DE LEIDSCHE COURANT DE REKENING IS BETAALD door A. P. Mevrouw Hildegard Franken, die in Zwe den met een Duitscher getrouwd was geweest, keerde naar haar vaderland terug. Na den dood van haar man, had zij eerst gebracht al leen in de vreemde stad verder te leven. Maar toen de droelheid wat overging, kreeg zij heimwee naar het vaderland, naar den Ri.in, waarvan zij acht jaar geleden afsche'd geno men had. Nu zat zij in den D-trein Hamburg Keulen en keek voortdurend uit bet coupé raampje. Jarenlang had zij zich trachten wijs te ma ken dat haar liefde voor het vaderland en al les wat hiermee samenhing en haar zoo n groot harteieed gebracht had, geheel dood was. Teen zij echter in het station aankwam en de teren van den Keulschen dom zag oprijzen, toen klopte haar het hart van vreugde en zij was ontroerd. Toen wist zij, dat zij zich acht jaar lang vergist had. In haar hart was alies nog even levendig als vroeger In het hotel hield zij zich niet langer dan 10 minuten op, om zich te verkleeden, toen ijlde zij naar den Dom, waarin zij zoo vaak met Erich geweest was en waar zij iedere» pilaar, iedere versiering kende. Daarna nam zij een auto en reed door de oude stad, vooibij Gur- senich, Maria in het kapitool. Hoe 'anger zij reed, hoe meer zich haar hart opende. Toen zij echter in de nabijheid van den „Róraergan- ges" onverwacht voorbij het huis kwam, waar zij als jong onderwijzeres vier jaar lang ge woond had, schoten haar plotseling de tranen in de oogen. In dit huis had zij drie ;aat lang een geluksdrcom gedroomd, in dit huis had zij hem begraven. In het hotel teruggekeerd, overlegde zij uren lang of het niet beter was weer naar Zweden terug te reizen of met den nachtsnel trein naar Berlijn te vertrekken. Zij was rijk en onafhan kelijk. Zij kon leven, waar en hoe zij het wenschte. Zij was bovendien gezond en nog maar 34 jaar. Tenslotte besloot zij noch naar Zweden, noch naar Berlijn, maar naar Munchen en ver der naar Tirol te reizen, doch eerst na twee, drie dagen. Eerst moest zij nog iets over Erich weten, over den hoogleeraar dr Phil Erich Kaden, haar vroegeren verlooide die haar na een geheime verloving van drie jaar te verstaan gaf, dat hij niet met een arm meisje trouwen kon, omdat hij zich aan de wetenschap, wijden wilde. Met een trotschen lach had zij hem den ring teruggegeven. Hare oogen verrieden niet, dat zij heele nachten achtereen geschreid hadden. In dezen tijd leer de zij den bejaarden weduwnaar Karei Franken kennen en zij trouwde onmiddelijk met hein, uit toorn of wraak, dat wist zij nu nog niet. Drie dagen voor haar huwelijk had zij van Erich een brief ontvangen, een wanhopigen brief. Hij was intusschen met een rijk meisie verloofd. Maar hij wilde de verloving verbre ken, schreef hij haar, als alles tusschen hen weer werd net als vroeger en als zij nog en kele jaren op hem wilde wachten. Da:\rna had zij zijn brief teruggestuurd en met potlood eronder geschreven: „Mijn hart is dood. Daar om is 't in ieder geval raadzamer, dat je je rijke bruid trouwt". Later had zij van haar vriendin gehoord, dat hij getrouwd was en zich als privaatdocent in Bonn gevestigd had. Doch reeds na drie jaar kwam de scheiding. De vrouw kreeg Ie schu'd. Het kind, een meisje, werd hem toegewezen. Hij zelf zou daarop zijn wetenschappelijke loopbaan opgegeven .hebben en weer naar Keulen teruggekeerd zijn. Hildegard liet zich het adresboek brengen. Zij had zijn adres al spoedig gevonden. Hij woonde in een inmiddels geannexeerde voor stad, in een nieuwe wijk. Tegen den avond reed zij uit. Uit zuiver nieuwsgierigheid, zooals zij zich wijsmaakte. Zij had expres een elegante auto getiuurd. Maar