E Z. O
ALLERLEI
OUDE
GENEVER
W.A. EtSHOF&Zn.
VRIJDAG 24 APRIL 1931
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD PAG. 6
DE WERELD GEMOBILISEERD TEGEN
DE MELAATSCHHEID.
Wat de Volkenbond tegen de
melaatschheid doet. Ver
schillende methoden van be
handeling. Melaatschheid
in Europa, Azië en Zuid-
Amerika. 700.000 alleen al
in Indië.
Genève, April 1931.
In den Bijbel lezen we over melaatschen;
ieder kent wel 't aangrijpende en verheve
ne Evangelie-verhaal van de melaatschen, j
die door Christus werden genezen. Ook
weet uien, dat nog in later tijden, in de
Middeleeuwen, met name na de Kruis- I
tochten, in ons werelddeel talrijke gevallen j
van melaatschheid voorkwamen. Maar zou
't ook bekend zijn, dat over den ganschen
aardbol, ook in 't zoo beschaafde Europa, I
heden ten dage nog vele lepra-lijders voor-
komen? De ziekte komt nog zóó veelvuldig
voor, dat de Volkenbond, wiens cultureel
werk tot nog toe heel wat belangrijker was
dan z'n politiek, 'n aparte lepra-commissie
in 't leven heeft geroepen, die zich 'n ge-
centraliseerde en georganiseerde bestrij
ding van deze vreeselijke ziekte ten doel
stelt. Zooals medici van naam, zoowel ie
Genève als elders, maar dan toch onder de
auspiciën van de hygiënische organisatie
van" den Volkenbond, hun ervaring bij de
kankerbestrijding ten algemeenen nutte be
schikbaar stellen, zoo ook houden gezag
hebbende mannen uit verscheidene landen
in de lepra-commissie zich bezig met 't be-
studeeren der verschijningsvormen der me
laatschheid en trachten ze te komen tot 't
vaststellen van de meest-doeltreffende ge
nezingsmethoden; zelfs overwegen ze de
stichting van 'n georganiseerden wereld-
strijd tegen de lepra.
De secretaris dier commissie heeft on
langs 'n reis gemaakt door Europa, Azië en
Zuid-Amerika, om de verbreiding en de be
handeling der lepra in deze werelddeelen
te bestudeeren. Hij heeft de uitkomsten
van z'n onderzoekingen neergelegd in 'n
rapport, die zich ondanks z'n lengte en z'n
uitvoerigheid, laat lezen als 'n spannende,
maar toch ook afgrijselijke geschiedenis.
Dit rapport verplaatst ons in de leprozen
huizen der Miduellandsche Zee-landen, met
name die van Spanje; 't verhaalt ons van
de ontzettend-vele gevallen in Indië, waar
in elk dorp vele melaatschen voorkomen;
Jt geeft bijzonderheden over de moderne
methoden, die men ter genezing in Zuid-
Amerika toepast, 't Rapport is erg nuchter
en zakelijk, 't Werkt bijna uitsluitend met
statistieken en getallen, maar wat 'n el-
lende en verdriet verbergt zich achter die
cijfers!
Wanneer we den secretaris der lepra-
commissie op z'n reis door drie wereld-dee-
len vergezellen, dan valt ons 't eerst op,
dat ook in Europa de gevallen van me
laatschheid nog steeds zeer talrijk zijn. Dit
geldt alleen vooral voor de Middellandsche-
Zee-landen. Hoe noordelijker met komt,
des te minder gevallen ontmoet men, en
zoo is Koorwegen 't klassieke voorbeeld
van 't zoo goed als geheel verdwenen zijn
der ziekte. Maar tachtig jaar geleden wa
ren hier nog 2658 lijders, vóór vijf en twin
tig jaar nauwelijks 400 meer en thans nog
geen 100.
