STADSNIEUWS KERKNIEUWS WOENSDAG 28 JANUARI 1931 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD PAG. 5 HET AFSCHEID VAN DEN HEER CH. VAN SPALL. Gistermiddag van 45 uur heeft in Mai- son Bruy'ns de aangekondigde afscheids receptie plaats gehad van den heer Ch. van Spall als directeur der Leidsche Duinwa ter Maatschappij. Aan deze officieele afscheidsreceptie ging een korte plechtigheid vooraf, n.l. het af scheid van het voltallige personeel der Mij. van zijn directeur. Alle leden van het personeel, uit Leiden zoowel als Katwijk, had zich in de groote zaal vereenigd, toen de heer van Spall met zijn echtgenoote en kinderen binnen trad. Afscheid van het personeel. Het eerst werd het woord gevoerd door den heer M. Tegelaar, boekhouder der L. D. M., die namens het geheele personeel dank bracht aan den heer van Spall voor de wijze, waarop hij gedurende 44 jaar, waarvan 29 jaar als directeur, de oelan- gen der Mij. zoowel als die van het perso neel heeft gediend. Spr. wees op de groote vlucht, die het bedrijf in al die jaren heeft genomen, maar voornamelijk in de laatste 25 jaar. Met grooten tact heeft de keer van Spall de personeelsbelangen steeds tot oplossing weten te brengen en hij gaf daarbij steeds blijk van groote rechtvaardigheid en op rechtheid, kenmerken van zijn nobel ka rakter. Dat zal oorzaak zijn, dat het perso neel den heer van Spall zal missen. Spr. hoopt tenslotte, dat de scheidende directeur nog vele jaren zal mogen genie ten van een welverdiende rust temidden van zijn familie, vrienden en bekenden. Als herinnering bood het personeel den heer van Spall een model aan van een in bewerking zijnd bord van Delftsch aarde werk uit de Porceleine Flesch, waarop m het midden de wapens van Leiden en Kat wijk en aan de achterzijde de opdracht van het personeel zal worden aangebracht. Spr. zegt tenslotte, dat den heer van Spall ongetwijfeld moeilijk zal vallen af scheid te nemen van zijn werkkring, doch de 44 jaren, door hem in het bedrijf door gebracht, zullen hun sporen op velerlei ge bied achterlaten en dit zal hem tot groote voldoening zijn. Als oudste van het personeel te Leiden sprak, hierna de heer P. Flu, die zeide niet bevoegd te zijn te sohetsen wat de heer van Spall in al die jaren voor de Mij. is geweest, maar spr. weet, dat de leiding over het personeel bij hem in goede han den was. Wat de heer van Spall voor het personeel geweest is, kon spr. niet beter uitdrukken dan door te zeggen, dat zij ai- len zonder onderscheid hun positie aan hem te danken hebben. Het zal voor den heer v. Spall ongetwij feld een groote voldoening zijn te weten, dat hij zijn talenten in dienst der gemeen schap heeft gesteld en spr, hoopt, dat hem nog jaren van welverdiende rust zullen zijn gegeven. Namens het personeel en oud-personeel te Katwijk s-prak de heer G. Rieckert, wien het speet, dat de heer van Spall als direc teur vertrekt. Met trots mag hij echter te rugzien op het veelzijdige werk, dat is tot stand gekomen en waardoor het bedrijf' tot en gezond en sterk bedrijf is uitgegroeid Als oudste van het geheele personeel voerde daarna het woord de thans ruim 8;)- jarige gepensionneerde C. van Leeuwen uit Katwijk, die erop wees, dat het kleins plantje is uitgegroeid tot een reuzenbooio. Tenslotte werd nog het woord gevoerd door een der leden van de loodgietersfirma L. A. v. Brero en Zonen alhier, waarvan een der leden onder releveering van de aangename verstandhouding, waaronder steeds met de L. D. M. werd gewerkt, een fraaie electnscbe klok aanbood. Dankwoord Ch. van Spall. De heer Ch. van Spall sprak hierna een woord van dank tot allen, die het woord tot hem richtten en die de geschiedenis van vroeger hebben gereleveerd. Bij den aan vang van zijn taak stond spr. over mis schien een tiende gedeelte van het perso neel, thans bij de L. D. M. in betrekking. Als 22-jarige jongeman kwam hij te staan over mannen met baarden. Het is spr. een groote voldoening, dat