DE LEIDSCHE COURANT
DE DOOD VAN EEN
GODLOOCHENAAR.
door R. U.
Er heerschte doodscho stilte in de villa
een zonderlinge rust, zooals die meestal
intreedt, wanneer een mensohelijke ziel op
het punt staat het lichaam te verlaten en
naar dat onbekende land te vertrekken,
waarin nog geen oog een blik geworpen
heeft. Juist verscheen het breede gezicht
der maan boven de oostelijke bergen en
in het park zong een merel zijn avond
liedZacht fluisterden de bladeren der
populieren, accacia's en kastanjeboomen.
Om dezen tijd gleed de ziekenverpleger
geluidloos in de werkkamer van Dr. Ran-
dolf, een beroemd geleerde, wiens boeken
een kolossale oplage hadden en in verschil
lende talen waren uitgegeven. In een bree-
den leeren fauteuil zat hier de secretaris
van Randolf, een jongeman van 25 jaar. Hij
bladerde zenuwachtig in een boek, zonder
belangstelling, zonder te lezen. Toen de
verpleger binnenkwam legde hij haastig
het boek terzijde en stond snel op.
„Hoe is het?" vroeg hij zacht.
„Het loopt op een einde met hem
hoogstens nog enkele uren. Ik heb hem
een nieuw kamferspuitje gegeven, maar
het helpt niet meer. men moet het niet
meer doen.... want het verlengt slechts
zijn lijden. Kom mee asjebliefhij ver
langt naar u".
„Waar is de dokter?"
„Hij is een oogenblik naar het terras ge
gaan om wat frissche lucht te happen. Hij
heeft ook wat meegemaakt de laatste da
gen na de mislukte operatie. Hij is op
van vermoeidheidMaar kom nu!"
Beiden liepen voorzichtig door de mat-
verlichte bibliotheek van den geleerde, dan
over de Loggia der villa, die door de maan
verlicht werd en zoo kwamen zij van daar
in de kamer van den zieke. Er brandde
slechts een enkel licht in de kostbaar ge
meubelde kamer en belichtte slechts spaar
zaam de kussens en dekens van het bed,
waarin de stervende rustte. Machteloos en
uitgeput lag het groote, met sneeuwwit
haar omkranste hoofd in de kussen. De
oogen waren half-gesloten, de neus buiten
gewoon spits, de lippen bleek en smal. De
ademhaling was kort en stokte aanhou
dend. Groote druppels zweet parelden op
het voorhoofd.
De secretaris nam een doek en veegde
de zweetdruppels af.
,;Ik ben hier, beste dokter", fluisterde hij
den zieke toe.
„Bent u het, mijnheer Kugen?"
„Ja, ja".
De oogen van den geleerde openden zich
plotseling wijd, zijn bevende rechterhand
gleed langzaam en zwak over de dekens
en had spoedig de rechterhand van den se
cretaris gevonden. Moeizaam en met smee-
knde s-tem, bad hij:
„Ga nu niet meer weg! Blijf hier, tot.
tot.... Ik moet een mensch bij me heb
ben.... één mensch, die mij .begreep
Ach, het is ontzettend zoo alleen, zoo hee-
lemaal alleen
„Ik ga niet meer heen.... Maar blijft u
rustig, dokter.... spreek nu maar niet!"
„Maar.... maarik moet spreken
juist nu nog.. - Hebt u de kaarsen laten
branden.... beneden in de muziekka
mer.... voor het oude Madonna-beeld?"-
„Zi^ branden
„Dan is het goed...."
Over het bed heen staarde de jonge se
cretaris naar het tapijt op den vloer. Waar
om wilde hij hebben, dat de kaarsen voor
het Madonnabeeld branden?Dit oude
Duitsche Middeleeuwsche houtsnijwerk
had toch voor hem uitsluitend artistieke
waarde. Hij geloofde niet aan een Moeder
Gods en geloofde ook niet aan den dooden
Zoon, die op hare knieën lag. Hij had het
beeldhouwwerk in d> muziekzaal geplaatst.