In Noorwegen worden de lijders geïso
leerd, maar daarom hoeven ze nog. niet m
ziekennuizen te worden opgeborgen, want
ze kunnen ook in hun woningen geïsoleerd
worden, wanneer de arts maar voortdurend
controle op hen uitoefent, 'n Interessante
bijzonderheid is, dat van aan lepra lijden
de vaders, slechts acht a. tien procent der
kinderen ook aangestoken zijn, terwijl t
percentage der zieke kinderen stijgt tot 20,
wanneer de moeder is aangetast. Zijn beide
ouders ziek, dan bedraagt t percentage 39!
Wel opvallend is, dat in Noorwegen de
meeste lijders oude menschen zijn. Er zijn
bijna geen jongelingen onder, wel" tachtig
jarigen, die reeds vijftig jaar aan de ziekte
lijden. Üok dat bewijst, dat de melaatsch
heid in Noorwegen zoo goed als uitgestor
ven is.
in de Baltische landen heeft 'n zekere
professor Paldrock 'n nieuwe geneeswijze
van lepra-lijders uitgevonden. Hij werkt
met roetvlokken en hij spuit de zieken in
met 'n opiossing, waarin o.m. ook goud aan
wezig is. Hij meent, dat 't heelemaal niet
nooüig en zelfs niet doeltreffend is om de
lijders te isoleeren. In de gezamenlijke Bal
tische staten telt men ongeveer 500 lepra-
lijders, waarvan er alleen al 420 in Esthland
wonen.
In Engeland komen slechts weinig geval
len voor: 't zijn meest menschen die ter
genezing uit de Koloniën zijn gekomen.
Ook in Duitschlan- is 't aantal lijders ge
ring. Maar in de Midd eiland sche-zee-lan-
den is 't minder gunstig gesteld. Alleen in
Zuid-Spanje telt men al meer dan 1000 lij
ders en waarschijnlijk is het getal grooter,
dan officieel wordt opgegeven. In die pro
vinciën zijn acht groote leprozenhuizen,
waar de stakkers geïsoleerd worden gehou
den. In Italië komen er ook heel veel voor.
Wel spreekt men van „slechts" 500 geval
len, maar dat cijfer zal wel veel te laag
zijn, evenals in Griekenland, voor welk
land officieel 600 gevallen staan opgege
ven, ofschoon er in werkelijkheid veel cn
veel meer zijn. In de meeste Balkanstaten,
zooals in Joego-Slavië cn Roemenië is tot
op heden 'n leprabestrijding van regeerings-
wege zoo goed als onbekend en, hoe onge
looflijk het ook klinken mag: in vele stre
ken van Afrika en Zuid-Amerika heeft men
het verder gebracht in de voorbehoedmid
delen tegen de lepra dan in deze Zuid-Oost,-
Europeesche landen.
Zoo ziet men, dat in Europa de cijfers
voor de verbreiding der melaatschheid
reeds tamelijk hoog zijn, maar ze stijgen
onrustbarend, zoodra we komen in Azië,
vooral in 't verre Oosten. In Japan alleen
zijn 30000 menschen door deze verschrikke
lijke ziekte aangetast. Ze zijn allen geïso
leerd, deels in leprozenhuizen, deels in hun
eigen woningen en staan onder staatscon
trole. Indië zou er „maar" 102000 tellen,
tenminste, dat zegt ons de officieele statis
tiek, maar volgens het volkenbondsrapport
is dat getal veel te laag. In Indië vindt
de melaatschheid 'n bijzondere gunstige
voedingsbodem, want Indië is een land van
dorpen en landbouwers, van de 287 millioen
Indiërs wonen er bijna 260 millioen op het
platte land en dat in ongeveer 700000 dor
pen. Daarom is 't buitengewoon moeilijk
het aantal lijders vast te stellen en nog
moeilijker is 't deze menschen op te sporen
en te genezen. En daarom meent het vol
kenbondsrapport niet te overdrijven, wan
neer 't het aantal Indische lepra-lijders
schat op 70.000, waaruit volgt, dat gemid
deld in elk dorp één tnensch is aangetast.
