E Z. O ALLERLEI OUDE GENEVER W.A. EtSHOF&Zn. VRIJDAG 24 APRIL 1931 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD PAG. 6 DE WERELD GEMOBILISEERD TEGEN DE MELAATSCHHEID. Wat de Volkenbond tegen de melaatschheid doet. Ver schillende methoden van be handeling. Melaatschheid in Europa, Azië en Zuid- Amerika. 700.000 alleen al in Indië. Genève, April 1931. In den Bijbel lezen we over melaatschen; ieder kent wel 't aangrijpende en verheve ne Evangelie-verhaal van de melaatschen, j die door Christus werden genezen. Ook weet uien, dat nog in later tijden, in de Middeleeuwen, met name na de Kruis- I tochten, in ons werelddeel talrijke gevallen j van melaatschheid voorkwamen. Maar zou 't ook bekend zijn, dat over den ganschen aardbol, ook in 't zoo beschaafde Europa, I heden ten dage nog vele lepra-lijders voor- komen? De ziekte komt nog zóó veelvuldig voor, dat de Volkenbond, wiens cultureel werk tot nog toe heel wat belangrijker was dan z'n politiek, 'n aparte lepra-commissie in 't leven heeft geroepen, die zich 'n ge- centraliseerde en georganiseerde bestrij ding van deze vreeselijke ziekte ten doel stelt. Zooals medici van naam, zoowel ie Genève als elders, maar dan toch onder de auspiciën van de hygiënische organisatie van" den Volkenbond, hun ervaring bij de kankerbestrijding ten algemeenen nutte be schikbaar stellen, zoo ook houden gezag hebbende mannen uit verscheidene landen in de lepra-commissie zich bezig met 't be- studeeren der verschijningsvormen der me laatschheid en trachten ze te komen tot 't vaststellen van de meest-doeltreffende ge nezingsmethoden; zelfs overwegen ze de stichting van 'n georganiseerden wereld- strijd tegen de lepra. De secretaris dier commissie heeft on langs 'n reis gemaakt door Europa, Azië en Zuid-Amerika, om de verbreiding en de be handeling der lepra in deze werelddeelen te bestudeeren. Hij heeft de uitkomsten van z'n onderzoekingen neergelegd in 'n rapport, die zich ondanks z'n lengte en z'n uitvoerigheid, laat lezen als 'n spannende, maar toch ook afgrijselijke geschiedenis. Dit rapport verplaatst ons in de leprozen huizen der Miduellandsche Zee-landen, met name die van Spanje; 't verhaalt ons van de ontzettend-vele gevallen in Indië, waar in elk dorp vele melaatschen voorkomen; Jt geeft bijzonderheden over de moderne methoden, die men ter genezing in Zuid- Amerika toepast, 't Rapport is erg nuchter en zakelijk, 't Werkt bijna uitsluitend met statistieken en getallen, maar wat 'n el- lende en verdriet verbergt zich achter die cijfers! Wanneer we den secretaris der lepra- commissie op z'n reis door drie wereld-dee- len vergezellen, dan valt ons 't eerst op, dat ook in Europa de gevallen van me laatschheid nog steeds zeer talrijk zijn. Dit geldt alleen vooral voor de Middellandsche- Zee-landen. Hoe noordelijker met komt, des te minder gevallen ontmoet men, en zoo is Koorwegen 't klassieke voorbeeld van 't zoo goed als geheel verdwenen zijn der ziekte. Maar tachtig jaar geleden wa ren hier nog 2658 lijders, vóór vijf en twin tig jaar nauwelijks 400 meer en thans nog geen 100. In Noorwegen worden de lijders geïso leerd, maar daarom hoeven ze nog. niet m ziekennuizen te worden opgeborgen, want ze kunnen ook in hun woningen geïsoleerd worden, wanneer de arts maar voortdurend controle op hen uitoefent, 'n Interessante bijzonderheid is, dat van aan lepra lijden de vaders, slechts acht a. tien procent der kinderen ook aangestoken zijn, terwijl t percentage der zieke kinderen stijgt tot 20, wanneer de moeder is aangetast. Zijn beide ouders ziek, dan bedraagt t percentage 39! Wel opvallend is, dat in Noorwegen de meeste lijders oude menschen zijn. Er zijn bijna geen