Mgr. Dr.W.H. NOLENS t
22ste Jaargang
VRIJDAG 28 AUGUSTUS 1931
No. 6986
DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN
Bureaux: PAPENGRACHT 32, LEIDEN
S)eÊcicbclve0oti^omt
DE ABONNEMENTSPRIJS bedraagt bij vooruitbetaling
Voor Leiden 19 cent per week 12.50 per kwartaal
Bij onze Agenten 20 cent per week f 2.60 per kwartaal
Franco per post f2.95 per kwartaal
Het Geïllustreerd Zondagsblad is voor de Abonné's ver
krijgbaar tegen betaling van 50 cent per kwartaal bij
vooruitbetaling. Afzonderlijke nummers 5 cent, met
Geïllustreerd Zondagsblad 9 oenfc.
TEL. INT. ADMINISTRATIE 935, REDACTIE 15 II
GIRONUMMER 103003, POSTBUS No. 11
DE ADVERTENTIEPRIJS BEDRAAGT:
Gewone Advertentiën 30 cent per regeL
Voor Ingezonden Mededeelingen wordt
'het dubbele van het tarief berekend.
Kleine advertentiën, van ten hoogste 30 woorden, waarin
betrekkingen worden aangeboden of gevraagd, huur en
verhuur, koop en verkoop f 0.50.
NOLENS HEDENAVOND 8 UUR 20
ZACHT EN KALM OVERLEDEN.
Dit is de inhoud van het telegram, dat
ons gisteravond thuis werd overhandigd
en dat in ons sloeg een gevoel van leegte,
bodemlooze leegte, zooals bij het sterven
van een dierbare
Dierbaar was de persoon van mgr. No-
lens, dierbaar aan héél het NederLand-
sche katholieke volk!
De groote politieke leider was niet „po
pulair", hij was méér dan dat. Hij stond bij
allen in ongerepte eerbiedige hoogach
ting; en van de katholieken had hij ver
worven de toegenegen dankbaarheid
Mgr. Nolens was een bezit van het
Nederland sche volk en van de katholieken
in het bijzonder, waarop wij trotsch warend
en wij hebben er nooit aan willen denken,
dat wij dit bezit ooit zouden moeten mis-
Tot voor korten tijd gaf het schijnbaar
nog zoo sterke gestel van den 70-jarige
ook geen aanleiding, om te gaan denken
aan zijn heen-gaan. Maar zelfs toen de be
richten over zijn ziekte zóó waren, da-t een
spoedig sterven, menschelijkerwijs gespro
ken, zéker was zelfs toen hebben wij
ons met die realiteit niet kunnen ver
trouwd maken. En gisterenavond trof het
bericht ons nog als een onverwachte slag.
Nolens doodEn wij héél het Ne
derlandsche volk zal getuigen van zijn
gevoelens in de woorden, die Nolens zelf
schreef bij Scbaepmans dood: Er is een
edel, een groot, een sterk man
minder
De historie zal den invloed, dien mgr.
Nolens heeft uitgeoefend op de nationale
èn internationale politiek van Nederland,
in het ware licht weten te stellen. Maar
ook het huidige geslacht zal zijn machtige
beteekenis voor geheel ons land, en voor
de katholieken in 't bijzonder, weten te
schatten en te waarde eren. Dit zal in de
zen dagen ongetwijfeld heel bijzonder blij
ken. Wij durven ons er niet aan wagen, om
in een betrekkelijk kort bestek dezen ede
len, grooten en sterken man te schetsen,
zooals hij was in den vollen rijkdom van
zijn geniale gaven en zijn haast onbere
kenbare verdiensten. j
Hieronder geven wij als wij het zoo
mogen uitdrukken eenige details, niet
meer, uit dat macbtig-werkzame leven, dat
zich bewoog op héél het nationaal en in
ternationaal terrein van politieke actie en
tóch als 't ware voor het oog van de mees
ten verborgen lag in teruggetrokken een
zaamheid dat zich wist aan te passen
aan elke omgeving, van welk internatio
naal congres ook, en in zich op nam alle
eisohen van den tijd, en tóch een zoo sterk
individueel karakter droeg, als slechts zel
den voorkomt. Deze „details" uit Nolens
leven, welke wij hieronder geven, zijn
voornamelijk ontleend aan het mooie werk
„Dr. Nolens", dat ter gelegenheid van het
40-jarig Priesterschap bij Futura is ver
schenen, en dat bijdragen bevat van prof.
mr. P. J. M. Aalberse, Ant van de Venne,
mr. dr. L. N. Deckers, H. Erens, C. J.