In 't Britsche gedeelte van Indië is men
thans begonnen met 'n moderne bestrij-
dings-methode, die zeer goed georganiseerd
schijnt te wezen. Dat systeem heet „PTS-
systeem" dat wil zeggen „propaganda-Trea-
tement-Survey" propaganda behande
ling-controle). De propaganda> heeft tot
taak de bevolking in te lichten over do
ziekte, haar gevaren en de mogelijkheden
ter genezing; ieder moet er van doordron
gen worden, dat hij 'n geval zoo spoedig
mogelijk aangeeft en zich bij de eerste ver
schijnselen onder behandeling stelt van n
dokter. Deze propaganda bestaat in voor
drachten, films, affiches en andere manie
ren van toelichting. Ook in de scholen wor
den de leerlingen op de hoogte gebracht
van de verschijnselen en de gevaren der
ziekte. Daarnaast, is ook de behandeling
der lijders met kracht aangepakt. Natuur
lijk kunnen alleen die lijders worden behan
deld, die werkelijk zijn „ingerekend". Die
moeten er hoe langer hoe meer komen cn
daarvoor dient dan de „controle", die
steeds meer georganiseerd wordt en zeer
zorgvuldig wordt doorgevoerd.
'n Groote rol in de bestrijdling der me
laatschheid speelt Brazilië en over 't alge
meen Zuid-Amerika. Maar Brazilië werkt
toch aan de spits. Zoo staat er b.v. de staat
Sao Paulo voorbeeldig-goed voor. In Bra
zilië draagt de centrale regeering voor de
helft bij in de kosten, die elke staat heeft
bij de georganiseerde bestrijding der lepra,
wanneer tenminste zoo'n staat zich onder
werpt aan de bepalingen der centrale ro-
geering en zich wil stellen onder controle
van 'n commissaris uit Rio de Janeiro.
Maar toch zijn de cijfers voor Brazilië nog
zeer hoog: er zouden in 't geheel niet min
der dan 30000 lijders zijn. Maar ziekenhui
zen zijn er veel: alleen reeds in den staat
Rio zijn twee groote openbare sanatoria.
De nationale vereeniging tot bestrijding
der lepra wordt gesteund door den lande-
lijken gezondheidsdienst, evenals 't Lepro-
Instituut, 'n private instelling.
De toestanden in Argentinië zijn onge
veer zoo als in Brazilië, alleen is hier 't
aantal aangetasten beduidend minder
(8600), maar de leprozenhuizen zijn er niet
zoo goed georganisceerd. Echter: Argenti
nië heeft evenals Brazilië 'n voorbeeldige
wetgeving ten opzichte van de lepra-bestrij-
ding en ook maakt men hier heel veel werk
van de voorlichting der bevolking. In bei
de Zuid-Amerikaansche landen past men
't z.g. „gemengde systeem" toe fcer gene
zing, d.w.z. isolee ing in ernstige gevallen,
voor 't overige alleen maar gedeeltelijke
isoleering en 'n „vrijere" behandeling. Over
het algemeen passen de regeeringen daar,
zoowel als elders, allerlei methoden toe:
absolute verbanning, isoleering in zieken
huizen en in de woningen onder medische
controle, maar ook de modernste toepassin
gen der sociale hygiëne. Men moet al deze
bestrijdingsmiddelen en de resultaten die
met elk afzonderlijk worden bereikt, ken
nen, om ten slotte te kunnen uitmaken
welk middel, in verband met allerlei om
standigheden, met het klimaat en de ver
schillende verhoudingen in 'n bepaald
land, 't beste wel is. Eveneens dient men,
om 'n algemeene en succesvolle wereld-
strijd tegen deze ontzettende ziekte te kun
nen organiseeren, ook alle vormen te ken
nen onder welke de ziekte over de gan-
sche wereld optreedt. En daarom moet het
volkenbondsrapport, dab tot nu toe slechts
drie werelddeelen en die nog niet in hun
geheel, omvat, verder worden uitgebreid,
om dan te dienen als basis voor 'n strijd
tegen de lepra over geheel de aarde. De
lepra-couimissie van den Volkenbond zal
daar de richtlijnen voor hebben aan te ge-
EEN VERZAMELING VAN DEN
SPAANSCHEN KONING.
