UIT DE RIJNSTREEK UIT DE OMGEVING DINSDAG 4 NOVEMBER 1930 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD PAG. 6 NIEUWKOOP. POLDERKADE. De waterkeering vanaf het. Woerdensch Verlaat alhier tot Vrouwenakker, mede in verband met de doorbraak in de kade van de Gecombineerde Noordschebuurter en Voord ij ksclie Polders in November 1926, heeft reeds veel van zich doen spre ken. Het zal den lezers niet weinig interessee- ren het voorstel te lezen dat Ged. Staten van Zuid-Holland thans hebben ingediend bij de Provinciale taten, hetwelk wij hier laten volgen. 's Gravenhage, 27 Oct. 1930. Gelijk Uwe Vergadering bekend is herinnerd zij aan onze voordracht bijlage F van de notulen van de tweede gewone zitting van het vorige jaar heeft de stand van Amstellands boezemwater in November 1928 een zoodanige hoogte be reikt, dat de kade van de Gecombineerde Noordschebuurter en Voordijksche polders langs de tot dien boezem behoorende Kromme Mijdrecht is doorgebroken. Hier door zijn deze polder, de polder Nieuwkoop en Noorden en de polder Westveen (Pro vincie Utrecht), voor zoover gelegen ten Westen van de Kromme Mijdrecht, geïnun deerd, terwijl voor meerdere achteliggende palders vrij ernstig gevaar voor overstroo ming gedreigd heeft. Aan het einde van de week 1010 Aug. j.l. is het water in de Kromme Mijdrecht tot ongeveer gelijke hoogte als in Novem ber 19-28, t.w. 0.07 M. N. A. P., geste gen, waardoor gevaar voor hernieuwde doorbraak van de daarlangs gelegen kade gedreigd heeft, met als gevolg daarvan een vrij ernstige ramp voor een niet onbe langrijk gedeelte van deze provincie. Naar aanleiding van dezen hoogen boe zemwaters tand heeft de Hoofdingenieur van den Provincialen Waterstaat in een uitvoerig schrijven de vraag besproken, welke maatregelen noodig zijn, om dit tel kens weder terugkeerend gevaar voor overstrooming af te wenden. Deze aange legenheid maakt nog een punt van onder zoek bij ops College uit; overleg met de provinciën Noord-Holland en Utrecht en de betrokken polders en waterschappen is daarbij noodzakelijk. Intussohen acht de hoofdingenieur het niet verantwoord, om hangende dat onderzoek elke voorziening achterwege te laten; hij acht het noodza kelijk, dat aan de betrokken boezemkade aanstonds eenige door hem aangegeven verbeteringeswerkenverricht worden. De wateren van Amstellands boezem, welke in verband met het vorenstaande genoemd moeten worden, zijn de Drecht van do Nieuwe Amstelsluis tot de samen- vloeiing met de Kromme Mijdrecht en de Kromme Mijdrecht van het Woerdensch Verlaat tot de Drecht. De aan deze boe zemwateren grenzende polders, welker ka den rechtstreeks of middellijk Zuid-Hol- landsch gebied beschermen, zijn de Buiten- Westerpoldcr, de Buitendijksche Ooster- polder, het waterschap Blokland, de Ge combineerde Noordschebuurter qn Voor dijksche polders en het waterschap West- veen. De kaden van den Buiten-Wester polder en den Buitendijkschen Oosterpol der ten westen van Vrouwenakker zijn in onderhoud en beheer bij de provincie Noord-Holland en verkeeren in zeer vol doenden staat. Do voorloopige voorzieningen moeten nu aangebracht worden aan de kaden van den Buitendijkschen Oosterpolder beoos ten Vrouwenakker, het waterschap Blok land. de Gecombineerde Noordschebuurter on Voordijksche polders en het waterschap Westveen, voor zoover gelegen ten Wes ten van de Kromme Mijdrecht. De Buitendijksche Oosterpolder en het waterschap Blokland liggen deels in Utrecht, deels in Zuid-Holland; de alge- meene reglementen voor deze instellingen dragen het toezicht voor eerstgenoemden polder op aan ons College, voor laatstge noemden aan onze ombtgenooten in de pro vincie Utrecht. De Gecombineerde polders liggen geheel