PIUKSTGRen
HET FEEST DER VERVULLING
PINKSTERZANG
Pinksteren is het feest der vreugde.
Het ontleent zijn naam aan het Grieksche
woord Pentekonta (vijftig), het wordt den
vlijftigsten dag na Paschen gevierd. Onze
voorouders noemden het Sinxen, zoo heet
het ook nu nog bij de Vlamingen, afgeleid
van het oude Fransche Cinquême, van
quinquagesima (de vijftigste dag). Vroeger
nam men het woord in ruimeren zin op en
verstond eronder de geheele periode tus-
schen Paschen en Pinksteren. Dat waren
voor de Christenen de groote vreugdeda
gen.
Ook de Joden vierden een Pinksterfeest,
bij hen behoorde het tot het tweede van
de drie groote feesten. Het was het feest
„van den oogst der eerste vruchten van
uwen arbeid, die gij op het veld gezaaid
zult hebben", zooals Exodus 23: 16 aan
geeft.
En ook de heidenen vierden omtrent de
zen tijd een feest, zij zagen hoe de natuur
weer geheel ontwaakt was. dat de planten
welig opschoten, de boomen met hun blade
ren en schoone bloesems zich tooiden. Zij
verheugden zich daarover en vierden jube
lend hun zomerfeesten.
De Kerk als wijze moeder, gunde haar
kinderen feesten en vreugde. En waar het
volk gekerstend werd, daar werd het feest
dat daarvóór werd gevierd eveneens tot
een Christelijk feest gemaakt.
En de folkloristen speuren nu nog in ver
schillende eigenaardige gebruiken, vroegere
gewoonten van voor het Christendom.
Dit heeft bijvoorbeeld Professor Schrijnen
betoogd in zijn Nederlandsche Volkskunde,
waar hij schrijft:
„Attributen van heidensche goden werden
door het volk op Christenheiïigen overge
bracht, heidensche legenden werden met^
christelijke persoonlijkheden verbonden. An-*
derzijds putte het Kerkgeloof uit het volks
geloof, of steunde daarop, waar 't gold
heidensche gebruiken te kerstenen of met
volksgebruiken haar feestkring en liturgie
te verrijken."
Waar het Pinksterfeest valt irf den tijd,
dat de zomer over den winter zegeviert,
daar ligt het trouwens voor de hand, dat
met het Pinksterfeest der Christen gewor
den Germanen, zich vermengden de oude,
Zoo wordt onk verklaard de
voorname rol, die de berkentak-
ken hier en daar op het Pinkster
feest spelen. Dit behoeft ons
daarom niet te verwonderen
wijl de berk gewijd was aar
Thor den zomergod en bescher
mer van den landbouw, die dé
wintermachten bestrijdt en over
wint. In sommige streken van
Duitschland bestaat nog de ge
woonte de huizen nadat zij me'
Pinksterbezems van bremstrui
ken gereinigd zijn, met berken-
takken te ve-":r-ren, waarmee
men ook torens en kerken tooit,
terwijl men er elders mee rond
de akkers loopt en ook het vee
mee naar de weide drijft.
Berkentakken golden van Ouds
als symbool der vruchtbaar
heid, reden waarom kinderen in
sommige streken in het voor
wens nog veel
merkwaardige
Pinkstergebrui-
ken aantreft, be
stond de gewoon
te nog tot in de
vorige eeuw. De
levende duif werd
vervangen door
een houten duif,
en tegen Pinkste
ren kan men in
de meeste Beier-
sche kerken dit
symbool van den
H. Geest nog bo
ven de taberna
kelen waarnemen
Daar zweefde de
duif in den stra
lenkrans, waar
sedert Paschen 't
beeld van den ze
gevierenden
Christus was uit
gesteld.
Nog niet zoo
heel lang geleden
was bij het volk
ook nog de vol
gende duif-cere
monie geliefd
Onder het eer
ste Evangelie
werd uit een luik,
dat daarvoor op
zettelijk in het
kerkgewelf was aangebracht een houten
duif neergelaten, verguld of beschilderd, die
aan een touw tot beneden afdaalde: een
zinnebeeldige voorstelling aldus, maar
hoe aanschouwelijk! van de nederdaling
der Pinksterduif te Jeruzalem. Voor het al
taar bewierrookten, de dien-' T~rnde pries
ters alsdan de duif, waarna deze weer om
hoog werd gehaald en in het koorwulfse!
verdween.