in de stille wijk, waar, omgeven door aardige tuintjes, enkele knusse villa's stonden, schaamde zij zich met haar opzicht'ge auto, stuurde ze naar de stad terug en ging te voet. Zij hoefde niet lang te zoeken, na zeniye minuten stond zij voor het huis no. 16. Zijn tuin leek wel de mooiste. Er stond zen schat van bloemen. Hildegard liet haar blikken dwalen, vrij in 't rond. Zij dacht dat niemand haar opmerkte. Plotseling klonk echter een vriendelijke vrou wenstem: „U komt zeker voor de gobe'ins? Ja? Dan verzoek ik u een oogenblikj- geduld. Ik zal de deur open maken. De doctor is niet thuis. Ik kan u echter de dingen even goed la ten zien". De vrouw opende het tuinpoortje en stelde zich voor: „Ik ben de huishoud ster. Komt u binnen". Toen zij het huis betraden, verklaarde zij: „Mijnheer is zeer gehecht aan deze gobelins. Maar de tijden zijn zoo slecht en.... Hildegard luisterde niet eens naai hetgeen de vrouw vertelde. Met kloppend hart liep ze de vertrekken door. Daar hingen de gobe lins, de waardevolle erfstukken det Kadens. Erich had er zich nooit van'willen scheiden ook toen niet.... Maar haar, Hilde, had hij wel den bons gegeven.... „Ik neem de gobelins" sprak zij nu trotsch, en wierp er ternauwernood een blik op. zoo zeer was zij vervuld van een bedwelmend ge voel van bevredigde wraak, 3000 is zelfs een zeer bescheiden prijs. Zij was zeer blij, dat zij haar cheque boek bii zich had en haalde het tamelijk opvallend uit haar tasch te voorschijn. „Maar het tapijt?" vroeg de huishoudster. „Welk tapijt?" „Het Perzische. Het stond toch in dezelfde advertentie, evenals de globelins en het zi'ver" Hildegard trok 'n gewild lachje. Natuurlijk had zij het in de advertentie gelezen, maar in de haast weer vergeten. Ze vroeg toen het tapijt te mogen zien. „Dat ligt in de werkkamer van mijnheer, daar komen, wij later. Thans wilde ik u eerst 't servies en de bokalen laten zien" Hildegard kocht zonder afbieden de zes zil veren borden en de vier bokalen. De huishoud ster zette groote oogen op. Zoo vele, vele men- schen waren vandaag reeds hier geweest, maar niemand kocht iets. Zij hadden geen geld De handelaars hadden echter zulke lage prijzen geboden, dat de doctor er zelfs éen van buiten gegooid had. „Waarom verkoopt mijnheer al die dingen?" vroeg Hildegard nu. „Wil hij alles verkoo- pen?" „Ach neen, alleen het overbodige Ons So- phietje heeft roodvonk gehad. Nu wil mijnheer met haar naar een badplaats. Zij is zoon aardig kind, de kleine.... sprekend haai va der.... Op het oogenblik speelt ze buiten in den tuin. Wil ik haar eens roepen?" De oogen van de huishoudster s'raalden. Men zag, hoe veel zij van het kind hield. Daarom werd zij zelfs bedroefd toen de vreem de dame afwerend verklaarde: „Neen, laat maarikhoud beelemaal niet van kinderen". Dat was echter gelogen. Zij hield buitenge woon veel van kinderen. En wanneer zij wei gerde de kleine Sophie te zien, was dit alleen omdat zij vreesde in haar den vader terug te De huishoudster gooide nu de deuren naar de werkkamer van haar heer wijd open, doch Hildegard trad niet binnen, maar bleef met een luiden gil als vastgenageld op den drempel staan. „Het is ook zoo ontzettend heet, hier" zei de huishoudster vol deelneming, „ik zal u di rect een glas frisch water brengen. De vrouw verliet de kamer, Hildegard vloog echter naar de schrijftafel. Daar «tond in een dubbele lijst haar foto en die van een klein meisje. Op de schrijftafel lag de map die zij eens voor hem geborduurd had. Op den fau teuil lag tot den draad versleten het kussen, dat zij voor hem gemaakt had en voor het raam hing, ondanks de hitte, de kleurige tocht- doek, waaraan zij