jongelingen onder, wel" tachtig jarigen, die reeds vijftig jaar aan de ziekte lijden. Üok dat bewijst, dat de melaatsch heid in Noorwegen zoo goed als uitgestor ven is. in de Baltische landen heeft 'n zekere professor Paldrock 'n nieuwe geneeswijze van lepra-lijders uitgevonden. Hij werkt met roetvlokken en hij spuit de zieken in met 'n opiossing, waarin o.m. ook goud aan wezig is. Hij meent, dat 't heelemaal niet nooüig en zelfs niet doeltreffend is om de lijders te isoleeren. In de gezamenlijke Bal tische staten telt men ongeveer 500 lepra- lijders, waarvan er alleen al 420 in Esthland wonen. In Engeland komen slechts weinig geval len voor: 't zijn meest menschen die ter genezing uit de Koloniën zijn gekomen. Ook in Duitschlan- is 't aantal lijders ge ring. Maar in de Midd eiland sche-zee-lan- den is 't minder gunstig gesteld. Alleen in Zuid-Spanje telt men al meer dan 1000 lij ders en waarschijnlijk is het getal grooter, dan officieel wordt opgegeven. In die pro vinciën zijn acht groote leprozenhuizen, waar de stakkers geïsoleerd worden gehou den. In Italië komen er ook heel veel voor. Wel spreekt men van „slechts" 500 geval len, maar dat cijfer zal wel veel te laag zijn, evenals in Griekenland, voor welk land officieel 600 gevallen staan opgege ven, ofschoon er in werkelijkheid veel cn veel meer zijn. In de meeste Balkanstaten, zooals in Joego-Slavië cn Roemenië is tot op heden 'n leprabestrijding van regeerings- wege zoo goed als onbekend en, hoe onge looflijk het ook klinken mag: in vele stre ken van Afrika en Zuid-Amerika heeft men het verder gebracht in de voorbehoedmid delen tegen de lepra dan in deze Zuid-Oost,- Europeesche landen. Zoo ziet men, dat in Europa de cijfers voor de verbreiding der melaatschheid reeds tamelijk hoog zijn, maar ze stijgen onrustbarend, zoodra we komen in Azië, vooral in 't verre Oosten. In Japan alleen zijn 30000 menschen door deze verschrikke lijke ziekte aangetast. Ze zijn allen geïso leerd, deels in leprozenhuizen, deels in hun eigen woningen en staan onder staatscon trole. Indië zou er „maar" 102000 tellen, tenminste, dat zegt ons de officieele statis tiek, maar volgens het volkenbondsrapport is dat getal veel te laag. In Indië vindt de melaatschheid 'n bijzondere gunstige voedingsbodem, want Indië is een land van dorpen en landbouwers, van de 287 millioen Indiërs wonen er bijna 260 millioen op het platte land en dat in ongeveer 700000 dor pen. Daarom is 't buitengewoon moeilijk het aantal lijders vast te stellen en nog moeilijker is 't deze menschen op te sporen en te genezen. En daarom meent het vol kenbondsrapport niet te overdrijven, wan neer 't het aantal Indische lepra-lijders schat op 70.000, waaruit volgt, dat gemid deld in elk dorp één tnensch is aangetast. In 't Britsche gedeelte van Indië is men thans begonnen met 'n moderne bestrij- dings-methode, die zeer goed georganiseerd schijnt te wezen. Dat systeem heet „PTS- systeem" dat wil zeggen „propaganda-Trea- tement-Survey" propaganda behande ling-controle). De propaganda> heeft tot taak de bevolking in te lichten over do ziekte, haar gevaren en de mogelijkheden ter genezing; ieder moet er van doordron gen worden, dat hij 'n geval zoo spoedig mogelijk aangeeft en zich bij de eerste ver schijnselen onder behandeling stelt van n dokter. Deze propaganda bestaat in voor drachten, films, affiches en andere manie ren van toelichting. Ook in de scholen wor den de leerlingen op de hoogte gebracht van de verschijnselen en de gevaren der ziekte. Daarnaast, is ook de behandeling der lijders met kracht aangepakt. Natuur lijk kunnen alleen die lijders worden behan deld, die werkelijk zijn „ingerekend". Die moeten er hoe langer hoe meer komen cn daarvoor dient dan de „controle", die steeds meer georganiseerd wordt en zeer zorgvuldig wordt doorgevoerd. 