GEEF H. 1. PIERROT Onze ieelini UIRMEfl en LUXE ARTIKELEN LIS, PORSELEIN en AARDEWERK Bijvoegsel van „De Leidsche Courant" van 25 November 1930 - Porleminiaie's - Koffers St. Nicolaas-Conrant MIJMERINGEN OVER SINTERKLAAS. Buiten giert de wind. door de blader- looze takken. Ik hoor regendroppels in een tonige cadans nedervallen. Hier binnen brandt heerlijk het kacheltje en spreidt het licht helle klaarte in heel het vertrek. Kom, laat ik wat mijmeren over het feest, welke op handen is, terwijl pen en papier gereed liggen, om de heenvlietende gedach ten en fantasieën aan de schakels der let- terteekens vast te leggen. Sint Nicolaas wat al vraagteekens rij zen bij het hooren van den zoetluidenien naam voor mijnen geest op. Was hij rijk? Wat deed hij? Vanwaar die algemeene vetf- eering van een Heilige, die reeds zoo lange eeuwen van het wereldtooneel verdwenen is? Vanwaar verder die eigenaardige wijze van Sint Nicolaas-viering, zich uitend in het geven van geschenken enz.? Vele dezer en tal van andere vragen, welke men zich kan stellen, betreffende het Sinterklaasfeest, zijn gemakkelijker gesteld dan opgelost. Ja, bij verreweg de meeste moeten wij eenvoudige menschenkindercn ons tevreden houden met een: waarschijn lijk of mogelijk. Wat met zekerheid van Sint Nicolaas bekend is, kan in korte woorden saamgevat worden. De goede Sint leefde in de vierde eeuw, was Aartsbisschop van Myra, de hoofdstad van Lycië, muntte uit door deugden, in zonderheid door versterving en naasten liefde en werd begraven in de kerk te Myra. Hij werd opgenomen onder het ge tal der heilige Belijders. De talrijke won deren, bij zijn graf door zijn voorbede ge wrocht, droegen ten zeerste bij, zijn nage dachtenis levendig te houden en de ver eering van Sint Nicolaas te verbreiden, zoo in de Grieksche als in de Latijnsche Kerk. Een menigte tempels werden hem ter eere gebouwd. In de vijfde eeuw stichtte Justiniaan te Constantinopel een prachtige St. Nicolaaskerk, terwijl in dezelfde stad vier andere tempels hem als een hunner patroonheiligen vereerden. Ten jare 1037 werden zijn H. overblijfselen door kooplie den naar een Italiaansche stad gevoerd £n de mirakelen hier geschied, gaven nieuw voedsel aan de devotie der geloovigen je gens den heiligen bisschop. Ook in Rusland draagt men St. Nico laas een hooge vereering toe, zoo zelfs, dat zijn feestdag, na dien der Apostelen, L-et luisterrijkst wordt gevierd. Hij staat be kend als den patroon der kinderen en der schepelingen. Wat nu den oorsprong betreft van onze St. Nicolaasviering, ofschoon met absolute zekerheid niets daarvan gezegd kan wor den, is het toch zeer waarschijnlijk, dat deze, ten deele althans, gezocht moet wor den in de heidensche gebruiken onzer voor vaderen. Zoo neemt het Kirchenlexicon het als waarschijnlijk aan, dat het reeds bij de heidensche Germanen bekende winterfeest aan den kerkdijken feestdag van St. Nico laas is vastgeknoopt. Dr. H. de Gheldere, lid der Koninklijke Ylaamsche x^cademie, schrijft: De eere- dienst van dezen winter-heilige werd, even als die van Sint Maarten, door de geloofs- zendingen hier te lande in de plaats ge steld van den Wodan met zijn paard. Deze afgod, voortaan het kwaad be ginsel aanduidende, werd in de St. Ni- colaasommegangen, verbeeld in de gedaan te van onzen zwarten knecht, dde aan St. Nicolaas' paard vastgebonden 'was. Ook de dichter Guido Gezelle is dit gevoelen toe gedaan. Ds. Jos. Schrijnen, de bekende Limburg- sche folklorist, heeft de overeenkomst aan getoond tusschen de verschillende volks gebruiken en overleveringen, die bij de oude Germanen Wodan betroffen en die thans nog voortleven