DE LEIDSCHE COURANT
DE REKENING IS BETAALD
door A. P.
Mevrouw Hildegard Franken, die in Zwe
den met een Duitscher getrouwd was geweest,
keerde naar haar vaderland terug. Na den
dood van haar man, had zij eerst gebracht al
leen in de vreemde stad verder te leven. Maar
toen de droelheid wat overging, kreeg zij
heimwee naar het vaderland, naar den Ri.in,
waarvan zij acht jaar geleden afsche'd geno
men had. Nu zat zij in den D-trein Hamburg
Keulen en keek voortdurend uit bet coupé
raampje.
Jarenlang had zij zich trachten wijs te ma
ken dat haar liefde voor het vaderland en al
les wat hiermee samenhing en haar zoo n
groot harteieed gebracht had, geheel dood was.
Teen zij echter in het station aankwam en de
teren van den Keulschen dom zag oprijzen,
toen klopte haar het hart van vreugde en zij
was ontroerd. Toen wist zij, dat zij zich
acht jaar lang vergist had. In haar hart was
alies nog even levendig als vroeger
In het hotel hield zij zich niet langer dan 10
minuten op, om zich te verkleeden, toen ijlde
zij naar den Dom, waarin zij zoo vaak met
Erich geweest was en waar zij iedere» pilaar,
iedere versiering kende. Daarna nam zij een
auto en reed door de oude stad, vooibij Gur-
senich, Maria in het kapitool. Hoe 'anger zij
reed, hoe meer zich haar hart opende. Toen
zij echter in de nabijheid van den „Róraergan-
ges" onverwacht voorbij het huis kwam, waar
zij als jong onderwijzeres vier jaar lang ge
woond had, schoten haar plotseling de tranen
in de oogen. In dit huis had zij drie ;aat lang
een geluksdrcom gedroomd, in dit huis had
zij hem begraven.
In het hotel teruggekeerd, overlegde zij uren
lang of het niet beter was weer naar Zweden
terug te reizen of met den nachtsnel trein naar
Berlijn te vertrekken. Zij was rijk en onafhan
kelijk. Zij kon leven, waar en hoe zij het
wenschte. Zij was bovendien gezond en nog
maar 34 jaar.
Tenslotte besloot zij noch naar Zweden,
noch naar Berlijn, maar naar Munchen en ver
der naar Tirol te reizen, doch eerst na twee,
drie dagen. Eerst moest zij nog iets over
Erich weten, over den hoogleeraar dr Phil
Erich Kaden, haar vroegeren verlooide die
haar na een geheime verloving van drie jaar
te verstaan gaf, dat hij niet met een arm
meisje trouwen kon, omdat hij zich aan de
wetenschap, wijden wilde. Met een trotschen
lach had zij hem den ring teruggegeven. Hare
oogen verrieden niet, dat zij heele nachten
achtereen geschreid hadden. In dezen tijd leer
de zij den bejaarden weduwnaar Karei Franken
kennen en zij trouwde onmiddelijk met hein,
uit toorn of wraak, dat wist zij nu nog niet.
Drie dagen voor haar huwelijk had zij van
Erich een brief ontvangen, een wanhopigen
brief. Hij was intusschen met een rijk meisie
verloofd. Maar hij wilde de verloving verbre
ken, schreef hij haar, als alles tusschen hen
weer werd net als vroeger en als zij nog en
kele jaren op hem wilde wachten. Da:\rna had
zij zijn brief teruggestuurd en met potlood
eronder geschreven: „Mijn hart is dood. Daar
om is 't in ieder geval raadzamer, dat je je
rijke bruid trouwt".
Later had zij van haar vriendin gehoord,
dat hij getrouwd was en zich als privaatdocent
in Bonn gevestigd had. Doch reeds na drie jaar
kwam de scheiding. De vrouw kreeg Ie schu'd.
Het kind, een meisje, werd hem toegewezen.
Hij zelf zou daarop zijn wetenschappelijke
loopbaan opgegeven .hebben en weer naar
Keulen teruggekeerd zijn.
Hildegard liet zich het adresboek brengen.
Zij had zijn adres al spoedig gevonden. Hij
woonde in een inmiddels geannexeerde voor
stad, in een nieuwe wijk.
Tegen den avond reed zij uit. Uit zuiver
nieuwsgierigheid, zooals zij zich wijsmaakte.
Zij had expres een elegante auto getiuurd.