in Zuid-Holland, het water schap Westveen geheel in Utrecht; het toezicht over deze lichamen is derhalve bij rep. ons college en Gedeputeerde Staten van Utrecht. Tot de besturen van den Buitendijk schen Oosterpolder en de Gecombineerde polders nu hebben wij een aanschrijving ge richt, om ten spoedigste de doro ons noo dig geoordeelde voorloopige voorzieningen aan de kaden te treffen, gelijke aanschrij ving hebben onze meergenoemde ambtge- nooten gericht tot de besturen der water schappen Blokland en West veen. Het bestuur van den Buitendijkschen Oosterpolder zal aan de aanschrijving ge volg geven. Het bestuur van de Gecombi neerde polders is, evenals de vergadering van stemgerechtigde ingelanden van die instelling, ten volle overtuigd van de nood zakelijkheid van het treffen der voorloopi ge maatregelen, doch deze instelling, die tengevolge van de overstrooming van 1928 reeds bijzonder gteroffen is, is financieel niet bij machte, aan onze aanschrijving ie voldoen. Het bestuur is van meening, dat het den polder niet gelukken zou de he- noodigde gelden, te ramen op 20.000, ter leen te verkrijgen en dat in verband daar mede geen aannemer bereid gevonden zou worden, de werkzaamheden te verrichten. Deze voorstelling van zaken achten wij zeer wel aanvaardbaar. Wij mogen in dit verband herinneren aan het besluit van Uwe vergadering van 10 December 1929 No. XXI, "tot toekenning van een rentegevend voorschot aan den polder ter bestrijding van de kosten van dichting van de door braak in de polderkade van November 1928 In onze desbetreffende, hiervoren aange haalde voordracht schreven w met betrek king tot de financieele positie van den pol der het volgende: „De Gecombineerde polders hebben een ©mslagplichtige oppervlakte van 429 H.A. en bestaan, vooral wat het gedeelte Noord- schebuurt betreft, voor een groot deel uitf rietland en water. Het is het polderbe stuur gelukt, om, ter gedeeltelijke uitbeta ling aan den aannemer der dichtingswer- ken, onder persoonlijke borgstelling der 5 bestuursleden, van de Bank voor Nedor- landsche Gemeenten een bedrag van 10.000 als kasgeldlcenig te ontvangen, maar het bestuur ondervond groote moei lijkheden om aan de middelen te komen, die het in staat moesten stellen den aan nemer geheel te voldoen. Het feit, dat de polder voor een groot deel uit rietland en water bestaat en dat de kosten van rente en aflossing eener ter bestrijding der dich- tingskosten aan te gane geldeenig den pol deromslag zoodanig zouden doen stijgen, dat de waarde van hot land daardoor zeer belangrijk zou dalen, deed pogingen van het bestuur om een nieuwe leeuing te slui ten schipbreuk lijden." De versterking van de kade van den polder mocht intusschen geen uitstel lij den, waarom wij aan het polderbestuur toegezegd hebben te zullen bevorderen, dat de Provincie aan den Polder ook in dit geval een rentegevend voorschot zal ver strekken tot het bedrag van de kosten. Naar aanleiding hiervan heeft de Polder besloten, alan onze aanschrijving tol kade- versterking onmiddellijk en den in over leg met den hoofdingenieur van den Pro vincialen Waterstaat te voldoen. Wij vertrouwen, dat Uwe vergadering onze meening zal deelen, dat hier voldoen de grond voor het nieuwe rentegevend voorschot bestaat. De termijn van aflossing zouden wij dan op vijftien jaar willen stel len. Eenerzijds hebben wij daarbij in het oog gehouden, dat deze termijn, gelet op het feit, dat het hier voorloopige voorzie ningen geldt, niet te lang mag zijn, terwijl wij anderzijds er rekening mee gehouden hebben, dat een kortere termijn de lasten van den polder te zeer zou doen stijgen. In verband met het vorenstaande mogen wij thans Uwe Vergadering voorstellen, ons