Kuiper, prof. mr J. A. Veraart, P. J. S.
Serrarens.
't Is een mooi initiatief geweest, om het
bedoelde boek „Dr. Nolens" uit te geven
bij Nolens5 veertigjarig priester-
se h a p. Want zocals prof. Aalberse
daarin schrijft in Nolens' priester-zijn
ligt de sleutel voor cle beschouwing, de
diepste verklaring van zijn rijke leven
In datzelfde artikel zegt mr. Aalberse:
„Kracht en voorzichtigheid, fierheid en
eerlijkheid, dat zijn de meest naar veren
komende karaktertrekken van dr. Nolens.
En deze hebben hem gemaakt tot wat hij
is, in ons land, en over onze grenzen. Een
figuur, een gestalte. Een Priester-staats
man, waarop Nederland trolseh kan zijn."
En dat bezit is ons nu ontnomen
Bij de plechtige opening van het nieuwe
gebouw van het Internationale Bureau van
den Arbeid te Geneve zeide dr. Nolens:
„Indien het mij veroorloofd is te spreken
in naam van de millioenen van hen, die,
hoewel verschillend in de leer, toch ver-
eenigd zijn door hetzelfde geloof in een
Goddelijke Voorzienigheid, die het men-
schelijk lot leidt en regelt, in naam van-
hen, die bij al hun menschelijke in-spannin-
ningen nederig gelooven de rol van mede
werker van God te vervullen, naar het
sohoone woord van St. Thomas van Aqui
no: Omnium divinius esse coo-
peratorem Dei, voor wie, ten
slotte, de Almachtige de oorsprong en het
einddoel is, het centrum en de spil van
alile eenheid, in naam van alle die mil
lioenen mannen en vrouwen, spreek ik den
wensoh uit, dat de zegen van den Almaoh-
tigen God moge rusten op het gebouw, dat
men gaat inwijden, en op alle pogingen en
arbeid ten gunste van den socialen vrede,
waarvan het voortaan een der centra zal
zijn".
Nolens heeft behoort tot degenen, die
„nederig gelooven de rol van medewerker
van God te vervullen".
Moge de Almachtige God hem in het
oordeel genadig zijn.
't Is in den geest van den overledene,
als wij rondom zijn sterfbed staande, de
werkelijkheid, door rede en Gelbof
ons voorgehouden, gedenken, en, wetend,
dat God veel terugverlangt van wien veel
geschonken is, wetend, dat ook deze
mensch zijn fouten en tekortkomingen
heeft gehad, voor hem bidden, in hartelijk
gebed, het uitgeleide van Gods barmhar
tigheid.
Willem Hubert Nolene werd geboren
te Venlo op 7 Sept. I860.
De jonge Wiel, zooals ze hem in Yenlo
noemden, was eén stille jongen, die wei
nig deelnam aan de spelen zijner klas-
genooten en aan wien men niets bijzon
ders opmerkte, dan dat hij een hart-
grondigen afkeer had van vleesch-eten,
en „een stiefkop" was.
Te Venlo bezocht hij de lagere school,
en vandaar kwam hij in 1870 op de voor
bereidende klasse van de 3-jarige H. B. S.
Onder de ongeveer 50 leerlingen waren
er zes, die zich tot den Priesterstand ge
roepen achtten. Zij leerden Latijn en
Grieksch bij de kapelaans der stad.
In 1874 ging Nolens over naar het
College te Weert, waar hij zich weldra
door zijn helder verstand onderscheidde.
