RUM?
DE LEIDSCHE STADHUISBOUW.
WOENSDAG 8 APRIL 1931
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD PAG. 5
DUDOK OF... ALKMAAR?
GEVOELSARGUMENTEN.
Het is misschien een eigenschap van
simpele zielen in moeilijke, zelfs in de
moeilijkste quaeslies, een gemakkelijke, een
voor de hand liggende oplossing te zien.
Dat men dat niet qualificeere als de onnoo-
zelheid der onwetendheid, want heel dik
wijls zal dit het geval niet zijn. Vaak zal
het zijn het natuurlijke inzicht van iemand,
wiens geest niet is vertroebeld door aller
lei theorieën en daardoor juist de natuur
lijke kijk op het betreffende vraagstuk ver
loren heeft. Dat vraagstuk betreft hier de
kunst i.e. de bouwkunst. Want de strijd om
de Leidsche Stadhuisbouw dreigt tot een
strijdvraag uit te groeien over antieke of
moderne kunst en de verbinding van
beiden.
De Redactie van de Leidsche Courant
is verlangend veler meeningen te hooren
en dat is goed.
Au choc des opinions jaillit la verité.
Wellicht zullen deskundigen in de bouw
kunst hooghartig hun schouders of hun
neus ophalen wat intusschen geen ver
schil maakt als zij zien dat hier een
leek op het terrein der bouwkunst zijn
meening wil geven in deze strijdvraag, die
klassiek dreigt te zullen worden, een klas-
sicisme, waarom het nageslacht nog eens
lekker grinniken zal, als.... Maar, daai-
over zullen we het juist eens hebben.
Er zijn voorstanders en tegenstanders
van den heer Dudok die door de eersten
hoog geprezen, door de laat sten als te re
volutionair en eigendunkelijk (wel te ver
staan, als bouwkunstenaarveroordeeld
wordt.
Dit is op zichzelf niets bijzonders en
als de heer Dudok behalve kunstenaar ook
zakenman is (waarom zou dat nic* samen
gaan zal hij de rumor om zijn naam zien
als een prachtige reclame. In een strijd nu
als deze, waarin de quaestie over bouw
kunst door voor- en tegenstanders tot op
de draad wordt uitgesponnen (niet alleen
dames hebben graag het laatste woord),
wordt een berg bewijzen aangevoerd, die
ieder op zich een nieuw vraagstuk zijn in
de betreffende strijdvraag.
Het is er mee als met een redeneering.
Eerst moeten de praemissen elk op zich vast
staan en bewezen zijn, voordat een con
clusie daaruit mag worden getrokken.
En juist enkele van die uitlatingen
we zullen ons voor het oogenblik maar
houden aan die van de 183 en die van de
22 zou ik eens gaarne publiekelijk nader
beschouwen.
Men zegt dan b.v., in het Stadhuis een
practisch dienstgebouw te willen zien, dat
aan alle moderne eischen van den dienst
voldoet. Accoord
Er zal wel niemand zijn, die dat bestrij
den zalMaar waarom moet die nuchtere
zakelijkheid, die droge alledaagschheid
ook van buiten de karakteristiek zijn van
het geheele gebouw Daarvoor vraag ik be
wijzen, want ik zie de noodzakelijkheid er
niet van in, dat wij ook, als wij den iederen
dag weerkeerenden dagelijkschen arbeid
in eenige uren van ontspanning gelukkig
mogen vergeten, tóch weer tijdens die ont
spanning, op een wandeling b.v., aan die
droge zakelijkheid en nuchtere alledaag
schheid moeten worden herinnerd.
Waarom is dat. noodig? Ware het niet
beter de geest juist te verkwikken, met
iets schoons, dat ons treft, al weten we
soms niet waarom, omdat wij leek zijn,
maar dat ons treft, omdat misschien ieder
mensch, evenals de natuurlijke wetenschap
van het goede, ook van nature de kennis
heeft van het ware en het schoone? En ik
bedoel hier niet het philosophisch begrip
van deze drie qualiteiten.