'n Groote rol in de bestrijdling der me laatschheid speelt Brazilië en over 't alge meen Zuid-Amerika. Maar Brazilië werkt toch aan de spits. Zoo staat er b.v. de staat Sao Paulo voorbeeldig-goed voor. In Bra zilië draagt de centrale regeering voor de helft bij in de kosten, die elke staat heeft bij de georganiseerde bestrijding der lepra, wanneer tenminste zoo'n staat zich onder werpt aan de bepalingen der centrale ro- geering en zich wil stellen onder controle van 'n commissaris uit Rio de Janeiro. Maar toch zijn de cijfers voor Brazilië nog zeer hoog: er zouden in 't geheel niet min der dan 30000 lijders zijn. Maar ziekenhui zen zijn er veel: alleen reeds in den staat Rio zijn twee groote openbare sanatoria. De nationale vereeniging tot bestrijding der lepra wordt gesteund door den lande- lijken gezondheidsdienst, evenals 't Lepro- Instituut, 'n private instelling. De toestanden in Argentinië zijn onge veer zoo als in Brazilië, alleen is hier 't aantal aangetasten beduidend minder (8600), maar de leprozenhuizen zijn er niet zoo goed georganisceerd. Echter: Argenti nië heeft evenals Brazilië 'n voorbeeldige wetgeving ten opzichte van de lepra-bestrij- ding en ook maakt men hier heel veel werk van de voorlichting der bevolking. In bei de Zuid-Amerikaansche landen past men 't z.g. „gemengde systeem" toe fcer gene zing, d.w.z. isolee ing in ernstige gevallen, voor 't overige alleen maar gedeeltelijke isoleering en 'n „vrijere" behandeling. Over het algemeen passen de regeeringen daar, zoowel als elders, allerlei methoden toe: absolute verbanning, isoleering in zieken huizen en in de woningen onder medische controle, maar ook de modernste toepassin gen der sociale hygiëne. Men moet al deze bestrijdingsmiddelen en de resultaten die met elk afzonderlijk worden bereikt, ken nen, om ten slotte te kunnen uitmaken welk middel, in verband met allerlei om standigheden, met het klimaat en de ver schillende verhoudingen in 'n bepaald land, 't beste wel is. Eveneens dient men, om 'n algemeene en succesvolle wereld- strijd tegen deze ontzettende ziekte te kun nen organiseeren, ook alle vormen te ken nen onder welke de ziekte over de gan- sche wereld optreedt. En daarom moet het volkenbondsrapport, dab tot nu toe slechts drie werelddeelen en die nog niet in hun geheel, omvat, verder worden uitgebreid, om dan te dienen als basis voor 'n strijd tegen de lepra over geheel de aarde. De lepra-couimissie van den Volkenbond zal daar de richtlijnen voor hebben aan te ge- EEN VERZAMELING VAN DEN SPAANSCHEN KONING. Een der grootste bezienswaardigheden van het koninklijk paleis te Madrid is het zoogenaamde „Ongeluksmuseum" waartoe slechts zelden bezoekers worden toegelaten. Het is door koning Alfonso XIII aangelegd en bevat, allerlei dingen, die betrekking heb ben op aanslagen of ongelukken, waa-rbij de koning betrokken wa.s. Uit zijn prilste jeugd stammen de scher ven van zijn melkflesch, waaruit men den achtjarigen koning toenmaals wilde ver giftigen en de brokstukken van een groote vaas waarover hij als vijfjarigen knaap struikelde bij welk» gelegenheid hij zich ernstig verwondde. Naast een stuk van een bom, die men te Barcelona bij de feestelijkheden van de troonsbestijging naar hem wierp, ligt een overblijfsel van den landauer, waarin hij zat, toen te Parijs in 1904 een helsche ma chine vLak bij zijn rijtuig ontplofte. Ook is er het geraamte van het paard bewaard, dat bij die gelegenheid gedood werd. Het middelpunt van deze griezelige ver zameling wordt ingenomen door een