DF, WAARDE VAN DEN CLOWN
Charley Chaplin.
Lachen.
Er zijn lieden, die het vreeselijk flauw
vinden als groote menschen om de grappen
van een clown, van een of andere potsen
maker lachen. Misschien lachen ze er zelf
toch ook wel om, maar ze schamen zich er
toch een beetje voor, ze meenen blijkbaar
dat men als verstandig mensch toch zulke
grappenmakerijen niet prettig mag vinden.
Maar gelukkig denken de meesten men
schen er anders over en we kennen er ve
len voor wie. als ze naar een circus gaan,
de verrichtingen van de clowns 't graagst
geziene deel van het programma zijn. Er is
ook nauwelijks grooter genot denkbaar dan
eens flink uit te lachen. Lachen zooals kin
deren doen eigenlijk om niets, cm het hu
moristische dat overal schuilt en dat ")ns,
als we zelf te weinig kinderlijk meer zijn
om het te zien, door den waren Clown ge
toond wordt. Lachen is aangenaam en ge-
•ond.
De clown.
De clown is het vermaak der kinderen en
der volwassenen zoolang deze de wijsheid
van den nonsens verstaan. Over die wijs
heid in het uiterlijk dwaze verscholen ;s al
heel wat litteratuur gemaakt, wij behoeven
daar aan niet mee te doen; men moet doen
,als de massa, men verklaart den clown
niet en de aantrekkingskracht, die hij oefent
vooral ook op de wijze menschen, men gaat
zien en lacht.
Onder de clowns schuilen wel serieuze
kunstenaars, al klinkt dat vermoedelijk
sommigen dwaas in de ooren. Wat? Dat
rondspringen en grimassen verkoopen, dat
nadoen en imiteeren zou iets met kunst te
maken kunnen hebben, vraagt ge mis
schien. En toch heusch het is zoo. De
clown doet dwaas om met de dwaasheid
ons te treffen. Terwijl men buldert van den
lach is men soms dieper ontroerd, dan mén
zou willen erkennen. Omdat in de zotheid
Albert Fratellinl
✓an den waren clown dikwijls diepe wijs
heid verscholen ligt.
Niet iedere clown is kunstenaar, o hé
neen, maar u kunt toch ook niet meenen
dat iedere musicus of schilder dat zijn zou.
Maar dat ook de clown kunstenaar zijn kan
dat valt niet te ontkennen.
De clowns zijn er overal en altijd geweest
men heeft dwaas- en dikdoende grappen
makers altijd gaarne gezien, als men de
dwaasheden belacht van den ridiculer
mensch ligt daarin immers ook het stre
lende bewustzijn dat men zelf wijzer, ver
standiger is. En zoo ziet men clowneske
figuren optreden in de Grieksche en Ro-
meische blijspelen, in de middeleeuwsche
kluchten in de Italiaansche Commedia deil'
arte enz. De vroolijke en belachelijke figu
ren daarin zijn van verschillende aanklee
ding en opvatting, maar zij vermaken ons
en leeren de verhouding der dingen zien
door hun lachwekkende dwaasheid.
Vooral de Commedia dell arte, die ont
stond in Italië in de tweede helft der zes
tiende eeuw heeft snel en beslist in heel
beschaafde Eeuropo grooten opgang ge
maakt.
Het is de Italiaansche comedie van pot
senmakers, Harlekijns en Pantalones, een
wereld van zotten, waarom men lachte,
eigen gelijkenis er mee vergetend, of die
geliikenis vindend... bij anderen.
Eu wij zijn nog net zoo. Als we een ern
stig vermanende preek aanhooren, meenen
we gemakkelijk, dat die eigenlijk voor an
dere bestemd is. Als we glimlachen of
grijnzen of bulderen van den lach om de
domheden die de clown uithaalt, voelen
wij daarin soms wel de domheden uit de
werkelijke wereld berispt, maar dan toch
van anderenen kunnen zoo blijven
lachen.
Grock speelt viool.
Beroemde namen.
Er zijn nog de namen bekend van ver
schillende clowns, die op bijzondere wijze
de kunst verstonden het menschendom te
vermaken. We noemen bijvoorbeeld 3n-
maldi Debureau en uit onzen tijd de Fra-
tellini's, Grock. En natuurlijk kunnen we
niet vergeten de allergrootste van de him
Charley Chaplin, terwijl we met zeker ge
rechtvaardigden trotsch noemen Buziau,
die zoo menschelijk-grappig, zoo fijn hu
moristisch is in hoogst dwaze scenes, dat
we werkelijk in hem een kunstenaar moe
ten eeren.
Grimaldi was in 1778 in Engeland gebo
ren. Zijn vader was een Italiaansch come-
diant. Hij mocht wel de clown bij uitne
mer iheid genoemd worden en hij heeft vele
jaren lang duizenden en duizenden doen
lachen. Zoo groot was zijn aanzien, dat er
een aantal boeken over hem geschreven
zijn met alle bijzonderheden daarin over zijn
grappen, over zijn optreden in de onder
scheiden theaters, zooals men dergelijke bij
zonderheden alleen van groote tooneélspeles
genoteerd vindt.