het werk, dat hij gedaan heeft, nut heeft gehad. Personeel had spr. eigenlijk nooit ge had, hij kende alleen medewerkers, die allen hetzelfde belang der Mij. dienden Ieder, die over een aantal menschen ge steld was, leerde spr. dadelijk groote zelf standigheid en dan gaat hij na de verschil lende personen van administratie en ex ploitatie, met wie hij in eenigszins nauwer contact stond door hun leidende functies en na die uit Leiden te hebben genoemd, noemt spr. ze ook uit Katwijk, want wat zou Leiden moeten beginnen zonder Kat wijk? Spr. wijst dan nog op de buitengewone hulp, die de Mij. steeds ondervond van de lirma van Brero, van welke firma hij thans de derde generatie meemaakt. Spr. waar deert ten zeerste dien steun «en hij geeft de verzekering, dat het cadeau dezer firma zoowel als dat van het personeel steeds een aangename herinnering aau zijn vroegere jaren zal blijven. Nadat de heer van Spall in den kring van zijn familie en „medewerkers'" op de gevoelige plaats was vastgelegd, nam de re ceptie een aanvang. De receptie. Het heeft ongetwijfeld in de gangen en nevenzalen van Huize Bruyns vol gestaan met wachtenden, want toen het eerste ge deelte van het afscheid ten einde was, stroomde een heele schare van belangstel lende vrienden en bekenden binnen, oio den heer van Spall de hand te drukken. We merkten onder die velen o.m. op ■den burgemeester, mr. A. van de Sande DE HEER CHR. VAN SPALL, DIRECTEUR VAN DE N.V. LETDSCHE DUINWATER VAN FAMILIELEDEN EN PERSONEEL OP DE AFSCHEIDSRECEPTIE. MIJ. TEMIDDEN Bakhuyzen, den gemeente-secretaris, mr. dr. C. E. van Strijen, de wethouders Aug. L. Reimeringer en Splinter, mr. P. E. Briët, lid der Eerste Kamer, de heer Hen- geveld, namens het Rijksbureau voor de Drinkwatervoorziening, de heer Schönhart, secretaris van de Ver. voor Waterleiding- belangen in Nederland, de heer R. Meijer, commissaris van politie, ir. G. L. Driesseti, oud-directeur van Gemeentewerken, ir. P. Fehmers, adj.-directeur der Sted. Lichtfa brieken, de directeuren der Waterleiding bedrijven van Den Haag en Den Bosch, dr. Sillevoldt; voorts de heeren v. d. Laan en de Wilde namens de 3 Octobervereeniging, de heeren mr. Goudsmit, Planjer en van Deventer namens de Leidsche Zwemclub, de heeren W. F. Krantz en mr Trapman namens de Vereeniging van Leidsche In- dustrieelen, mevr. A. Dieben-Konings en de heer Anton Metz namens den Turnkring Leiden cn Omstreken en verder vele vrien den en bekenden. Sommigen hielden daarbij kortere of langere toespraken, die alle door den heer van Spall werden beantwoord. Er waren voorts verschillende bloemstukken, w.o. een in een bloemvaas, zijnde een rood koperen miniatuur bronfilter, vervaardigd door de firma v. d. Ouweelen, die mede door haar tegenwoordigheid blijk van belangstelling gaf. 't Was 5 uur, toen de stroom van bezoe kers ten einde wasde heer Ch. van Spall is rustend burger geworden, maar we twijfelen «er niet aan, of we zullen hem nog meerdere malen bij voorkomende gelegen heden binnen Leiden's muren tegenwoordig DE NIEUWE AANWINST VAN HET RIJKSMUSEUM VAN OUDHEDEN. Dr. J. H. Holwerda over het legaat Giidemeester. Aan de voordracht, welke dx. J. H. Hol werda gisteravond nn het. Museum van Oud heden heeft gehouden over het legaat-Gil- demeester en waarvan we vorige week me- dedeeling hebben gedaan is het volgende ontleend In April 1S95 werd uit den Rijn, niet ver van het kasteel Doorwerth, bij het bagge ren van grind een zeer groot, aantal Ro mein-s che voorwerpen te voorschijn gebracht van buitengewone kunstwaarde. Eerst een paar maanden later kreeg het Rijksmuse um van Oudheden hiervan bericht, toen deze schat reeds aan den toenmaals zeer bekenden antiquair Grandjean te Nijmegen wa-s verkocht. Bij onderzoek bleek het groot ste deel reeds in handen van een derde persoon te zijn overgegaan, namelijk in die van den heer P. A. Gildemee-st-er te Am sterdam, die op zijn vele reizen als kunst schilder