Een der grootste bezienswaardigheden
van het koninklijk paleis te Madrid is het
zoogenaamde „Ongeluksmuseum" waartoe
slechts zelden bezoekers worden toegelaten.
Het is door koning Alfonso XIII aangelegd
en bevat, allerlei dingen, die betrekking heb
ben op aanslagen of ongelukken, waa-rbij de
koning betrokken wa.s.
Uit zijn prilste jeugd stammen de scher
ven van zijn melkflesch, waaruit men den
achtjarigen koning toenmaals wilde ver
giftigen en de brokstukken van een groote
vaas waarover hij als vijfjarigen knaap
struikelde bij welk» gelegenheid hij zich
ernstig verwondde.
Naast een stuk van een bom, die men te
Barcelona bij de feestelijkheden van de
troonsbestijging naar hem wierp, ligt een
overblijfsel van den landauer, waarin hij
zat, toen te Parijs in 1904 een helsche ma
chine vLak bij zijn rijtuig ontplofte. Ook is
er het geraamte van het paard bewaard,
dat bij die gelegenheid gedood werd.
Het middelpunt van deze griezelige ver
zameling wordt ingenomen door een aantal
Souvenirs" aan den verschrikkelijken aan
slag op den dag van zijn huwelijk in Juni
i 1906. Behalve het met bloed bevlekte broii-
1 oft ski eed der koningin, ziet men da-ar de
verscheurde uniformen van de koninklijke
lijfwacht, waarvan er vele gedood werden,
de gebroken wielen van het rijtuig, het za
del van het paard en nog vele andere gru
welijke herinnering&stukken.
POSTZEGEL-NIEUWS
NIEUWE ZEGELS.
Finland. Op 1 dezer wae het 75 jaar
geleden, dat de eerste Fiüflche zegels ver
sohenen. Dit feit zal op de meer en meer
gebruikelijke wijze worden „gevierd" door
de uitgifte van twee herinneringszegels.
Egypte.
Frankeerzegels, ter gelegenheid van de
14e Tentoonstelling voor Landbouw en In
dustrie:
5 milliémes, bruin.
10 karmijn.
15 blauw.
De zegels gedrukt in een oplaag van
200.000 series, zijn verkrijgbaar aan de
postkantoren tot medio Mei a.s.
Frankeerzegels in de koerseerende tee-
kening:
3 milliémes, groen.
4 bruin.
Spaansch Guinea.
Frankeerzegels in nieuwe teekeningen,
inboorlingen-typen en, voor de hoogste
waarden, het Spaansche koningspaar:
1 oentimos, groen
2 bruin.
5 zwartbruin.
10 geelgroen.
15 blauwgroen.
20 violet.
25 karmijn.
30 bruinkarmijn.
40 blauw.
50 oranje.
80 blauwviolet.
1 peseta, donkergrijs.
4 lilarose.
6 bruin.
Syrië.
Frankeerzegels, in de bekende land
schap-teekeningen
0 p, 10, lila.
0 p, 20, grijsblauw.
0 p. 50, violet.
1 p, groen.
1 p, 50, bruin.
2 p, donkerviolet.
3 p, geelgroen.
4 p, 50, karmijn.
25 p, bruinviolet.
De twee eerstgenoemden zijn in klein, staand,
de andere in groot, liggend formaat.
Luchtpostzegels, liggend formaat:
2 p., blauwgroen.
3 p., blauwgroen.
10 p., blauwgroen.
25 p., bruinoranje.