Maar in de stille wijk, waar, omgeven door
aardige tuintjes, enkele knusse villa's stonden,
schaamde zij zich met haar opzicht'ge auto,
stuurde ze naar de stad terug en ging te voet.
Zij hoefde niet lang te zoeken, na zeniye
minuten stond zij voor het huis no. 16. Zijn
tuin leek wel de mooiste. Er stond zen schat
van bloemen.
Hildegard liet haar blikken dwalen, vrij in
't rond. Zij dacht dat niemand haar opmerkte.
Plotseling klonk echter een vriendelijke vrou
wenstem: „U komt zeker voor de gobe'ins?
Ja? Dan verzoek ik u een oogenblikj- geduld.
Ik zal de deur open maken. De doctor is niet
thuis. Ik kan u echter de dingen even goed la
ten zien".
De vrouw opende het tuinpoortje en stelde
zich voor: „Ik ben de huishoud ster. Komt u
binnen".
Toen zij het huis betraden, verklaarde zij:
„Mijnheer is zeer gehecht aan deze gobelins.
Maar de tijden zijn zoo slecht en....
Hildegard luisterde niet eens naai hetgeen
de vrouw vertelde. Met kloppend hart liep
ze de vertrekken door. Daar hingen de gobe
lins, de waardevolle erfstukken det Kadens.
Erich had er zich nooit van'willen scheiden
ook toen niet.... Maar haar, Hilde, had hij
wel den bons gegeven....
„Ik neem de gobelins" sprak zij nu trotsch,
en wierp er ternauwernood een blik op. zoo
zeer was zij vervuld van een bedwelmend ge
voel van bevredigde wraak, 3000 is zelfs een
zeer bescheiden prijs.
Zij was zeer blij, dat zij haar cheque boek
bii zich had en haalde het tamelijk opvallend
uit haar tasch te voorschijn.
„Maar het tapijt?" vroeg de huishoudster.
„Welk tapijt?"
„Het Perzische. Het stond toch in dezelfde
advertentie, evenals de globelins en het zi'ver"
Hildegard trok 'n gewild lachje. Natuurlijk
had zij het in de advertentie gelezen, maar in
de haast weer vergeten. Ze vroeg toen het
tapijt te mogen zien.
„Dat ligt in de werkkamer van mijnheer,
daar komen, wij later. Thans wilde ik u eerst
't servies en de bokalen laten zien"
Hildegard kocht zonder afbieden de zes zil
veren borden en de vier bokalen. De huishoud
ster zette groote oogen op. Zoo vele, vele men-
schen waren vandaag reeds hier geweest, maar
niemand kocht iets. Zij hadden geen geld De
handelaars hadden echter zulke lage prijzen
geboden, dat de doctor er zelfs éen van buiten
gegooid had.
„Waarom verkoopt mijnheer al die dingen?"
vroeg Hildegard nu. „Wil hij alles verkoo-
pen?"
„Ach neen, alleen het overbodige Ons So-
phietje heeft roodvonk gehad. Nu wil mijnheer
met haar naar een badplaats. Zij is zoon
aardig kind, de kleine.... sprekend haai va
der.... Op het oogenblik speelt ze buiten in
den tuin. Wil ik haar eens roepen?"
De oogen van de huishoudster s'raalden.
Men zag, hoe veel zij van het kind hield.
Daarom werd zij zelfs bedroefd toen de vreem
de dame afwerend verklaarde:
„Neen, laat maarikhoud beelemaal
niet van kinderen".
Dat was echter gelogen. Zij hield buitenge
woon veel van kinderen. En wanneer zij wei
gerde de kleine Sophie te zien, was dit alleen
omdat zij vreesde in haar den vader terug te
De huishoudster gooide nu de deuren naar
de werkkamer van haar heer wijd open, doch
Hildegard trad niet binnen, maar bleef met een
luiden gil als vastgenageld op den drempel
staan.
„Het is ook zoo ontzettend heet, hier" zei
de huishoudster vol deelneming, „ik zal u di
rect een glas frisch water brengen.
De vrouw verliet de kamer, Hildegard vloog
echter naar de schrijftafel. Daar «tond in een
dubbele lijst haar foto en die van een klein
meisje. Op de schrijftafel lag de map die zij
eens voor hem geborduurd had. Op den fau
teuil lag tot den draad versleten het kussen,
dat zij voor hem gemaakt had en voor het
raam hing, ondanks de hitte, de kleurige tocht-
doek, waaraan zij vele, vele nachten besteed
had. De papiersnijder was er ook nog. ook het
postzegeldoosje, ja zelfs de sigaar, waarin een
aansteker verborgen zat, lag er nog. Deze si
gaar had ze hem op Kerstmis geschonken.