Misschien is het onjuist als ik mijzelf
neem als maatstaf voor anderen zooals ik,
n.l. leeken op het gebied van bouwkunst,
maar zelf geloof ik dat niet. Want ont-
breekt ons de theoretische of technische
kennis om als deskundigen een bouwwerk
te kunnen beoordeelen, we hebben toch ons
gevoel voor het schoone, wat dan een
quaestie wordt van aanvoelen, we hebben
toch onzen natuurlijken smaak, die juist,
naar ik meen, door theoretische en tech
nische kennis of beter door het gemis
daarvan ongecompliceerd en natuurlijk ge
bleven is. Dit klinkt misschien vreemd,
maar men concludeere hieruit niet tot het
tegendeel, n.l. dat de kennis van theorie
of techniek steeds zou leiden tot een ver
dwijnen van den natuurlijken smaak.
Wat mijzelf betreft moge ik van "dit
aanvoelen, het zuiver aanvoelen alleen van
het al of niet schoone, ook een bewijs ge-
Ik was dezer dagen na een langdurige
afwezigheid in het vriendelijke stadje Alk
maar, dat het zij tusschen haakjes ge
zegd, voor menig grootere stad, o, Lei
den, een voorbeeld mag worden genoemd
in het doelbewust en krachtdadig stre-
van naar modern comfort. Om zoo eerlijk
mogelijk tegenover u te staan moge ik hier
bijvoegen, dat, al is Leiden sedert jaren
mijn woonstad, Alkmaar mijn geboorte
stad, de stad mijner jeugd is. Daar staat in
het hart dier stad, vrij en frank, niet weg-
gebouwd en aan het oog onttrokken door
blokken van huizen, de oude St. Laurens,
een kerk van middeleeuwsche architectuur,
een kerk, zooals we hier de St. Prancras
en de St. Pieter rijk zijn.
Op den hoek van een der straten, de
hoofdstraat der stad, die uitloopt op het
plein, dat de St. Laurens omgeeft, was
een oud huis weggebroken en daar moest,
een bankgebouw verrijzen.
Over een zakelijk kantoorgebouw gespro
ken, weet u een zakelijker gebouw dan een
bankgebouw? De Vroede Vaderen van Alk
maar, belichaamd nu in de Schoonheids
commissie, stonden nu voor hetzelfde geval,
waarvoor men hier bij den bouw van het
nieuwe raadhuis staat, dat bankgebouw
moest aansluiten bij het karakter van de
omgeving, i.e. de St. Laurens.
Welnu het bankgebouw is klaar. Na lan
gen tijd liep ik daar weer, argeloos. Plot
seling zag ik het en plotseling stond ik
stil. Ik, de leek, werd zoo getroffen, niet
alleen door de schoonheid van dat bank
gebouw, maar meer nog door de schoonheid
dier omgeving, de schoonheid van dat gan-
sche complex, dat ik eerst bewonderend
ben blijven staan en toen enthousiast ge-
informeerd heb, naar de wijze, waarop dit
was tot stand gekomen en naar den ont
werper van dat gebouw.
Vraag mij niet, waarom ik getroffen
werd, waarom ik het schoon vond, ik zou
het u toch niet kunnen zeggen, want ik
zeide u toch reeds, dat ik maar leek beii.
En tóch voelde ik. dat dat nieuwe gebouw
met zijn ouderwetsche ramen, zijn gezel
lige trapgeveltjes en zijn middeleeuwsche
hal, geen smakelooze imitatie was. Het
was weer de quaestie van aanvoelen, zon
der het waarom te kunnen vertellen.
Dat was een smakelijk, frisch en origi
neel gebouw, dat ineens de geheele omge
ving, die kerk van eeuwen ophief tot een
nog niet door mij ontdekte hoogte en ter
volledigheid diene ik hierbij te zeggen, dat,
om het karakter van het geheel zoo gaaf
mogelijk te bewaren, een tweetal winkels
op den tegenoverliggende hoek door den-
zelfden architect werden ontworpen.
Wie die architect is, zal ik u hier niet
zeggen om het odium ei» zelfs ook maar
den schijn van reclame niet op mij te laden.
Van mij of van een ander, daar ginds in
Alkmaar, zult u dat toch, indien u wilt, ge
makkelijk genoeg kunnen achterhalen.
Maar juist die opheffing, die verheerlij
king van een bouwwerk uit vroeger eeu
wen, louter en alleen door het scheppen
van een nieuw gebouw, is naar ik meen,
de kern der quaestie. Men behoeft nu geen
schrik meer te hebben voor „karakterloo
ze namaak" omdat hiermee bewezen is,
dat dit geen noodzakelijk gevolg behoeft
te zijn van een aanpassing bij het oude.
