohoe-
den. De meeste aanhangers trekt ten hui-
digen dage de vilten gleufhoed, welke even
wel diverse variaties toelaat in model en
vooral in kleur. Intus-schen komen er steeds
meer propagandisten voor de bloothoofds-
manie. Een der grootste voorstanders is
wel de meest populaire Engelschman Ber
nard Shaw. Echter ook de beroemdste Ne-
derlandsche Parijzenaar laat zich in deze
niet onbetuigd. De Engelsche gezant te
Parijs gaf een feest, waarvoor ook de schil
der van Dongen uitgenoodigd was. Zooals
gewoonlijk droeg van Dongen geen hoed.
Tijdens het feest moet hij zich nogal wel
sprekend over de nutteloosheid van hoe
den hebben uitgelaten. Althans een der gas
ten begaf zich den volgenden dag naar zijn
hoedenmaker en bestelde zijn hoed, welken
hij den vorigen dag voorloopig had uitge
kozen, af, met de mededeeling, dat hij het
met den schilder van Dongen eens was,
dat een hoed slechts een onaangenaam
vrachtje is. De winkelier dacht er anders
over, hij voelde zich door Van Dongen be
nadeeld. Hij riep den raad van een advo
caat in, die hem in overweging gaf, om den
schilder wegens toegebrachte schade te
dagvaarden en een vergoeding van 10.000
fr. te eischen. Hetgeen is geschied.
Te Arnhem heeft H. K. H.
Prinses Juliana Woensdag het
MONUMENT VOOR WIJ
LEN PROF. LORENTZ ont-
ment in gezelschap van oud
huid. H. K. H. bij het
monument in gezelschap van
oud-minister dr. J. Th. de
Visser en burgemeester
De Monchy.
Van de werf der N. V. Inter
nationale Scheepsbouw Mij.
de Maas, te Slikkerveer is
Woensdag de MIJNENLEG-
GER „Gouden Leeuw" met
goed gevolg te water gela
ten. Het schip verlaat de
■helling
In verband met het
700-jarig bestaan
van HARDER
WIJK werd aldaar
Woensdag een his
torische optocht ge
houden. Een wagen
volgeladen met
burgeressen in Gel-
dersche kleeder
dracht reed in den
stoet mee
De Nederlandsche
MOTORRIJDERS
Bakker Schu, Ey-
sink en Van Ha-
mer6veld, die met
zooveel succes aan
de motorwedstrij
den in Italië deel
namen, zijn Woens
dag te Arnhem
door de K. N. A. C
gehuldigd