DE LEIDSCHE COURANT
DR. SUN-YAT-SEN
Agentia Fides meldt ons: Iedereen in
China en een zeker aantal lieden zelfs
buiten China spreekt, vooral de laatste
jaren, van Dr. Sun-Yat-Sen. Het is mis
schien niet zonder belang te weten wie hij
was en wat hij heeft gedaan.
Eerst iets over zijn naam. In de
engelsche pers is hij bijna uitsluitend be
kend onder den naam van Sun-Yat-Sen.
De Fransche pers geeft er de voorkeur
aan hem Suen Wen te noemen, terwijl de
moderne Chineezen eerder een voorliefde
hebben voor den naam Sun Chungshau.
In ieder geval is het voldoende voor altijd
te weten, dat door deze drie benamingen
dezelfde persoon wordt aangeduid.
Hij werd den 12en November 1866 uit
een boerenfamilie, in een dorp, tusschen
Kanton en Macao, Tsuiheng genaamd, ge
boren. Daar maakte hij zijn eerste studies.
Door het lezen van boeken ontwaakte zijn
geest. Hij begint met zich zelf vragen te
stellen en deze ook te stellen aan hen, die
met hem leefden. „Moeder", vroeg hij eens
aan zijn moeder, een arme vrouw, die
nooh lezen noch schrijven kon, „waarvan
is de hemel gemaakt?" „Van een omver-
geworpene kom", was het eenige ant
woord, dat hij kreeg. Een andere keer
stelde hij een nog moeilijker vraag.
„Moeder", zei hij, „wat komt er na den
dood?" En de arme vrouw antwoordde:
„Na den dood, niets meer; alles eindigt
me. den dood!"
Zijn oudste broeder, die handel dreef
in Honolulu, had gelegenheid om voor
eenigen tijd terug te komen in de geboor
teplaats. De kleine Sun-Yat-Sen brandde
van verlangen om hem op zijn terugreis te
volgen. Dat was eerst tevergeefs. De
ouders waren er uitdrukkelijk tegen en hij
moest zijn broeder weer laten vertrekken
zonder dat hij hem kon vergezellen.
Toen hij een beetje grooter was gewor
den viel er voor hem niets meer in het
dorp te leeren. Op zijn aanhoudend drin
gend verzoek mocht hij vertrekken om
naar zijn broeder te gaan. Dat was in
1877. Hij was toen elf jaar oud.
Hij bezocht geregeld de protestantsche
scholen van het eiland en hij maakte
zulke vlugge vorderingen, dat hij aan het
einde van het derde jaar de prijs voor
engelsch behaalde. Zijn broeder begon
zich ongerust te maken. Zij waren Chi
neezen. Een weinig educatie was goed;
te veel zou slecht zijn. Zou zijn broeder
door zijn aanhoudende studie niet de
kans beloopen om zich te veel te mod er-
niseéren, om een vreemdeling te worden?
Tevens besloot hij kortweg een einde te
maken aan die studies van zijn broer. Hij
zond hem naar zijn geboortegrond in
China terug.
Sun-Yat-Sen was er nog minder op zijn
gemak dan vroeger. Al deze dappere boe
ren bogen zich voor het gezaghebbend ar
gument; men heeft het altijd aldus ge
daan: het is dus zeer goed. Maar dit argu
ment had geen vat op de ziel van den toe-
komstigen revolutionnair. Hij liet geen ge
legenheid voorbijgaan om af te geven op
de belastingen, het gouvernement, de
manderijnen, zónder den zoon van den
Hemel zelfs te ontzien en de beschermgo
den van het dorp.
Vergezeld van eenige van zijn vrienden
besteeg hij op zekeren dag de pagode. De
devoten van den troep begonnen reeds
neer te knielen voor het afgodsbeeld van
den Keizer van het Noorden, toen Sim
door een gebiedende beweging hun te
kermen gaf om op te staan. Vervolgens de
vinger van het afgodsbeeld pakkende,
hield hij de volgende redevoering: „Waar
om de afgodsbeelden van hout aanbidden?