Het is juist, zeer juist opgemerkt, dat
niemand de traditie straffeloos aan zijn
laars lapt, want als wij zelf iets willen
scheppen voor altoos, mogen we ook de
oude kunst, die dikwijls bovendien nog
klassiek bleek te zijn, niet verwaarloozen
of vergeten.
En deden wij dit wel, dan zouden wij
krijgen duizend scheppingen uit duizend
tijden als de wereld tenminste nog een
poosje blijft bestaan dari zouden wij of
ons verre nakroost krijgen een publiekelijk
en vrij te bezichtigen stalenboek van bouw
kunst, waarbij dan wellicht het nageslacht
de lettergreep kunst tusschen aanhalings-
teekens zou moeten gaan zetten.
Dat stalenboek zou dan laten zien de
meest verschillende stijlen in vormen en
kleuren en ik vraag u, mijnheer, of u graag
loopt in een pak waarvan de pantalon
rood is, het vest geel en de jas groen of
in vormen met een kuitbroek, een
smokingvest en een colbertjasje.
En is een stadsbeeld in dit opzicht iets
anders dan een volmaakt heerencostuum?
Verlangen beiden geen eenheid?
De vergelijking is in het milieu van
kunst misschien wat al te prozaïsch, maar
ik meen die pretentie heb ik althans
dat zij het voorrecht heeft duidelijk te
zijn.
Er is nog meer gezegd, veel meer. Er is
gesproken over representatie van een
stadhuis, wat niet meer noodig zou zijn.
Dat is de zaak vertroebelen, omdat dat
niet® ter zake doet. Die representatie
speelt maar een heele kleine en niet zoo
belangrijke rol.
De hoofdzaak is, de goede inwerking op,
de aanpassing aan den natuurlijken smaak
van den in dat opzicht onbedorven*mensch.
En indien er spoedig op het terrein der
schoone kunsten geen onbedorven naturen
meer zullen zijn, dan zal dat niel de schuld
zijn van de bezitters dier naturen, maar
van de kunstenaars, die in zelfoverschat-
ting, gemeend hebben, het oude waaruit
ons leven gegroeid is, te mogen verwaar
loozen om een eigen nieuwe stijl te schep
pen, inluidend een nieuwen tijd, maar in
werkelijkheid scheppend een dwaze be
wondering van het oogenblik pn misschien
soms een onherstelbare revolutie.
Want het is toch al te dwaas om uit te
gaan van het standpunt, deze of die archi
tect, i.e. Dudok hij mocht dan ook de
grootste bouwkunstenaar zijn is een
begaafd bouwmeester gé zijt toch niet
zoo onnoozel zijn werk geen goede archi
tectuur te noemen?
Al zou het alleen maar dwaas zijn om
het spreekwoord: Quandoque bonus dormi-
tat Homerus Zelfs het beste paard
struikelt wel eens.
Maar omdat bovendien geen mensch
volmaakt is, ook niet in den arbeid van zijn
scheppende geest, al is die geest dan ook
een genie, willen wij eerst zien wat zij ons
geven willen en moet een blindclingscu
vertrouwen op menschelijk wek mis
plaatst worden genoemd.
The king can do no wrong, heeft in be
paalde tijden misschien alleen eens kun
nen gelden door een moreelen dwang, die
het gevaarlijk maakte critiek te oefen-en.
Neen, we moeten bewijzen hebben, dat
we een sterke, smaakvolle eenheid krijgen
met, een aanpassing aan, geen nabootsing
van den ouden tijd.
En dat niet alleen om de waardeering
voor het schoone uit dien tijd, maar vooral
om aan bet nageslacht te kunnen overle
veren die klassieke schoonheid, aangevuld
en vermeerderd met de werken van onzen
tijd als een groot er en schooner geheel,
waarmee verder te woekeren ook weer de
plicht zal zijn van dat nageslacht.
En of die oude gevel dan bewaard blijft
of niet indien het nieuwe raadhuis aan die
eischen voldoet, dan zal het goed zijn.
Goed, waar en schoon!
Dan mag het ook inwendig zoo zakelijk
en practisch mogelijk zijn.
Geen zelfoverschatting, geen art nou
veau, maar dankbaar gebruiken de wer
ken van vroeger en leeren uit datgene wat
nog steeds van klassieke schoonheid is.
Een revolutie zou fataal zijn, ook in de
bouwkunst.