100 p., roselila.
Ierland.
De „Shannon"-zegel (afbeelding van het
ir.posante Ardnacrusha-krachtstation), waarde
2 pence, is op 31 December j.i. buiten koers
gesteld.
De stad Vilnius (Vilna) op de Postzegels.
Vooral sinds het begin van deze eeuw zijn
er heel wat gebouwen, vooral kerken, op de
postzegels van vele staten te vinden. Wij ach
ten dit een gelukkig verschijnsel zoodoende
wordt het mogelijk zich althans eenig beeld te
vormen over landen en steden, welke men an
ders slechts van hooren-zeggen kent. Nu is het
merkwaardig, dat het juist twee Europeesche
steden zijn, welke zeer rijkelijk op de post
zegels aanleiding hebben gegeven tot afbeeldin
gen; merkwaardig, omdat in het algemeen de
Europeesche zegels uit historisch-geographisch
oogpunt niet zooveel leeren als b.v. van La-
tijnsch Amerika. De twee steden, welke wij op
het oog hebben zijn Constantinopel en Vilnius.
Het oude Byzantium is ieder wel bekend
Vilnius, of zooals hier veelal wordt gezegd
Vilna, is den raeesten Nederlanders vrijwel
geheel onbekend. Reeds in de vroege middel
eeuwen woonden er menschen op de plaats,
waar thans de Litausche hoofdstad Vilnius
zich bevindt, doch den naam Vilnius komt pas
voor sinds de veertiende eeuw. In het jaar 1323
toch stichtte de Litausche Grootvorst Gedimi-
nas aan den oever van de Neris een grooten
burcht. Het kasteel werd gebouwd boven op
een heuvel aan de rechteroever van de rivier;
aan de overzijde zou later de stad Vilnius ont
staan. Den stichter van Vilnius zien wij op de
40 en 80 Skatiku van 1920 afgebeeld. Wij moe
ten ons dien man voorstellen als een nog
slechts half beschaafd machthebber, die regeer
de over uitgestrekte gebieden van zwarte zee
tot Oostzee, zijn rijk zou onder Vytautas nog
machtiger worden, maar na diens dood in 1430
eindigde voor lange eeuwen de Litausche onaf
hankelijkheid. En met haar ging ook de hoofd
stad ten gronde. Wanneer men tegenwoordig
in Vilnius komt, ziet men hoog boven de wate
ren van de Neris een ruine, welke nog steeds
in staat is een beeld te geven van de vroegere
grootheid een ruine, welke door ieder Li-
tauer beschouwd wordt als het nationale mid
delpunt, ook al is Vilnius thans nog bezet door
de Polen. Ieder postzegelverzamelaar kent de
burcht; de vliegzegels van Litauen toonen ons
het bouwwerk, ook de 3 en 5 Auksinai van
1920 en eenige zegels van Midden Litauen
brengen het in beeld. Thans staat nog slechts
de toren, twee eeuwen geleden waren de rui
nes veel rooter. (Men vindt een groot aantal
afbeeldingen van de Litausche hoofdstad in
het prachtwerk „Vilnius", uitgegeven in 1923).
De oude stad was omgeven met een grooten
muur, waarin talrijke poorten, ten deele ge
noemd naar de omliggende plaatsen, een uit
weg vormden. De bekendste dezer poorten is
de Poort der Morgenschemering of Ausris Var-
tai. Hierin bevindt zich een beroemd mirakel
beeld der Roomsch-Katholieken. De Ausra-
poort is te vinden op de 2 Mark van Midden
Litauen en de 3 Mk. porto. Ook de poort van
Subacius wordt getoond, n.l. op de 6 Mk.