te machtigen, aan de Gecombineerde Noordscheburter en Voordijksche polders eentegevend voorschot te verstrekken tot het bedrag van de kostenvan de /oren- bedoelde verbeteringswerken aan de kade van den polder, onder voorwaarde: lo. dat de Gecombineerde Noordsche buurter en Voordijksche polders aan de Provincie over het ter leen verstrekte voorschot eenzelfde rente betalen, als door de Provincie zelve xan de hiertoe door haar op te nemen gelden verschuldigd zal zijn 2o. dat het voorschot aan de Provincie wordt terugbetaald in vftien gelijke jaar- lijksche termijnen, waarvan de eerste ver schijnt op 31 December 1931. Nog vragen wij uwe aandacht voor het volgende Het vorenaaugehaalde besluit van Uwe Vergadering van 10 December j.l. hield in, ons college te machtigen, aan de Gecombi neerde Noordschebuurter en Voordijksche polders een rentegevend voorschot te ver strekken tot een bedrag, bestaande uit a. de kosten van de dichting van de doorbraak in de boezemkade dier polders b. de kosten van opruiming van den dubbelen damwand in de Kromme Mij drecht en C. de kosten van wettelijke interessen en procedure, als in onze voornoemde voor dracht nader omschreven. Bij de ingediende declaratie ter beko ming van het voorschot heeft het polder bestuur ook in aanmerking gebracht de door den polder verschuldigde rente we gens voorloopig opgenomen gelden voor de betaling van genoemde kosten van dichting c.a. Uw gemeld besluit van 10 December j.l, laat eten wel niet toe, bij de bepaling van het voorschot ook met deze rente rekening te houden. Het gaat daarbij echter om een niet onaanzienlijk bedrag n.l. pl.m. 1700, zoodat, wordt dit bedrag niet als voorschot aan den polder uitgekeerd, de betaling van deze rente een vrij beduidende verzwaring van de tegenwoordige lasten voor den pol der beteekent, tenzij de polder daarvoor elders een leening weet te sluiten. Dan nog merken wij op, dat de toeken ning geschiedde onder voorwaarde, o.m. dat de eerste termijn van terugbetaling zou verschijnen op 31 December 1930. Het voor schot is tot dusver evenwel niet aan den polder uitgekeerd, het polderbestuur toch heeft zijn declaratie pas kotr geleden inge diend en het bedrag der voor te schieten gelden is ook in verband hiermede nog niet door ons bepaald. Wij mogen thans nog Uwe Vergadering in overweging geven, haar meeraange- haald besluit van 10 December 1929, no. XXI, in dier voege te wenzigen, dat: 1. bij de bepaling van het bedrag van het voorschot ook rekening gehouden wordt met de door den polder verschul digde rente wegens voorloopig opgenomen gelden ter bestrijding van de kosten van dichting c.a.: 2. dat de eerste termijn van terugbeta ling verschijnt op 31 December 1931. De Gedeputeerde Staten der Pro vincie Zuid-Holland, w.g. v. KARNEBEEK, Voorzitter, w.g. B. W. TH. SANDBERG, Griffier. HAZERSW0UDE (Dorp). Voor een nieuwe kerk. Pastoor Kem per verzoekt ons mede te deelen dat hij zeer dankbaar is voor de goede hulp, die hij van de Katholieken van Hazerswoude (Dorp) ontvangen heeft voor den bouw zij ner kerk ter eero van St. Teresia v. Lisieux te den Haag. De collecte op den feestdag van Allerheiligen voor dat doel gehouden heeft opgebracht de som van 354.59. NIEUWVEEN. Opbrengst collecte. De opbrengst van de collecte, Zondag j.l. in onze parochie kerk gehouden, door den zeereerw. heer P. Koelman, voor zijn nieuwe St. Nicolaas- kerk te Utrecht, heeft opgebracht ƒ154.45. WOERDEN. Weer een serie inbraken. De serie inbraken, hier in de laatste tijd gepleegd, zijn, na eenige tusschenpoozen, wederom voortgezet. Deze keer hebben de dieven hun slag geslagen aan den anderen kant van de stad, aan den Nieuwendijk. Hoewel alle laden en kasten in drie