Moge de stad Leiden niet te hoogmoedig
zijn om nog eens opnieuw van Alkmaar de
victorie te doen beginnen.
Alkmaar
F. S.
Leiden
FRUiT-SODAniets
FABRIEtrWLEIDEN 8821
VAN M'N BOEKENTAFEL
Het Schild. Apologetisch
Maandschrift. Uitgave der
Ap. Ver. Petrus Canisius.
Te verwonderen is het niet, dat het
April-nummer van het Schild herinnerin
gen bevat aan den Goeden Vrijdag en aan
het hoogfeest van Paschen.
Met een biddende meditatie vangt de
aflevering aan, een'meditatie over het Lij
den des Heeren op den Goeden Vrijdag,
van de hand van Zr. Hildegard van Schoo-
tenhof. Een serie Vastenpreeken geconden
seerd in 'n kleine vier pagina's druks. In
hoeverre het Goddelijke Lijdensmysterie en
de Verrijzenis zich weerspiegelt in de Litur
gie, vinden wij uiteengezet door M. Ursula,
eveneens een Oblaat van St. Benedictus
van Schootenhof. Zij had in haar vorig ar
tikel over „Liturgie en Kunst" de Liturgie
omschreven als een uitbeelding van de god-
menschelijke emoties van jubel en leed,
angst, teederheid en zegepraal, en vindt
thans in de kerkelijke plechtigheden van
de Goede Week en van Paschen stof in
overvloed om deze omschrijving nader te
illustreeren.
Prof. Verhaar komt bij de voortzetting
van zijn artikelenserie over de Anthroposo-
phie thans tot de vraag: „Is Anthroposo-
phie wetenschap?' Voor degenen, die de
vorige uiteenzettingen hebben gevolgd, was
het antwoord niet twijfelachtig. Weten
schap is synthese, zegt de Warmondsche
hoogleeraar, doch Steiner's Anthroposophie
is een lappendeken, een samenraapsel van
allerlei brokstukken, speculatieve en expe-
rimenteele wetenschappen, religieuse en
philosophische systemen van allerlei volken
uit allerlei tijden. Een stelselloos systeem,
dat volgens de Anthroposophen alleen be
grepen kan worden door hen, die de gave
der „helderziendheid" bezitten, terwijl de
rest de fantastische beweringen der leiders
moet aannemen in blind vertrouwen. Een
dergelijke niet te controleeren leer is als
wetenschap volkomen waardeloos. Ten
slotte toont prof. Verhaar aan, dat er een
fundamenteele tegenspraak te vinden is in
de Anthroposophie. Zij wil een „geestes"-
wetenschap zijn en is zoo materialistisch
als zij maar zijn kan. De conclusie van den
schrijver is dus kort en goed-: Een levens
beschouwing welke ten eerste niet be
antwoordt aan de definitie van weten
schap, welke ten tweede berust op een we-
tenschappelijk-oncontroleerbare basis, wel
ke ten derde lijdt aan een innerlijke funda
menteele tegenspraak en welke ten vierde
in haar wezenlijken opzet een misleiding
blijkt te zijn heeft voor ons geen enkele
wetenschappelijke waarde. Anthroposophie
is geen wetenschap.
Niet alleen de Anthroposophie, ook de
Theosophie kan zich verheugen in de be
langstelling van dit Schild-nummer. Rector
Roozen van Voorhout behandelt n.l. de
bekeering van Georges Chevrier, die de
Kerk vond door middel van de Theosophie.
Gods wegen zijn inderdaad wonderbaar.
Wel ging deze Fransche theosoof langs zeer
mysterieuze paden op naar de Waarheid,
zegt de schrijver van dit artikel. Op zijn
theosophisch-meditatieven weg kwam God
hem tegen halverwege en op dien eeuwigen
tweesprong volgde hij het zalige Licht, ver
blind aanvankelijk, maar om ten leste de
Stad des Vredes te aanschouwen en binnen
te gaan. Het artikel van rector Roozen is
dermate gevuld met theosophische uitdruk
kingen, dat de noot in den beginne, om
eerst de artikelen over de Theosophie van
prof. Verhaar in den» 9en jaargang van het
Schild te lezen, niet overbodig is.
De heer P. Kasteel zet de beschouwingen
van een ooggetuige rondom het Vaticaan-
sche Concilie voort. Het is eerlijke, doch
geen hartverheffende lectuur.