lauwzart; deze zegel is daarom zoo merkwaar
dig omdat wij van onder af tegen een gebouw
op zien, een Froschperspectieve zooals de
Duitschers het noemen. Zijn wij door de Ausra-
poort de stad binnengekomen en gaan wij door
de Grootvorstenstraat en de Zuilenstraat, dan
komen wij voor een merkwaardigen toren te
1 staan, welke ons van meerdere zegels van
Middenlitauen ekend is; de klokkentoren van
de machtige kathedraal. Gelijk de Dom van
Utrecht en de toren niet meer een geheel vor
men, is ook de toren gescheiden van den Dom
van Vilnius. Ook de kathedraal zelf is ons
van de zegels bekend: de 2 Mark groen en
rood, de 4 Mark geel-olijf en de 5 Mark port-
zegel geven een goed beeld van het schitterend
bouwwerk, kort na 1531 door een Geneefsch
bouwmeester opgericht. Het werd in 1610 ten
deele een prooi der vlammen, doch is weldra
hersteld. De voorgevel is rijk met beelden ver
sierd; ten deele bevinden zich deze in nissen
en een galerij, welke gevormd wordt door een
zestal zuilen (zie de 2 Mark) van ongeveer
twintig meter hoogte. De koepels, waarop meer
kleine torentjes staan, maken eveneens een
merkwaardige indruk. Wij gaan nu door de
St. Janstraat en komen daar aan voor de Uni
versiteit, waarvan wij een van de hoofdgebou
wen zien afgebeeld op de 50 portzegel van
Midden Litauen. Ook de kerk van St. Anna is
ons békend; men zie de 1 Mk. en de 20 Mk.
portzegel. Daarna gaan wij door de Dominika-
nenstraat en de Trakaipoort de stad Vilnius
weer uit in Zuidelijke richting, volgen de loop
van de Neris en komen dan westwaarts voort
gaande bij een prachtig meer, Trakai, waarin
op een klein eilandje een groot slot uit de
veertiende eeuw is gebouwd. Ook dit slot
Trakai is den verzamelaars geen onbekende
door de 3 Mk. ruitvormige zegel van Litauen
en de 2 Mk port van Midden Litauen. Natuur
lijk zou van de merkwaardige hoofdstad van
Litauen veel meer te vertellen zijn; docb dan
zou men het philatelistisch terrein moeten ver
laten.
Een echte koninklijke koopman.
In de bladen leest men voortdurend
van staal-, petroleum-, gummi- en andere
koningen, maar al de mannen, die dezen
eeretitel voeren, ontbreekt toch nog iets-
essentieels: de echte koningskroon. Een
roemrijke uitzondering maakt hierop de
auto-bus-koning, want in hem zien wij
een echte, zij het dan ook een donker
kleurige Majesteit voor ons.
Het is de koning van Ibedschja's Ibn
Saud, die behalve over zijn zandig ko
ninkrijk ook nog heerschappij voert over
een auto-park van minstens 250 wagens,
welk getal iedere week nog grooter
wordt. Een gedeelte daarvan bestaat uit
eoht moderne ruime, maar reeds eenigs-
zins verouderde touring-cars, waarmee
deze koninklijke koopman speciaal het
pelgrims verkeer tussehen de havenstad
Soheddah en de heilige stad Mekka on
derhoudt. Dat hij uitstekende zaken
daarmee maakt is zeer goed te begrijpen.
Ook wanneer de koning zijn staten be
reist, geschiedt dit uitsluitend per auto,
of liever gezegd met een heele karavaan
auto's. De particuliere koninklijke auto
wordt gevolgd door de auto's waarin de
vrouwen van zijn harem plaats genomen
hebben, weer andere auto's zijn voor het
gevolg bestemd en tenslotte komener
nog enkele pantserwagens als veiligheids
maatregel tegen eventueele overvaUen
van de zijde zijner onderdanen, die zich
nog niet zonder meer aan den nieuwen
tijd hebben kunnen gewennen en den ko
ning in zijn auto evenmin respecteeren
als andere reizigers, die vroeger op de
ruggen der kameelen door de woestijn
trokken.
Hoe Stockholm ontstond.