Werd aldus in Engeland de clown van
Grimaldi beroemd, in Frankrijk was het
Debureau, die zich een reputatie vestigt, zijn
Pierrot wordt het prototype van den Parij-
schen clown.
Zij beiden Grimaldi en Debureau maakten
school. We zouden nog meerdere groote
namen kunnen noemen van clowns en
Pierrot's, die echter in 't midden van de
vorige eeuw van het tooneel verdwijnen,
maar in het circus en in de music-hall weer
opduiken. En natuurlijk, maar dat is later
komen ze ook op de film terecht.
De Fratellinis.
Om beroemde clown's van onzen tijd te
noemen wijzen we op de de drie Fratel
lini's, die voor eenige jaren in ons land nog
een tournée maakten. Zij waren zeker bui
tengewone grappenmakers en behoorden tot
de goede klasse clowns, al verhief de re
clame hen misschien wat ai te hoog. Maar
ze waren alleszins waard gezien te worden,
speelclowns, die van hun nummers eigenlijk
kieine pantomines maken. De Fratellini's
zijn ook van afkomst echte circusmenschen.
Paul werd geboren in Sicilië, Francois in
Parijs, Albert in Moskou. Dat.alleen bewijst
al dat hun ouders heel Europa doortrokken.
Zij leerden hun ambacht met hun vader in
den tijd van het reizende circus. lederen dag
inspannen en weer uitspannen, een voor
stelling om aan den kost te komen. Op een
dag ergens in Rusland kreeg papa van den
directeur bevel met z'n kinderen behalve de
acrobatische toeren, die ze moesten maken,
ook een clowsnummer in elkaar te zetten.
En zoo begonnen de Fratellini's in Rusland
hun loopbaan als clowns.
Grock.
Een geheel ander figuur is Grock, die
voor 't oogenblik wel de meest beroemde
clown mag heeten, als men den grooten
clown van het witte doek uitzondert. Grock
is... doctor in de philosophic. Hij heet eigen
lijk Adrian Wettach en is Zwitser van ge
boorte. Zijn vader had een café en Zon-
dr.gs speelde Adrian wel met z'n zuster sa
men viool en piano natuurlijk om de gasten
te vermaken. Er kwam toen in het stadje
een circus en Adrian zou en moest met de
artiesten mee. Het kostte hem heel wat
moeite om zijn vader hiertoe over te halen,
Erich Caron, een Duitsche komiek, die met
z'n grappen 40.000 mark per maand
verdient.
maar ten slotte kreeg hij diens toestemming.
Hij gaat dan mee met het circus en hij be
merkt °auw dat dit geen lui leventje is. Hij
moet alles doen. Hij leert goochelen, hij
speelde mee in het orkest, hij treedt op als
clown, hij is conferencier. Maar de moeiten
zijn hem niet te groot, want hij voelt zich
gelukkig, dit is voor hem leven.
Hij krijgt evenwel een brief van zijn moe
der. Zijn moeder, neen zij kan het niet ver-
Fransche clown.
dragen, dat haar jongen bij een circus zou
zijn. Zij vraagt hem terug te keeren.
Welnu Adrian luistert, hij keert terug. Hij
zoekt zijn boeken weer op, hij gaat stu-
deeren. Adrian heeft een goede kop, hij
brengt het tot doctor in de philosophie. Kort
daarop vindt hij een plaats als gouverneur
bij de zoons van admiraal Horthy op diens
landgoed in Hongariie. HH heeft het daar
best; de familie is buitengewoon op den
gouverneur gesteld, hij verdient een goed
salaris en met zijn leerlingen heeft hij geen
last. Tot er een circus in het plaatsje komt...
Adrian geeft zijn mooie betrekking op en
gaat mee met de artiesten. Hij is gooche
laar, acrobaat, jongleur, kassier, hij bouwt
de tent mee op en af, hij speelt trompet en
viool, slaat de Turksche trom en weer is hij
gelukkig. Dan komt de tijd, dat hij zijn eigen
baas wil zijn; hij zoekt een partner voor een
„musical act" en Bric wordt gevonden. Bric
en Broek noemen ze zich en het wordt van
den aanvang af een succesnummer. Maar
Bric wisselt telkens en ten slotte krijgt Broc
er genoeg van steeds naar een partner te
moeten zoeken. Hij neemt den naam Grock
aan, treedt alleen op. het succes is even
groot en de gage behoeft hij niet meer te
deelen. Dr. Adrian, die nu ongeveer een
Grock af.
vijftiger is. voelt er veel voor te gaan rus
ten, hetzij op zijn landgoed in Noord-Frank
rijk, hetzij op zijn villa in het Zuiden, hetzij
op zijn jachtslot in Italië. Hij is rijk, schat
rijk. Stil gaat hij zijn weg, steeds heel een
voudig in het blauw gekleed en met een
bril, achter welks glazen de moede oogen
droomen. En hij heeft er al lang van ge
droomd voor de film te gaan spelen. Men
zegt, dat de eerste Grock-films een succes
zijn.