Waarlijk een vloek! Want hier weerklon
ken nooit de klaagliederen uit den vasten
tijd, waartoe de aanblik van het kunstwerk
een menschenziel ontroeren kon, hier
klonk slechts lustige, opzweepende, prikke
lende moderne dansmuziek. Halfnaakte
vrouwen en bleeke mannen met afgeleefde
gezichten pulten in den dans fcun ledema
ten uit.... lachten, joolden en flirtten tot
hei aanbreken van den morgen. Hun ge
zichten vormden een schril contrast met de
smartelijke uitdrukking op het gezicht der
Madonna, wier onbeweeglijke oogen als een
waarschuwend kenmerk van de hooge
standplaats op den bonten zwerm der
overmoedige brassers en dansers neerza
gen.
Memento mori Mensch denk er aan,
dat je moet sterven.
Niemand wierp een blik op de Moeder
van Smartenallen dachten slechts aan
vreugde en genot, niemand aan dood en
lijden ook de doctor niet. Tot in zijn
ouderdom gaf hij zich aan allerlei genoe
gens en vermaken over.
Thans dacht hij pas aan haar.... nu
pas.... Waarom? Misschien had hij spijt
van het. profaan gedoe rond dat beeld van
smartenmisschien wenschte hij thans
ook, een moeder te hebben, evenals de tot
den dood toe gemartelde Zooneen
vrouwelijk wezen, dat weende, wanneer hij
voor eeuwig de oogen sloot.... Want
waarvoor dienden anders die brandende
kaarsen 1
„Bestaat er eeiv God?" lispelde de ster
vende en zijn blikken zwierven met onuit
sprekelijke angst over de dekens.
De secretaris drukte hem hartelijk de
handen en smeekte met innige stem:
„Doctor, ik bid u nog eenmaal: laat u
toch een priester komen!"
Hij maakte met de hand een afwerend
gebaar.
„Geen priester! Ik heb ze te vaak ge
hoond en het zou bespottelijk zijn als ik er
nu naar vroeg. Bovendien niemand kan me
nog helpen.... niemand! Of gelooft u wer
kelijk aan een leven hiernamaals en aan
een vergelding?"
„U kent mijn opvatting ik ben toch
katholiek
„Ja, ja, ik weet het, ik ken uik acht
u ook zeer hoog werkelijk. Maar de Kerk
heb ik gehaatjaren langU kent
de boeken, die ik schreefEr was er
buiten mij nog maar één, die zich met bij-
tender spot over u uitliet dan ik: Voltaire.
Hij was mijn profeet, mijn voorbeeld, mijn
meester. Ook thans zal hij mij helpen. Vol
taire was wijs en zei: „Er bestaat geen
eeuwigheid!Wat hij beweerde wil ik
geloovenik moet het gelooven
Langzaam, nauwelijks hoorbaar herhaal
de hij nog maals: „Ik moet het geloo
ven
De secretaris staarde peinzend naar den
vloer. Hij dacht aan den dag, toen hij zich
aan den nieuwen chef voorstelde en deze
hem nader met zijn persoon bekend maak
te. Verbaasd vroeg hij hem nogmaals:
„Maar waarom vraagt u in een Katho
liek blad een Katholieken secretaris?"
„Ja", antwoordde de doctor, „ik heb met
14 ongeloovige secretarissen pech gehad.
Er was er geen enkele bij naar mijn zin.
Tenslotte engageerde ik echter heel toe
vallig een Katholieken, straatarmen stu
dent, die bij mij enkele centen wilde ver
dienen om zijn studies te kunnen bekosti
gen. Hij was vroom als een monnik en ging
iederen dag naar de Mis. In het begin dre
ven wij den spot met hem; hij liet het
lachend over zich heen gaan. Langzamer
hand kregen wij echter groot respect voor
hem. Voorwaar, een degelijke kerel, dien
ik vaak om zijn diepe overtuiging be
nijdde de eerlijkste, meest vlijtige en een
voudigste secretaris,dien ik ooit gehad heb.
Toen hij ging wilde ik weer een katho
lieke".
„Maar ik kan toch niets schrijven, wat
tegen mijn godsdienst gericht is!"
„Wees niet bang! Thans sta ik nog
alleen in politieken strijd! Tegen den Paus
schrijf ik geen woord meerDoet u
slechts uw plicht, in uw particulier leven
bent u uw eigen heer en meester!"