vele, vele nachten besteed had. De papiersnijder was er ook nog. ook het postzegeldoosje, ja zelfs de sigaar, waarin een aansteker verborgen zat, lag er nog. Deze si gaar had ze hem op Kerstmis geschonken. Zij had 50 heele centen gekost. Zij hadden er indertijd vreeselijk mee moeten lachen en ieder aan een kant „gerookt" tot zij dan de sigaar lieten vallen, nadat hun lippen elkander tot den eersten kus vonden.... De vrouw kwam met het water. Hildegard dronk het glas in één teug leeg. Toen ging zij voor de schrijftafel zitten en schreef de chèque „Het tapijt neemt u toch ook, mevrouw?" „Neen, het tapijt niet. Dat past te goed bij de andere dingen hier. Het zou jammer zijn de harmonie te verstoren. De vrouw zuchtte. Het zou heel prettig ge weest zijn, als de dame ook het tapijt genomen had meende zij. Dan kwam mijnheer direct een flink stuk vooruit. „Heeft hij dan geen betrekking?" „Geen vaste. Hij werkt voor de bladen Hij verdiende echter zeer veel en wij hadden nog goed wat over kunnen leggen, als de vrouw er niet geweest was. Aan haar offerde hij alles. omdat zij immers de moeder van zijn kind was zoo verdedigde hij zich tegenover mij..." Gewekt door jaloezie, sloegen in net hart van Hildegard de vlammen der liefde hoog op.... „Dan zal hij zeker ook weer met haar samen komen?" „Neen.Nooit...." „Zeg dat niet, oude liefde...." „Op zekeren keer is zij hier 's avonds laat aangekomen. Hij liet haar echter niet over den drempel en sprak ook geen enkel woord tot haar. Het geld, dat zij verlangd.', heb ik haar ou straat overhandigd. Men mag geen mensch den dood toewenschen.hier ech ter zeg ik: Goddank, dat zij nu dood is. Mijnheer heeft zooveel door haar te lijden gehad Hij kan slechts van geluk spreken, dat hij van haar verlost is. Hij heeft. Hier zweeg de huishoudster, want in den tuin hoorde men een juichende kinderstem „Papa" roepen. Hildegard stond haastig op, om nog ongemerkt de kamer te kunnen ver iaten. Maar het was te laat. In de deuropening ontmoette zij hem dien zij had willen ontloopen. „Hilde", riep hij buiten zichzelf van verba zing en vreugde. „Hilde.... jij?. God dank, dat je den weg naar mij gevonden hebt" Hildegard trachtte tevergeefs haa' gewel dige ontroering meester te worden. „Ikik heb hier dingen.. gekocht. Hier op de schrijftafel ligt de chèque". Erich Kaden nam den chèque, bekeek hem en scheurde hem toen in stukken. Daarna greep hij Hildegards handen en hield die ste vig vast. „Schrijf me liever een quitantie, dat alle oude rekeningen tusschen ons vereffend zijn. Ik heb meer dan genoeg moeten betalen. Ver sta je dat, Hilde?" Hilde deed alle moeite om haar hand uit de zijne te trekken. „Ik kan niet" steunde zij en wendde zich af, omdat zij zich over haar zwakheid schaamde. Ik kan werkelijk niet!" Maar dan kwam klein Sophietje, die met verbazing de heele scène bijgewoond had. en drukte haar met zacht geweld een potlood :n de hand. Hildegard liet zich niet overhalen de ver langde kwitantie te schrijven, maar toen zij eenige uren later het huis verliet, zag men het aan haar stralende oogen, dat s'le oude rekeningen vereffend waren en een nieuw ge louterd geluk zijn intocht ging houden in haar jonge leven. Kunstenaar: Indien u een werkelijk goe den indruk van water wilt krijgen, moet u een stap teruggaan. HET STEMMETJE door H. B. S. Zooals haast iederen avond zat vrouw Helène te naaien. Op een stoel naast haar lagen verschillende kleedingstukken van de kinderen. Hier waren gaten in kousen en sokjes te stoppen, daar scheuren in jurkjes en broeken dicht te maken. Een knoopje kon haar oudste dochtertje, de 9-jarige Hil- gonda er al best aannaaien en zij was er niet