GEMEENTERAAD VAN LEIDEN DINSDAG 31 MAART 1931 DE LE1DSCHE C0URAN1 TWEEDE BLAD PAG. S Een zitting, welke tot half één 's nachts duurde. Het bewaarschoolonderwijs-debat beëindigd. De z.g. minderheidsvoorstellen aangenomen. De fi- nancieele gelijkstelling bereikt ook voor het voor bereidend lager onderwijs. De rlj-verordening. 15. Verordening, houdende wijziging van de verordening van 23 Mei 1912 (Gem. bl. *o. 18), op het Rijden. (Vervolg). De v o o r z. verwondert zich erover, dat de heer v. Eek thans met den heer Groe- neveld meegaat. Hij heeft zich in de com missie voor de strafverordeningen neerge legd bij deze voorsteilen, wegens hun dringend karakter. Z.i. ziet men de zaken verkeerd in. De deskundigen-commissie heeft niets an ders te deen dan advies uit te brengen aan de commissie voor de strafverordenin gen en haar opdracht is de verordening overzichtelijk te maken. Zij is niet gebon den aan raadsbesluiten. De heer Groeneveld begrijpt dan de taak van de deskundigen-comm. niet. Hij verlangt een nadere uiteenzetting van de bedoeling van den voorz., anders ziet spr. van het voorzittersschap van de des kundigen commissie af De heer v. E c k blijft op zijn standpunt staan, dat het practisch beier is bet des kundigenrapport af te wachten. Waartoe dient anders het oordeel der deskundi gen? De heer Wilmer wijst er nog eens or>, dat het hier alleen snoedgevallen betreft Er gaat nog wel een jaar heen voordat de algebeele herziening hier in den raad komt. De beer Zitman sluit zich bij den Jiepr Wilmer aan. Het voorstel-G r o e n e v e 1 d wordt verworpen met °0 tegen 10 stemmen. Vóór stemde alleen de S D. A P. De behande'ing van het voorstel wordt dus voortvezpt. De heer Groeneveld kan zich niet verecnigen met de riehtine van het ver keersverbod in de Konnenhinksteeg en ste't- voor het doen plaats vinden in om gekeerde riebtiner dan is voorgesteld. Ver der wordt eenriohtinesverkeer voorgesteld voor de Leuve"straat, waarom dat ook niet voo'-eps'eld voor andere straten, zoo als de Potgietcslaan biiv.? "Bovendien is ook dit eenriebtinrsvprkeer in de verkeer de richting voorgesteld. Sir. maakt verder aanmerking on de voorgemelde verkeers regeling van de Havenkade Z. i. moei daar het. gehee'e rijverkeer worden verboden. De voorz. vindt do voorstellen van den heer Groeneveld theoretisch wel .juist, maar in de Kor>pe"hinksleeg biiv. mopten do belangen van de kaasmarktbezoekevs voorgaan. Êen verkeersre^e'ing van de Leuvenstraat is z. i. ureent en snr. zet uit een, waarom het eenrichtinersve'^eer aldus is vooreeste'd. Evenzoo on de Havenkadp, De beer Groeneveld reoliceert. Z.i. zijn de argumenten van den voorzitter gejoel onvoldoende. De voorz. zet de situatie nader uiteen. On aandringen van den heer Groeneveld wordt ovor de verschillende artikelen van de verordening gestemd. Art. 1 wordt aangenomen met 264 stern- Te0'en sfpmden de heeren Verweii, Groe- neveM. Vallentgoed en mevr. Braggaar de Does. Bii art. 2 worden door de heeren Groe neveld en Zitman bezwaren geop perd teven de voorgesfeMe regeling van bet verkeer over den Middelwee. waaron wethouder Goslinga antwoordt. Ook de voorz. wijst eron dat daar verschei dene aanrijdingen hebben plaats gevonden op de 8cberne hoeken bii de Hooel. Kerk. Art. 2 wordt aangenomen met 18 tegen 12 stemmen. De geheele verordening wordt daarna z. h. st. aangenomen. Het Geref. Minnebuis. 16. Verordening, houdende wijziging van de verordening van 23 Mei 1912 (Gem. blad Blad No. 11\ houdende Reglement voor het Geref. Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis binnen Leiden. Mevr. B r a g g a a rd e Does heeft met voldoening kennis genomen van le voorstellen, met name van de verlaging van de leeftijdsgrens. Het spijt haar ech ter, dat nog geen gelegenheid wordt ge schapen om gehuwde paren op te nemen. Gelukkig is de bepaling vervallen, dat men tot de bedeelden der Gereformeerde diaconie moet. behooren om opgenomen te worden. Toch is neg niet elk stempel van armlastigheid weggenomen en spr. doet een voorspel om do redactie zoo te wijzi gen dat het „arm zijn" als voorwaarde wegvalt. Wethouder Goslinga wijst erop, dat heb samenwonen van gehuwde paren in het gesticht geheel een interne aangelegen heid is. Regenten hebben reeds veranderin gen in die richting doen aanbrengen. Mevr. Braggaarde Does wil redactie-wij ziging, doch dat kan niet zonder overleg met regenten. De huidige redactie is vast gesteld bunnen worden, zonder dat de stichtingsacte geweld wordt aangedaan. Wat mevr. Braggaar wil, is niet in over eenstemming met de stichtingsacte en spr. vreest, dat regenten daar niet aan zul len willen. Mevr. B r a g g a a rd e Does veran dert haar voorstel in een mol ie, opdat B. en W. overleg kunnen plegen met regen ten. De Voorz.: Stelt n dan liever voor de behandeling van dit punt aan te hou den. Wethouder Goslinga ziet geen heil in het voorstel. Mevr. Braggaarde Does laat zich leiden door gevoelsargumenten. Mevr. B r a g g a a r—d e Does stelt dan voor, het punt aan te houden. Wethouder G o s 1 i n ga ontraadt het voorstel. Het voorstel-B r a g g a a rd e Does wordt verworpen met 19 legen 12 stemmen Voor stemde de S. D. A. P. en de heeren Zitman en v. Tol. De verordening wordt daarna z. h. st. aangenomen. Kunst-subsidie. 17. Praeadvies op het voorstel van den heer Groeneveld, in zake beschikbaarstel ling van gelden ten behoeve van de bevor dering van het geven van goede volksvoor- stel'ingen op het gebied van zang. muziek en tooneel, tevens prae advies op het ver zoek van het Mannenkoor „De Veresnigde Zangers", om een subsidie in de koeten van een te geven concert. De heer Groeneveld meent, dat B. en W. eigenaardige krorkelingen heb ben moeten maken om tot dit afwijzend prae-advies te komen. Aan\ankelijk ver klaarden B. en W. zich principieel tegen elke overheidssteun aan particuliere kunst beoefening. Doch verleden jaar kwamen tij dens de begrooting twee voorstellen naar voren o.a. van wijlen den heer Snendel en toen namen B. en W. die voorste'len in prae-advies. Dat was blijkbaar een mid del om de zaak op de lange baan te schuiven. Het voorstel-Spendel werd niet op prin- cipieele gronden besireden, maar afge wezen wegens practische bezwaren. Wel zou worden overwogen of bij de behande ling van het voorst el-Groene\eld iets ge daan kon worden in de richting van het voorstel-Spendel, aldus zeiden B. en W. Thans zijn B. en W. dit totaal vergeten en wijzen zij slechts op den financieelen noodtoestand van de gemeente. Spr. vindt dat geen antwoord. Hi] weet wel, dat de gemeentefinanciën 'niet. sterk staan, maar de gemeente kan nog wel 5000 opbren gen. Het is de vraag, of deze zaak 5000 waard is, doch daarover laat het college zich niet uit. Doch dat zal toch moeten daaraan ontkomt het college niet. Spr. wijst erop; dat Amsterdam ruim 400.000 voor dergelijke subsidies ui! trekt. Spr. heeft zich benaald tot het vragen van 5000. Dat is toch niet te veel, in het be lang van bet bewoonbaar maken van de stad. Leiden is toch al niet bijster aan trekkelijk. Weth. T e p e kan zich de teleurstel ling van den heer Groeneveld wel begrij pen, doch de korte motiveering wil njet zeggen, dat B. en W. de zaak niet uitvoe rig onderzocht hebben. De financieel e toestand van de gemeente bleek zoodanig, dat het college alleen reeds op dien grond het voorstel moest afwijzen. Spr. wil wel verklaren, dat het college thans niet zonder meer afwijzend staat tegenover subsidies aan de kunst beoefening. Doch thans is het niet wen- schelijk, een princinieele uitspraak van den raad uit te lokken. Wanneer de raad thans geen 5000 wil voteeren, beteekent dal niet, dat hij principieel afwijzend staat tegen kunst-subsidie in 't algemeen. De heer Groeneveld neemt gaarne nota van deze verklaring van den wethou der. Hij handhaaft echter zijn voorstel. De heer Wilmer verklaart zich tegen het voorstel-Groeneveld uitsluitend uit financieele overwegingen. Het voorstel van B. en W. wordt daarna aangenomen met 21 tegen 10 stemmen. Tegen stemde alleen de S. D. A. P. Het bewaarschool-debat herleeft. 