ter eere van Sint Ni colaas. Zoo het hooi of de haver op den vooravond in een klomp of schoen klaar gezet voor het paard van den goeden Sint. Zoo het rijden over de daken, het binnen komen door den schoorsteen, het uitdeelen van geschenken: alles attributen die ook in de Germaansche volksoverlevering op Wodan pasten. Wie nog meer citaten ver langt en bewijzen, raadplege de degelijk gedocumenteerde opstellen van dr. Brom (zie „Katholiek" 1898), waaraan ik boven staande aanhalingen ontleende. Doch al is de tegenwoordige Sint Nico laasviering hier to lande oorspronkelijk voortgekomen uit de godsdienstige gehrui- ken en volkssagen onzer heidensche voor ouders, welke door de christelijke geloofs verkondigers in katholieken zin gewijzigd op den H. Nicolaas werden toepasselijk ge maakt, de Sinter-Klaas-viering verliest daardoor niet het geringste van hare eer bied waar dighèid, van hare poëtische schoonheid en innige aantrekkelijkheid. Een boom, geworteld in een van nature vruchtbaren bodem, levert geen betere vruchten dan een andere, welke geplant is in een aarde die door kunstbewerking vet geworden is. In een Kerk, die van hei- denschen offertempel of van vrijmetselaars loge in een katholiek bedehuis herschapen is, verheft het geloovige gemoed zich even gemakkelijk tot God als in een van oor sprong af Katholiek kerkgebouw en beide staan even hoog in onze waardeering. Wij bewonderen, niet minder dan de H. Alov- sius, die van zijn prilste jeugd God bemind en gediend heeft, eene H. Maria Magdalena en St. Augustijn, welke eerst den schep selen al hunne liefde hebben geschonken op lateren leeftijd door de genade getrof fen, het voorwerp hunner genegenheid heb ben veranderd: in de plaats van het schep sel n.l. beminden en dienden zij voortaan God, Hem alleen. Op gelijke wijze blijft ons de feestdag van den goeden Sint met de eigenaardige gebruiken, welke 6 December tot een echt volksfeest stempelen, even bekoorlijk, .het zij hij dan oorspronkelijk een heidensche of liever een christelijke feestdag geweest is. Steeds straalt 't St. Nicolaasfeest aan onze blikken in den zachtsn glans der hui selijke poësie, blijft het ons een krachtige aansporing tot practische beoefening der naastenliefde. Hoe herleven in deze stonde voor vrije fantasie de „beelden uit mijn kinderjaren". 't Is Sint Nicolaasavond. Vol blijde ver wachtingen op de dingen, die komen zullen, hebben wij, kinderen, reeds gezongen van: Zie dc maan schijnt door de boomen Makkers staakt uw wild geraas, 't Heerlijk avondje is gekomen, 't Avondje van Sint Niklaas. Vol verwachting klopt ons hart, Wie de koek krijgt, wie de gard. Algewisseld door: Sinterklaas, goed heilig Man Trek je beste tabbaard 'an; enz. of ook door het kreupelrijmpje: Sinterklaas, kapoentje, Gooi wat in mijn schoentje, Gooi wat in mijn laarsje, Dank u, Sinterklaasje. Och bij al de vreugde, beklemt ons hartje toch een onbepaalde, angstige vree- ze, voor het geheimzinnige, waarvan Sin ter Klaas' komst vergezeld gaat. Wie zou cr alleen naar den zolder durvenVer beeldt je, dat de Sint of zijn knecht, de zwarte Piet, dan ineens uit het deurtje vau den schoorsteen kwam gekropen. Je zoudt het besterven van schrik. Op eens vernemen wij boven onze hoof den groot leven, een getrappel, 'n keten gerammel. Een moment later hooren wij stappen in de gang. De deur vlieg open en daar staat Sinterklaas in levende lijve, in vol bisschoppelijk ornaat voor onze ver baasde angstige blikken. Met statigen tred begeeft hij zich naar de gereedstaande fau teuil en nu begint een ieders verhoor. Wanneer wij bemerken, dat het vonnis nog al gunstig uitvalt voor den