'AMEb RUBRIEK
ONZE POCHETTE.
Bij een zwarte avondjapon, gegar
neerd met witte of oud-gele kant is
het allernieuwste een pochette te dra
gen van zacht crème-zijde, in de kleur
van oude kant, en deze af te werken
met zwarte kant. Deze wordt eerst
rond om den zakdoek vastgehecht en
daarna de zijde afgeknipt en met een
kleine festonsteek rondom afgewerkt,
om rafelen te voorkomen. Men kan
ook de kant, die b.v. een bloemmotief
heeft, langs de bloemen afknippen en
zoo op de pochette bevestigen, doch
men moet er wel aan denken de aan
hechting altijd te festoneeren; een
naad is heel leelijk en een zoom langs
een uitgeknipte kant is niet mogelijk.
Men draagt de pochette in een spe
ciaal daarvoor in den handel zijnde
armband.
WETENSWAARDIGHEDEN.
Schrijven met rook.
Vele zakenmenschen in Amerika
laten hun advertenties in de lucht
schrijven door een vliegmachine, die
de letters met behulp van rook schrijft.
Op een hoogte van 2000 meter is de
wind het meest in rust en het duurt
wel acht tot tien minuten, eer de let
ters onleesbaar zijn geworden, in wel
ken tijd natuurlijk duizenden en dui
zenden menschen de luchtreclame
hebben gelezen.
Knoop, knoop, waar ga je heen?
In Engeland wordt jaarlijks een
voorraad knoopen gefabriceerd van
2.500.000.000 stuks. Stel je voor, dat
je die voor straf vast moest naaien.
Inderdaad enorm!
Het vervoer over de grootste rivier
in Amerika, namelijk de Missisippi, is
vanzelfsprekend enorm te noemen.
Het vorige jaar is er naar den Golf van
Mexico 530.000.000 ton over deze
rivier vervoerd.
DE MANTEL VAN NU.
TWEE MODERNE MIDDAG
JAPONNEN.
Als wij vrouwen 's middags zoo te
gen 3 uur, ons gaan kleeden voor de
theevisite (die we beslist moeten gaan
maken), dan gaan we eerst met ons
zelf te rade, wie er nog meer zullen
komen en wat die mevrouw en juf
frouw zoo en zoo voor een japon zal
dragen. Na rijp overleg besluiten we
voor die bijzondere gelegenheid een
donkere robe aan te trekken. Is het
gezelschap, waar we thee gaan drin
ken, jong en vroolijk, dan is een lich
tere japon meer op haar plaats.
De middagjapon onderscheidt zich
in alle opzichten van andere japon
nen. In de eerste plaats al, wat de
lengte der rok* betreft. Onze „tea-
robe" komt hoogstens 25 c.M boven
de schoen. Kanten kragen en jabots
zijn in de mode, maar niet noodzake
lijk. U ziet hier een tweetal gekleede
middagjaponnen, van niet te overdre
ven lengte.
No. 530 is een reseda-kleurig model
is glad en heeft weinig ruimte
De mouw is nauw en bestaat uit twee
tandvormige elkaar grijpende stuk
ken. De rok heeft een V-vormig in-
zetsel en vertoont in den voorbaan
drie diepe klokken.
Tot slot vestigen we uw aandacht
op de ceintuur van peau de suède,
in een donkerder tint als de japon en
op de handschoen, die eveneens van
dit materiaal is gemaakt. Deze laat
ste is heel eigenaardig; zij bestaat
uit twee kappen, waarvan de kleinste
vast zit en alleen dient als versiering
De bovenste, die tot aan de elleboog
reikt, is afgezet met vijf fantasie
knoopjes en een gekartelde zoom.
No. 531 is een even officiëele japon
als de voorgaande. Zij is van effen
zwarte crêpe-satin. De blouse heeft
het idee van een bolero, doch dit mo
del wordt alleen aangegeven door een
naad in den vorm van een vierkant,
ingezet, dus niet een op de zijde aan
gebracht stuk. De hals heeft als af
werking twee smalle revers, door een
paar groote stof-overtrokken knoo-
van zware zijden crêpe, heel eenvou
dig, doch uiterst smaakvol. Het lijfje
heeft van den schouder af drie buste
naadjes, die tevens als versiering die
nen; links uit den schoudernaad valt
een losse rever. Deze rever is ge
knipt als een driehoek. Een punt zit
vastgehecht onder de bustenaadjes
terwijl ze verder los hangt. De blouse
pen-bij elkaar gehouden. De mouw is
recht en loopt recht op den hand toe.
De rok bestaat uit twee gedeelten
waarvan de tuniek door middel van
twee ruime zijpanden, klokkend ge
maakt is. De ceintuur is smal en ein
digt in een strikje. Bij deze japon ko
men witte handschoenen, en een hoed
van zwart fluweel.
De mantel speelt in het leven der
vrouw een belangrijke rol, want over
al waar men komt is hij het eerste
wat men van de kleeding ziet. De
meeste dames zijn zich daar gelukkig
heel goed van bewust en stellen alles
in het werk om dit kleedingstuk zoo
smaakvol en elegant mogelijk te
doen zijn.