aantal Souvenirs" aan den verschrikkelijken aan slag op den dag van zijn huwelijk in Juni i 1906. Behalve het met bloed bevlekte broii- 1 oft ski eed der koningin, ziet men da-ar de verscheurde uniformen van de koninklijke lijfwacht, waarvan er vele gedood werden, de gebroken wielen van het rijtuig, het za del van het paard en nog vele andere gru welijke herinnering&stukken. POSTZEGEL-NIEUWS NIEUWE ZEGELS. Finland. Op 1 dezer wae het 75 jaar geleden, dat de eerste Fiüflche zegels ver sohenen. Dit feit zal op de meer en meer gebruikelijke wijze worden „gevierd" door de uitgifte van twee herinneringszegels. Egypte. Frankeerzegels, ter gelegenheid van de 14e Tentoonstelling voor Landbouw en In dustrie: 5 milliémes, bruin. 10 karmijn. 15 blauw. De zegels gedrukt in een oplaag van 200.000 series, zijn verkrijgbaar aan de postkantoren tot medio Mei a.s. Frankeerzegels in de koerseerende tee- kening: 3 milliémes, groen. 4 bruin. Spaansch Guinea. Frankeerzegels in nieuwe teekeningen, inboorlingen-typen en, voor de hoogste waarden, het Spaansche koningspaar: 1 oentimos, groen 2 bruin. 5 zwartbruin. 10 geelgroen. 15 blauwgroen. 20 violet. 25 karmijn. 30 bruinkarmijn. 40 blauw. 50 oranje. 80 blauwviolet. 1 peseta, donkergrijs. 4 lilarose. 6 bruin. Syrië. Frankeerzegels, in de bekende land schap-teekeningen 0 p, 10, lila. 0 p, 20, grijsblauw. 0 p. 50, violet. 1 p, groen. 1 p, 50, bruin. 2 p, donkerviolet. 3 p, geelgroen. 4 p, 50, karmijn. 25 p, bruinviolet. De twee eerstgenoemden zijn in klein, staand, de andere in groot, liggend formaat. Luchtpostzegels, liggend formaat: 2 p., blauwgroen. 3 p., blauwgroen. 10 p., blauwgroen. 25 p., bruinoranje. 100 p., roselila. Ierland. De „Shannon"-zegel (afbeelding van het ir.posante Ardnacrusha-krachtstation), waarde 2 pence, is op 31 December j.i. buiten koers gesteld. De stad Vilnius (Vilna) op de Postzegels. Vooral sinds het begin van deze eeuw zijn er heel wat gebouwen, vooral kerken, op de postzegels van vele staten te vinden. Wij ach ten dit een gelukkig verschijnsel zoodoende wordt het mogelijk zich althans eenig beeld te vormen over landen en steden, welke men an ders slechts van hooren-zeggen kent. Nu is het merkwaardig, dat het juist twee Europeesche steden zijn, welke zeer rijkelijk op de post zegels aanleiding hebben gegeven tot afbeeldin gen; merkwaardig, omdat in het algemeen de Europeesche zegels uit historisch-geographisch oogpunt niet zooveel leeren als b.v. van La- tijnsch Amerika. De twee steden, welke wij op het oog hebben zijn Constantinopel en Vilnius. Het oude Byzantium is ieder wel bekend Vilnius, of zooals hier veelal wordt gezegd Vilna, is den raeesten Nederlanders vrijwel geheel onbekend. Reeds in de vroege middel eeuwen woonden er menschen op de plaats, waar thans de Litausche hoofdstad Vilnius zich bevindt, doch den naam Vilnius komt pas voor sinds de veertiende eeuw. In het jaar 1323 toch stichtte de Litausche Grootvorst Gedimi- nas aan den oever van de Neris een grooten burcht. Het kasteel werd gebouwd boven op een heuvel aan de rechteroever van de rivier; aan de overzijde zou later de stad Vilnius ont staan. Den stichter van Vilnius zien wij op de 40 en 80 Skatiku van 1920 afgebeeld. Wij moe ten ons dien man voorstellen als een nog slechts half beschaafd machthebber, die regeer de over uitgestrekte gebieden van zwarte zee tot Oostzee, zijn rijk zou onder Vytautas nog machtiger worden, maar na diens dood in 1430 eindigde voor lange eeuwen de Litausche onaf hankelijkheid. En met haar ging ook de hoofd stad ten gronde. Wanneer men tegenwoordig in Vilnius komt, ziet men hoog boven de wate ren van de Neris een ruine, welke nog steeds in staat