18. Voortzetting van de behandeling van de voorstellen inzake de reorganisatie van het bewaarschoolonderwijs enz. Wethouder T e p e zet zijr 14 dagen ge leden afgebioken betoog voort- Tegenover den heer Meijnen merkt spr. op, dat volgens het huidige subsidie-stel sel genoegen kan worden genomen met klassen van 50 leerlingen, wat dus niet te veel is gebleken. Verder hebben thans ook reeds verscheidene bewaarscholen een kweekeling aangesteld, ofschoon zij een volwaardige leerkracht konden krijgen. De heer Roraiin had het bezwaar, dat ook beter gesitueerden subsidie zouden krij gen, doch spr. ziet dit bezwaar niet in. Ook in het minderheidsvoorstel doef. rich trouwens dit bezwaar voor. Spr. wijst er verder op, dat noch de woordvoerders van de A. B. noch van de C.-H. fractie zijn meeeegaan met de mee ning van de meerderheid van B. en W. dat het bewaarschoolondcwijs geen onderwijs zou zijn. Toch is dit de conditio sine qua non van het meerderheidsvoorstel. De heer v. Es heeft gezegd, dat het openbaar bewaarschoolonderwijs zich niet uitbreidde, doch dat kwam. omdat de rechlerzijde zich steeds daartegen verzette. Men heeft aanmerking gemaakt tegen de verhooging van de leeftüdsgrens, maar spr. kan niet inzien, dat dit bezwaar zoo zwaar weegt. De heer Wilbrink is eigen lijk een reeds half bekeerde tegenstander; voor hem is de kwestie nl. geen principieel kwestie, doch slechts een financieel. Del de minderheid van B. en W. geen reke ning hield met den wensoh van den raad om den leeftijdsgrens op 3 jaar te stellen, is geen minachting, van een raadsbesluit, doch spr. moest vrij staan, omdat het hier een geheel nieuwe regeling betreft van het bewaarschoolprobleem. De heer Wilbrink heeft ook bezwaar gemaakt, omdat de gelijkstelling niet ge heel doorgevoerd was in het minderheids- voorsiel. wat betreft de bouwsubsidie. Spr. erkent dat, doch dat zou de gelijkstelling financieel totaal onmogelijk gemaakt heb ben. Men kan niet alles goed maken, wat z'n voorgangers vroeger verzuimd hebben. Spr. geeft toe. dat het onbillijk is, de school een jaar te laten wachten, wanneer zij een leerlingen-lal van 72 bereikt beeft, en daarom wijzigt spr. danook het voor stel sub TX in die mate, dat in plaats van „zoodra moeeliik na afloop van het jaar, waarin geregeld tenminste 72 leerlingen de school hebben bezocht", gelezen wordt: „zoodra mogelük nadat geb'eken is, dat er 72 leerlingen de school bezoeken". De heer de Beede heeft financieele be zwaren voor de toekomst gemaakt, doch spr. kan de verantwoordelijkheid daar om niet aanvaarden. Wegens mogelüke eventueele bezwaren in de toekomst kan men een zaak toch niet afstemmen. De heer Groeneveld heeft de vrees uit- gesiroken. dat de vemeente met den bouw van or»enb"re scholen te laat zal komen. Dat. is toch niet te verwachten van spr., die alle moeite zich eetroost om deze voor- ste'Vn erdoor te krijgen. Wethouder GósBnva heeft een nota ge- mibMceerd omtrent de ciifers /men zie ons blad van Vrn-dasr il.V. Deze cüfers hebben op snr. weinig indruk vemonkt. Want de heer Gnslin«*a. nnblioee-f cijfers van een voorstel. d"t- wel eedaau zou kunnen zün, doch d°t niet fredaan is Snr. kan zün cii fers ook drnl-i-en als hij zijn voorstellen zon willen wüzicen. Snr. geeft daarna