Twee groote Zweedsche geleerden, een
aroheoloog en een geoloog hebben syste
matische onderzoekingen gedaan over de
oudste geschiedenis van Stockholm en
zijn daarbij tot de conclusie gekomen, dat
Stockholm in het begin der 5de eeuw van
onze tijdrekening een aanzienlijke bevol
king bezat en zich in den tijd der Vi-
kingers voortdurend ontwikkelde, tot
deze uitbreiding in de 12de eeuw zijn
hoogtepunt bereikte.
Juist om dezen tijd werden de andere
uitgangen van het Malarmeer voor de
scheepvaart haast onbevaarbaar en bet
heele verkeer tussc-hen de Oostzee en het
Malarmeer ging voortaan over Stock
holm. Zoo werd Stockholm de voornaam
ste havenplaats van Zweden.
Tegen het einde van de steenperiode
was de waterstand bij Stockho'm 25 M.
hooger dan tegenwoordig, omstreeks het
midden van het bronzen tijdperk slechts
14 M. meer bij den aanvang van onze
jaartelling 8 M. en omstreeks het jaar
600 nog steeds 5 M. en rond 1200 ternau
wernood nog 3 M. boven het tegenwoor
dige niveau. In het steenen tijdperk kwa
men slechts de hoogste punten boven het
water uit, in den loop der tijden daalde
het water en de geul tussohen de Oost
zee en het Malarmeer werd voortdurend
nauwer en ondieper. Vóór de Stockholmer
Sond, de eenige waterweg naar het Ma
larmeer, lagen er een reeds bloeiende
binnensteden op het eiland en aan de
kust van het Malarmeer; van 1200 af
werd Stockholm echter het eenige eind
doel der zeevaarders en zijn haven werd
het transito en verdeelingscentrum voor
hot geheele acahterland. Zooals opgra
vingen bewijzen, hebben de Vikingers
reeeds omstreeks 400 de commercieels
en strategische beteekenis van Stockholm
ingezien. Het tegenwoordige bouwplan
der oude stad Stockholm, de z.g. „stad
tussehen de bruggen" schijnt reeds om
streeks het jaar 1200 vastgesteld te zijn
en kort daarop verplaatste ook de koning
zijn residentie in de machtige vesting,
die den toegang tot het Malarmeer bc-
heersoht.
Zoo werd Stockholm de hoofdstad van
Zweden.
DAT L. Kfif f 3.45
HAARLEMMERSTRAAT 139a. Telef. 1023
BREESTRAAT 65. Telef. 443
DE KEMPENAERSTRAAT 39. Telef. 2892
Omslachtig, maar.... genotvol.
Een reiziger vertelt het volgende van
een typische manier van rooken, die hij
bij de woudbewoners in het land der Pa
poea's ten Westen van de „Fly Rivers"
gezien heeft.
De ta-bak, of de sigaret, zooals men die
daar gewoon is, wordt in het einde van
een ongeveer 20 c.M. lange sigaretbenpijp
van bamboe gebracht en dan aangesto
ken. Is dat gebeurd, dan steekt de Pa
poea het wijde einde met de brandende
tabak in den mond en het andere in de
opening van een armring, die dan, terwijl
de vingers de pijp vasthouden, met de
rechterhand gesloten wordt. De linker
hand bedekt het andere, nauwere uit
einde. Daar blaast de rooker den rook
door de pijp in de uitholling, die op bo
vengenoemde wijze ontstaan is, trekt de
linkerhand vlug terug en haalt den
rook in.