is een beeld te geven van de vroegere grootheid een ruine, welke door ieder Li- tauer beschouwd wordt als het nationale mid delpunt, ook al is Vilnius thans nog bezet door de Polen. Ieder postzegelverzamelaar kent de burcht; de vliegzegels van Litauen toonen ons het bouwwerk, ook de 3 en 5 Auksinai van 1920 en eenige zegels van Midden Litauen brengen het in beeld. Thans staat nog slechts de toren, twee eeuwen geleden waren de rui nes veel rooter. (Men vindt een groot aantal afbeeldingen van de Litausche hoofdstad in het prachtwerk „Vilnius", uitgegeven in 1923). De oude stad was omgeven met een grooten muur, waarin talrijke poorten, ten deele ge noemd naar de omliggende plaatsen, een uit weg vormden. De bekendste dezer poorten is de Poort der Morgenschemering of Ausris Var- tai. Hierin bevindt zich een beroemd mirakel beeld der Roomsch-Katholieken. De Ausra- poort is te vinden op de 2 Mark van Midden Litauen en de 3 Mk. porto. Ook de poort van Subacius wordt getoond, n.l. op de 6 Mk. lauwzart; deze zegel is daarom zoo merkwaar dig omdat wij van onder af tegen een gebouw op zien, een Froschperspectieve zooals de Duitschers het noemen. Zijn wij door de Ausra- poort de stad binnengekomen en gaan wij door de Grootvorstenstraat en de Zuilenstraat, dan komen wij voor een merkwaardigen toren te 1 staan, welke ons van meerdere zegels van Middenlitauen ekend is; de klokkentoren van de machtige kathedraal. Gelijk de Dom van Utrecht en de toren niet meer een geheel vor men, is ook de toren gescheiden van den Dom van Vilnius. Ook de kathedraal zelf is ons van de zegels bekend: de 2 Mark groen en rood, de 4 Mark geel-olijf en de 5 Mark port- zegel geven een goed beeld van het schitterend bouwwerk, kort na 1531 door een Geneefsch bouwmeester opgericht. Het werd in 1610 ten deele een prooi der vlammen, doch is weldra hersteld. De voorgevel is rijk met beelden ver sierd; ten deele bevinden zich deze in nissen en een galerij, welke gevormd wordt door een zestal zuilen (zie de 2 Mark) van ongeveer twintig meter hoogte. De koepels, waarop meer kleine torentjes staan, maken eveneens een merkwaardige indruk. Wij gaan nu door de St. Janstraat en komen daar aan voor de Uni versiteit, waarvan wij een van de hoofdgebou wen zien afgebeeld op de 50 portzegel van Midden Litauen. Ook de kerk van St. Anna is ons békend; men zie de 1 Mk. en de 20 Mk. portzegel. Daarna gaan wij door de Dominika- nenstraat en de Trakaipoort de stad Vilnius weer uit in Zuidelijke richting, volgen de loop van de Neris en komen dan westwaarts voort gaande bij een prachtig meer, Trakai, waarin op een klein eilandje een groot slot uit de veertiende eeuw is gebouwd. Ook dit slot Trakai is den verzamelaars geen onbekende door de 3 Mk. ruitvormige zegel van Litauen en de 2 Mk port van Midden Litauen. Natuur lijk zou van de merkwaardige hoofdstad van Litauen veel meer te vertellen zijn; docb dan zou men het philatelistisch terrein moeten ver laten. Een echte koninklijke koopman. In de bladen leest men voortdurend van staal-, petroleum-, gummi- en andere koningen, maar al de mannen, die dezen eeretitel voeren, ontbreekt toch nog iets- essentieels: de echte koningskroon. Een roemrijke uitzondering maakt hierop de auto-bus-koning, want in hem zien wij een echte, zij het dan ook een donker kleurige Majesteit voor ons. Het is de koning van Ibedschja's Ibn Saud, die behalve over zijn zandig ko ninkrijk ook nog heerschappij voert over een auto-park van minstens 250 wagens, welk getal iedere week nog grooter wordt. Een gedeelte daarvan bestaat uit eoht moderne ruime, maar reeds eenigs- zins verouderde touring-cars, waarmee deze koninklijke koopman speciaal het