door ons land en ook door het buitenland ondernomen in zijn groote be langstelling in al het schoons hetwelk de oudheid ons had achtergelaten in allerlei richting een verzameling bijeen had ge bracht. Niettegenstaande dit was hij echter da delijk bereid zijn bezit op zeer billijke voor waarden aan het Rijk over te doen, omdat hij, gelijk hij in een nog bewaarden brief schreef, deze vooral gekocht had om ver spreiding naar het buitenland t-e voorko men en deze vondst feite'ijk te mooi wa-s om in een particuliere verza-me'i-n.g te wor den weggesloten. Toen het er, na lang be raad bij de regeering, eindelijk toe zou ko men deze zaken aan te koonen, bleek men echter zoo zuinig, dat het zelfs niet mc.eelijk was de billijke eisehen van den heer Gillde- m eest er te bevredigen en alleen maar het restje van de vondst, hetwelk nog bij den hee-r Gran-djean was, werd verworven. Zoo verdween deze schitterende vondst voor den tijd van ruim 30 jaar uit onze oogen. Ongeveer 5 jaar geleden werd de heer Gil- dem-eest-er bereid gevonden er e-en gedeelte van als bruikleen aan het- Rijk-simusum van Oudheden af t-e st-aa-n en bij zijn overlijden in Februari van verleden jaar bleek, dat hij, zijn principe getrouw om deze schat voor ons land te bewaren, deze R'ijn vondst met a-Hes wat hij nog meer op het gebied va-n oudheden bezat aan dit Museum had vermaakt. Die Rijn vondst dan bestaat in de eerste plaats uit een zeer groot aanbal roncle sierplaten, die aan de achterzijde door mid del van stroppen en lussen aan lederen rie men bevestigd zijn geweest. Deze platen zelf zijn van zwaar verzilverd brons, waar in a-llerlei fijne bladornamenten zijn geci seleerd. Aan den vorm en de versiering laat zich nagaan, dat het vijf verschillende stel len va-n hangvers-ierselen moeten zijn ge weest, t-wee volkom-en gelijk aan elkaar, een derde nauw met deze beiden verwant en twee andere zeer verschillende, va-n min der zorgvuldigen arbeid. De beteekenmi-s va-n deze aan riemen bevestigde sierplaten wordt- ons geheel diuclerijk, wanneer we, op een groot aantal grafsteenen van rui ters in Germanie, hun paarden zien afge beeld veisierd en behangen met juist zulke versierselen. We hebben hier dus met ver sierselen van paardentuig te doen, de strop pen en lussen der lederen riem-en zij-n ech ter zeker niet zwaar geno-eg om aan trek paarden te denken om zelfs ook maar te meenen dat de teugels zelf er mee versierd waren. Blijkbaar is de versiering hier hoofd zaak. Va-n vijf velschillende paarden hebben we hier dus de versierselen. Maar behalve deze sierplaten is er ook nog een massa vierkante verzilverde platen gevonden, waarvan we eveneens de afbeelding op ge noemde reliefs aantreffen, namelijk als be slag van de br-eede nemen ter weerszijden van de z-adels. Ook deze vierkante plaatjes laten zic-h in groepen verdeelen naar ver schillende kriteriën en dan blijkt ook hier, dat ze tot vijf verschillende stellen gehoord hebben. Drie da ar va-n ve-rtoonen e-enze'fde versiering als de drie rijkste groepen van hangisieraden. Uit de inscripties op de genoemde graf- ste-enen waarop deze afbeeldingen voorko men blijkt, dat het de paarden geweest mce-ten zijn van de alen ruiterij, d.w.z. van de ruiterij der Ro-meir.sche bondgenooten gelijk ze in alae waren ingedeeld. Vreemd schijnt het dan echter, dat drie van die stellen versierselen onder ing zóó ge' ijk zijn, dat men haast wel aan éénzelfden be zitter der.kpn. meet. En deze gedach-'e wo-rclt op frappante wijze bevestigd door het feit-, cla-t op twee van dendrie Stellen een in-scrip- tietje voorkomt met denzelfden bezitters- naa-m. M. - M u 11 i en L Hoe dit nu mcgelijk is, dat van deze paarden der ui'terij er drie aan denzelfden persoon be-hooren, wordt ons duidelijk door de mededeel ing va-n een Romeinsch auteur dat d-e eomma-ndaintsn der verschillende e-s- cadxoins, de deouriones der t-urmae, er drie paard-en op na hielden en dat we ook wer kelijk een