Deze manier van rooken is zeker al
eenigszins omslachtig, maar nog lang
niet zoo ingewikkeld als een andere, die
van de inboorlingen uit Zuid-Amerika ge
meld wordt. Zij leggen een laag tabak op
den grond en maken daar een kleinen,
ronden bakoven boven. In de wanden
worden eenige gaten geboord en lange
rieten pijpen gestoken. Dan wordt de ta
bak aangestoken. Om te rooken leggen
de inboorlingen zich op den buik en trek
ken uit alle ma^ht zóó lang den ontsta-
nen damp in hun longen, dat zij tranen
in de oogen krijgen van inspanning en
prikkeling en tenslotte weer moeten uit
ademen
De mensch is ongetwijfeld het eenige
levende wezen,dat zoo'n sterke neiging
in zich heeft om zich zei ven ten gronde
te richten en deze neiging schijnt hij van
de oudste tijden af gehad te hebben.
Het huwelijksaanzoek van Jaurès.
De weduwe van den beroemden socialis
tische p, leider die in Parijs gestorven is
heeft in de laatste jaren een zeer terugge
trokken leven geleid. Sedert den dood van
luaar zoon den onderólficded' Janvès, die een
jaar na den moord o-p zijn vader bij een ba
jonet aanval gedood was, leefde zij alleen
met hare smartelijke herinneringen. Me
vrouw Jaurès was als meisje een beroemde
schoonheid. In dien tijd was Jaurès profes
sor in Toulouse. Hij vroeg om hare hand,
maarliep een blauwtje. Hierdoor liet hij
zdoh echter niet afschrikken, maar beproef
de ten tweeden male zijn geluk, doch werd
wederom afgewezen, osfehoon het jonge
meisje niet ongevoelig was gebleven voor
zijn standvastigheid. Hare ouders garven
pas toe-stemming toon professor Jaurès tot
afgevaardigde gekozen was. Langen tijd
vormde mevrouw Jaurès een sieraad van
de salons der linkerzijde. Toen men de
asch van haar gemaal naar het Panthéon
overbracht, wilde zij deze plechtigheid niet
bijwonen. Hare bescheidenheid verbood
haar dit-. Eerst later begaf zij zich alleen
naar het. graf van haar echtgenoot om te
bidden.
Het bal der Chaplin-copisten.
In Portland (Staat Oregon) organiseerde
de eigenaar der Pontages-Vaudevi'-les-Cis-
out-ts" een bal colder het devies „Chaplin-
copisten". Alle deelnemers waren verplacht
in het cost-uum van Oharley-Chapin te ver
schijnen .De beste copisten zouden, zooals
bekend gemaakt werd, een premie ontvan
gen. Het was natuurlijk een allerkoddigst
gezichtniets dan Chap'linsHouder
den Ohaplinshonderden kneveltjes
bolhoedjes, reusachtige schoenenstok
jes. En men wist eigenlijk niet of men het
bal niet akelig in plaats van komisch zou
vindenA's het costuum maar in zoo
reusachtige oplage vooradig was! Ofschoon
het natuurlijk reeds een typisch gevoel gaf,
de extm-va-gante kleeding van den kleinen
man als regimentsuniform te zien.
Maar hu had iedcoeen zich ook nog inge
spannen het gezicht van Chaplin na te
bootsen. Iedere Ohaplin had een nummer
op ren rughet. eenitre waardoor zij van
e'kander t e onderscheiden warenEn
de leden der jury lieven met notitieblocs
en potlooden in de gelijkvormige menigte
en 'teelden punten uit.
Eindelijk was het oogeniblik da-a-r. Een
fanfare riep de deelnemers bijeen en de
jury liet aankondigen, dat no. 27 het meest
geleek op den echten Charlie. No. 27 kwam
op het podium en noemde zijn naam. Naar
vermeld heette die mijnheer Drinkwater;
de tweede prijs was voor No. 14het was
een Mister Houston. De derde prijs kreeg
no. 13.
No. 13 heette.. Charlie Chaplin! Er was
niets aan te veranderenChaplin bevond
zich persoonlijk op het bal der Chaplin co-
pisten en kreeg nu de verzekering, de stel
lige verzekering, dat hij on de derde olaa-ts
op zich zei ven geleek!! De hee: m Drink
water en Houson leken meer op hem, dan
hij zelf!