weinig trotsch op, dat zij haar moeder al helpen kon! Met een zucht nam de vrouw de broek van Henk van den stoel, om ze na te kij ken. Vol schrik had zij bij het uitkleed en een groote scheur in de haast nog nieuwe „Kerstmisbroek" ontdekt. De kleine zon daar zette een doodonschuldig gezicht en verzekerde: „Moeke, ik weet heusch niet-, hoe dat gekomen is! Ik heb er toch zoo goed opgepast, ik ben alleen maar één keer van de trapleuning afgegleden, voegde hij er wat verlegen aan toe, „ik moet morgen toch eens kijken, daar zit ze ker een spijker in!" Moeder bromt een beetje en waarschuwt hem toch eindelijk 'ns verstandig te worden en niet zoo wild te zijnMaar de scheur is er nu eenmaal en die moet genaaid wor den! Helène denkt aan de leuke wildzang. Het waren lieve, maar zeer drukke tempera mentvolle kinderen. Ze lagen alle drie al rustig in hun bedje en sliepen den gezon den slaap der kinderen die nog niets weten van zorg en ellende, niet weten, hoe zwaar het de ouders valt, hen het noodige te verschaffen hoe zwaar het voor een moeder is, telkens en telkens weer maar de kleeren van de kinderen, die haast niet meer te verstellen zijn, in orde te brengen. Hoeveel avonden kan zij eerst tegen mid dernacht haar doodmoe lichaam ter ruste leggen. Ach, die bitterslechte malaisetijd! Ook zij en haar man hebben zoo zwaar onder den algemeenen slechten economischen toe stand te lijden. Er is haast, geen slag werk, hoezeer haar man zich ook inspant. En dan is het zuinig zijn en nog eens zuinig zijn langs alle kanten! Ja en was dit tenminste nog maar het eenige. MaarHelène's handen vallen onwillekeurig slap in haar schoothet eene, wat haar anders altijd met vreugde vervuld had, wat nu echter als een haast niet te dragen last beteekendedat er«weer een kindje komen gingach God, in de zen benarden tijd, nu zij ternauwernood- de drie andere monden voeden konden 1 Al menige traan had de arme moeder in het geheim vergoten. Ook nu werden haar oogen vochtig. Niet om het kind o neen! Zij had zelf o zoo gaarne nog een zoo'n Engeltje in haar armen gekoesterdZij had immers altijd haar zalig smartelijk moe derschap als een geheime kroon gedragen. Maarwat zou de toekomst brengen? Ieder jaar werd de toestand al critieker. Telkens wa-s het:i „Nu moet toch het hoog tepunt bereikt zijn of beter het ergste moet nog niet geleden zijn want erger kon het niet worden! En toch was het voortdurend slechter ge worden. Hoe hadden beide ouders zich telkens op ieder der andere kinderen verheugd? En nu!? Haast als een ongeluk voelden zij het komen.... als de oorzaak van meer armoede en meer zorgen? Ach, de jonge moeder kwam zich haast weerzinwekkend voor met haar innerlijken afkeer voor de ongeborene vrucht, die zoo teeder aan haar hart klopteHet arme we zentje Was het niet onschuldig aan zijn be staan Weerloos prijsgegeven aan liefde of koude? Traan op traan rolde over hare wangen. Buiten stroomde de regen, de druppels sloegen hard tegen de vensterruiten. Toen dacht Helène aan haar man. De stakkerd Hij was er nog eens op uit gegaan om werk te zoeken. Zou het vandaag gelukt zijn? Veel hoop ha'1 hij niet. De tijden wa ren slecht en iederen dag bracht teleur stellingen. Toen had hij de hoop opgege ven. Slechts wille van vrouw en kinde ren had hij telkens en telkens weer stad en land afgeloopen om werk. Als het vandaag weer eens tevergeefs was? En bij dit troosteloos weer, dat zijn stemming nog troosteloozer moest maken? De vrouw zond een vurig gebed ten hemel. Een beetje verlichting in den vreeselijken nood Dan kon men zich ook op de komst van Arm, arm kind, dat ge toch ook in deze slechte tijden tot ons komen wilt! Zij