Zij had 50 heele centen gekost. Zij hadden
er indertijd vreeselijk mee moeten lachen en
ieder aan een kant „gerookt" tot zij dan de
sigaar lieten vallen, nadat hun lippen elkander
tot den eersten kus vonden....
De vrouw kwam met het water. Hildegard
dronk het glas in één teug leeg. Toen ging zij
voor de schrijftafel zitten en schreef de chèque
„Het tapijt neemt u toch ook, mevrouw?"
„Neen, het tapijt niet. Dat past te goed bij
de andere dingen hier. Het zou jammer zijn
de harmonie te verstoren.
De vrouw zuchtte. Het zou heel prettig ge
weest zijn, als de dame ook het tapijt genomen
had meende zij. Dan kwam mijnheer direct een
flink stuk vooruit.
„Heeft hij dan geen betrekking?"
„Geen vaste. Hij werkt voor de bladen Hij
verdiende echter zeer veel en wij hadden nog
goed wat over kunnen leggen, als de vrouw er
niet geweest was. Aan haar offerde hij alles.
omdat zij immers de moeder van zijn kind was
zoo verdedigde hij zich tegenover mij..."
Gewekt door jaloezie, sloegen in net hart
van Hildegard de vlammen der liefde hoog
op....
„Dan zal hij zeker ook weer met haar samen
komen?"
„Neen.Nooit...."
„Zeg dat niet, oude liefde...."
„Op zekeren keer is zij hier 's avonds laat
aangekomen. Hij liet haar echter niet over
den drempel en sprak ook geen enkel woord
tot haar. Het geld, dat zij verlangd.', heb ik
haar ou straat overhandigd. Men mag geen
mensch den dood toewenschen.hier ech
ter zeg ik:
Goddank, dat zij nu dood is. Mijnheer heeft
zooveel door haar te lijden gehad Hij kan
slechts van geluk spreken, dat hij van haar
verlost is. Hij heeft.
Hier zweeg de huishoudster, want in den
tuin hoorde men een juichende kinderstem
„Papa" roepen. Hildegard stond haastig op,
om nog ongemerkt de kamer te kunnen ver
iaten. Maar het was te laat.
In de deuropening ontmoette zij hem dien
zij had willen ontloopen.
„Hilde", riep hij buiten zichzelf van verba
zing en vreugde. „Hilde.... jij?. God
dank, dat je den weg naar mij gevonden hebt"
Hildegard trachtte tevergeefs haa' gewel
dige ontroering meester te worden.
„Ikik heb hier dingen.. gekocht. Hier
op de schrijftafel ligt de chèque".
Erich Kaden nam den chèque, bekeek hem
en scheurde hem toen in stukken. Daarna
greep hij Hildegards handen en hield die ste
vig vast.
„Schrijf me liever een quitantie, dat alle
oude rekeningen tusschen ons vereffend zijn.
Ik heb meer dan genoeg moeten betalen. Ver
sta je dat, Hilde?"
Hilde deed alle moeite om haar hand uit de
zijne te trekken.
„Ik kan niet" steunde zij en wendde zich af,
omdat zij zich over haar zwakheid schaamde.
Ik kan werkelijk niet!"
Maar dan kwam klein Sophietje, die met
verbazing de heele scène bijgewoond had. en
drukte haar met zacht geweld een potlood :n
de hand.
Hildegard liet zich niet overhalen de ver
langde kwitantie te schrijven, maar toen zij
eenige uren later het huis verliet, zag men
het aan haar stralende oogen, dat s'le oude
rekeningen vereffend waren en een nieuw ge
louterd geluk zijn intocht ging houden in haar
jonge leven.
Kunstenaar: Indien u een werkelijk goe
den indruk van water wilt krijgen, moet
u een stap teruggaan.
HET STEMMETJE
door H. B. S.
Zooals haast iederen avond zat vrouw
Helène te naaien. Op een stoel naast haar
lagen verschillende kleedingstukken van de
kinderen. Hier waren gaten in kousen en
sokjes te stoppen, daar scheuren in jurkjes
en broeken dicht te maken. Een knoopje
kon haar oudste dochtertje, de 9-jarige Hil-
gonda er al best aannaaien en zij was er
niet weinig trotsch op, dat zij haar moeder
al helpen kon!