„Water!" hijgde de zieke. De verpleger
kwam direct en hield hem een glas aan
den mond. Hij nam slechts enkele druppels.
„Ik heb u", vervolgde hij na een poosje,
zóó zacht, dat de secretaris zich diep over
het bed buigen moest om hem te kunnen
verstaan; „ik heb u in een testamentaire
beschikking aangewezen als de man, die
mijn litteraire nalatenschap moet ordenen
en verdeelen. U moet niets uitleveren aan
mijn geestverwanten. In de kas naast de
schrijftafel bevinden zich nog twee manus
cripten. Deze verbrandt u, nietwaar? U
moet deze werken vernietigen. Ik schreef
'ze als jong advocaat, toen ik nog tegen
uw geloof vocht
„Ik zal het doen, doctor".
„Ook wat ik daarin schreef over gelijk
heid, vrijheid en broederschap is een leu
gen. De eerzucht spoorde mij aan om het
te doen.... meer niet. Ik zocht bijval der
massa, maar ik was er van overtuigd, dat
het onmogelijk was deze drie dingen in de
praktijk om te zetten. Toen het lot mij
echter millioenen toewierp, veranderde ik
van meening. Ik liet de hongerende scha
ren, die ik een paradijs op aarde beloofd
had, in den steek. Ik handelde niet als uw
Christus, toen de duivel hem een konink
rijk beloofde. Christus heb ik steeds be
wonderd, maar mijn verlangen en begeer
ten versperde mij den weg tot Hem. Hij
was ook in mijn oogen 't grootste Wezen,
dat ooit'op aarde verscheen, want zijn lief
de was warm en klaar als zonneschijn
den machtigste aller godheden, dien het
ongeluk en de ellende naloopt als een hond
zijn meester de breedste en diepste
wonde hij Weerstond alle beproevingen
tot het einde. Gebruik u deze verklaring
echter niet in een verslag, want de wereld
zou lachen, wanneer zij zulke woorden uit
mijn mond hoorde. Luister maar, wat ik u
zeg. U zult mij begrijpen: Op de wereld
wordt het vooreerst nog niet beter.
Gelijkheid, vrijheid en broederschap zijn
hersenschimmen, utopiën, die maar al te
vaak op de tong huizen maar, niet in het
hart. De goddelooze mensch, die het be
staan der ziel ontkent, zal nooit leeren,
den nijd en afgunst, de begeerlijkheid en
de heerschzucht van het dier af te leg
gen ja, hij zal nog veel erger worden,
omdat zijn fantasie hem steeds weer nieu
we lokmiddelen voorspiegelt. Ik geloof zelf,
dat een menschheid die gelukkig wil le
ven, dien weg volgen moet dien de tim
mermanszoon aangaf. De tegenwoordige
wereld kan tiet anders geholpen 'worden
dan door een aantal Heiligen, die met Zijn
geest bezield zijn...."
„Och doctor, spreek toch niet zoo veel
„Ja, ja, ik wil spreken; ik kan nu nog
denken. Ik ben blij, dat ik het nog kan.
Mijn hersenen zijn zoo helder als ooit.
Heb ik u eigenlijk wel eens iets slechts in
de pen gedicteerd?....
„Neen, neen
„Dat is goed, want ik zou er nu nog
spijt van hebben, indien ik dat gedaan had.
Ach, ik ben een arme, arme man ben
dat altijd geweest. Jammer, dat ik nu niet
meer dicteeren kan.het zou een zonder
ling dictaat worden. De dood is een afschu
welijke geesel.... alleen hij kent gelijk
heid en broederschap. Hij acht alle men-
schen gelijk en verbroedert zich ook met
ieder. Hij heeft geen respect voor mijn
bankconto's, effecten en huizenrijenhij
vraagt er niet naar of men ongaarne af
scheid neemt van de heerlijke wereld. De
wereld is schoon. Maar wanneer ik nog
eens moest leven geloof me, ik zou geen
feesten meer vieren, niet dag op dag fui
ven geven, niet in nerveuse haast alle ge
noegens najagen. Ik zou mij een huis bou
wen, ver van alle menschelijk gedoe, in een
wonderbare eenzaamheid. Ik zou daar in
de Lente het kiemende leven beschouwen,
in den zomer de rijpende vrucht, in den
Herfst het stervende leven, in den Winter
de Majesteit van den zwijgenden dood. Al
leen de Natuur is waard, dat men haar be
schouwt en bewondert, want hare kunst
werken zijn de grootste O God, waar
moet het met mij heen?!"