We zien dezen winter, behalve de
bontmantels, veel modellen van war
me wollen stof dragen, doch allemaal
hebben ze kraag en manchetten van
bont. Dit bont is niet altijd zilvervos
of echte skuns, maar veelal konijn,
dat op alle mogelijke manieren wordt
bewerkt en geverfd en dan dikwijls
een kostbaren indruk geeft. Op het
oogenblik komt hoe langer hoe meer
het gekleurde bont in de mode. Worth
in Parijs, had op een modeshow petit-
gris en mol, dat zwart geverfd was,
terwijl andere mode-huizen hun
astrakan niet alleen meer in wit, grijs
of zwart hadden, maar ook brons
groen. Hermelijn, dat we voor korten
tijd niet anders dan wit kenden met
een zwart staartje, zien we nu in pa
relgrijs, donkerbruin, ja, zelfs goud
geel toegepast. Maar terzake:
We laten hier een drietal stoffen-
mantels met bontgarneering volgen
No. 532 is een model van beige-
laken. Het maaksel is heel eigenaar
dig. Als we deze mantel zoo bekijken
lijkt hij erg eenvoudig; we zien zelfs
geen zijnaden. Doch vergist U zich
hierin vooral niet, want juist met dit
model komt alles op de coupe aan.
Hij bestaat uit twee banen, waarvan
de naad midden over den rug loopt,
met naar elkaar toegekeerde rolnua-
den. De halve rug, zijpand en een
voorpand zijn uit één stuk, terwijl
rond het armgat tot in de taille een
apart aansluitend stuk is gevoegd,
eveneens met een rolnaad bevestigd
'Je voorpanden slaan ver over elkaar
heen en sluiten met een fantasie-
knoop. Langharig bont, beige geverfd
garneert kraag en mouwen.
Mantel No. 533 is van zwart flu
weel met astrakan-garneering in grijs
zwart gemengde tint. Hij heeft een
geheel recht rugpand; de zijpanden
ebben ieder een zak, die ingezet is
terwijl in ieder voorpand een stolp
plooi is aangebracht. De mantel sluit
met drukknoopen en een gekruiste
ceintuur.
No. 534 is een model van grijze
wollen tweedstof en leent zich bijzon
der goed als morgenmantel. Het rug
pand is glad en loopt naar beneden
toe wijder uit. Een smalle strook.met
een dubbelen naad, van den schouder
tot zoom, vormt een soort zijpand.
Men lette op hoe deze strook in de
taille een kleine hoek maakt. De
HET EERSTE VOORJAARS
HOEDJE.
Hoewel we midden in den winter
zitten, zien we hier en daar toch al
hoedjes van stroo -met zijde fluweel
of vilt. De modellen zijn echter nog
r.iet erg verschillend met die, welke
op het oogenblik gedragen worden.
Onze teekening geeft een hoedje te
zien van donkerblauw stroo, zonder
eenige garneering; dit model sluit glad
om het hoofd, terwijl bij de ooren de
omgeslagen rand een weinig uitstaat.
mantel is van onderen ruim met een
grooten overslag. Als bont-garneering
zien we hier imitatie-chinchilla ge
bruikt.
De mouw verdient nog even onzen
aandacht. Zij is op zich zelf recht en
eenvoudig, doch de aangebrachte man
chet vormt 'n kap, die heel wijd is en
naar boven in een punt uitloopt. Het
bont is niet in denzelfden vorm op
gezet. Hoed en tasch zijn van dezelfde
stof als de mantel.
DE AVONDJAPON.
We hebben het nu gehad over de
gekleede middagjapon, we hebben de
verschillende mantels beschreven,
doch deze pagina zou niet compleet
zijn, als we niet tevens onzen aan
dacht hadden gewijd aan de moderne
avondrobe. Ook hier vragen we ons
zelf eerst af voor welk doel we ons
moeten kleeden.
Alle avondjaponnen raken thans
den grond en hebben niet zelden aan
de achterzijde een kleine sleep. De
lijfjes komen tot in de taille, en door
den langen rok lijkt het net of de
meeste vrouwen lang en slank zijn.
We laten hier twee eenvoudige en
juist daardoor buitengewoon chique
japonnen zien.
No. 535 is een theater-japon van
zware satin, geheel zwart, met als
garneering een echte oudkanten kraag
en dito mouwen. De mouw (die voor
s avonds meer en meer in de mode
komt) is glad en sluit bij den pols
nauw aan. De rok bestaat uit een
strak heupstuk, gevormd door vier
punten. Da onder wordt de lange,
naar onder wijd-klokkende rok gezet.
Deze valt' van voren precies op de
schoen en sleept van achteren een
weinig. Om het middel zien we een
smal ceintuurtje, eveneens van zwart
satijn, luchtig gegarneerd met een
strik.
Bij deze japon draagt men gitten
sieraden of „strass", terwijl zwart zij
den avondschoentjes en lichtbeige
kousen het geheel afmaken.
No. 536 is heel anders. Deze japon
maakt jeudiger, is vroolijker en
daardoor meer geschikt voor feesten.
Zij is van witte satijn. Het lijfje is glad
en heeft een V-vormige hals zonder
garneering, terwqi ook de mouwen
strak aansluiten. Als ceintuur is hier
gebruik gemaakt van een smallen
strook zwart-zilver lamee, eindigende
in een strik met eenige lussen.
De rok heeft V-vormige heupstukken,
welke correspondeeren met de inge
voegde plooigroepen. Een groep lus
sen van de lamee-stof garneert de
linkerheup. Wit satijnen schoentjes
en sieraden van gekleurde „half edel
steen" vervolmaken deze chique
japon.