Zij zijn onmachtig voor zich zelf; hoe kun
nen zij ons te hulp komen? Zie eens of dit
afgodsbeeld mij verhindert om hem den
vinger af te wringen. Kijk goed toe om te
zien of het de minste beweging maakt." Al
dus sprekende rukte hij den vinger van
het afgodsbeeld af. Deze toonend aan zijn
overblufte vrienden, voegde hij er glo
rievol aan toe: „Gij ziet goed welk soort
God gij hebt om uw dorp te beschermen.
Ik heb hem zoo juist een vinger afgebro
ken en hij gaat voort mét lachen zooals
voordien. Wat een god!"
De opschudding was groot in het dorp,
de jonge goddelooze werd in ballingschap
gezonden. Hij begaf zich naar Hongkong,
waar hij zijn studies voortzette aan het
Queen's College, leerde er een weinig van
het Christendom, werd gedoopt door den
zendeling Hager op den leeftijd van 18
jaar, en bereidde zich vooral voor op de
revolutie van morgen.
Vanaf dit tijdstip was hij zijn rol be
wust. Hij voelde in zich de roeping om
hoofd te zijn. De dynastie van den Mant-
sjoe had in zijn oogen haar tijd gehad. Zij
was de oorzaak van al de ongelukken en
van al de vernederingen van China. Zij
moest dus tot eiken prijs omvergeworpen
worden.
„Karthago moest verwoest worden" en
hij die het omver moest werpen, was juist
hij.
De geneeskunde zou hem tot dekmantel
dienen. In 1892 behaalde hij den graad van
„Candidaat in de Geneeskunde en Chirur
gie". Voortaan zal men hem niet anders
dan Dr. Sun noemen. Vlug vereenigt hij
getrouwe en hem genegene vrienden om
zich. Met hen begint hij in 1894 de „Ver-
eeniging voor de herleving van China" op
te richten, die later den val van de dynastie
do vestiging van de Republiek en van de
Nationale Partij zou moeten brengen.
Den 9en September 1895, op den voor
avond van den Chineesch-Japanschen oor
log, wilde Sun zijn slag trachten te slaan.
Hij slaagde niet. Dat was de eerste misluk
king van een list, waarop er velen zouden
volgen. Maar deze mislukte slag bracht
hem in ongelegenheid. Voortaan zal hij
gedurende een vijfftien-tal jaren het le-
van van een wandelenden Jood leiden. Om
aan de last van de politie van den Keizer,
die hem in al de continenten in haar net
ten trachtte te vangen, te ontsnappen,
knipt hij zijn staart af en neemt de Euro-
peesche kleeding aan.
Hij begeeft zich eerst naar Japan, toen
opnieuw naar Honolulu, vervolgens naar
de Vereenigde Staten. Hij hield er vurige
redevoeringen tot de Ohineesche emigran
ten. Hij spaarde niets om hen te doen be
grijpen, dat de democratie het eenige red
middel van China is. Bijv. overal glimlachte
men, men haalde de schouders op en men
liet hem praten envertrekken. Het is
waarschijnlijk, dat hem toen de fameuze
„Gettysburg Oration" van Lincoln in han
den kwam waarin hij deze fameuse zin las,
die heel zijn geluk ging maken: „the go
vernment of the people, by the people, and
for the people".
Van Amerika, ging hij inderdaad naar
Europa. Op het gezicht van de ellenden
van het volk in de landen, die zich demo
cratisch noemden, dacht hij bij zich zelf,
dat men het in China nog beter moest
doen. Men moest tegelijkertijd de drievou
dige kwestie betreffende het volk oplos
sen: de rassenkwestie, d.w.z. het Nationa
lisme, de politieke kwestie op democra
tische basis, d.w.z. de Democratie, en de
economische kwestie, d.w.z. de Sociologie.
Vandaar het befaamde San Minchui of
Triple Demisme.
Sun was toen 31 of 32 jaar. Dat was in
1897—1898.
Op al zijn zwerftochten verloor de Kei
zerlijke Regeering hem niet uit het oog.