„Spreek om Gods wil niet zoo veel, het
spant u veel te veel in
„Waarom niet?" weerstreefde de geleer
de met moeite. „Och het zwijgen redt mij
niet meer van den dood. Dus wil ik spre
ken
Zijn onrustige oogen zochten weer den
secretaris. „U bidt?.. voor mij?.... Nog
niemand heeft voor men gebeden. Ik ge
loof ook niet dat het helpt.Zeg mij
eens, waar is mijn vrouw?"
De secretaris keerde den blik van den
stervenden af, en keek in de kamer rond.
„IkikHij stokte.
„Ik weet wel, waar ze is", hernam de
geleerde bitter. „Zij zal wel naar de bios
coop gereden zijn.... misschien naar hei
theater. Ja, ja, naar het theater. Het stuk
wat men daar geeft is zeker amusanter
dan dat wat ik hier ensceneer. Want een
van mijn hoofdfiguren, de dood, ziet zij
niet gaarne.... ik weet het. Zij heeft zelf
immers altijd zoo goed comedie ge
speeldmijn vrouw. Ik merk het nu
Maar roep dan mijn kinderen!"
„Ook die zijn uitgereden!" fluisterde de
verpleger.
„Mijn zoon en mijn dochter?"
„Beiden".
De stervende sloot de oogen. Twee tra
nen pareldèn en rolden langzaam over de
marmerbleeke wangen. Hij kreunde diep
en lispelde: „Zij zullen wel aan het dan
sen zijn terwijl vader sterft. Ik had toch
gedacht dat zij meer gevoel bezaten. Maar
ik heb hun immers niet veel daarvan mee
gegeven. Misschien had ik ze beter kunnen
laten leeren bidden in plaats van Engelsch
en Fransch leeren en de tien geboden laten
leeren in plaats van chauffeeren en dan
sen. Ik ben ei van overtuigd: Zonder God
bestaat er geen ware liefde. Zij komt mis
schien va nhem zooals het licht van de zon.
Als vrijdenker en materialist, als rijk en
gezond man kan men bonder haar leven,
maar stervenmoeilijkmoeilijk..
zeer moeilijk.
„Misschien hadden ze een boodschap te
doen misschien komen ze dadelijk",
troostte de secretaris.
„Ach, misschien denken ze meer aan het
testament, da-n aan mijmijnheer Ku
gen neem u in acht, dat u niet zoo ellendig
sterft als ikSchreit u mijnheer Ku
gen?Tenminste iemand die schreit..
Een uur na middernacht pakte de dokter
zijn zaken bij elkaar, zette den hoed op en
een bediende hielp hem zijn jas aantrek
ken. Buiten stapte hij in den auto en ver
trok. Hij had zijn plicht gedaan
Ook de verpleger herademde. Hij had de
laatste weken een zwaren dienst gehad.
Verlicht trok hij zich in zijn kamer terug.
Ook hij had zijn plicht gedaan.
De secretaris stond nog lang in de log
gia der villa en staarde naar buiten in den
donkeren nacht. In zijn hoofd warrelde de
woorden van zijn stervenden meester door
elkander en voor zijn oogen zag hij nog
altijd de plotselinge verandering, die er in
het gezicht van den geleerde plaats had,
toen de zwakke pols eensklaps ophield te
kloppen.
Hongersnood van een millionair.
Kortgeleden stierf in Zuid-Frankrijk ten
gevolge van chronische ondervoeding de
Framsche miFionadr Creste, die uitgebreide
bezittingen in de departementen van Zuid-
Frankrijk had en algemeen bekend stond
als een echte zonderling. Deze schatrijke
man had nooit een bankcooito gehad, on-
derteekende nooit wissels of cheques, liet
zich met geen financieele speculaties in,
spee'de niet aan de Beurzen en hield zijn
aandeelen of effecten bij zich. Deze millio-
nair hield er typische gewoonten op na.