eerste, scheppen ook wij moed en na de noodige vermaningen en waarschuwingen voor de toekomst, strooit Pie ter-de-knecht met volle handen uit van zijn voorraad peper noten enz. enz. en vallen wij op en door en over malkander, om een deel van den buit te bemachtigen. Nooit waren wij 's morgens zoo vroeg bij de pinken als op St. Nicolaasochtend. Wie zou men dan ook behoeven te wek ken? Hoe vol ongeduld wij ook waren, er diende gewacht tot heel het gezin klaar was. Alsdan ving het zoeken aan. Men be gon in de kamers, waar de goede Sint niet geweest was of niet komen kon, bij gebrek aan een schoorsteen. Maar dat hoorde er nu eenmaal bij. Geheel het huis werd door gesnuffeld, totdat men eindelijk de woon kamer intrad, waar de tafel beladen was met alles wat kinderoogen en kinderhar ten slechts bekoren kon. Het moet, dunkt me, een heerlijk oogënblik geweest zijn voor het hart mijner goede ouders hunne kinderen zoo dol-blijde te zien rondsprin gen, met trompet, chaco en gewees, met poppen en al die heerlijkheden, welke Sin terklaas hun gebracht had. En daarna, na de H. Mis, naar oom en tante, om ook daar de schoen, met hooi ge vuld, uit te halen. Wat al blijde verrassin gen bracht die dag. Nochtans brak een der meest vreugde volle momenten van heel het feest eerst des avonds aan. Weder stond de tafel in de huiskamer, overdekt met St. Nicolaas- gaven, ditmaal echter niet voor ons, doch voor anderen bestemd. Op het bepaalde uur gaat de deur open en binnen treden eenigszins beschroomd, de arme kinder- kens, gevolgd door hunne moeders; Dra heeft de beschroomdheid plaats gemaakt voor de meest opgewekte vroolijkheid bij het beschouwen van al dat moois en al die nuttige zaken, daar voor hunne stralende blikken ten toon gesteld-. En mijn goed moedertje, dat o zoo graag haar eigen kin deren toestond iets van hun Sinterklaas aan de arme schaapjes mee te deelen hare oogen glansden van dubbel genot, ver oorzaakt door het blij schouwspel van vreugdevolle armen en van hafc-r eigen kroost, practisch deelnemend in hare wel dadigheid en in de blijdschap der behoef tige kinderen. O, hoe goed- doet het aan het hart, ja ren nadien, zich het schouwspel weder te binnen te brengen. Welk eene zoet en blij de herinnering! En hoe duidelijk treedt daarin te voorschijn de geest der Kerk, die in elk harer feesten beoogt, deze kinde ren vreugde te verschaffen, hun heil te be vorderen, den geineenschappelijken band der onderlinge liefde nauwer toe te halen en alle standen in heilige liefde te ver broederen. Moge mede door het Sint Nico laasfeest dit veelvuldig en voortreffelijk doel in tal van Christelijke huisgezinnen nagestreefd en bereikt worden. DE MOEDER DER ARMEN (St. Nicolaasvertelling)., Helderder dan gewoonlijk zijn de win kelramen verlicht, meer dan anders met koopwaren opgepropt. Druk is het gewe mel op straat. Vroolijkheid en blijde ver wachting leest men op het gelaat der kin deren, blij meegevoelen op dat der ouderen. Frissche winterkou doet het gelaat blo zen. Het uitspansel is bezaaid- met sterren. „Zoo kleine Fietje, nog zoo laat op straat. Ik dacht dat ge allang in uw bed laagt te droomen van alles, wat de goede Sint u weer komt brengen. Ik heb mijn schoentje maar onder den schoorsteenman tel in de huiskamer gezet en nog wat meer hooi er in gedaan want de schimmel van den heiligen man zal wel honger hebben van die kou. Nu Jantje blijft maar niet te lang meer uit, anders zou mama zich nog ongerust maken. Dag lieve. Nu moet ge morgen maar vroeg komen, hoor! Dag Jansje. Groeten aan mama. „Dag madame. Kom Fietje, nu gaan wij naar huis, anders zouden wij St. Nicolaas nog wel eens