paar grafsteenen van zulke offi cieren kennen, waarop 3 paarden in plaat s va-n én zijn afgebeeld. Ten slcte is er nog van één zijn afgebeeld. Ten slc-tte is er nog Onder 'de zeer weinige pa ral lel'en welke we in het buitenland voor onze vondst kun nen vinden is er één stel, in Xant-her gevon den, hetwelk z-eer gelijkt- op onze mooiste stukken en waarop het inscriptie-I je staat „aan Plinis den praefeet". Deze „hoofd man" der ruiterij ka-n haast geen andere geweest zijn als de beken-de PIi-n:s de oude, die bij de uitbarsting va-n de Vesuvius in 79 na Chr. is gedood en die in zijn jongere jaren als „praefectus" in Germanic moet hebben gediend, ge'ijk zijn neef in zijn brie ven vermeldt-. Versierselen als deze zijn d-u-s werkelijk het eigendom.geweest va-n hoofdofficieren der ruiterij. Wat nu de eigenlijke b ete eken is van deze versierselen is geweest blijkt uit andere reliefs waar ze niet slechts o-p zijn afge beeld, doch ook d-oor een inscriptie „phale- rae" worden genoemd, d.w.z. de eergeschen ken, de orden, die aan ruiters voor betoon den moed worden uitgelei kt. Wat hier dus in den Rijn werd gevonden, zijn de eereversierse-en geweest van drie paarden van den ruit er commandant Mmt- tienu-s en van twee' minderen, welke dieren hier dus waarschijnlijk in den Rijn zijn omgekomen. Blijkens den stijl der voorwer pen en vooral ook we-gens bovengenoem de geheel analoge vondst va-n Plinius. sie raden moet dit geschied zijn omstreeks het midden va-n dé 12e eeuw na- Chr. Doch hoe komen dan hier die drie paarden van zulk een hoofdofficier met hun schitterende ver- i s-ierselen hier in deze rivier in het verre j Genma-me terecht, ver va-n elke KC-mei-n-sohe nederzetting? Deze vraag wordt nog gecompliceerder, als we ver-der opmerken, dat, behalve deze versierse'en ook nog een rijke schat van het prachtigste b-romzen vaatwerk, van al lerlei mooie instrumenten enz. hier uit de diepte te voorschijn kwam. Hoe is zulle een mas-sa van het mooiste huisraad te combi ne eren met die versierselen.dezer rijpaar den? Een merkwaardig antwoord krijgen we hierop v-an een voorstelling op de reliefs van de zuid va-n Trajanus, waar is afgebeeld het feit hoe de buit der Daciës naar den keizer wordt vervoerd in zakken op den rug gebonden van eenige rijpaarden; de buit op die reliefs weergegeven bestaat uit juist- zulke kannen, a-rnpho-ren, pannen enz. als we hier in werkelijkheid voor ons heb ben. Klaarblijkelijk is een dergelijke buit- trans-port, deze prachtige versierde paar den, dat kostbare vaatwerk enz. hier in de rivier verloren gegaan. Ook de vormen van diit vaatwerk, welke juist zoo in de bij de uitbarsting van den Vesuvius verwoeste plaatsen als Pompeji én Bcscereale worden weergevonden en daardoor des gedateerd worden in den tijd vóór 79 na Chr. bevesti gen de dateering we'ke we reed® boven voor deze gebeurtenis in onzen Rijn hebben gevonden. Is deze voorstelling juist en hebben we hier werkelijk zulk een oorlogsbuit voor ons, dan is deze afkomstig uit een 'Rb- meinsch castellum en wel uit een van de ruiterij, uit een aJae-easteHuin. Zulk een castellum moet dus door Germanen geplun derd zijn en de buit in allerijl door de ri vier gevoerd. De boven genoemde datee ring ruim voor het jaar 79 maakt het meer dan waarschijnlijk, dat dan deze geschie denis wel een episode uit de Bat-avenop- sta-n-d moet zij-n geweest; immers b'ui'ten deze is hier een dergelijke plundering om streeks dezen tijd niet denkbaar. En zoo komen we vanzelf op het bekende verhaal van Tacitus hoe op het laatst vac de Ba taven-opstand Civilus en de zijnen nog eens een aanval wagen op de verschillende cast el a va-n cohorten alaea en legioenen, hoe deze worden genomen en zelfs de prae fectus a-la-e wordt gedood; do-c-h toen d-e Rome-insche veldheer Ceriadis de zijnen te hulp kwam keerde de fortuin en worden de Germanen over de rivier gedreven. Dez schat uit den Rijn zou zeer wel toe te schrijven zij,n aan