Jarenlang bestond zijn kost uit aardbeien,
boonen en vijgen. Het landgoed, waarop
mijnheer Creste woonde bevond zich in den
besten toestand. Hij beheerde het zelf en
verrichte persoonlijk alle werk in huis -n
hof. Geen knecht en geen dienstbode wil
den in het huis wonen, waar zij geen eten
kregen. fnte-rp<asant. was het bovendien, dat
Creste. die zijn eigen behoeften tot een mi
nimum beperkte, geen vrek in den eigen
lijken zin van het woord was. Boeren, die
va.n hem land in huur hadden, betaalden de
laagste pacht. De zonderling stelde hun de
voorwaarde, dot zij de huur op den eersten
dag van het kwartaal, bij zonsopgang en in
klinkende munt betaalden. Pa -neren geld
ontving de oude Creste niet. Eens kreeg
hij van zijn broer, die op sterven lag ef
fecten ter waarde van enkele honderddui
zenden. De zonderling wist niet beier te
doen mot deze stukken, dan er de kachel
mee aan te maken. Eenige dagen ge'eden
vond men den millonair dood in zijn slaap
kamer.
Dc dokters constateerden dat hij den
hongerdood gestorven was. In de kelders
van het huis werden twee groote tonnen
gevonden die gevuld waren met gouden,
zilveren en koperen munten.
Pas toch op. Otto,-jc spat.
DE SNOEPACHTIGE KAMEEL.
Overal wildschade. De giraf
steelt ooft. Gas en machinege
weren tegen schadelijke dieren.
Wild is zelden de vriend van den boer,
omdat het meestal zijn gewassen in gevaar
brengt. Maar wat zou onze bezorgde land
bouwer er wel van zeggen, als het hem op
dezelfde manier verging als zijn medeboe
ren in Australië? Want daar gebeurt het
niet zelden, dat een farmer door schade
lijk wild plotseling bedelaar wordt ge
maakt.
Konijnen, wallaties een soort kangoe
roe en kangeroe-ratten waren oorspron
kelijk de voornaamste vijanden van den
Auetialischen farmer. Maar tegen hem kon
hij zich tenslotte beschermen, door zijn be
bouwd land zij het dan ook met enor
me kosten met een schutting te omge
ven, waar zijn niet overheen konden sprin
gen en waar ze ook niet door konden krui
pen. Tot hetzelfde middel nam de schaaps
herder zijn toevlucht, wanneer hij zijn kud
den wilde beschermen voor den dingo, den
wilden hond, die zooals de statistieken
aanwijzen ongeveer 20 milldoen schapen
vernietigd heeft.
Deze beschutting was voldoende, zoolang
Australië niet door een nieuwe pest be
zocht werd; door den verwilderden ka
meel. Deze waren oorspronkelijk ongeveer
vijftig jaren geleden ingevoerd door goud
del vera en andere pioniers der Australische
woestijn. Enkele dieren, die weggeloopen
of door hun eigenaars in den steek gelaten
waren, vermenigvuldigden zich in korten
tijd buitengewoon. Daar hadden de Austra
lische farmers niets tegen in kunnen bren
gen, als de kameelen tenminste niet ont
dekt hadden, dat aan den binenkant der
schutting het beste voeder stond. En daar
zij ondanks hun lange beenen niet over de
schutting heen konden, braken zij er met
hun borst een opening in. Wat zij zelf op
aten was zeer weinig. Maar zij richtten bui-
gewoon groote schade aan, doordat zij voor
de knaagdieren de deur tot het groene pa
radijs openden, zoodat zich een leger van
schadelijke dieren over de velden uitstortte.
Menige boer, die op Zaterdagavond zijn
bloeiende akkers verlaten had, en den Zon
dag heiligde, vond 's Maandags geen enke
le halm meer. Daarom is tegenwoordig de
leus van den Australischen farmer: „Weg
met de kameelen en hij schiet het dier,
dat in den grond onschuldig is, neer, waar
hij het maar treffen kan. Bovendien heeft
de Regeering officieele kameeljagera aan
gesteld. Honderden millioenen zou Austra
lië ervoor willen geven, wanneer het met
één slag van kameel, digo, konijn en walla
ties bevrijd kon worden.