Er zijn menschen, die het verdwijnen van
al die oude gebruiken, betreuren. Maar we
gelooven niet, dat het juist gezien is, hoe
merkwaardig die dan ook zijn mogen. De
menschen van nu zijn zoo naief niet meer
als de geloovigen van vele eeuwen geleden,
en wat in den ouden tijd zeker dienstig kon
zijn om het volk de beteekenis van het Pink
sterfeest duidelijk te maken, dat zou men
nu meer als een anrdirre grap beschou
wen en het zou ons twintigste-eeuwers niet
stichten.
Maar zij het dan op andere wiize dan on
ze eenvoudige voorouders deden, we moe
ten ons de beteekenis van het hoogfeest van
Pinksteren levendig voor oogen houden.
Het is een feest van vreugde, een vervul
ling. Vervuld werd op den schoonen Pink
stermorgen de belofte van Christus dat hij
den Heiligen Geest zou zenden de Geest, die
van onwetende pn hange mannen Apostelen
maakte, die Zijn levendmakende adem stort
te in het lichaam der Kerk en het aanschijn
der aarde vernieuwde.
En wat nietig scheen groeide nu tot een
organisatie voor alle tijden en alle hemel
streken.
Pinksteren is een feest van groote vreug
de, en dat de bloeiende natuur hiermede in
overeenstemming is, het kan niet anders
het maakt voor ons het Pinksterfeest zoo
veel schooner om tc vieren in groote dank
baarheid voor alle gaven naar de natuur
en de genade, die de goede God Zijn kin
deren schenkt.
Paschen is de hoop, de belofte van een
ontwakend nieuw leven. Pinksteren is de
vervulling, de voltooiing, de beginnende
rijpheid. Als licht, als storm, als vuur daal
de de H. Geest met Pinksteren ieer. Licht
is waarheid, storm beteekent kracht, vuur
verzinnebeeldt de liefde.
Verstand, kracht en liefde waren de ga
ven waarmede de H. Geest op Pinksteren
de Apostelen tot helden maakte.
Die geschenken zijn ook geschenken voor
ons, de genade van het Pinksterfeest ont
vangen wij allen.
Kom, Heilige Geest, geest van waar
heid, vervul de harten uwer geloovigen,
wek in ons op de „kracht uit den Hooge"
en het vuur Uwer liefde.
E. W.
Pinksteren, als alles in bloei staat.
Allotting (Beieren) waar met Pinksteren het wonderdadig Ma
eerd wordt.
toen al bestaande gewoonten van het na-
tuurfeest, dat hun voorouders vierden. Oude
gebruiken hebben een bijzonder taai leven
ook als de oorspronkelijke beteekenis er
van de menschen niet meer duidelijk is.
Maar nauwkeurige studie van zulke ge
woonten heeft dikwijls licht gegeven om
trent den oorsprong van die eigenaardige
gebruiken.
jaar er mee langs de huizen van familie en
kennissen loopen om er mee op de ruiten
te tikken ter bevordering van een' goeden
oogst.
Het ligt trouwens wel voor de hand, dat
om dezen tijd als de velden zoo heerlijk er
uit zien de landbouwers den wensch koes
teren, dat hun jogst nu verder zich zal nt-
wikkelen en geen ongelukkige omstandig
heden deze ten slotte toch zouden doen
mislukken. In het dorpje Kilder, onder de
gemeente 's-Heerenberg bestaat in ver
band hiermee een zeer merkwaardig Pink-
stergebruik. Daar komen telken jare de boe
ren op Pinksteren met roggebrooden bijeen
onder het z.g. „Hagelkruis". De naam „Ha
gelkruis" zegt de bedoeling reeds van dit
kruis; het heeft tegen onweer en hagelslag
te beschermen.
De pastoor der parochie voegt zich op
Pinksteren bij de boeren onder 't genoem
de „Hagelkruis" waar hij dan een korte
preek houdt en Gods zegen afsmeekt over
het te veld staande gewas.
In Ootmarsum doet men iets dergelijks,
da^r is brooduitdeeling op den Agekeresch.
Ze vindt plaats op den tweeden Pinkster-
dag.
üm twee uur des namiddags komen de
armen samen op het zoogenaamde „Boa
ken" midden op den Esch, het bouwland
om het stadje. Ook de boeren trekken er
heen, ieder met een roggebrood van onge
veer dertig pond, dat zij aan een stok over
den schouder dragen. De oudste doet een
gebed, door allen in knielende houding aan
gehoord. Daarna verdeelen de' boeren de
brooden onder de armen, waarna de hemel-
sche zegen op den roggeoogst afgesmeekt
wordt.