steunde met het hoofd in de handen en peinsde en peinsde. Het was zoo stil om haar heenAlleen het vuur in de kachel knetterde zachtNog altijd sloeg de re gen tegen de ruiten. Helène legde het hoofd op de armen een zacht snikken trilde door haar lichaam, een zacht, geruischloos weenenlangtot zij uitgeput was.. Stil en onbeweeglijk zat zij daar.. leunde moe met het hoofd op de handen. Maar, wat was dat?Trok daar niet een teer handje aan haar arm.... streek daar niet héél heel zacht een vingertje over haar hand? Legden zich daar niet plotse ling twee kinderarmpjes rond haar hals? Zij kroqip ineen sloeg het hoofd op en zie: twee groote, onschuldige kinder- oogen, blauw als de lentehemel, keken haar treurig aan.... een zacht, teer stemmetje klaagde zoet: „Moeder.... schreit ge om mij? Houdt ge niet veel van mij?.... Moe der, houd toch van mij!" Ontdaan en doodsbleek schrok de vrouw op. Om Godswil wat was ü:sl? Was zij ingeslapen Had. ze gedroomd? Zij sprong op, kneep de vingers samen, wreef de oogen uitmaar zag nog altijd de groote blauwe kinderoogen, die haar droef verwijtend aanstaarden zoo ont roerend, zoo smeekend, dat het haar tot in het diepst van het hart t-raf. Zij hoorde het kinderstemmetje o God, dit teederzoet stemmetje.... dat zoo zacht aan heur hart klopte en toch klonk het als een bazuin uit het oordeel. Luid snikkend wierp de moeder zich in een zetel. Arme lieveling! Neen ik heb je lief! Ik wil niet meer schreienook inwendig zal ik geen weerstand meer bie den. Neen, God, die je aan mij geschonken heeft, zal ons helpen! Heeft Jezus de Kin dervriend niet gezegd: „Wees niet angstig bezorgd voor den dag van morgen!" En nu waren het tranen van verlossing, die zonder ophouden over haar handen lie pen. Zij werd kalmer en rustigerluis terde nog altijd naar het fluisteren van het zoete stemmetje, naar het teeder klop pen van een klein hartje.... De strijd was gestreden. Alle twijfel en angst en koude weken van haar weg zij stroomde over van geluk: moederweel de! Nu pas kon zij zich om het kleine we zentje verheugen. Zij vloog weer omhoog er werd hard gebeld: haar man! Snel liep zij naar de deur en deed open. En keek in zijn stralende oogen. „Rudolf!Is 't geluktriep zij in blijde opwinding. Hij viel haar ore den hals. „Ja, Helène. Ik heb werkgoddank! Wat ben ik blij. Het is een flink stuk werkDat beteekent uitkomst! Dat is weer een goede boter ham! Hij kleedde zich uit. Heel gelukkig zette zij hem het eenvoudig avondeten voor. Toen vertelde hij zijn wedervaren. Wat straalde zijn oogen. Hoe gelukkig gevoelde hij zioh, nu hij wee: voor de zijnen wer ken kon! En Helène? Ach, zij schaamde zich over haar gebrek aan vertrouwen.... Moest God haar niet eerst het kindje sturen.... het laten bedelen om moederliefdeEn in hetzelfde uur dat zij den moed verloor, zich tegen de komjo van het kindje ver zette, toen had de Voorzienigheid haar man werk verschaft. Neen, neen, nooit, nooit meer zou zij bedroefd zijn om het. nieuwe leven. Stokkend vertelde zij haar man alles wat zij in het laatste uur had mee gemaakt van het smeekend stem metje Ontroerd 'loot hij haar in de armen. „Arme vrouw! Weos nu kalm, lieveling! Zie je nu niet, dat God tekens weer zorgt? Laat ons nooit meer zoo kleinmoedig zijn. Ik had ook geen moed meer maar nu zullen wij ons echte, van ganscher harte op de komst van ons knuje verheugen en we zullen het dubbel liefhebben, juist omdat het in zoo'n moeilijiten tijd komt. Je zult zien Helène, dit kind zal laten eenmaal on ze grootste vreugde en grootste troost zijn". Bij het avondgebed steeg uit het ouder hart een dankgebed op tot God: „Dank voor de deelnamo aan Zijn