deze plunderaars van dat Rome-inische alaecastel'urn aooas ze ploitise'-hig, ongetwijfeld met buit beladen, voor de Romeinen hebben moeten vluch ten. Deze schat is als 't ware de kern geweest' waaromheen zich de collectie Gi'de-meester gevormd heeft. Met eenige woorden va-n dankbare hulde aan de nagedachtenis van den kuuetzirnigen erflater werd de voor dracht besloten. Na afloop werden de toehoorders uit-ge- nood-igd een eerste blik t-e slaan op de ten toon Stelling van dit schitterend legaat, wel ke va-naf Woensdag 28 Januari voor het publiek zal zijn geopend. VERHUURHERSBONn^VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN. OribewoonbaarverkJaring van woningen. In het Nutsgebouw vergaderde gister avond de Verhuurdersbond voor Leiden en Omstreken. Op deze vergadering zou de heer L. Kla- wer, redacteur van „Ons Eigendom" "een lezing houden over „onbewoonbaar ver klaring van woningen". Om acht uur werd de vergadering ge opend door den voorzitter, den heer J. Zit man, die de aanwezigen en vooral den spreker welkcm heette en het woord gaf aan den heer Kla-wer. Deze ving aan met te. zeggen, dat de onbekendheid met overheidsregelen dik wijls voor de eigenaars tot nadeel léidt, reden waarom het nuttig is over bo vengenoemd onderwerp iets .naders te bewoonbaar worden verklaard? Spreker gaf daarna eerst de bepalingen der woningwet betreffende onbewoonbaar- verklaring, om dan verschillende der be palingen nader te behandelen en op ge- óreken te wijzen. Wanneer mag een woning al of niet on bewoonbaar verklaard? Een gebrek in de desbetreffende bepa ling is, al direct, dat het niet duidelijk is, of eerst den eigenaar moet worden aange schreven verbeteringen aan te brengen, al meent mr. Lietaert Peerebolte, directeur generaal van volksgezondheid, dat het wel zoo is. Het is dus wenschelijk, dat voor dc a.s. wijziging der woningwet, bij de Tweede Kamer door de landelijke organisatie er op wordt aangedrongen deze bepaling in dien geest te wijzigen, daar dit de basis is. waarop een onbewoonbaar verklaring moet worden uitgesproken. Spr. behandelt dan de macht der ge meente dienaangaande en zegt, dat het nu mogelijk is verschillende feiten wijzen het uit dat de gemeente kan onteigenen zon der dat de getroffen huiseigenaar het weet en dat zij huizen kan amoveeren ter ver breeding van straten of pleinen ten be hoeve van het verkeer, aldus de bedoeling der wet misbruikend voor andere doelein den. Spr. behandelt, het Amsterdamsche sa- neeiingsplan, volgens welk 23.900 woningen zullen moeten verdwijnen en raadt den aan wezigen aan, indien hun woning nog goed zou zijn en deze door het Leidsche sanee- ringsplan, dat in de maak is, in gevaar zou zijn, daartegen door de vereeniging te doen protesteeren bij de Provinciale Staten. Nu is er bij een zoodanige behandeling teveel ambtelijke bemoeienis en uitsluitend amb telijke bemoeienis, waartegen de huiseige naar te pletter loopt en daarom is het noo- dig, dat er beëedigde bouwondernemers of andere deskundigen zitting hebbeu, welks noodzakelijkheid spr. met gevallen uit dc practijk aantoonde. Hierna stelde spr. de vraag of de on bewoonbaarverklaring hetzelfde geldt in dien het pand bewoond wordt door don eigenaar? Het bevestigen] antwoord noem de spr. zeer onbillijk en daarom werd hier in een verandering in de wet voorgesteld n.l. dat in dat geval de woning niet be hoefde te worden ontruim.1. welk voorstel later werd veranderd in dien zin, dat de eigenaar bij de onbewoonbaarverklaring twee jaar in d-e woning moet hebben ge woond. En spr. meende, dat ook deze wij ziging niet in de Staten-Generaal zou wor den aangenomen. Wat de schadeloosstelling betreft, raad de spr. aan bij onbewoonbaarverklaring aan den gemeenteraad schadevergoeding aan te vragen en deze nesnoods tot in hoogste in stantie te laten uitmaken. Spr. behandelde tenslotte de drie mid delen waarop de gemeente woningen ka-n amoveeren, n.l. ohteigening vóór de onbe