Met een zucht nam de vrouw de broek
van Henk van den stoel, om ze na te kij
ken. Vol schrik had zij bij het uitkleed en
een groote scheur in de haast nog nieuwe
„Kerstmisbroek" ontdekt. De kleine zon
daar zette een doodonschuldig gezicht en
verzekerde: „Moeke, ik weet heusch niet-,
hoe dat gekomen is! Ik heb er toch zoo
goed opgepast, ik ben alleen maar één
keer van de trapleuning afgegleden,
voegde hij er wat verlegen aan toe, „ik
moet morgen toch eens kijken, daar zit ze
ker een spijker in!"
Moeder bromt een beetje en waarschuwt
hem toch eindelijk 'ns verstandig te worden
en niet zoo wild te zijnMaar de scheur is
er nu eenmaal en die moet genaaid wor
den!
Helène denkt aan de leuke wildzang. Het
waren lieve, maar zeer drukke tempera
mentvolle kinderen. Ze lagen alle drie al
rustig in hun bedje en sliepen den gezon
den slaap der kinderen die nog niets weten
van zorg en ellende, niet weten, hoe
zwaar het de ouders valt, hen het noodige
te verschaffen hoe zwaar het voor een
moeder is, telkens en telkens weer maar
de kleeren van de kinderen, die haast niet
meer te verstellen zijn, in orde te brengen.
Hoeveel avonden kan zij eerst tegen mid
dernacht haar doodmoe lichaam ter ruste
leggen.
Ach, die bitterslechte malaisetijd! Ook
zij en haar man hebben zoo zwaar onder den
algemeenen slechten economischen toe
stand te lijden. Er is haast, geen slag werk,
hoezeer haar man zich ook inspant. En dan
is het zuinig zijn en nog eens zuinig zijn
langs alle kanten!
Ja en was dit tenminste nog maar het
eenige. MaarHelène's handen vallen
onwillekeurig slap in haar schoothet
eene, wat haar anders altijd met vreugde
vervuld had, wat nu echter als een haast
niet te dragen last beteekendedat er«weer
een kindje komen gingach God, in de
zen benarden tijd, nu zij ternauwernood- de
drie andere monden voeden konden 1
Al menige traan had de arme moeder in
het geheim vergoten. Ook nu werden haar
oogen vochtig. Niet om het kind o neen!
Zij had zelf o zoo gaarne nog een zoo'n
Engeltje in haar armen gekoesterdZij had
immers altijd haar zalig smartelijk moe
derschap als een geheime kroon gedragen.
Maarwat zou de toekomst brengen?
Ieder jaar werd de toestand al critieker.
Telkens wa-s het:i „Nu moet toch het hoog
tepunt bereikt zijn of beter het ergste
moet nog niet geleden zijn want erger
kon het niet worden!
En toch was het voortdurend slechter ge
worden.
Hoe hadden beide ouders zich telkens op
ieder der andere kinderen verheugd? En
nu!? Haast als een ongeluk voelden zij
het komen.... als de oorzaak van meer
armoede en meer zorgen?
Ach, de jonge moeder kwam zich haast
weerzinwekkend voor met haar innerlijken
afkeer voor de ongeborene vrucht, die zoo
teeder aan haar hart klopteHet arme we
zentje
Was het niet onschuldig aan zijn be
staan
Weerloos prijsgegeven aan liefde of
koude?
Traan op traan rolde over hare wangen.
Buiten stroomde de regen, de druppels
sloegen hard tegen de vensterruiten. Toen
dacht Helène aan haar man. De stakkerd
Hij was er nog eens op uit gegaan om
werk te zoeken. Zou het vandaag gelukt
zijn? Veel hoop ha'1 hij niet. De tijden wa
ren slecht en iederen dag bracht teleur
stellingen. Toen had hij de hoop opgege
ven. Slechts wille van vrouw en kinde
ren had hij telkens en telkens weer stad
en land afgeloopen om werk.
Als het vandaag weer eens tevergeefs
was? En bij dit troosteloos weer, dat zijn
stemming nog troosteloozer moest maken?
De vrouw zond een vurig gebed ten hemel.
Een beetje verlichting in den vreeselijken
nood
Dan kon men zich ook op de komst van
Arm, arm kind, dat ge toch ook in deze
slechte tijden tot ons komen wilt!