Verder de gewone rubriken Op den Uit
kijk, Vragenbus, Boekbespreking en Cor
respondentie.
GEMENGDE BERICHTEN
ONGELUKKEN.
SLACHTOFFERS VAN HET VERKEER.
Auto te water.
Tusschen Maasland en Schipluiden is
Zondag de heer V. met zijn auto van den
Hoogendijk in de Vliet gereden. Beide in
zittenden konden slechts met groote moeite
worden gered.
Tegen een boom gereden.
Maandagnacht is een luxe auto nabij
Wachtendonck tegen een boom gereden. De
vijf inzittenden werden min of meer ernstig
gewond en zijn naar het R. K. Ziekenhuis
te Venlo overgebracht.
STELLING OMGEVALLEN.
Arbeider gedood.
Gistermorgen omstreeks tien uur is te
Delft bij de rioleeringswerken aan het
Zwarte Weggetje tengevolge van het bre
ken van een plank een stelling gekanteld,
waarmede de ijzeren damwanden uit den
grond worden getrokken.
De 35-jarige gehuwde werkman D. L. uit
Delft kwam er onder, en werd gedood. Het
lijk is naar het gasthuis overgebracht.
Verdronken.
Gisteren is het 2-jarig dochtertje van J.
Struik te Ammerzoden in e>en moddersloot
geraakt en verdronken.
BRANDEN.
Ernstige brand te Amsterdam.
Gisteravond omstreeks 9 uur is door on
bekende oorzaak brand uitgebroken in het
magazijn van koffers, tasschen en andere
lederwaren van den heer Nauwen, Java-
straat 72 te Amsterdam.
Toen de brand werd ontdekt, was hij
reeds vrij omvangrijk. De bewoner van de
tweede verdieping, die, evenals de andere
bewoners van het perceel, zich in veiligheid
stelden, heeft de ruit van de winkeldeur
ingetrapt. Hij deed dat met een ongeschoei-
den voet. Door het glas kreeg hij een vrij
ernstige snijwond aan dat lichaamsdeel.
Door den Geneeskundigen Dienst werd hij
meegenomen naar een ziekenhuis om de
wond te laten hechten.
Door het stuktrappen van de ruit kwam
er lucht bij het vuur, waardoor het flink
aanwakkerde. Het verspreidde zich over
de drie vertrekken waaruit het winkelhuis
bestaat.
De brandweer bestreed het vuur ten aan-
schouwe van honderden menschen, die in
deze volkrijke buurt samenstroomden, met
vier stralen op een motorspuit. Zij wist den
brand tot dit gedeelte van het perceel te
beperken, maar alle drie vertrekken bene
vens de inventaris werden een prooi der
vlammen.
De winkelier, die elders woont, was niet
aanwezig, toen de brand uitbrak. Een kwar
tier daarvoor hadden de buren nog licht
zien branden.
Garage uitgebrand.
Gistermiddag omstreeks half vijf ontdek
te men in een autobus in de garage van
Broere te Sliedrecht brand. Men trachtte
dezen brand te blusschen, doch voor men
het vuur kon meester worden, sloegen de
vlammen zoo fel uit den bus, dat deze niet
meer te redden viel. De brandweer werd
gewaarschuwd, doch men kon niet verhin
deren, dat de geheele garage een prooi der
vlammen werd. Alleen de muren staan nog
overeind. Verbrand zijn de autobus, die
niet verzekerd was, een vrachtauto, drie
rijtuigen en divers klein materiaaL
De oorzaak van den brand is vermoede
lijk te zoeken in het feit, dat een branden
de sigaar of sigaret in den bus werd ach
tergelaten.
De voorbereidingen voor de 10e OLYMPI ADE, welke in 1932 te Los Angelos wordt
gehouden, zijn in vollen gang. Training-velden voor athleten, sintelbanen, voetbal-
DE ONLUSTEN TE KARACHI. Tengevolge der amnestie worden verschillende personen, die onlangs gearresteerd waren, velden, kleedkamers enz. worden in orde gebracht, welke den deelnemers volop
weer vrijgelaten. Een groep leiders en leidsters, gefotografeerd na hun vrijlating. Inzet een tweejarig kind, dat gelijk met de gelegenheid verschaffen, zich voor de komende spelen te oefenen. Een kijkje op een
moeder in de gevangenis ging. der training- terreinen.