Zij had een belooning van één millioen
taëls beloofd, voor hem, die hem levend of
dood zou hebben gevangen. Ook werd hij
den lien October 1896 ontvoerd naar de
Londensche legatie. Dat hij niet terugge
bracht is naar China, waar hij zeer waar
schijnlijk in stukken gesneden zou zijn, had
hij ,te danken aan zijn ex-professor in
Hong-kong, James Cantlie, die, op de
hoogte gebracht van hetgeen was gebeurd,
er bij Lord Salisbury in slaagde om hem
te doen bevrijden.
Om de revolutie tot een goed einde to
leiden, moest hij niet te ver van China
zijn. In 1899 is Dr. Sun in Japan, waar hij
maar weinig volgelingen wint. Tevergeefs
tracht hij weer in China binnen te komen.
Maar hier is 't dat de zaken veranderen
in 1900. De toegediende vernedering aan
China, door de Geallieerden en de groote
schadeloosstelling voor den oorlog, die zij
China zoo juist hadden opgelegd, deed de
zonen van het hemelsche Rijk uit hun ver-
dooving ontwaken. Tot hiertoe waren Sun
en de zijnen overvloedig gehoond, ver-
wenscht, veracht door hun eigen medebur
gers. Sinds 1905 begon him zaak sympa^
thie te wekken, vooral onder de Chinee-
sche studenten, die in Japan woonden. In
1905 begon men ernstig over de toekom
stige „Republiek van China" te spreken.
Studenten uit bijna alle Chineesohe pro
vincies maakten deel van de beweging uit.
De ziel van de beweging was steeds Sun-
Yat-Sen. Men had hem mooi van alle kan
ten vervolgd en hem beurt om beurt uit
bijna alle landen der wereld verjaagd. Uit
Japan, uit Honkong, uit Singapore, uit
Amerika ,uit Europa, van overal, gaf hij
zijn orders en ze werden uitgevoerd. De re-
lutionnaire leger stellen? Sun had het
een sneeuwbal onder de Chineesche emi
granten in Japan, in de Vereenigde Staten,
in de Indische Archipel en in Europa.
Maar men was altijd court d'argent;
welnu, het geld is de ziel van den oorlog.
Dr. Sun begaf zich dus weer op reis om
fondsen te vormen. Hij was in Denver in
Coloroda, toen hij door de kranten kennis
nam, dat de Groote Revolutie van 1911
tenslotte losgebarsten was. Wuchang was
gevallen; Shanghai en Nanking zouden
niet langer talmen om hetzelfde te doen.
Wat te doen in deze samenloop van om
standigheden? Oogenblikkelijk terugkee-
ren en zich aan het hoofd van het revo-
lutionnaire leger stellen? SSun had het
wel gewild, maai hij geloofde, dat er nog
iets beters te doen viel voor hem en wel
zich de steun van de Grootmachten te
verzekeren. Van Amerika begaf hij zich
naar Engeland. Hij deed de Britsche Re
geering een drievoudig verzoek: een lee
ning van 200.000.000 dollars bij
de dynastie te annuleeren; Ja
pan beletten om de Mantsjoes te helpen;
alle verbannings-bevelen uit de Britsche
grondgebieden, waarvan hij zelf het slacht
offer was, in te trekken. Alles werd hem
toegegeven. Na een wijle kwam hij in China
Op Kerstmis 1911 ontscheepte hij in
China, in Shanghai, als overwinnaar. Sinds
een dertig-tal jaren had hij niet dan ge
droomd van een jong China, gemoderni
seerd, democratisch. Zie haar hier, hij had
haar nu voor oogen, tenminste bij geloofde
haar te zien. Tevens werd hij weinig da
gen na zijn ontscheping tot voorloopige
President van de jonge Republiek gekozen.
Hij werd in zijn nieuwe functie den eersten
Januari 1912 geïnstalleerd. Hij plukte ein
delijk de vruchten van 30 jaren strijd!
Vijf en veertig dagen President zijn wa
ren hem voldoende. Den 15den Febr. nam
hij z'n ontslag ten gunste van Juan Shik-
kai. Ontheven van de politieke last kon
hij zich van toen af geheel en al aan den
opbouw van de hervorming wijden. Hij
maakte dus een tournée door de ver
schillende provincies van China om er zijn
nieuw politiek evangelie, de Triple Démis-
me te prediken. Tenzelfder tijd dacht hij
er aan om uitgestrekte spoorwegnetten
dwars door geheel China te maken. Met
de spoorwegen zou men een groote toe
komst van den hardel en de industrie
openen. Het China van den landbouw zou
verdubbeld worden met een China van de
industrie; Ook liet hij zich niet overhalen
om de taak van Directeur-Generaal dei-
Spoorwegen op zich te nemen.