Zij steunde met het hoofd in de handen
en peinsde en peinsde. Het was zoo stil om
haar heenAlleen het vuur in de kachel
knetterde zachtNog altijd sloeg de re
gen tegen de ruiten. Helène legde het hoofd
op de armen een zacht snikken trilde
door haar lichaam, een zacht, geruischloos
weenenlangtot zij uitgeput was..
Stil en onbeweeglijk zat zij daar..
leunde moe met het hoofd op de handen.
Maar, wat was dat?Trok daar niet een
teer handje aan haar arm.... streek daar
niet héél heel zacht een vingertje over
haar hand? Legden zich daar niet plotse
ling twee kinderarmpjes rond haar hals?
Zij kroqip ineen sloeg het hoofd op
en zie: twee groote, onschuldige kinder-
oogen, blauw als de lentehemel, keken haar
treurig aan.... een zacht, teer stemmetje
klaagde zoet: „Moeder.... schreit ge om
mij? Houdt ge niet veel van mij?.... Moe
der, houd toch van mij!"
Ontdaan en doodsbleek schrok de vrouw
op. Om Godswil wat was ü:sl? Was zij
ingeslapen Had. ze gedroomd?
Zij sprong op, kneep de vingers samen,
wreef de oogen uitmaar zag nog altijd
de groote blauwe kinderoogen, die haar
droef verwijtend aanstaarden zoo ont
roerend, zoo smeekend, dat het haar tot in
het diepst van het hart t-raf. Zij hoorde het
kinderstemmetje o God, dit teederzoet
stemmetje.... dat zoo zacht aan heur hart
klopte en toch klonk het als een bazuin
uit het oordeel.
Luid snikkend wierp de moeder zich in
een zetel. Arme lieveling! Neen ik heb
je lief! Ik wil niet meer schreienook
inwendig zal ik geen weerstand meer bie
den. Neen, God, die je aan mij geschonken
heeft, zal ons helpen! Heeft Jezus de Kin
dervriend niet gezegd: „Wees niet angstig
bezorgd voor den dag van morgen!"
En nu waren het tranen van verlossing,
die zonder ophouden over haar handen lie
pen. Zij werd kalmer en rustigerluis
terde nog altijd naar het fluisteren van
het zoete stemmetje, naar het teeder klop
pen van een klein hartje....
De strijd was gestreden. Alle twijfel en
angst en koude weken van haar weg
zij stroomde over van geluk: moederweel
de! Nu pas kon zij zich om het kleine we
zentje verheugen. Zij vloog weer omhoog
er werd hard gebeld: haar man! Snel liep
zij naar de deur en deed open. En keek
in zijn stralende oogen. „Rudolf!Is 't
geluktriep zij in blijde opwinding.
Hij viel haar ore den hals. „Ja, Helène.
Ik heb werkgoddank! Wat ben ik blij.
Het is een flink stuk werkDat beteekent
uitkomst! Dat is weer een goede boter
ham! Hij kleedde zich uit. Heel gelukkig
zette zij hem het eenvoudig avondeten voor.
Toen vertelde hij zijn wedervaren. Wat
straalde zijn oogen. Hoe gelukkig gevoelde
hij zioh, nu hij wee: voor de zijnen wer
ken kon!
En Helène? Ach, zij schaamde zich over
haar gebrek aan vertrouwen.... Moest
God haar niet eerst het kindje sturen....
het laten bedelen om moederliefdeEn
in hetzelfde uur dat zij den moed verloor,
zich tegen de komjo van het kindje ver
zette, toen had de Voorzienigheid haar
man werk verschaft. Neen, neen, nooit,
nooit meer zou zij bedroefd zijn om het.
nieuwe leven. Stokkend vertelde zij haar
man alles wat zij in het laatste uur had
mee gemaakt van het smeekend stem
metje
Ontroerd 'loot hij haar in de armen.
„Arme vrouw! Weos nu kalm, lieveling!
Zie je nu niet, dat God tekens weer zorgt?
Laat ons nooit meer zoo kleinmoedig zijn.
Ik had ook geen moed meer maar nu
zullen wij ons echte, van ganscher harte op
de komst van ons knuje verheugen en we
zullen het dubbel liefhebben, juist omdat
het in zoo'n moeilijiten tijd komt. Je zult
zien Helène, dit kind zal laten eenmaal on
ze grootste vreugde en grootste troost
zijn".