een Vort overzicht van de «tand van het probleem. De ontvangst van de mirdorheidsvnor- stellen heeft noch aan rechts noch aan links algemeene bevrediging geschonken, ofschoon het juist de bedoeling was beide richtingen te bevredigen. Dorb beide par tijen stellen zich op het standpunt, dat zij voor 100 pet. bevrediging willen hebben. Wij moeten nu eenmaal een compromis sluiten en dan moeten beide partijen wat laten vallen. Een compromis is het eenige, om te voorkomen, dat de eene partij zicTi overwinnaar en de andere zich overwon nene gevoelt. Spr. komt dan terug op de motie van de A. R. Kiesvereeniging. Niet de R. K. fractie wijkt af van de tot nu gevolgde taktiek in onderwijskwesties, doch juist de A. R. en C. H. partijen. Zoowel de Grond wet als de desbetreffende organische wet ten staan geheel op het standpunt van de gelijkstelling en wanneer de Katholieken zich op hetzelfde standpunt stellen ten op zichte van het bewaarschool-onderwijs, kan toch moeilijk gezegd worden, dat zij afwijken van de gedragslijn tot nu toe door de rechterzijde in onderwijszaken ingeno men. Iets minder onjuist zou de motie misschien zijn geweest, indien men gespro ken had over de gedragslijn, gevolgd in zake het bewaarschool-onderwijs. Spr. wijst er evenwel op, dat in Haarlem eenige jaren geleden een C. H. wethouder voorgesteld heeft een openbare bewaarschool te bou wen, waarlegen geen zijner partijgenootcn principieele bezwaren maakte. En zoo zijn er meer gevallen aan te wijzen, waaruit blijkt, dat ook andere rechtsche partijen dan "de Katholieken een ander s tand pun r hebben ingeromen dan de C. H. en A. R. fractie in Leiden. Spr. haalt ook den heer Colijn aan, die het wenschelijk acht, dat er een concurrentie ontsta tusschen het openbaar en het bijzonder onderwijs Deze concurrentiestrijd is goed, maar dan moet het eerlijk gaan. Dan moet de meerderheid niet trachten de richting van de minder heid dood te drukken, dan moet het een eerlijke strijd zijn van beginsel tegenover beginsel. Beide partijen moeien een gelijke kans hebben en dat is alleen mogelijk op de basis van de gelijkstelling. Spr. besluit zijn betoog met oen citaat uit het verslag van de raadszi'iing van 16 Juni 1930, een betoog van wethouder Gos linga, waarin deze aandrong op het sluiten van .een compromis, aandrong op synthese in plaats van een antithese. (Appiaus). De zitting wordt daarna verdaagd tot '8 avonds kwart over acht AVONDZITTING. Wethouder Relmeringer aan 't woord. Wethouder Reimcringer wenscht slechts enkele punten van de minderheidsvoorstel len te belichten. Ook vroeger is het be waarschoolonderwijs een zorg van de ge meente geweest en spr. zou het verkeerd achten daaronder thans een streep te zet ten. Spr. sluit zich geheel aan bij de woor den van den heer Romijn. De liberalen nemen niet meer het standpunt van 60 jaar geleden in, dat kennis alleen den mensch gelukkig maakt. Er zijn eischen van 's menschen ziel, die niet door kennis worden verkregen. Het streven om ieder z'n vrijheid te laten is echter hetzelfde geble ven. Spr. betveurt het. dat ons volk zoo verdeeld is in allerlei partijtjes. Laat ons zoeken naar hetgeen ons vereenigt en niet naar wat ons verdeeldt. Daarom acht spr. 