Maar de zaken gingen weldra met Yuan
Shikkai niet goed. Men beschuldigde hem
er van twee persoonlijke vrienden van Sun-
Yat-Sen te hebben laten dooden. Den 9en
April 1913 ontving Yuan van Sun deze
boodschap: „Je bent een verrader van je
land geweest. En evenals ik tegen de Kei
zer der Mantsjoes ben opgestaan, zoo kom
ik ook in opstand tegén jou". Zoo barstte
de tweede revolutie uit, waaruit Yuan
vermeteler dan ooit uitkwam. Den 3en
December 1915 had hij den troon moeten
bestijgen. In werkelijkheid echter is hij,
zonder hem bestegen te hebben, den 6den
Juni van het volgende jaar op geheimzin
nige wijze gestorven. Gedurende dien tijd
had Sun opnieuw naar Japan de wijk moe
ten nemen. Zijn eerste vrouw, van wie hij
reeds drie kinderen had gehad, had hem
niet in deze ballingschap willen volgen.
Na dertig jaren te hebben samengeleefd
en na verscheidene onaangename episodes
stemden zij dus toe te scheiden. Zes maan
den na dien trouwde hij met Mil Sung.
Na den dood van Yan, werd Sun achter
eenvolgens Generaal, Dictator en presi-
den van de jonge Kantonregeering. Meer
en meer scheidde het Zuiden zich van het
Noorden af. Sun gaf zijn grootsche plan
nen voor de toekomst van China niet op.
Maar hij moest vooral hulp hebben. Waar
die te vinden? Hij vroeg er bijna overal
om, aan Engeland, aan de Vereenigde Sta
ten, aan Duitschland, aan nog meer an
dere landen. Niemand kon op zijn aanbie
dingen ingaan. Rusland lag op de loer.
Sun geloofde, dat China bij haar alleen
de steun zou vinden, welke zij zocht. Hij
stelde zich onder haar hoede. Borodin en
Galen werden aangewezen om het leger
en de regeering te organiseeren. In Jar-
nuari 1924 werd de communistische partij
definitief bij de gereorganiseerde nationa
listische partij ingelijfd.
Door een soort overeenkomst, „do ut
des" brachten de Sovjets Sun er toe om een
vriendelijk gezicht tegenover het Russi
sche communisme te toonen. Zonder voor
dit wierook te branden, geloofde Sun, dat
deze nieuwe factor een zekere waardeering
verdiende. Ook stemde hij toe om de be
faamde conferenties, die hij te Kanton over
de Triple Démisme van 27 Januari tot 24
Augustus 1924 hield, met dubbelzinnige
woorden te doorspekken.
Het einde van zijn carrière naderde.
Tegen het einde van het jaar begaf hij
zich naar Peking. Een kwaal, die niet
spaart, een kankergezwel aan de lever,
wachtte hem. Zich stervende voelende,
vroeg hij, dat men een kristallen doodkist
voor hem zou maken, die zou gelijken op
die van Lenin en dat men hem in Nan
king zou begraven. Hij stierf inderdaad
den 12en Maart 1925. Zijn laatste woorden
waren: „Vrede of strijd, China Heil!"
Vier jaar later, op den eersten Juni 1929
werd zijn stoffelijk overschot met grooten
luister naar Nanking overgebracht, om
bijgezet te worden in het schitterend mau
soleum, dat de Regeering hem had op
gericht. Negentien naties, waaronder ook
de nieuwe Vaticaansche Staat, lieten zich
vertegenwoordigen. De tegenwoordigheid
van den afgevaardigde v. d. H. Stoel viel
ten zeerste op. Deze vertegenwoordiging
was mogelijk, door het zuiver burgerlijk
karakter van de ceremonie. Mgr. Coustan-
tini, die aangewezen was als vertegenwoor
diger van den H. Stoel, zag daarin met
reden ,',een teeken des tijds'" en „een his
torisch precedent", dat „voor het Katho
licisme" gunstige consequenties zou heb
ben, zoowel voor 't oogenblik als voor de
naaste toekomst.