verschillende perceelen waren opengebroken konden de dieven slechts met een geringe buit af trekken. Bij den heer M. is een bedrag van 80 ontvreemd, bij de anderen be dragen van 25 en 10, Door de politie is een onderzoek inge steld. Tot nog toe zijn de daders onbekend. Overreden. Toen de autoreparafeur R. alhier, Zaterdagmiddag op Rietveld bezig was met het herstellen van een auto, naderden in volle vaart twee andere auto's. Een dezer scheen R., die gedeel telijk onder de auto lag, niet te hebben opgemerkt en reed met een vaart over den man heen. Met een diepe vleeschwonde en klagend over pijn in den rug werd R. per auto naar zijn woning vervoerd, waar spoedig geneéskundige hulp ter plaatse was. ZOETERWOUDE (Hooge Rijndijk). Gevaarlijke baldadigheid. Zaterdag morgen werd bij de politie aangifte ge daan, dat een tweetal jeugdige personen getracht hadden om de trein van Utrecht Leiden welke te 8.04 te Leiden aankomt op den onbewaakten overweg aan den Wei- poortsche weg te doen stoppen. Zij plaat sten zich daartoe op den spoorlijn en ble ven ondanks de herhaalde fluitsignalen van den machinist daar staan, totdat de trein tot stilstand was gebracht. Daarna namen de baldadigen de vlucht. De daders, G. CV D. te Benthuizen, en A. R. toGelderswoude onder deze gemeente, zijn door de politie aangehouden. Tegen hen zal proces-verbaal worden opgemaakt. Rijwiel-diefstal. Dezer dagen deed een bewoner van den Hooge Rijndijk, bij de po litie aapgifte van diefstal van zijn rijwjel hetwelk hij een oogenblik onbeheerd voor zijn woning had laten staan. Terwijl hij zich eenige oogenblikken naar de achter zijde van zijn woning had begeven, had men kans gezien het rijwiel mede te nemen. Na ijverig speuren vond men het vehikel bij moeder de vrouw in den gang 'van 's mans woning terug. Dank zij de waakzaamheid van de dierbare wederhelft was het kost bare bezit in veilige haven beland. ZEVENHOVEN. Geboren: Johanna, d. van A. de Boer en J. M. Poorte. Wouterus Joannes, z. van A. Pieterse en C. J. v. d. Zwet. Ondertrouwd: B. C. de Groot 34 j. en M. G. Frederiks 21 j. te Nieuwveen. C. W. Koeleman 2G j. en J. E. Vink te Nieuwkoop 25 j. N00RDWIJK. Kapelaansbenoeming. In plaats van den weleerw. heer W. Nijssen is tot ka pelaan alhier benoemd de weleerw. heer G. Heemskerk, die sinds 1927 kapelaan was te den Helder. Kapelaan Heemskerk werd geboren in 1902 en priester gewijd in 1927. Een comité bestaande uit de bestuursle den der verschillende vereeniigngen, waar van kapelaan Nijssen adviseur of directeur was, heeft besloten Donderdag 6 Nov. a.s. des avonds 8 uur precie,s een hudigings- avond te houden in het Juvenaatsgebouw. Wij vertrouwen, dat de groote zaal dezen avond te klein zal zijn, als bewijs van sym pathie voor het vele werk dat dezen ijve- rigen priester hier verricht heeft. Onbestelbare brieven. Als onbestel baar zijn ten postkantore alhier terugge komen: Brieven Binnenland: Henri San ders, Amsterdam. J. Dolff Dzn., zonder plaatsnaam. Briefkaarten Binnenland: P, F, Everaard, Den Burg Texel. G. J. v. d. Meij, Ameland. D. Tielemans, Den Haag. A. de Graaf, zonder plaatsnaam. Brieven Buitenland: H. Hoffmann, Blan- kenberghe. F. Schmidt, Rustringen. Z. H. Lambert, Aachen. Briefkaarten Buitenland: Rijken-Flierke, Tybark. H. Witteveen, Laroche. E. Oohen, Cleve. Geboren: Andrea Cornelia Elisabeth d. van L. W. Rietmeijer en Th. S. Alke made. Petronella Adriana Johanna d. van A. Groenewoud en J. A. Smit, Maria Hendrika d. van A. G. van Asten en W, v. Duivenboden. Esther d. van J. v. d. Deijl en E. v. Rijn. Cornelia Johanna Maria d. van L. J. v. Oosten en J. M. Nieu- wenhuizen. Leuntje d. van C. Vlieland en S. Spaanderman. Margaretha Maria d. van A. J. v. d. Berg