In andere overzeesohe landen gaat het op
dezelfde manier. In de Afrikaansche landen
werd eenige tientallen jaren geleden aan
blindelings schieten van het groot wild,
een einde gemaakt. Maar nu blijkt, dat alle
wild daarvoor den Blanke dankbaar is. Zoo
is de giraf b.v. in verschillende streken van
Zuid-Afrika schadelijk voor de fruit-kwee-
kers geworden, omdat er voor dit dier geen
enkele onoverkomelijke hindernis bestaat.
Van de andere zijde konden verschillen
de gazellen-soorten, zich gedurende den tijd
dat hun grootste vijandenleeuwen en lui
paarden, zonder pardon neergeschoten wer
den, zóó snel vermeerderen, dat zij enorme
schade aanrichtten.
Op Madagascar i® het de Taureh, een
soort egel, die in sommige streken van het
ei'and bij millioenen aangetroffen worden
en iedere bebouwing van den akker onmo
gelijk maakt, omdat het dier bij het zoe
ken naar wormen en larven de 3arde dieper
omwoelt dan een stoomploeg. Een radicaal
middel tegen dit schadelijke dier is tot nu
toe niet gevonden.
Evenals alles, wat de Amerkanen, dank
zij hun onuitputtelijk natuurlijke hulpbron
nen, zooai ten goede als ten kwade, in het
groot doen, kunnen zij er zich ook op be
roemen, dat zij op dc meest radicale ma
nier opgetreden zijn tegen de pest onder
de wilde dieren van het Westen, n.l. tegen
de Coyote. Met alle moderne hulpmidde
len heeft men deze dieren, die tot de fami
lie der honden behooren en de schrik der
schapenfokkers waren, bestreden. Men
rookte hun onderaardsche holen met ver
giftige gassen uit en schoot ze vanuit een
vliegmachine met machinegeweren neer.
Voor ieder Coyote-vel, dat ingeleverd
werd, betaalde de Regeering tot 5 dollar.
Toch schijnt er voorloopig nog geen ge
gronde hoop te bestaan, dat de mensch den
strijd tegen de plaag tenslotte definitief
zal winnen.
Mama, ik ben zoo moe, ka.n u broertje
niet even nemen, dan zaïl ik de cactur
dragen.
Neen jongen, als je die eactu® eens Wet
vallen
Vogels, die geen menschen kennen.
Overal, waar de natuur nog ongerept ie,
hebben de dieren de menschen nog niet als
hun vijanden leeren kennen, zij vluchten
niet voor hen en naderen hem zonder vrees.
De leden der Zuidaee-expeditie onder
leiding van Pinchot, oud-gouverneur van
Texas vonden dit feit bevestigd en gaven
er een uiteenzetting over in een Ameri-
kaansch natuurwetenschappelijk tijdschrift.
Gedurende de vaart kwamen veel vogels
die in slecht weer gekomen waren, op het
schip uitrusten; verschillende van de uit
geputte dierén konden geen steunpunt vin
den, stortten in zee en werden ziek of wer
den door roofvogels op zee gevangen. Nog
op 16 K.M. afstand van de kust kwamen er
musschen op het schip zitten. Een daarvan
werd de lieveling der bemanning. Toen zij
weg wilde vliegen, viel zij in zee, een golf
hief hem in de hoogte en een hevige wind
stoot bracht hem op het dek terug, waar
hij afgedroogd en met havergort gespijsd
werd, tot hij tenslotte de lange reis voor
de tweede maal maakte.
Later ontmoette men bruine meeuwen,
die zich op het zilverkleurig loghout stort
ten, dat zij voor een visch aanzagen, zoo
dat men een geduchte ruk aan de lijn ge
waar werd.
Op het cocos-eiland werd de expeditie
als het ware dooi; deze vogels overvallen,"
die voortdurend van het schip verjaagd
moesten worden, maar telkens weer in
groote zwermen terugkwamen.
Een groote eigenaardigheid was het
broeden der zeezwaluwen. Met groote han
digheid legden zij hun eieren in knoestga
ten als in een eierdopje zonder een nest te
bouwen. Het eischte van de uitkomende
jongen een buitengewone handigheid, zóó
in het gat te balanceeren, dat zij er niet
uitvielen tot zij volwassen waren en kon
den vliegen.