Bij het avondgebed steeg uit het ouder
hart een dankgebed op tot God: „Dank
voor de deelnamo aan Zijn scheppings
kracht! Dank voor het blanke zieltje, dat
Hij wederom in hunne handen wilde leg
gen.
DE ONDERWIJZER DER FILM
KINDEREN.
Dr. Huddersfield en zijn leer
lingen. Kritieke overgangs
jaren. De aartsdeugniet
schaamt zich over zijn zomer
sproeten.
door F. N.
In alle landen zijn de filmmaatschap
pijen op zoek naar kinderen, die geschikt
zijn voor de film. Men zou pendanten van
Jackie Coogan of „Sonny Boy" willen vin
den. Van tijd tot tijd worden zij bij de re
gisseurs voorgesteld, die hun keus doen,
naar gelang de rollen, die de kinderen te
vervullen hebben want ook de klankfilm,
is overtuigd van het effect, dat een kinder
lijk spel op het publiek maakt.
Nu zal zeker hier en daar de vraag rij
zen: is het raadszaam, een kind in den film
te laten spelen? Kan het geen nadeelige
gevolgen hebben voor het kind, wanneer
het plotseling met geld en roem overladen
wordt?
Op deze vraag nu wordt antwoord ge
geven door een dor voornaamste autoritei
ten op gebied der kinderopvoeding in Ame
rika n.l. door Dr. Louis Huddersfield. Hij
was tot nu toe directeur van een school in
Pasadena, waar de upper ten van geheel
Amerika haar kinderen ter school zonden.
Thaps is dr. Huddersfield werkzaam in
Hollywood, waar ongev. 40 kleine filmhel
den aan zijne paedagogische zorgen zijn
toevertrouwd, terwijl hij er in 't bijzonder
voor waakt dat de kinderen door de film
maatschappijen niet uitgebuit worden op
een manier, die hun op eenigerlei wijze
zou kunnen schaden.
Dr. H. is n.l. tegelijkertijd lid van het
schooltoezicht in Los Angelos en kan di
rect tusschenbeide komen, wanneer de kin
deren ongeschikte rollen moeten spelen of
aan al te groote verleiding worden bloot
gesteld.
Hij zegt over de filmkinderen het volgen
de:
„Het eenige opmerkenswaardige aan
deze kinderen is, dat zij allen normaal en
harmonisch ontwikkeld zijn, het zijn geen
wonderkinderen, maar heel natuurlijke
ontwikkelde kinderen. Andere kinderen zijn
dikwijls reeds op 10-jarigen leeftijd in een
of ander opzicht bedorven, hetzij door ver
keerde opvoeding, hetzij door slechte be
handeling van do zijde der ouders. Het is
natuurlijk een vereischte, dat de filmkin
deren zoowel in geestelijk als lichamelijk
opzicht normaal zijn. De beste leeftijd voor
het filmwerk der kinderen ligt tusschen het
zesde en twaalfde jaar; na het 14e jaar is
het onherroepelijk gedaan met hun carrièro
als „filmkind" hoe wereldberoemd en po
pulair het ook geweest mag zijn.
Jackie Coogan is hiervan een typisch
voorbeeld. Reeds bij zijn eerste optreden
in do film veroverde Jackie stormender
hand de harten van het filmpubliek, jaren
lang was hij het meest bekende kind der
geheele wereld, wat hij uitsluitend dankte
aan het feit, dat hij in de film zoo graag
gezien was. Hij verdiende een kolossaal ver
mogen voor zijn directeuren en een nog
grooter voor zijn ouders en ook thans zou
hij nog een der grootste filmsterren van
Hollywood zijn wanneer hij op zekeren
dag niet opgehouden had kind te zijn. Van
dezen dag af was Jackie Coogan uit de
ateliers in Hollywood verdwenen. Hij had
zijn kinderlijk gemoed en vooral zijn na
tuurlijke aantrekkelijkheid verloren.... hij
was plotseling in de overgangsperiode ge
komen en een jongeling geworden, een zeer
gevoelige schuchtere jongeman, die heel
anders dacht en voelde als het wereldbe
roemde filmkind Jackie Coogan.
Hiermede is echter niet gezegd, dat Jac
kie Coogan's loopbaan op de film voorgoed
afgesloten is. Alleen de carrière van Jac
kie Coogan als filmkind is ten einde, maar
als, d.w.z. als volwassen filmartist is Jackie
nog een onbeschreven blad.