We zouden zoo nog verschillende Pink-
stergebruiken kunnen noemen, die wel uit
zeer ouden tijd moeten stammen daar zij
met de beteekenis van het Pinksterfeest der
Christenen geen aanwijsbaar verband hou
den.
We zullen het hierbij laten wat deze
gebruiken betreft, die met het Christen-
Pinksterfeest eigenlijk geen verband houden.
Voor de Christenen is Pinksteren immers
het feest dat herinnert aan de nederdaling
van de Heilige Geest over de Apostelen, on
der gedaante van vurige tongen.
Waar de Kerk in de middeleeuwen, de
waarheden van den godsdienst aan het
toen zoo eenvoudige volk zooveel mogelijk
aanschouwelijk voorstelde, deed men dit
ook met de waarheid van het Pinksterfeest.
En het naieve middeleeuwsche volk had in
die duidelijke en zinrijke verbeeldingen
groot genoegen.
In de middeleeuwen e- uter nog werd het
Pinksterfeest in de kerk gevierd door het
nederdalen eener sneeuwwitte duif en het
nederwerpen door al de sterregaten van het
kerkgewelf, van rozen- of pioenblaadjes ol
van roode papiersnippers, ter verbeelding
der vurige tongen.
„Terwijl men voor de Hoogmis de pro
cessie deed zoo lazen we ergens en
in het midden der Kerk gekomen was, zong
men het Veni Creator toen schetterde hel
trompetgeschal om het gedruisch na te doen
van den stormenden wind die weleer hel
Cenakel vervulde, en boven het gewelf deed
men het gerucht na van den donder. Op uen
stond schoof de hemel een soort blauw
gordijn weg en het men „van boven ne-
derwaerts daelen met een coorde een
sneewitte duive, versiert met bloemkins, met
de bede vlerken ghebonden bij een strop-
ken, in representatie van den H Geest".
Meteen liet men uit het gewelf brandende
vlas vallen, ter verbeeldinge der nederdaling
van vurige tongen op de apostelen, en uit
al de sterregaten daalden over 't volk pa
pieren strooisels, verschillend van kleur,
om den overvloed te bedieden en de ver
scheidene gaven van den H. Geest. De ge
loovigen aanzagen al die blaadjes als een
zegen uit den hemel en vingen ze op, ze be
waarden ze tusschen de bladeren van hun
kerkboek tot het volgend jaar".
Soms gebeurde het dat dat de aanwezi
gen, als de duit werd neergelaten, alle slag
van vogels, die ze meegebracht hadden, los
lieten en dat ze brandende Ionten omhoog
wierpen. Dat schijnt door de Spanjaarden
ingevoerd te zijn, tenminste in sommige
streken van Spanje gebeurt dit nog.
Het gebruik een duif neer te laten heeft
in ons land tot in de zestiende eeuw voort
bestaan, maar in Beieren, waar men trou-
(Naar Albrecht Dürer)
Kom, kom, o driemaal Heilige Geest,
Ei, zegen dit ons Pinksterfeest I
Kom, Tortelduif van 's hemels dak,
En breng ons den olijventak.
Vetrooster, breng ons Christus' vree,
En neem in ons geweten stee
U Geest, maak onzen geest gewis,
Dat God ons aller Vader is.
God's Vinger, Die het steenen hert
Vermorzelt, dat het weeker werd,
En Christus' wet, die eeuwig blijft,
In ons gemoed en zinnen schrijft.
O Gij, Die onbegrijpelijk zift.
Die 't hart tot Uwen Tempel wijdt,
Die onze inwendigheid herschept,
En lust bij ons te wonen hebt.
Kont Hemeldauw, en overstort
't Gemoed, onvruchtbaar en verdord.
O, stroom des levens, o Fontein,
Bevochtig ons en maak ons rein.
Kom Goddelijk vuur, en steek voortaan
Uns koude ziel met ijver aan.
Kom, Heilig Vuur, verteer, verslind
Al wat in ons nog t vleesch bemint 1
Gij, Wind des Heeren, leid toch mee
Der Zielen schip in 's werelds zee
Opdat ze, vrij van klip en strand,
Bereiken, 't eeuwig vaderland.
VONDEL.