Columbus was In zijn jeugd
boekhandelaar.
In een manuscript, uit het begin der
16e eeuw, dat de bekende Amerikaansche
antiquair, dr. Rosenbach, eenigen tijd
geleden kocht, bevindt zich een aantee-
kening, waaruit blijkt, dat Christophorus
Columbus in zijn jonge jaren zij het
dan ook maar voor korten tijd in boe
ken gehandeld heeft.
Er staat n.l. daarin, dat er in Milaan
een man leefde, Christophorus Columbus
genaamd, die boekhandelaar was en van
daar uit naar Andalusië reisde.
„Hij was een man van groote geestes
gaven, zonder echter een geleerde te
zijn, maar zeer goed onderlegd in de
cosmographie, en die, hetgeen hij bij
Tholemaïus gelezen had op zijn zeerei
zen en tochten uitvoerde".
Het manuscript is geschreven door An-
dus Bernaldez, een vriend van Colum
bus, die dezen na zijn terugkeer van zijn
tweede reis in 1496 een bezoek bracht en
hem al zijn ondervindingen mededeelde.
Bij deze gelegenheid schijnt Columbus
ook nog verschillende voorvallen uit zijn
vroegere leven verteld te hebben, zoodat
de aanteekeningen van Bernaldez eigen
lijk tot Columbus zelf terug te voeren
zijn. Daar nu aan de echtheid van het
manuscript niet getwijfeld kon worden
en dus ook de mededeeling van Bernal
dez niet in twijfel getrokken kan wor
den, ligt het voor de hand, aan te ne
men, dat Columbus op zijn reis van
Italië naar Spanje boeken verkocht, om
in zijn onderhoud te voorzien. Daar de
boekdrukkunst in dien tijd pas uitgevon
den was en er daarom nog maar betrek
kelijk weinig boeken bestonden, zal het
aantal boeken, dat hij waarschijnlijk op 'n
kar met zich voerde, wel niet zoo buiten
gewoon groot geweest zijn. Door deze
ontdekking wordt op de jeugdgeschiedenis
van Christophorus Columbus, waarvan
men tot nu toe nog maar weinig wist,
een geheel nieuw licht geworpen, al be
hoeft door het bericht dat hij in Milaan
gewoond heeft, de vraag omtrent zijn ge
boorte in Genua niet ter sprake gebracht
te worden. Want het is immers heel
goed mogelijk, dat Columbus in Genua
geboren werd en dat zijn familie later
naar Milaan verhuisde.
of u hem niet helpen kunt.
Neen dat gaat, zeg hem maar, dat ik
niet kan zingen.
ben,
heb-
kan.
HOOG SPEL
te Trucc. Er is aan jou toch geen eer te
behalen.
Dat is 't eerste verstandige woord,
dat ik je hoof zeggen, zei Tine, met 'n
doodernstig gezicht. Daarbij is 't een veel
te schitterende avond voor zulke zwaar
wichtige problemen, wierp ze nog lachend
tegen, terwijl ze met 'n sprong van de
armleuning afwipte en terecht kwam op
de pianokruk. In 'n dol-dwaze beweging
trok ze den toetsenlooper af, rolde hem
tot 'n prop in elkaar en mikte precies
op 't puntje van Truce d'r neus. Haar
vlugge geoefende vingers roffelden 'n
vroolijken marsch, terwijl haar krullen
beweeglijk op en neer dansten op de
maat van de muziek.
Daar vloog de looper terug en bleef als
'n sjaal om haar schouders hangen.
'n Dissoneerende finale was 't slot van
den daverenden marsoh.
Wacht, jou altes Groszmütterchen,
ik zal je. En ze sprong op, liep op Truce
toe, die zich achter de tafel verschanste.
Toen begon 'n verwoede jacht, die hier
mee eindigde, dat ze beiden doodver
moeid op en divan terecht kwamen, met
de pop als vrederechter tusschen 'haar in.