't voorstel van wethouder Tepe zoo sympa thiek. Wanneer het meerderheidsvoorstel wordt aangenomen is het openbaar be waarschoolonderwijs dood. Zeker, het par ticulier initiatief moge hier en daar M>n- tessori-schooltjes oprichten, scholen voor arbeiderskinderen komen er niet, als de oveiheid het niet doet. Spr. is er van over tuigd, dat de gemeente hier een taak heeft te vervullen. Wethouder Goslinga verdedigt het meerderheidsvoorstel. Wethouder Goslinga constateert, dat do overheid verschillende standpunten kan innemen. Vooreerst, algeheele afzijdig- i heid. Vervolgens; alleen openbare scho- I len, geen subsidie aan dc bijzonderedat was het standpunt van de vroegere libe rale meerderheid. Daarna is Leiden over gegaan tot de subsidieering van de bijzon dere dat is het derde standpunt. Men kan ook gelijkstelling huldigen en men kan ten slotte ook subsidie verleenen aan bijzondere bewaarscholen, geen openbare scholen. Er kleven verschillende gebreken aan het tegenwoordige subsidiestelsel, reden waarom het college meende zijn houding nader te moeten bepalen. Daaruit zijn twee voorstellen voortgekomen. Spjr. ontwikkelt daarna tegen het min derheidsvoorstel principeele, financieele en politieke bezwaren. De minderheidsvoorstellen berusten op tweo z.i. verkeerde princiepen, n.l. de alge heele overhendsverzorging van de kinderen en vervolgens de overheidsvoorkeur voor neutraal onderwijs. Het verwondert spr„ dat de Katholieken met dat standpunt meegaan. Overal wordt in de Katholieke pers een overheidsbevoorrechting van de neutraliteit op allerlei gebied tegen ge gaan. Spr. ziet in zijn verbeelding den wek houder van onderwijs bezocht door drie vaders, die resp. neutraal, christelijk en katholiek bewaarschoolonderwijs willen. Degene die neutraal onderwijs wil, krijgt de school voor niets; de anderen moeten eerst een vereeniging oprichten en als zij er dan in slagen om hun school tot bloei te brengen, dan kunnen ze hetzelfde geld krijgen als. de neutrale school gebruikt. Dat is geen gelijkstelling, geen gelijke kansen seven, dat is een zeer sterke bevoorrech ting van het neutraal onderwijs. Dat wethouder Tepe oprichting van enbare scholen bepleit is spr. een raad sel. Dat de heer Romijn op financieele gronden daarmede meegaat, begrijpt spr. ook niet. Ieder moet begriinen, dat een systeem, waarbij de overheid alles betaalt duurder moet zijn, dan een subsidie-stelsel, waarbij de overheid slechts tegemoet komt. Dat het meerderheidsvoorstel duur der is, is slechts schijn. Wanneer men de leeftijdsgrens verhoogt tot 3 1/2 jaar, zoo als de minderheid doet, dan wordt het meerderheidsvoorstel goedkooper. De meerderheid heeft het vroeger genomen raadsbesluit gerespecteerd en als de raad het minderheidsvoorstel amendeert en de leeftijdsgrens op 3 jaar handhaaft, dan wordt, het minderheids-voorstel belangrijk duurder. Wat. is het motief voor het oprichten van openbare bewaarscholen? Geen enkel wordt opgegeven. Wanneer men de leef tijdsgrens verhoogt, krijgt men niet min der scholen, doch kleinere scholen in de diverse wijken. Spr. kant zich ook tegen de voorgestel de bezuinigingen. De minderheid wil kwee- kelingcn aanstellen, doch deze zijn geen bevoegde krachten en de raad zal daar mede op den duur geen genoegen nemen. Wethouder Tepe acht zich niet verant woordelijk voor hetgeen de raad later zal doen, doch hij komt daar niet zóó vanaf. Wie een dijk doorbreekt, is verantwoorde lijk voor de gevolgen. De heer Romijn heeft aangedrongen op matiging bij het bouwen van bijzondere scholen. Maar op den duur zullen dc bijz. schoolbesturen geen genoe gen nemen met een gelijkstelling van 70 pet. Wanneer de overheid nagenoeg alles betaalt, dan denkt niemand er meer aan, om nog offervaardig te zijn uit eigen mid delen. Dan verwacht men alles van de overheid. Spr. verwijst naar Utrecht, dat financieel is vastgeloopen op het stand punt van de minderheid en thans een sys teem heeft aan eren om en, dat overeenkomt met het stelsel van de meerderheid hier. Laten wij letten op dat baken in zee. Het eigenaardige is hier, dat de minderheid van B. en W. een meerderheid in den raad vindt. En wel door de liberalen, die eigenlijk tegen gelijkstelling zijn, en door de sociaal-democraten, die ook al tegen standers van de gelijkstelling zijn. De Ka tholieken zi'ten bier op de