tegen kunnen komen". „Ja Jansje. Weet ge wat ik allemaal ge vraagd heb aan St. Nicolaas? Bij pa en ma een mooie pop, die slapen kan en mama kan zeggen en een mooi wagentje om haar daarin te rijden. En bij tante Emma een keukenservies en bij oom Karei een mooi beeld van Onze Lieve Vrouw. Dat heeft de Zuster op school mij gezegd, dat ik dat moest vragen. Zou ik dat nu allemaal krij gen, Jansje? Hebt ge nu ook uw schoentje gezet of doen dat alleen maar de kleine kinderen „Wel zeker, aan ons denkt St. Nicolaas niet meer. Ge weet toch wel, dat hij de kindervriend is. Maar ik mag toch wel eens meeproeven van u, nietwaar?" „Zie eens Fietje, wat een drukte bij die goede mat', v. Pinksteren. Zie de kinderen eens ongeduldig staan trappelen, dat zij nog niet worden binnengelaten. Hè, daar gaat juist de deur open. O, o wat een kin deren. Nu, daar zal St. Nicolaas ook een hoop werk hebben. Als hij nu maar tijd over heeft om aan de anderen ook te den ken. Neen, ween laar niet-, lieve, als ge straks braaf gaat slapen, zal hij bij uw mama en bij tante Emma en bij oom Karei komen". Madame van Pinksteren was weleer een der gelukkigste stervelingen op aarde. Rijk met goederen gezegend, was zij veel rijker nog door het bezit van een werkzaam en voorbeeldig echtgenoot en van een kleine engel, haar lieve Agnes. Wat een weelde, wanneer haar echtge noot, van zijn kantoor komend, liefdevol de armen om haar heen sloeg en vroeg en luisterde naar wat zij dien dag had ge werkt, wat een weelde als haar Agnes van school thuiskomend, haar kopje vleide re gen moeders schouder en haar blonde krul lende lokken afvielen over haar borst. Helaas! hoe jammerlijk werd zij gestoord in hare stoel om te droomen. Door een noodlottig toeval waren beiden verdronken en bleef zij alleen, de diepbe droefde weduwe, en kinderlooze moeder. En toch, bij al haar smart, geheel alleen was zij niet; zij had haren God behouden, en in het gebed tot Hem voor hen, die haar zoo dierbaar waren, vond zij troost en la fenis. lederen dag nog dacht zij aan haar lieve lingen, iederen dag nog herdacht zij hen in haar gebed. De liefde, die zij voor hen gekoesterd had, was niet verflauwd, zij had behoefte, die liefde uit te storten en aan anderen te geven, wat zij haar Eduard, wat zij haar Agnes niet meer schenken kon. Het St. Nicolaasfeest was voor de rijke dame een der droevigste dagen van het jaar. Dan drong zich onweerstaanbaar het beeld weer op van die zalige avonden, waarop haar Agnes met de kleine vrien dinnetjes zoo kinderlijk blij en angstig tevens de komst he&roetten van den heili gen bisschop. Dan zag zij weer hoe Eduard's oogen met een uitdrukking van vadertrots en vaderweelde rustten op hun beider lieveling. En nu Maar toch het christelijke geloof leerde haar ook hoe zij dat gebrek aan liefde al thans ten deele kon vergoeden, de christe lijke liefde leerde haar, dat het zoet is anderen wel te doen. En vandaar die druk te en beweging voor hare woning op het Sint Nicolaasfeest. Zij kwamen aandragen, de kinderen der armen, met hunne schoentjes en klompjes meer dan gevuld met wc telschijven en hooi. Zelf ontvangt madame in de groote zaal de kinderen. Allen moeten zij hun naam opgeven en madame schrijft kleine briefjes en legt die in de schoenen van elk kind. Dan worden de schoenen op een rij geplaatst, de kleinen beginnen schuchter een versje te zingen, krijgen allen een tas chocolade met een beschuitje en na een vriendelijk woord voor ieder van hen laat madame ze wederom gaan. Somtijds vergadert zij ook de grooten om zich henen, zooals op het Kerstfeest, doch deze dag was geheel voor naar lieve lingen, voor haar