Tine, ik waarschuw je nu nog eens
voor de zooveelste maal. Het is gevaar
lijk spel dat je speelt en vandaag of
morgen wordt je er zelf de dupe van.
Ach, Groszmütterchen, doe toch niet
zoo wanhopig ouderwetsch, riep de aan
gesprokene met 'n komisch gebaar. We
leven immers in de verlichte twintigste
eeuw. Waarom zou ik dan toch in Gods
naam de allures van een honderd jaar
oudere generatie moeten aannemen? O,
lieb, so lang du lieben kannst, zuchtte
ze, met haar oogen smachtend ten hemel
gericht. Spoedig echter was ze weer in
lagere regionen verzeild en terwijl ze
nonchalant op de armleuning van 'n fau
teuil zat, met haar lange kousebeenen
heen en weer bengelend, kwam 't puntje
van haar tong guitig tusschen twee rijen
hagelwitte tanden uitgu0luurd in de rich-
ing van het andere jonge meisje. Deze
zat in 'n stoel tegenover haar en was
bezig met het practische werk van kousen
stoppen.
Ze woonden al enkele jaren samen op
kamers. Overdag waren ze op kantoor.
Tine was de jongste van de twee. „Grosz
mütterchen" was de lievelingsnaam, waar
mee ze haar oudere vriendin betitelde.
'n Oogenblik was het rustig in de ge
zellige knusse jongemeisjeskamer. Het
kleine klokje op den schoorsteenmantel
tikte met korte rustige slagen voort.
Schuin in 'n hoek stond 'n divan, met
warm-gekleurde kussens, 'n Reusachtige
pop zocht met haar rug 'n steuntje, om
gemakkelijk te kunnen zitten, terwijl
haar lichtblauwe oogen van onder het
zijden mutsje heel coquet de kamer in
keken. Tegen 'n anderen muur stond een
piano, glimmend-zwart, de beide meisjes
gezichten vaag weerspiegelend. In vazen
en vaasjes overal bloemen, rood, geel en
wit, warme plekken in de reeds
donkerende hoeken.
Ergens in de nabijheid zong een vogel,
Door de losstaande ramen drong de zacht-
bedwelmende geur van bloeiende angelie
ren, vermengd met het zoete, minder
sterke aroom van van witte en roode ro
zen. In de verte riep 'n eenzame koe
koek
Zeg, Groszmütterchen, wat bedoel
de je nu eigenlijk met je wijze woorden?
kwam opeens Tine's plagerige stem de
stilte verbreken.
Houd je nu maar niet zoo onnoozel.
Dat weet je drommels goed.
Misschien, antwoordde de jongste,
terwijl ze haar wijsvinger nadenkend te
gen den reohterneusvleugel legde, mis
schien wil je nog weer eens een lezing
houden over onzen laatst aangekomen
buurjongen.
Tine, je bent oen rakker, en als de
kwestie niet zoo ernstig was, had ik veel
zin om mee te lachen.
Lach dan, meisje. Ik zie veel liever
'n vroolijk, opgewekte snuit dan 'n azijn
zure tronie.
Dank je. Maar nu in ernst. Tineke,
je moest dat buurjongetje, zooals jij hem
gelieft te noemen, met rust laten.
Dacht je soms, dat ik achter hem
aan zal hobbelen.
Laat me nou 'ns uitpraten. Ik kan
nog geen vijf woorden zeggen, of je zit
er tusschen. Je weet heel goed, wat ik
bedoel. En dat je niet achter hem aan
zult hobbelen, weet ik ook wel. Maar je
bent toch weer bezig je net uit te zet
ten. Of dacht je soms, dat ik je niet
door had, meisje! Ik heb je al meer dan
eens met kern zien loopen.
En waarom niet? 't Is 'n heel bruik
baar exemplaar van 't artikel, dat men
„man" pleegt te noemen.
Juist. En daarom mag je je oude
spelletje niet opnieuw weer gaan spelen.
Daar is hij veel te goed voor.