wip. Wanneer gelden voor openbare bewaarscholen wor den gevraagd, gaan zij mee met de linker zijde. wordt subsidie gevraagd voor bijzon dere scholen, dan gaan ze mee met de rech terzijde. Dat is geen pacificatie, dat geeft een voortdurende strijd. De ouders hebben de primaire opvoedingsplicht. Spr. bespreekt dan het karakter van het bewaarschoolonderwijs De primaire plicht tot het geven van onderwijs rust op de ouders.. Wanneer op het gebied van het lager onderwijs en het middelbaar onder wijs het initiatief der ouders te kort schiet dan mag de overheid dat niet lijde lijk aanzien. Het bewaarschool-onderwijs is echter meer opvoeding dan onderwijs en is niet verplicht en daarom moet het initiatief van de ouders uitgaan. Wat de meerderheid wil is volkomen gelijk recht voor allen, n.l. gelijke subsidie voor allen. Het voordeel van het meerderheidsvoor stel is ook nog, dat men de organisatori sche kracht van het volk aan het werk zet. Zich wendend tot de sociaal-democra ten zegt spr: Gij, die de wereld wilt her vormen, zoudt gij nog geen fröbelschool kunnen oprichten De heer Groeneveld: Wij willen dat niet. Wethouder Goslinga: In Limburg willen de sociaal-democraten dat wel. De heer v. Eek: Om bijzondere rede nen. Wethouder Goslinga: Men heeft toch ook de Vereeniging voor Volksonder wijs. De sociaal democraten hebben d? in een groot e stem. In tal van pla- «r zijn neutrale bewaarscholen opgericht, h haait citaten aan van V. D. en liberale voormannen, die voorstanders waren van bijzonden öewaarschoolonderwijs. En het is gebleken, dat neutraal bijzonder bewaar- scholondcrwijs niet onmogelijk is. De heer Romijn had bezwaren tegen het verstrek ken van subsidie aan meer gegoeden; dat bezwaar wordt in het meerderheidsvoor stel ondervangen. Spr. zet daarna de poli tieke voordeelen uileen van het meerder heidsvoorstel. Vooreerst is er hier een meerderheid voor het bijzonder bewaar schoolonderwijs, hetgeen o.a. blijkt uit de artikelen van de „Leidsche Courant". Een vergelijking met het Lager Onderwijs gaat niet op. AI tientallen van jaren stond de bevoorrechting van het openbaar lager on derwijs in de Grondwet. Men moest daar mede rekening houden. De rechtsche groe pen waren geen voorstanders van gelijk stelling omdaf zij dit de meest juiste acht ten, doch omdat zij de bevoorrechting van het neutrale onderwijs wilden verwijderen. De heer Wilmer heeft de motie van de A.-R. uit hartstocht geboren genoemd. Dat is niet zoo. Het is een hartstochtelijke noodkreet, om de Katholieken toe te roe pen, de oude bondgenooten niet te verla ten en naar het vijandelijke kamp over te loopen. Het minderheidsvoorstel zal onze bijzon dere scholen ontvolken. De heer Wilmer: Daarvoor zijn uw bijzondere scholen veel te goed. Wethouder G o s 1 i n gaWij hebben altijd eenheid van recht voorgestaan en het recht voor ieder zijn overtuiging uit te leven. Spr. noemt het minderheids voorstel principieel onjuist, financieel be denkelijk en politiek onhoudbaar. Neutraal en openbaar. De heer Groeneveld wijst er nog eens op, dat de sociaal-democraten geen voorstanders zijn van neutraal onderwijs, maar van openbaar onderwijs. Wanneer de socialisten in Limburg bijzondere neutrale bewaarscholen oprichten, dan geschiedt dat om bijzondere redenen, doch het is te gen de principes van de socialistische par tij. Spr. kan niet inzien, dat het minder heidsvoorstel het openbare onderwijs be- vooriocht; integendeel de meerderheids- voorstellen trekken de bijzondere bewaar scholen voor. Spr. ontkent,dat de sociaal democraten tegenstanders van de gelijk stelling zouden zijn. Sprekende over de motie van de A.-R. kiesvereeniging verwondert het spr., dat de A.-R. partij zich dusdanig over de Ka tholieken heeft uitgelaten, daar het A.