kleinen. Te midden van die onschuldige jeugd, van dien blijden gullen kinderlach, van dat rusteloos ge snap, waande zij zich een oogënblik terug in de dagen van vroeger. En al hei leefden dan de bittere gedachten van vervlogen geluk, zij gevoelde zich toch weldadig aan gedaan, doordat zij op de gedachte was gekomen, om vele armen het hart sneller te doen kloppen en hun een dag van weel de te bezorgen, die vele weken na dien hun nog vreugde veroorzaakte. De nacht is voorbij. Wat een heerlijkheid van droomen voor die kleinen, wat een schittering van geschenken, van schoons en lekkers, van alles wat zij wel in hun schoen zouden vinden bij die goede madame Van Pinksteren. En dan dat blijde ontwaken. Geen tijd hebben zij om te eten van het eenvoudige ontbijt, dat hun wordt voorgezet. 't Is negen uur in den morgen. Reeds een half uur geleden stonden de meesten van hen, die den vorigen avond hun schoen of klomp bij madame van Pinksteren ge bracht hadden, te wachten voor de deur van het deftige huis, die hun wel eeuwig gesloten scheen. Doch als de negende slag op den kerktoren weerklonken heeft, gaat die deur open en allen worden gelaten in de groote zaal. Eenige oogenblikken later verschijnt ook mevrouw in uiterst eenvoudige kleeding, den vriendelijken lach op het gelaat. Zij overhandigt aan elk der kleinen wat de zwarte Pieterknecht op bevel van zijn meester in de schoentjes heeft gelegd: de zen een hemd, die een broek, een ander een borstrok; ieder ontvangt wat en als zij klaar met deelen is, wordt een groote mand met klaasmannen binnengebracht en krij gen zij ieder nog een groote vrijer of vrij ster van taai-taai. U.it mevrouw's porte- monnaie komt nu nog wat voor de ouders der kleinen en dagen lang spreken allen over mevrouw van Pinksteren de moe der der armen. De opgewekte kinderschaar is vertrok ken. „Wat doet EP.i daar nog, kleine kleuter?" Eerst nu valt het madame op hoe ver sleten de plunje is van het meisje, dat stil is achtergebleven, hoe doodsbleek haar in gevallen wangen, hoe verward heur haren hangen langs hals en schouder. Het kind sohijnt uitgevast, zoo vermagerd zijn die lange vingers, zoo hol staan die oogen. „Sinterklaas heeft toch ook voor u wel wat gereden, niet waar, mijn kind", vraagt madame met vriendelijke stem, naar het meisje toegaande. „Ik heb geen klomp". „Maar wie zijt ge dan, kindje? Hoe heet ge?" „Mijn ouders noemden mij Corry, maar de baas van den wagen noemt mij sprink haan; zijn vrouw zegt niets, alleen stompt en slaat en krabt en knijpt zij mij, als ik haar helpen moet". „Maar waar wonen dan uw ouders en hoe heeten zij?" „Ik ben niet meer bij mijn ouders. Op een St. Nicolaasavond heeft een leelijke vent mij met speelgoed en lekkers in een nauwe slecht verlichte straat gelokt. Aan 't einde daarvan stond een wagen. Opeens pakte die man mij va-st, duwde een prop in mijn mond, bond mijn handjes vast en legde mij in dien wagen. Eerst na een week mocht ik vrij rond- loopen, doch als ik iets aan wie ook ver telde, zou hij mij vermoorden". „En hoe zijt gij nu hier gekomen?" „Wel, ik moest van morgen gaan bede len en toen kwam ik toevallig in deze straat en zag al die kindoren naar binnen gaan en toen ben ik ook maar meegeloo pen". „Arm kindEn hebt gij nu geen honger. lieve?" als steeds liet ALLERNIEUWSTE op het gebied van: Bijouterieën, Gouda-Plateel, Tollenaar-Tin. Zeer uitgebreide Collectie UURWERKEN, ook Modern Architectuur KEUZE IN: THEE-, TAFEL- en ONTBIJTSERVIEZEN GERO-ARTIKELEN rijeflseint LEEGVtRKQOP wegens VERKOOP HOIS Maarsmanssteeg 7-14-21 Telef. 630 en 1293.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1930 | | pagina 19