scheppings kracht! Dank voor het blanke zieltje, dat Hij wederom in hunne handen wilde leg gen. DE ONDERWIJZER DER FILM KINDEREN. Dr. Huddersfield en zijn leer lingen. Kritieke overgangs jaren. De aartsdeugniet schaamt zich over zijn zomer sproeten. door F. N. In alle landen zijn de filmmaatschap pijen op zoek naar kinderen, die geschikt zijn voor de film. Men zou pendanten van Jackie Coogan of „Sonny Boy" willen vin den. Van tijd tot tijd worden zij bij de re gisseurs voorgesteld, die hun keus doen, naar gelang de rollen, die de kinderen te vervullen hebben want ook de klankfilm, is overtuigd van het effect, dat een kinder lijk spel op het publiek maakt. Nu zal zeker hier en daar de vraag rij zen: is het raadszaam, een kind in den film te laten spelen? Kan het geen nadeelige gevolgen hebben voor het kind, wanneer het plotseling met geld en roem overladen wordt? Op deze vraag nu wordt antwoord ge geven door een dor voornaamste autoritei ten op gebied der kinderopvoeding in Ame rika n.l. door Dr. Louis Huddersfield. Hij was tot nu toe directeur van een school in Pasadena, waar de upper ten van geheel Amerika haar kinderen ter school zonden. Thaps is dr. Huddersfield werkzaam in Hollywood, waar ongev. 40 kleine filmhel den aan zijne paedagogische zorgen zijn toevertrouwd, terwijl hij er in 't bijzonder voor waakt dat de kinderen door de film maatschappijen niet uitgebuit worden op een manier, die hun op eenigerlei wijze zou kunnen schaden. Dr. H. is n.l. tegelijkertijd lid van het schooltoezicht in Los Angelos en kan di rect tusschenbeide komen, wanneer de kin deren ongeschikte rollen moeten spelen of aan al te groote verleiding worden bloot gesteld. Hij zegt over de filmkinderen het volgen de: „Het eenige opmerkenswaardige aan deze kinderen is, dat zij allen normaal en harmonisch ontwikkeld zijn, het zijn geen wonderkinderen, maar heel natuurlijke ontwikkelde kinderen. Andere kinderen zijn dikwijls reeds op 10-jarigen leeftijd in een of ander opzicht bedorven, hetzij door ver keerde opvoeding, hetzij door slechte be handeling van do zijde der ouders. Het is natuurlijk een vereischte, dat de filmkin deren zoowel in geestelijk als lichamelijk opzicht normaal zijn. De beste leeftijd voor het filmwerk der kinderen ligt tusschen het zesde en twaalfde jaar; na het 14e jaar is het onherroepelijk gedaan met hun carrièro als „filmkind" hoe wereldberoemd en po pulair het ook geweest mag zijn. Jackie Coogan is hiervan een typisch voorbeeld. Reeds bij zijn eerste optreden in do film veroverde Jackie stormender hand de harten van het filmpubliek, jaren lang was hij het meest bekende kind der geheele wereld, wat hij uitsluitend dankte aan het feit, dat hij in de film zoo graag gezien was. Hij verdiende een kolossaal ver mogen voor zijn directeuren en een nog grooter voor zijn ouders en ook thans zou hij nog een der grootste filmsterren van Hollywood zijn wanneer hij op zekeren dag niet opgehouden had kind te zijn. Van dezen dag af was Jackie Coogan uit de ateliers in Hollywood verdwenen. Hij had zijn kinderlijk gemoed en vooral zijn na tuurlijke aantrekkelijkheid verloren.... hij was plotseling in de overgangsperiode ge komen en een jongeling geworden, een zeer gevoelige schuchtere jongeman, die heel anders dacht en voelde als het wereldbe roemde filmkind Jackie Coogan. Hiermede is echter niet gezegd, dat Jac kie Coogan's loopbaan op de film voorgoed afgesloten is. Alleen de carrière van Jac kie Coogan als filmkind is ten einde, maar als, d.w.z. als volwassen filmartist is Jackie nog een onbeschreven blad. Waarschijnlijk zal Jackie Coogan in de toekomst zijn krachten beproeven als film