Charlie Chaplin.
Het spreekt wel vanzelf, dat de clouwns
voor de film zouden gaan optreden. Grock
geeft nu z'n voorstellingen op het witte
doek. En Charlie Chaplin, is er al lang we
reldberoemd door geworden.
Hij heeft niet het clowns-costuum aan
van anderen, we kennen Charlie in z'n eigen
plunje, z'n hoedje, z'n broek, z'n platvoe
ten en het wankele wandelstokje.
Er zijn misschien menschen die zich dat
nog al eenvoudig voorstellen. Charlie's
schoenen en z'n gang met de platvoeten,
maakten de heele wereld aan het lachen.
En hij was er!
Maar heusch zoo eenvoudig is het suc
ces van een clown niet. Zeker Charlie heeft
door zijn dwaze doen, z'n eigenaardige
kleeding en houding ontzaglijk gewerkt op
de lachspieren van millioenen menschen,
maar zijn succes wordt verklaard door den
diepen grond van zijn humor. Hij beeldt
den mensch uit, de armzalige mensch met
al z'n verdriet, z'n melancholie, altijd weer
slachtoffer van misverstanden, lachwekkend
maar de lach, waar achter de traan van
weemoed verscholen is, omdat we in ons
onderbewustzijn voelen, dat wij menschen
zijn als die grappenmaker daar, die ook ons
leed, onze tegenvallers, onze kleinheid uit
beeldt.
Er zijn nog andere grooten van de film
die meer zijn dan grappenmakers om wier
gekke streken wij glimlachen. We noemen
bijvoorbeeld Buster Keaton met zijn onbe
wogen gelaat. Maar Charlie Chaplin is
altijd nog onovertroffen.
Buziau.
Als we over den clown spreken, die tege
lijk kunstenaar kan zijn, dan kunnen we
zeker als voorbeeld daarvan aanhalen onze
eigen Nederlandsche clown Buziau. Wie
heeft al eens niet om hem geschaterd om
zijn uiterst komische gestes, om de gekke
dingen, die hij verzint. Ook hij is geen
flauwe grappenmaker, die zijn er waarlijk
genoeg, hij is een acteur, die de wereld
zeker nog veel zotter vindt dan de wereld
hem. En vermoedelijk heeft hij daaraan
geen ongelijk. Hij is een waarnemer van de
menschen, hij observeert de menschen. En
dan later doet hij zooals hij de dwaze men
schen zag doen. O als hij het doet wordt
het dwaze duidelijker en lachen wij ons
tranen om zijn idioterie, die onze eigen
weergegeven idioterie is. Zie hem daar over
het tooneel loopen als een „heer" en al de
belachelijkheden van dat „heer" zijn ze
worden ons duidelijk we lachen en we voe
len dat het zoo echt is, omdat we weten,
dat wij ook vele van die belachelijke fou
ten in ons hebben.
Buziau observeert de menschen en dai
broeit zoo'n geobserverd geval, net zoo
lang in hem tot hij er iets van maakt, bloed
warm en levensecht.
Het blijft juist:
Zotheid bergt meer wijsheid, dan
Menig wijs bevroeden kan.
En zoo komen we weer terug op de
waarde van het lachen.
Natuurlijk men kan ook lachen om ba
nale grappen en om grappenmakers, die
laag bij den grondsche grappen en grollen
verkoopen. En daar is van zelf vaak om ge
lachen, zij oogsten ook nu nog daverende
lachsuccessen. Ja het meerendeel van de
grappen, die succes hebben, gaat misschien
wel een banale en platte richting uit. Maar
des te meer waardeering moeten we dan
hebben voor de geestige kunstenaars, die de
lichte muze dienen, de lichte muze in den
gunstigen zin van dat woord.
Wat de goede clown doet is meer en be
ter dan ruwheden zeggen en dolle, geest-
Iooze grimassen maken. Als hij een kunste
naar is, en we hebben gezien, er zijn kun
stenaars onder hen, dan heeft zijn werk
waarde en dan bergt inderdaad zijn uiterlij
ke zotheid meer wijsheid en leering in zich
dan velen bevroeden. En misschien had de
grapjas Philippos dan toch nog gelijk toen
hij Socrates op diens vraag waarop hij
eigenlijk trotsch was antwoordde.
Socrates, die een man was die hield van
ernst en klassieke degelijkheid schijnt zich
geërgerd te hebben aan Philippos' grappen
en stelde hem daarom die vraag.
En Philippos antwoordde:
„Ik voor mij vind, dat ik meer reden heb
om trotsch te zijn op mijn gave, waarmee
ik ieder gezicht tot een lach kan plooien,
dan de dramaturg Kallipedes op zijn gave,
om de menschen te doen schreien."
Als het op geestige manier gebeurt, wel
ja, waarom niet? E. W.
(Nadruk verboden).
De clown HumstiBumsti.