woonbaarverklaring, aankoop vóór onbe woonbaarverklaring en onteigening na on bewoonbaarverklaring. Het laatste is voor de gemeente het goedkoopste, daar dan de waarde der perceelen wordt verminderd. Waar dit laatste somstijds systematisch geschiedt, noemde spr. dit hoogst onrecht vaardig, waartegen bij de a.s. wijziging der woningwet, aldus spr., sterk moet worden geageerd. De wijziging, die spr. in deze ziet, zou zijn, dat het besluit tot onbewoonbaarver- klaring vergezeld moet gaan met, een be sluit tot onteigening. Spr. besloot met de bedoeling der socia listen uiteen te zetten, die zich tegen deze veranderingen verzetten, zeggend, dat de woning geen handelsartikel mag zijn, re den waarom zij den huiseigenaar willen ontvoogden om den privaat-eigendom systematisch te doen verdwijnen, waarvan dit het begin is. Spr. raadt den aanwezigen aan zich zoo krachtig en organisatorisch mogelijk hier tegen te verzetten, daar het het bestaan geldt van den stand der huiseigenaren, die door de socialisten bedreig^ wordt. Na behandeling van eenige vragen werd de bijeenkomst met een dankwoord van den voorzitter aan het adres van den heer Klawer gesloten. Maatschappij tot Bevordering van Woordkunst. Yoor leden en geinviteerden van de Maatschappij tot Bevordering van Woord kunst, waarvan hier ter stede in Decem ber een afdeeling werd opgericht, droeg Mevr. van de Broecke-de Man voor uit „de Klop op de deur" van Ina Boudier Bakker, en uit werk van Ernst Claes. Met een. kort syjnpathiek woord opende de voorzitter dr. Schreutler deze eerste avond. Ofschoon het steininateriaal, waarover Mevr. van de Broecke te beschikken heeft, niet groot, niet klankrijk en niet vrij te pleiten is van een zekere monotonie in klank en kleur, toch was elk woord tot ach ter in de zaal duidelijk verstaanbaar, en bekoorde zij, door grooien eenvoud van op treden en grooten eenvoud van zeggen en voordragen. Mevr. van de Broecke-de Man wist in den korten tijd, waarover zij te beschikken had, een duidelijk, klaar inzicht in het werk van Ina Boudier te geven. Voor waar een moeilijk gegeven. Vaak waren er zeer goede en ontroerende momenten in waar te nemen, zooals o.m. het sterven van Jetje. Toch kon <*ns in het algemeen het werk van Ernst Claes meer voldoen. O. i. leent dit werk zich beter tot voordragen dan dat van Ina Boudier Bakker. Hierin was een groote natuurlijkheid te bespeuren, een vaak zuiver litterair aanvoelen van het prachtige proza, en zeer lofwaardig voora-l was de manier waarop Mevr. v. d. Br. het zoo moeilijk uit te spreken Vlaamsch voordroeg. In de korte hartelijke sluitings woorden deelde de Voorzitter mede, dat in de eerst volgende maanden voor de Maatschappij tot Bevordering van Woordkunst zullen optreden: de bekende voordrachtskunste naar Mr. Kamp, en Mej. Kuiper over de schoonheid van het woord. Hij sprak den wensch uit dat de Maatschappij tot Bpy. van Woordkunst zou groeien en' bloeien en het ledental zou stijgen tut 300 a 100 en meer. Nieuwe leden kunnen zich schriftelijk opgeven bij de Secr. van de Maatschappij Mevr. Rie Schoondergang Batenburg, Rembrandstraat 25. Het volledige Bestuur is nu als volgt samengesteld: Dr. J. Schreuder, president; J. J. Hasselbaoh, vice-president; mevr. Rie Schoondergang-Batenburg, secretaresse mej. J. van der Stok, adjunct; mr. Bee- kenkamp, penningmeester, mej. Dr. Ser- BENOEMINGEN. In het Aartsbisdom. Z- D. H. den Aartsbisschop van Utrechl heeft den weleerw. heer L. J. de Wit belast met het treffen van voorbereidende maat regelen tot de oprichting van een nieuwe parochie te Hilversum onder de bestaande parochie van den H. Vitus, aldaar. Voorts heeft Z D. H. den weleerw. heer kapelaan A. F. J. M. de Wit te Arnhem belast met het treffen van voorbereidende maatregelen tot de oprichting van een nieuwe parochie te Zwolle, onder de be staande parochie van O. L. Vrouw aldaar.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1931 | | pagina 5