-R. program toch gelijkstelling aanbeveelt op elk onderdeel van het onderwijs. Evenzoo is het met het C.-H.- en het Katholiek pro gram. De drie rechtsche partijen stemmen dus geheel overeen, en toch verwijten do A.-ll. de Katholieken, dat deze zouden af wijken van het rechtsche standpunt! Spr. beschouwt de minderheidvoorstellon als één complex. Talrijke onderdeelen hebben spr.'s sympathie niet, doch er kunnen uit dat oomplex geen onderdeelen worden ge licht zonder het geheel in gevaar te bren gen. Spr. zal dus voor het geheele voorstel stemmen. De heer M e ij n e n gelooft niet, dat ex- minister de Visser met het minderheids voorstel zou zijn meegegaan als hij raads lid van Leiden was geweest, zooals de heer Wilmer meende. Spr. haalt eenige uitspra ken van minister de Visser aan, waaruit het tegendeel zou blijken. De heer Verwey heeft spr. partijdigheid verweten, doch spr. gelooft niet, dat de heer Verwey deze beschuldiging waar zal kunnen maken. Spr. verdedigt zijn stand punt nader tegen hetgeen wethouder Tepe tegen hem beeft ingebracht. Wethouder Tepe heeft gezegd, dat het minderheids voorstel de volkomen gelijkstelling nabij komt, doch kan men daarmede volstaan? Het is waar, dat eenige bijzondere scho len volstaan met een kweekeling, waar zij een bevoegde kracht konden krijgen, doch zulk een handelwijze is een uitzondering. De aap uit de mouw. De heer R o m ij n noemt wethouder Goslinga een handig debater. Do heer Gos linga had principieele, financieele en po litieke bezwaren, doch de aap kwam pa» uit de mouw, toen hij zeide, dat door aan neming van de minderheidsvoorstellen de bijzondere scholen ontvolkt zullen worden. De gevreesde concurrentie lijkt spr. het eigenlijke argument van de actie tegen de gelijkstelling. Spr. wenscht echter de „zen dingsinstituten", zooals hij de Christelijke bewaarscholen noemt, niet door overheids geld te steunen in die mate, dat hun a. h. w. een monopolie wordt gegeven. De heer Goslinga maakt van de sociale noodzake lijkheid van het bewaarschoolonderwijs misbruik, om de bijzondere scholen te be voorrechten. De financieele bezwaren van den heer Gosling hebben op spr. weinig indruk gemaakt. De heer Goslinga heeft gezegd, dat de Katholieken op de wip zit ten, doch het ligt in geen enkel opzicht op den weg van den wethouder om wantrou wen te koesteren. De heer Goslinga heeft een ^gekankerd wantrouwen tegen elke partij, die niet zijn eigen partij is. Geen verschil in principe, doch in redeneerwijze. De heer Wilmer heeft het betoog van wethouder Goslinga met waardcering ge volgd, doch was geen oogenblik bevreesd, zijn standpunt te moeten verlaten. Er zijn geen onaangenamer discussies, dan die, welke voortspruiteu uit hetzelfde beginsel, doch verschillend uitvallen door een ver schil in redeneerwijze, terwijl men denkt, beginsel-tegenstanders te zijn. De heer Wilbrink heeft reeds toegege ven, dat het voor hem geen principieele kwestie is en de heer Groeneveld heeft te- •echt gewezen op de overeenstemming tus schen de programpunten der drie recht sche partijen. De heer Goslinga ziet echter wel principieel verschil. Spr. aanvaardt met den heer Goslinga het beginsel, dat de opvoeding primair de taak van de ouders is. Maar z.i. kan de taak van de ouders het best tot werkelijkheid worden gebracht in de voorstellen van de min derheid. Want daarin kunnen de ouders dat onderwijs krijgen, dat zij wenschen. Ook aanvaardt spr. het beginsel, dat het neutraal onderwijs niet bevoorrecht mag zijn. Maar dat wordt in het minderheids stelsel ook niet bevoorrecht. Wanneer de overheid tegen een christelijken ouder zou zeggen: wij zullen voor christelijk onder wijs zorgen, zou deze antwoorden: dank u wel, dat doen wij liever zelf.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1931 | | pagina 5