In de jaren 1879 en 1880 studeerde hij
philosophie in Rolduc, van waaruit hij
te Leiden het Staatsexamen deed.
Van 18801884 studeerde hij in de
Rechten aan de universiteit te Utrecht.
Na het doctoraal examen in de Rechts
wetenschap bezocht hij van 18841887
het Groot-Seminarie te Roermond.
Op 25 Maart 1S87 ontving hij de H.
Priesterwijding. Onderwijl had hij in 1885
te Utrecht ook het doctoraal examen in
de Staatswetenschappen afgelegd.
ALS LEERAAR OP ROLDUC.
In Februari 1888 werd hij tot Professor
te Rolduc benoemd. Twee jaren later,
12 Februari 1S90 promoveerde hij te
Utrecht cum laude op een proefschrift:
„De leer van den H. Thomas van Aquino
over het Recht".
Evenals alle jonge leeraren werd ook
Nolens in den aanvang belast met het
toezicht bij recreatie en studie der leer
lingen, iets waarvoor hij volgens 't getui
genis van een zijner oud-leerlingen niet
in de wieg was gelegd. Al spoedig moest
hij onderwijs geven in verschillende vak
ken, als Godsdienstleer, Algemeene Ge
schiedenis, Staatswetenschappen en bij
de studenten der philosophie in Moraal-
philosop'hie en Sociologie.
De drie laatste vakken behoorden spe
ciaal tot zijn gebied en tot het eind van
zijn verblijf te Rolduc heeft hij daarin
gedoceerd.
In den tweeden jaargang van
Rolduc's Jaarboek schreef een oud
leerling, dat een handboek der sociologie
toentertijd nog niet bestond, maar pro
fessor Nolens getroostte zich gaarne de
moeite om vóór iedere les aan zijn leer
lingen een korte leiddraad ter hand te
stellen op losse blaadjes neergeschreven.
Ook de verhouding van dr. Nolens tot
zijn medeleeraren is altijd een echt col
legiale en vriendschappelijke geweest, al
dus getuigt de directeur van Rolduc, Ant.
v. d. Venne, en hij vervolgt: Zulks be-
teekent evenwel niet, dat daardoor de
Rolducsche leeraren werden ingewijd in
de geheimen van allerlei politieke ge
beurlijkheden; wie dat meent, zou dr.
Nolens niet kennen als een geboren di
plomaat.
ZIJN KAMERLIDMAATSCHAP.
In 1909 besloot hij van Rolduc heen te
gaan; hij had reeds vijftien jaren het
lidmaatschap der Kamer met het Rol
ducsche professoraat vereenigd. Doch
dit heen en weer reizen tusschen de re
sidentie en Limburg viel op den duur
niet te torsen.
Den 13 November 1896 had dr. Nolens
op den voor een Nederlandsch volksver
tegenwoordiger jeugdigen leeftijd van 36
jaren, zijn intrede gedaan in de Tweede
Kamer.
Als candidaat-afgevaardigde van het
district Venlo had hij vóór de verkiezin
gen op tal van vergaderingen redevoe
ringen gehouden.
Zoo'n verkiezingsspeech te lezen is nu
nog een lust, schrijft Minister Deckers in
bovengenoemd boek „dr. Nolens" en hij
vervolgt
Van fanfare-redevoeringen heeft dr.
Nolens nimmer gehouden. Nu, ruim der
tig jaar later, is er wel niemand in Ne
derland, die zich een door hem uitge
sproken rede anders kan voorstellen dan
zakelijk, en wei-overwogen, woord voor
woord. Werkelijkheidszin, die kostbare
eigenschap van hem, die een taak heeft
te vervullen op het terrein der practische
politiek, bezit dr. Nolens in hooge mate.
Deze zin voor realiteit kwam reeds tot
uiting in de eerste rede in de Tweede
Kamer, die hij daar hield op 1 Decem
ber 1897, dus' na een wacht- en leertijd
van een vol jaar, overeenkomstig den on
geschreven, door schier allen nauwgezet
gevolgden regel dier dagen.