Waarschijnlijk zal Jackie Coogan in de
toekomst zijn krachten beproeven als film
speler, maar dat is dan voor hem iets ge
heel nieuws. Van het filmkind Jackie Coo
gan zal niets meer over zijn.
Een ander beroemd filmkind is Wesley
Berry met zijn zomersproeten. Als 10-jarige
„aartsdeugniet" had zijn grootste succes
en was verschillende jaren in de heele we
reld bekend. Voor hem kwam de over
gangsperiode veel later dan voor Jackie
Coogan, wat vooral te wijten was aan het
groote verschil ia temperament, maar toen
Wesley Berry tenslotte ook jongeling werd,
verdween hij eveneens van het filmdoek.
Zijn regisseurs trachtten op alle mogelijke
manieren de wetten van tijd en natuur te
trotseexen en nieuwe filmen met Wesley
als knaap in de vlegeljaren op te nemen,
maar het bleek al heel spoedig, dat hun po
ging hopeloos was en falikant zou uitvallen.
De jongeling met zijn sproetig gezicht be
gon plotseling zeer schuw en terughoudend
te worden.... schaamde zich over zijn zo
mersproeten en kleurde en werd doodver
legen, wanneer jonge meisjes zich vroolijk
maakten om zijn potsierlijke uiterlijk. Hij
weigerde op den duur op te treden in sce
nes, waarin de meisjes hem om zijn zomer
sproeten uit konden lachen.
Het was gedaan met den aartsschavuit
Wesley Berry.
Op dezelfde maniex ging het met een
heele reeks andere beroemde filmkinderen.
Zij zijn de een na de andere verdwenen;
andere, jongere krachten hebben hun plaats
ingenomen. „Baby Peggy" was vijf jaar ge
leden nog een wereldberoemde en geliefde
kleine prima-donna, thans is zij geheel van
het celluloid verdwenen. Zij is groote dame-
maar misschien komt zij op een gegeven
oogenblik in een klankfilm weer te voor
schijn, doch dan zal er misschien niemand
meer zijn, die „Baby Peggy" in haar her
kent.
Ofschoon Dr. Hudderfield verschillende
helpers en assistenten heeft, houdt hij zich
tooh persoonlijk met ieder van zijn leerlin
gen bezig en geeft nauwkeurig acht dat
niemand te veel uren per dag werkt.
Het onderwijs neemt een groot gedeelte
van den dag in beslag, bovendien zijn er
enkele uren voor gemeenschappelijk spel
gereserveerd.
Sinds de overwinning van den spreken
den film is Sonny Boy, zijn eigenlijke
naam is Davey Lee het beroemdste der
nieuwe filmkinderen. Hij is pas vier jaar en
onderscheidt zich van de meeste filmkinde
ren door zijn groote verlegenheid. Slechts
door een toeval kwam hij tot zijn eerste
filmrol. Zijn oudste broer kreeg op zekeren
dag een uitnoodiging van een filmmaat
schappij, om in het atelier te komen en de
ouders namen ook den kleinen boy mee.
Toen de regisseur diJ ventje zag dacht hij
niet eens meer aan den oudste en ofschoon
de moeder meende, dat hij absoluut niet ge
schikt was, kreeg hij terstond een vast
engagement voor vijf jaax.
Een ander bekend filmkind is Jac Cob'o,
den dikzak, die ondanks zijn 80 kilo het ge
zondste kind van geheel Hollywood is en
vlijtig als weinig anderen op zijn leeftijd.
Een der aantrekkelijkste kinderen der
nieuwe filmjeugd is de kleine Nancy Price,
in wie men de toekomstige Mary Pickfoxd
zien wil, omdat zij zeldzame gratieuse be
wegingen bezit.
In ieder geval is de loopbaan van het
filmkind, wanneer de ouders verstandig te
werk gaan en niet te veel van het kind
vergen en vooral niet van zijn kinderlijke
genoegens berooven, volgens de verklarin
gen van Huddersfield absoluut niet gevaar
lijk voor de gezondheid en geestelijke ont
wikkeling. Integendeel, het filmkind kan in
zijn jeugd de middelen verwerven, waarop
het later met succes zijn loopbaan vestigen
kan.
Dokter: Weet u niet, dat mijn spreek
uur om 4 uur afgeloopen is.
Dame: Ja, maar het hondje, dat mij
beet, wist het niet en beet mij pas om 5
uur.