speler, maar dat is dan voor hem iets ge heel nieuws. Van het filmkind Jackie Coo gan zal niets meer over zijn. Een ander beroemd filmkind is Wesley Berry met zijn zomersproeten. Als 10-jarige „aartsdeugniet" had zijn grootste succes en was verschillende jaren in de heele we reld bekend. Voor hem kwam de over gangsperiode veel later dan voor Jackie Coogan, wat vooral te wijten was aan het groote verschil ia temperament, maar toen Wesley Berry tenslotte ook jongeling werd, verdween hij eveneens van het filmdoek. Zijn regisseurs trachtten op alle mogelijke manieren de wetten van tijd en natuur te trotseexen en nieuwe filmen met Wesley als knaap in de vlegeljaren op te nemen, maar het bleek al heel spoedig, dat hun po ging hopeloos was en falikant zou uitvallen. De jongeling met zijn sproetig gezicht be gon plotseling zeer schuw en terughoudend te worden.... schaamde zich over zijn zo mersproeten en kleurde en werd doodver legen, wanneer jonge meisjes zich vroolijk maakten om zijn potsierlijke uiterlijk. Hij weigerde op den duur op te treden in sce nes, waarin de meisjes hem om zijn zomer sproeten uit konden lachen. Het was gedaan met den aartsschavuit Wesley Berry. Op dezelfde maniex ging het met een heele reeks andere beroemde filmkinderen. Zij zijn de een na de andere verdwenen; andere, jongere krachten hebben hun plaats ingenomen. „Baby Peggy" was vijf jaar ge leden nog een wereldberoemde en geliefde kleine prima-donna, thans is zij geheel van het celluloid verdwenen. Zij is groote dame- maar misschien komt zij op een gegeven oogenblik in een klankfilm weer te voor schijn, doch dan zal er misschien niemand meer zijn, die „Baby Peggy" in haar her kent. Ofschoon Dr. Hudderfield verschillende helpers en assistenten heeft, houdt hij zich tooh persoonlijk met ieder van zijn leerlin gen bezig en geeft nauwkeurig acht dat niemand te veel uren per dag werkt. Het onderwijs neemt een groot gedeelte van den dag in beslag, bovendien zijn er enkele uren voor gemeenschappelijk spel gereserveerd. Sinds de overwinning van den spreken den film is Sonny Boy, zijn eigenlijke naam is Davey Lee het beroemdste der nieuwe filmkinderen. Hij is pas vier jaar en onderscheidt zich van de meeste filmkinde ren door zijn groote verlegenheid. Slechts door een toeval kwam hij tot zijn eerste filmrol. Zijn oudste broer kreeg op zekeren dag een uitnoodiging van een filmmaat schappij, om in het atelier te komen en de ouders namen ook den kleinen boy mee. Toen de regisseur diJ ventje zag dacht hij niet eens meer aan den oudste en ofschoon de moeder meende, dat hij absoluut niet ge schikt was, kreeg hij terstond een vast engagement voor vijf jaax. Een ander bekend filmkind is Jac Cob'o, den dikzak, die ondanks zijn 80 kilo het ge zondste kind van geheel Hollywood is en vlijtig als weinig anderen op zijn leeftijd. Een der aantrekkelijkste kinderen der nieuwe filmjeugd is de kleine Nancy Price, in wie men de toekomstige Mary Pickfoxd zien wil, omdat zij zeldzame gratieuse be wegingen bezit. In ieder geval is de loopbaan van het filmkind, wanneer de ouders verstandig te werk gaan en niet te veel van het kind vergen en vooral niet van zijn kinderlijke genoegens berooven, volgens de verklarin gen van Huddersfield absoluut niet gevaar lijk voor de gezondheid en geestelijke ont wikkeling. Integendeel, het filmkind kan in zijn jeugd de middelen verwerven, waarop het later met succes zijn loopbaan vestigen kan. Dokter: Weet u niet, dat mijn spreek uur om 4 uur afgeloopen is. Dame: Ja, maar het hondje, dat mij beet, wist het niet en beet mij pas om 5 uur.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1931 | | pagina 6