pelgrims verkeer tussehen de havenstad Soheddah en de heilige stad Mekka on derhoudt. Dat hij uitstekende zaken daarmee maakt is zeer goed te begrijpen. Ook wanneer de koning zijn staten be reist, geschiedt dit uitsluitend per auto, of liever gezegd met een heele karavaan auto's. De particuliere koninklijke auto wordt gevolgd door de auto's waarin de vrouwen van zijn harem plaats genomen hebben, weer andere auto's zijn voor het gevolg bestemd en tenslotte komener nog enkele pantserwagens als veiligheids maatregel tegen eventueele overvaUen van de zijde zijner onderdanen, die zich nog niet zonder meer aan den nieuwen tijd hebben kunnen gewennen en den ko ning in zijn auto evenmin respecteeren als andere reizigers, die vroeger op de ruggen der kameelen door de woestijn trokken. Hoe Stockholm ontstond. Twee groote Zweedsche geleerden, een aroheoloog en een geoloog hebben syste matische onderzoekingen gedaan over de oudste geschiedenis van Stockholm en zijn daarbij tot de conclusie gekomen, dat Stockholm in het begin der 5de eeuw van onze tijdrekening een aanzienlijke bevol king bezat en zich in den tijd der Vi- kingers voortdurend ontwikkelde, tot deze uitbreiding in de 12de eeuw zijn hoogtepunt bereikte. Juist om dezen tijd werden de andere uitgangen van het Malarmeer voor de scheepvaart haast onbevaarbaar en bet heele verkeer tussc-hen de Oostzee en het Malarmeer ging voortaan over Stock holm. Zoo werd Stockholm de voornaam ste havenplaats van Zweden. Tegen het einde van de steenperiode was de waterstand bij Stockho'm 25 M. hooger dan tegenwoordig, omstreeks het midden van het bronzen tijdperk slechts 14 M. meer bij den aanvang van onze jaartelling 8 M. en omstreeks het jaar 600 nog steeds 5 M. en rond 1200 ternau wernood nog 3 M. boven het tegenwoor dige niveau. In het steenen tijdperk kwa men slechts de hoogste punten boven het water uit, in den loop der tijden daalde het water en de geul tussohen de Oost zee en het Malarmeer werd voortdurend nauwer en ondieper. Vóór de Stockholmer Sond, de eenige waterweg naar het Ma larmeer, lagen er een reeds bloeiende binnensteden op het eiland en aan de kust van het Malarmeer; van 1200 af werd Stockholm echter het eenige eind doel der zeevaarders en zijn haven werd het transito en verdeelingscentrum voor hot geheele acahterland. Zooals opgra vingen bewijzen, hebben de Vikingers reeeds omstreeks 400 de commercieels en strategische beteekenis van Stockholm ingezien. Het tegenwoordige bouwplan der oude stad Stockholm, de z.g. „stad tussehen de bruggen" schijnt reeds om streeks het jaar 1200 vastgesteld te zijn en kort daarop verplaatste ook de koning zijn residentie in de machtige vesting, die den toegang tot het Malarmeer bc- heersoht. Zoo werd Stockholm de hoofdstad van Zweden. DAT L. Kfif f 3.45 HAARLEMMERSTRAAT 139a. Telef. 1023 BREESTRAAT 65. Telef. 443 DE KEMPENAERSTRAAT 39. Telef. 2892 Omslachtig, maar.... genotvol. Een reiziger vertelt het volgende van een typische manier van rooken, die hij bij de woudbewoners in het land der Pa poea's ten Westen van de „Fly Rivers" gezien heeft. De ta-bak, of de sigaret, zooals men die daar gewoon is, wordt in het einde van een ongeveer 20 c.M. lange sigaretbenpijp van bamboe gebracht en dan aangesto ken. Is dat gebeurd, dan steekt de Pa poea het wijde einde met de brandende tabak in den mond en het andere in de opening van een armring, die dan, terwijl de vingers de pijp vasthouden, met de rechterhand gesloten wordt. De linker hand bedekt het andere, nauwere uit einde. Daar blaast de rooker den rook door de pijp in de uitholling, die op bo vengenoemde wijze ontstaan is, trekt de linkerhand vlug terug en haalt den