In den zomer van 1897 hadden de ver
kiezingen plaats gegrepen volgens de nieu
we kieswet. De politieke strijd, zoo pas
in het land gestreden, bleef in de Ka
mer niet onbesproken. Niet over de sa
menstelling der regeering echter wensch-
te de afgevaardigde van Venlo te spre
ken, niet over de meerderheid waaruit
zij voortkwam, niet over datgene wat aan
haar optreden voorafging.
„Ik neem de zaken zooals ze
nu eenmaal zijn en bepaal mij tot
de bespreking van wat m.i. thans op den
voorgrond staat".
Telkens weer kan men in het politieke
leven van dr. Nolens vaststellen, hoe
zeer hij getrouw is gebleven aan dat
woord van 1 December 1897; even ge
trouw als hij dat was in het vervolg van
die eerste rede, toen hij het Ministerie-
Pierson toeriep: „Laat aan het Neder
landsche volk zien, dat gij de woorden,
waartoe ook gij u tot heden grootendeels
bepaald hebt, in daden weet om te zet
ten".
Dr. Nolens stelde de Regeering met
grooten nadruk den eisch zich met sociale
wetgeving te gaan bezighouden. En, kon
het anders, al spoedig nam de redenaar
de Encycliek Rerum Novarum ter hand.
Moeilijk zaliemand zijn aan te wijzen,
die de Rerum Novarum meer in zich op
nam en getrouwer in toepassing bracht
dan dr. Nolens. De inhoud van dat ge
wichtige stuk is hem geworden tot pa
rate kennis en de toepassing tot het
meest natuurlijke handelen.
NOLENS EN SCHAEPMAN.
Het gebeurt wel eens, dat men bij be
schouwingen over het Katholieke staat
kundige leven in Nederland dr. Schaep-
man en dr. Nolens naast elkander stelt.
Dit ligt trouwens in de rede alleen reeds
wegens de belangrijkheid der plaats,
door beiden op het politiek terrein inge
nomen en door den grooten invloed, door
beiden op onze staatkunde geoefend.
Maar onredelijk is het dr. Schaepman en
dr. Nolens tegenover elkander te stellen.
Zeker, tusschen beiden zijn groote en zeer
in het oog springende verschillen. Dr.
Schaepman de redenaar bij Gods genade.
Dr. Nolens1 de man van het rustig-voor-
bereid, weloverwogen woord. Dr. Schaep
man, wien het een lust was tot het volk
te gaan en het toe te spreken in kleu
renrijke taal. Dr. Nolens, die groote ver
gaderingen liefst ziet gehouden worden
zonder hem. De een groot in het spre
ken, de ander groot in het zwijgen. De
een zijn meening zeggend als het kan, de
ander slechts als het moet.
Dr. Schaepman, zich gansch een schare
makend van verknochte vrienden en in
eerbied tot hem opziende leerlingen,
dooh daarnaast in het harnas roepend
vele hartstochtelijke bestrijders.
Dr. Nolens, met weinig talrijke vrien
den, maar met nog minder talrijke be
strijders.
Beiden geëerd en rijk aan invlvoed.
Doch waar men dezen invloed aan dr.
Schaepman vooral schonk uit liefde,
gaf men hem dr. Nolens veeleer uit
ontzag. Nog meer tegenstellingen zouden
te maken zijn, maar dit belet niet, dat
Katholiek Nederland beide voormannen
plaatst en terecht plaatst naast elkan
der. Daarbij weet het zich in gezelschap
van dr. Schaepman zelf. Bekend is vol
doende met hoeveel waardeering deze in
particulieren kring sprak over zijn jonge
ren vriend, over diens gaven en groote
bekwaamheden. In geschriften legde hij
in dezen echter niet veel vast. Dat dorst
hij niet, omdat hij, naar zijn eigen woord,
DR. NOLENS BIJ ZIJN INTREDE
IN DE TWEEDE KAMER 1896.
te zeer in één huls met dr. Nolens woon
de, en niet zonder vreeze hebben wij
ons afgevraagd of men ons, die het wèl
hebben aangedurfd, niet van overmoed,
misschien wel van roekeloosheid zal be
schuldigen.