en M. C. Rotteveel. Martina Gerarda Maria d. van P. L. C. v. d. Meer en A. v. Wieringen. CorneliB Hendrikus z. van C. H. Palm en J. Kooij- man. Antonius Godefrodus z. van A. G. Delen en A. M. C. Bots. Johanna Wil- helmina Josepha Maria d. van Wh. Th. Snelders en A. M. M. Taskin. Ondertrouwd: W. de Groot 24 jaar en M. P. v. d. Klugt 22 j. G. v. Eeuwijk 27 j. en J. M. Streng 22 j. W. F. v. Ton geren 25 j. en M. Marijnis 25 j. Getrouwd: W. Martens 24 j. en J. F Vink 29 j. DE 0EGSTGEESTER SCHOOLKWESTIE DE BEHANDELING VOOR GEDEPUTEERDE STATEN. De heeren Meijnen, Groeneveld en Romijn zetten het standpunt van den Leidschen Raad uiteen. Door Ged. Staten in gisteren in een openbare zitting behandeld het beroep van het bestuur der Ver. tot Stichting en instandhouding van Scholen met den Bij bel te Oegstgeest tegen een besluit vam den Raad der gemeenie Leiden van 17 Maart 1930, waarbij gelden voor- de stichting van een bijzondere school op het grondgebied van Leiden werden geweigerd. Wij herinneren er aan, dat het voorstel van B. en W. was, de gelden toe te staan, en dat voorstel werd verworpen. Voor stemden de A. R. en de R K. Raads leden. Rapporteur was het lid van Ged. Staten de lieer A. Heukels. Het raadsbesluit is genomen in afwij king van het praeadvies van B. en W. Blijkens het rapport van den hoofd inspecteur van he L O. is de protestant- sche school, welke een gemengd bestuur van hervormden en gereformeerden heeft, langzamerhand te kiem geworden. Voor de stichting van een nieuwe school werd een vereeniging gesticht. De stichting op Leidsch gebied zou geschieden omdat de toeneming der bevolking in het stadskwar tier Rijnsburg op de grens van Oegstgeest zoo groot is, dat in de?e buurt een tweede bijz. school spoedig tot stand zal moeten komen. De hoofdinspecteur is evenwel van meening, dat, waar een aantal van 106 kin deren is opgegeven, waarvan er slechts 25 te Leiden women, de bevolkingsuitbreiding van Leiden niet als een motief kan wor den aanvaard. Mr. Hangbroek, optredende namens het schoolbestuur, betoogde, dat tegen de aan vrage is aangevoerd, dat een aantal leer lingen op den dag der opening nog niet en een ander aantal niet meer de school zouden bezoeken. Tezamen zijn dit 11 kin deren, zoodat dit argument geen gewicht in de schaal zou leggen. Het gaat om de stichting der school te Leiden. Voorop staat, dat het bestuur het recht heeft een aanvrage te doen in een andere gemeente dan die waarin zij gevestigd is Men heeft het voorgesteld, alsof Leiden gespannen is voor een Oegstgeester belang. Dit is onjuist, daar Leiden het recht van ver haal op Oegstgeest zou hebben voor de kinderen uit Oegstgeest, die te Leiden school zouden gaan. De aanvrage voldoet aan de eischen der wet en een aanzienlijke toeneming der be volking in het betrokken deel der gemeen te heeft plaats gehad. Het geheele stads kwartier was er nog niet op 26 Febr. 1923, den dag der inwerkingtreding der wet. De uitbreiding der bevolking in Leiden is inderdaad aanleiding geweest tot het in dienen van de aanvrage. Dat is niet de aanleiding geweest, doch dat doet niet ter zakede Wet eischt dat ook niet. Het schoolbestuur heeft echter wel gemeend, dat deze buurt het meest in aanmerking kwam voor de stichting van zijn school, omdat de bevolkingstoename daartoe aam- leiding was. Het standpunt van den Leidschen Raad. Namens den gemeenteraad van Leiden lichtte de heer J. B. M e ij n e n het stand punt van de meerderheid van dien Raad toe. Het bestuur der Vereeniging zond vijf lijsten in met handteekeningen van ouders van 106 kinderen, waarvan er 25 gelijk soortige Leidsche scholen bezoeken. Van gewicht was of deze kinderen mochten worden meegeteld. Hierbij