rook in. Deze manier van rooken is zeker al eenigszins omslachtig, maar nog lang niet zoo ingewikkeld als een andere, die van de inboorlingen uit Zuid-Amerika ge meld wordt. Zij leggen een laag tabak op den grond en maken daar een kleinen, ronden bakoven boven. In de wanden worden eenige gaten geboord en lange rieten pijpen gestoken. Dan wordt de ta bak aangestoken. Om te rooken leggen de inboorlingen zich op den buik en trek ken uit alle ma^ht zóó lang den ontsta- nen damp in hun longen, dat zij tranen in de oogen krijgen van inspanning en prikkeling en tenslotte weer moeten uit ademen De mensch is ongetwijfeld het eenige levende wezen,dat zoo'n sterke neiging in zich heeft om zich zei ven ten gronde te richten en deze neiging schijnt hij van de oudste tijden af gehad te hebben. Het huwelijksaanzoek van Jaurès. De weduwe van den beroemden socialis tische p, leider die in Parijs gestorven is heeft in de laatste jaren een zeer terugge trokken leven geleid. Sedert den dood van luaar zoon den onderólficded' Janvès, die een jaar na den moord o-p zijn vader bij een ba jonet aanval gedood was, leefde zij alleen met hare smartelijke herinneringen. Me vrouw Jaurès was als meisje een beroemde schoonheid. In dien tijd was Jaurès profes sor in Toulouse. Hij vroeg om hare hand, maarliep een blauwtje. Hierdoor liet hij zdoh echter niet afschrikken, maar beproef de ten tweeden male zijn geluk, doch werd wederom afgewezen, osfehoon het jonge meisje niet ongevoelig was gebleven voor zijn standvastigheid. Hare ouders garven pas toe-stemming toon professor Jaurès tot afgevaardigde gekozen was. Langen tijd vormde mevrouw Jaurès een sieraad van de salons der linkerzijde. Toen men de asch van haar gemaal naar het Panthéon overbracht, wilde zij deze plechtigheid niet bijwonen. Hare bescheidenheid verbood haar dit-. Eerst later begaf zij zich alleen naar het. graf van haar echtgenoot om te bidden. Het bal der Chaplin-copisten. In Portland (Staat Oregon) organiseerde de eigenaar der Pontages-Vaudevi'-les-Cis- out-ts" een bal colder het devies „Chaplin- copisten". Alle deelnemers waren verplacht in het cost-uum van Oharley-Chapin te ver schijnen .De beste copisten zouden, zooals bekend gemaakt werd, een premie ontvan gen. Het was natuurlijk een allerkoddigst gezichtniets dan Chap'linsHouder den Ohaplinshonderden kneveltjes bolhoedjes, reusachtige schoenenstok jes. En men wist eigenlijk niet of men het bal niet akelig in plaats van komisch zou vindenA's het costuum maar in zoo reusachtige oplage vooradig was! Ofschoon het natuurlijk reeds een typisch gevoel gaf, de extm-va-gante kleeding van den kleinen man als regimentsuniform te zien. Maar hu had iedcoeen zich ook nog inge spannen het gezicht van Chaplin na te bootsen. Iedere Ohaplin had een nummer op ren rughet. eenitre waardoor zij van e'kander t e onderscheiden warenEn de leden der jury lieven met notitieblocs en potlooden in de gelijkvormige menigte en 'teelden punten uit. Eindelijk was het oogeniblik da-a-r. Een fanfare riep de deelnemers bijeen en de jury liet aankondigen, dat no. 27 het meest geleek op den echten Charlie. No. 27 kwam op het podium en noemde zijn naam. Naar vermeld heette die mijnheer Drinkwater; de tweede prijs was voor No. 14het was een Mister Houston. De derde prijs kreeg no. 13. No. 13 heette.. Charlie Chaplin! Er was niets aan te veranderenChaplin bevond zich persoonlijk op het bal der Chaplin co- pisten en kreeg nu de verzekering, de stel lige verzekering, dat hij on de derde olaa-ts op zich zei ven geleek!! De hee: m Drink water en Houson leken meer op hem, dan hij zelf!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1931 | | pagina 6