Al wilde dr. Schaepman dan niet veel
van di\ Nolens zeggen, qualitatief was
het wèl veel. Hij deed dit bij gelegenheid
van het welkomstwoord, dat hij wijdde
aan het Katholiek Sociaal Weekblad, de
„fraaie Nieuwjaarsgave", waarmede Ne
derland bij de intrede van 1902 werd ver
rast.
„Ik woon te zeer in één huis met dr.
Nolens om veel van- hem te durven zeg
gen. Tegenspraak vrees ik echter niet,
wanneer ik hem den wetenschappelijkste
onder onze katholieke sociologen noem.
Niet alleen staats-, maar ook rechtsge
leerde, in wijsbegeerte en theologie erva
ren, met de letteren meer dan bevriend
is hij voor o.ns wat Van Houten, Druc-
•ker, Kerdijik voor hun vrienden zijn. De
trek, die hem onderscheidt is de „deege
deeglijkheid", de lievelingsdougd onzer
beste mannen. Door die degolijkheid is
hij een veilige gids op het gevaarlijk ge
bied der theorie en zijn adviezen <n
zake de Limburgiulie mijnwer. hebben
hè' bewezen op het moei ijke terrein
der practijk. Krachtige voorzichtigheid
met li ere eerlijkheid gepaard worden bij
hem door vriend en tegenstander gewaar
deerd."
De waardeering was wederkeerig. Dui
delijk blijkt dit uit het fraaie „In Me-
moriam" van dr. Nolens' hand, bij het
overlijden van dr. Schaepman.
Nog minder dan van het gesproken
woord, bediende dr. Nolens, hoewel „met
de letteren meer dan bevriend", zich van
de veder. Zijn „In Meinoriam", aan dr.
Schaepman gewijd, is een meesterstukje,
naar vorm zoowel als naar inhoud; de
bijdragen, die hij in de eerste jaren van
zijn politieke loopbaan plaatste in de
„Venloscho Courant", werden gretig ge
lezen cn overgenomen; zijn rede over
„Beteekenis en Omvang van de Arbeids
wetgeving", uitgesproken bij de aanvaar
ding van het ambt van buitengewoon
hoogleeraar aan de Amsterdamsche Uni
versiteit kenmerkt niet minder den uit-
nemenden stylist. Kan men 't anders dan
betreuren, dat dr. Nolens al sedert jaren
niets meer gepubliceerd heeft 1 Ook hier
heeft men een gevolg van zijn groote
voorzichtigheid. Wellicht ook werd alle
misère, die dr. Schaepman als publicist
ondervond, hem tot een afschrikking.
Critick op Nolens' beleid werd zelden
geoefend en geschiedde het al, dan ge
beurde het immer in den meest hoofschen
vorm. Vergelijk daarmede heb lot van dr.
Schaepman, door groote en kleine be
strijders' telkens opnieuw gekozen tot
doelwit hunner aanvallen; die nooit met
rust werd gelaten en meermalen zich ver
dedigen moest naar drie, vier zijden te
gelijk.
Al die moeilijkheden wist dr. Nolens
te voorkomen door zich van schrijven te
onthouden. Het moet een waar kunst
stukje zijn dr. Nolens' oordeel over een
belangrijke aangelegenheid zwart op wit
te krijgen, zoolang hij zelf nog niet de
overtuiging heeft, dat het kenbaar maken
zijner meening plicht is.
NOLENS, DE ZWIJGER.
Een aantal jaren geleden, aldus ver
haalt Minister Deckers in het gedenk
boek „Nolens", ontstond er in een
kiesdistrict een ernstige moeilijkheid,
die alle kiezers van het district en
vele daarbuiten bezig hield. Een groote
vergadering, bijgewoond door allen, die
een leidende rol vervulden en door af
gevaardigden van alle kiesvereenigingen,