kwam het voor den Raad er op aan of langs den Rijns- burgerweg een aanzienlijke toeneming der bevolking viel te eonstateeren en of deze aanleiding is geweest tót de aanvrage. De aanzienlijke toeneming is te eonstateeren en wordt niet ontkend, al moet worden op gemerkt, dat de toeneming vrijwel haar be slag heeft gekregen, «n dnt c- wpïrng voor woningbouw meer beschikbaar is. De tweede vraag evenwel meende de Raad ontkennend te moeten beantwoorden. De behoefte aan een confessioneele school in die buurt is nimmer tot uiting gekomen; noch de Ver voor Chr. Volksonderwijs, die zeven, noch de Gereformeerde Schoolver- eeniging, .die vijf scho en heeft in Leiden, heeft het noodig geacht een aanvrage in te dienen. De Gereformeerde Schoolver- eeniging heeft het denkbeeld wel overwo gen. doch het losgelaten, hetgeen niet be hoeft te verwonderen, daar van de 309 schoolgaande kinderen in die wijk er slechts 14 een Gereformeerde school be zochten. De verdeeling der leerlingen over verschillende scholen wijst er niet op, dat in dat stadsgedeelte behoefte zou bestaan aan een school met den Bijbel. Van de 424 woningen in dit stadsgedeelte vormen 205 de vogelbuurt, waar slechts 8 gezinnen geteekend hebben op de lijsten voor de bijz. school. Zeer terecht heeft de Leidsche Raad ontkend, dat er aanleiding zou be staan voor de stichting van een bijz. school. De 25 leerlingen bovengenoemd mo gen niet worden meegeteld, 2 kinderen wa ren reeds naar Schiedam vertrokken, zoo dat 79 kinderen overbleven, terwijl het wettelijk minimum 80 is. De aanvrage kon daarom niet worden ingewilligd. Andere overwegingen bovendien in het SASSENHEIM. Kapelaansbenoeming. In plaats van den weleerw. heer fi G. Verhaar O.F.M. is tot kapelaan alhier benoemd de wel eerw. heer J. I. J. M. Velthuyse, sedert 1922 kapelaan te Doidrecht. Kapelaan Velthuyse is geboren in 1889 en priester gewijd in 1914. TER AAR. Gemeenteraad. Woensdagmorgen te 11 uur komt de gemeenteraad in openbare zit ting bijeen ten gemeentehuize. Agenda: kort releveerende, merkte spr. nog op, dat de meerderheid van den Raad van oordeel was, dat het hier meer gaat om een Oegst- geester belang en dat de Vereeniging ge daan had zich tot het gemeentebestuur van Oegstgeest te wenden. In de tweede plaats werd er op gewezen, dat weliswaar het onderwijzend personeel te Leiden 8 pet. meer salaris zou krijgen dan te Oegst geest, doch dat de gemeenteraad deze overweging niet mocht laten gelden. Tn de derde plaats zou de uittocht van leer lingen van bestaande bijzondere scho'en naar de nieuwe school niet het gevolg zijn van plaatsgebrek op de bestaande scholen. De heer Groeneveld, eveneens na mens de meerderheid van den gemeente raad sprekende, merkte nog op, dat onder de 79 kinderen, die volgens den vorigen spreker op de lijsten gehandhaafd konden worden, 11 kinderen voorkomen, die op den openingsdatum te jong of te oud zouden zijn, zoodat er slechts 68 kinderen over zouden blijven, hetgeen ver beneden het wettelijk minimum van 80 blijft. Wat de toeneming der bevolking betreft, deze kan nooit op zichzelf een reden zijn om een school van een bepaalde richting te stichten. Uitbreiding van een stadsdeel met een overwegend Katholieke bevolking kan bijv. nooit aanleiding zijn voor de stichting van een Gereformeerde school. Deze stadswijk is, blijkens de verkiezingen in 1929, overwegend links georiënteerd, in tegenstelling tot Leiden als geheel. Spr. veronderstelde, dat, waar in deze wijk geen school is gevestigd, vele ouders uit utiliteitsoverwegingen geteekend heb ben, die liever een openbare of een Her vormde school zouden hebben. Als er een school moet komen zou dan in de eerste plaats een openbare, dan een