De zeezwaluwen waren bij het broeden
absoluut niet schuw, zij lieten zich stree-
len, gaven slechts een zacht klagend geluid
en pikten voorzichtig in den vinger.
Een havik ging op het hoofd van een
der expeditie-leden zitten. Zijn nest was
van den bodem tot den rand 105 c.M. hoog.
Ieder jaar werd het vergroot, zoodat
men er een soort jaarringen kan waarne
men.
Albatrossen, die op hun nesten op den
grond zaten, lieten zich door niets storen;
ook kon men onmogelijk een opname ma
ken van meeuwen tijdens hun vlucht, want
zij lieten zich door niets afschrikken om
weg te vliegen.
Een spotlijster ging op Pinchots strao-
hoed, zitten en wilde de oogjes rond de ver-
tikale openingen uitpikken. Deze vogels en
ontelbare soorten duiven naderden perso
nen, die zich in het gras uitgestrekt had
den en begonnen aan hun kleeding te ruk
ken en te plukken, alle voorwerpen beke
ken ze heel nieuwsgierig van dichtbij, ja,
zij lieten zich met lange stokken van den
grond opheffen en op een andere plaats
weer neerzetten.
Onsterfelijk door een perzik.
De onsterfelijkheid, of wat men daaron
der gewoonlijk verstaat, kan men verwer
ven door glorievolle overwinningen en op
zienbare ontdekkingen of andere grootsehe
daden va<n den geest maar ook door....
een perzik.
In het laatste geval is het een culnaire
onisiterfelijkheid en die is, zooa's beroemde
recepten voor verschillende gerechten der
oude tijden doorslaand bewijzen, besten
diger dan goud. De onlangs overleden we
reldbekende Aust ra jsohe zangeres Nellie
Ml'oa zal zeker al lang vergeten zijn, wan
neer de heerlijke „Coupe peche Me ba" nog
altijd de harten en tongen der lekkerbek
ken in verrukking brengt.
De geschiedenis der „Melba perzik" is
spoedig verteld. Toen de zangeres in de da
gen van haar grootste persoonljjke kunst
zinnige triomfen in Londen optrad en bij
gelegenheid der „Lohcngri" opvoeringen
zeer enthousiast gevierd werd, behoorde
de hertog ran Orleans tot haar intieme
vrienden. In dien tijd was de voornaams-te
kok August Esooffier. keukenchef in liet
Savoy-hotel te Londen. Er werd geen diner
in voornamer wereld ran Londen gegeven,
waarvan hij niet „verantwoordelijk gesteld
werd
Hij verstond zijn moeilijke kunst buiten
gewoon en wanneer hij goed gehumeurd
was, muntte hij uit door orgiuee e culinaire
uitvindingen. Zoo had hij eens voor een ga
la-diner van genoemden hertig, dat deze
ter eere van Nellie Melba gaf, iets aparts
uitgedacht. Hij serveerdie als dessert een
zwaan va.n ijs, die op haar vleugels afge
schilde perziken, met vani'le ijs eronder,
droeg. Dit fijn gerecht vond algemeen bij
val onder de aanwezigen en allen deden er
zich aan te goed. Een jaar later werd Es
ooffier bij het nieuwgebouwde Carltonhotel
geëngageerd en bij gedegenheid van het
opemingsbaniket herinnerde hij zich de
zwaan met de perziken, die bij de gasten
indertijd zoo veel ingang had gevonden.
Ma-ar, hij was een kunstenaar en mocht
dus niet eenvoudig copie maken. Toen vond
hij de „Coupe Melma" uit, nadat hij tevo
ren aan de kunstenares verlof had gevraagd
en gekregen had, om dezen naa-m te mogen
gebruiken.
Wij note eren hier het interessante re
cept:
Een weinig vanilleijs wordt in de platte
schaal (ooupe) gedaan, men legt er een
frisch gesoshi'de perzik op en overdekt die
met. framibozensap die men op de volgende
manier bereidt: de frambozen worden door
een haren zeef geperst en het sap vc
mengd met poedersuiker. Men roert zoo
lang tot men een dikke saus krijgt. In
plaats van frambozen kan men ook aardbei
en gebruiken.