Roomsch- Katholieke, dan een Hervormde en eerst da-n een Gereformeerde school in aanmer king komen. Het standpunt van B. en W. De heer Vriend, chef van de afd. Onderwijs te Leiden, optredende namens B. en W., verklaarde, dat van de 106 leer lingen er 2, die naar Schiedam verhuisden, moesten worden afgevoerd en dat 25 leer lingen reeds bijz. schol enin Leiden be zoeken. B. en W. achtten de vraag of leze 25 mochten worden meegeteld, beslissend. B. en W. zijn van meening, dat het hier b* treft een zich uitbreidend stadsdeel. De andere aangevoerde argumenten zouden ten hoogste als waarschuwingen aan het schoolbestuur kunnen worden be schouwd, doch het schoolbestuur zou te recht daarop kunnen antwoorden: maakt u daarover niet ongerust, dat risico nemen wij op ons. Éen aanvrage mag slechts worden afgewezen, als zij niet voldoet aan art. 73. Daarmee staat of valt zij. B. en W. hebben het standpunt ingenomen, dat de 25 leerlingen wel behooren te worden mee geteld. De bevolking in de Rijnsburgerwegom- geving bedraagt 1750 zielen. De heer Schaper, lid van Ged. Staten, vroeg den vertegenwoordiger van den Raad wat hij dacht over de uitleecrinc van het woord „aanleiding" in de Wet. De heer Meijnen meende, dat het de vraag is of het beroep op een aanleiding terecht geschiedt. De heer Hangbroek, repliceerende, betoogde, dat de Wet niet eischt, dat de bevolkingsuitbreiding de* eenige aanlei ding is. Spr. betoogde voorts, dat wel is be weerd, dat er geen behoefte is aan een bijz. school, maar liet. schoolbestuur heeft niet den plicht de behoefte aan te toonen, Bovendien zegt de hoofdinspecteur in zijn rapport, dat niemand er aan zal twijfelen, dat een bijz. school spoedig bevolkt zou zijn. Dat uit de Vogelbuurt slechts 8 gezin nen hebben geteekend, is een gevolg hier van, dat dit gedeelte van de wijk niet in tensief is bewerkt, daar men handteeke ningen genoeg had. De verlciezingscijfers toonen aan, dat het aantal Ohr,-hist, en anti-rëv. bewoners groot genoeg is oni een school te bevolken. De heer R o m ij n, namens de raacis- meerderheid optredende, betoogde, dat de Raad terecht het standpunt heeft ingeno men, dat het schoolbestuur heeft aanne melijk te maken, dat de uitbreiding van de bevolking aanleiding is tot het stichten van de school. Dat is niet geschied. Het schoolbestuur acht het voldoende als de uitbreiding een der aanleidingen is. Spr. echter achtte dit onjuist. Deze bepaling kan niet anders worden uitgelegd dan op deze wijze, dat het schoolbestuur het inni ge verband tusschen de uitbreiding en de schoolstichting heeft aan te toonen. Wan neer ergens een groot R. K. krankzinnigen geslicht werd geplaatst, zou dat immers ook nimmer kunnen worden opgevat als uitbreiding der bevolking, welke in den zin der L. O. Wet aanleiding zou kunnen zijn tot de stichting eener Ger. school. De heer Groeneveld kwam er tegen op, dat de heer Hangbroek de Ohr.-hist. en anti-revolutionaire kinderen tezamen noemde, daar het hier een Gereformeerde school geldt. De heer Hangbroek wee-s erop, dat het een school is van gemengd karakter, niet een Gereformeerde schóól. Voorts be streed spr. dat de aanleiding moet blijken uit de handteekeninèen. De Wet eischt daaromtrent niets. De beslissing 1 volgt later. Verlichting Hoeksche A 2. Vaststelling Legesverordening. Geboren: Theodorus Johannes, z. van P. A. Post-Sommers. Overleden: O. Snabel 66 j. echtgen. van P. van Heumer M. Kempers 57 j. echtgenoote van P. Post. Levenl. aangeg. kind L. Borst. Gevestigd: A. van Haringen van Nieuwkoop. Vertrokken: J. C. M. Bouwmeester naar Rijnsaterwoude. H. Kerkdijk, naar Uithoorn. H. A. M. Koeleman naar Hil- legom.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1930 | | pagina 6