Och, Groszmütterchen, put ze maar
niet uit in wijze lessen en raadgevingen^
Ik ben nu eenmaal 'n ondankbare leerlin
ge. Maar de mannen zijn immers allemaal
hetzelfde. Als 't er op aankomt. Twee
keeren hebben ze mij 'n poets gebakken.
Nu keeren we de rollen om. Pierrette
zoekt naar Pierrot. En als ze 't dan zoo
ver gebracht heeft, dat hij tot over z'n
hooge puntmuts op haar verliefd is en
nederig om haar hand smeekt, dan keert,
ze hem lachend den rug toe en verdwijnt
voor goed van 't tooneel. Voila tout, ma
chère.. C'est rancune.
En als je zelf nu eens op hem ver
liefd werd?
Pf, daar is geen gevaar voor. De
wanden van m'n hart zijn gepantserd met
zware ijzeren platen, waarop de pijlen
uit Amor's boog afbreken, lachte ze vroo
lijk.
Tine, je bent 'n reuze-spotvogel.
Doch den een of anderen keer loop je je
eigen ongeluk in.
Als ik jou dan maar niet meesleep,
kun je gerust zijn. Gun mij maar dat spel
letje van de kat on de muis.
't Zal je maar met rust laten, zueht-
De weken gingen. Werden maanden.
De bruin-roode bladeren van den Ameri-
kaanschcn eik prijkten trotsoh in kleurige
herfstweelde.
Truce en Tine waren bezig er haar
kamer mee „op te kalefateren", zooals
de laatste het uitdrukte. Maar al gauw
liet ze Truce alleen begaan. Zelf ging
ze als 'n spinnend poesje op den divan
liggen, om met half-toegeknepen oogen te
genieten van de gezelligheid rondom
haar.
Groszmütterchen, ik bewonder je
artistieken aanleg. Je bent bepaald 'n
genie in 'fr kamers aankleeden. 'n Korte
pauze, danzeg, Groszmütterchen, 't
is goed, dat je 't zoo gezellig maakt. We
krijgen vanavond bezoek.
Bezoek? Yan wie
Van ons buurjongetje. Ik veronder
stel, dat hij heel officieel aanzoek wil
komen doen. Enen
De eerst opgewekte stem ging in 'n hef
tig snikken over.
Verwonderd keek Truce om. Ze sloeg
haar arm om de schokkende schouders
van het meisje.
Wat heb je, Tineke?
Och Truce, je zult het missohien
niet geloovenikik ben gede
serteerd.
Of ik dat nog niet gemerkt had,
lachte de oudste.
Maar begrijp je dan niet, wat dat
voor mij beteekent? Ik kan toch niet toe
stemmen, nadat ik hem eerst zoo leelijk
behandeld heb.
Verbaasd keek Truce op. Was dat de
kleine, lichtzinnige Tine? Dit meisje met
haar streng rechtvaardigheidsgevoel.
Meiske, ik geloof, dat je 't nu toch
wel 'n beetje te ver drijft. Je geluk ligt
voor 't grijpen. Waarom zou je het nu
vergooien?
Maar 't kleine blondje schudde droevig
'haar korte, blonde krullen.
Ik kan niet, Truce, 'k Zou 't mezelf
nooit kunnen vergeven. Toenmet 'n
pijnlijk glimlachje:
't Spel zal nu gauw uit zijn. 'fc Is
wel 'n diepe nederlaag voor me.
*t Was ook 'n hooge inzet, Tine
En toch geloof ik, dat 't verkeerd is, wat
je wilt doen. Want denk er goed om: je
maakt niet alleen jezelf, maar ook hem
ongelukkig.
Even wachtte ze.
Je moest hem eerlijk alles bekennen
en dan
Dan zal hij niets meer voor me
voelen dan minachting.
Nee, Tine, wanneer hij veel van je
houdt, zal hij er je slechts des te liever
om hebben.
Hij zal begrijpen, dat dit 'n zware
kruisweg voor je is en iemand met 'n
groot karakter kan je daar slechts om
bewonderen. Ga je met m'n voorstel ac-
coord
't Zal zoo verschrikkelijk moeilijk
zijn.
mJa, 't zal een zware taak voor je
zijn, maarhet geluk zal des te groo
ter zijn, antwoordde Truce
'n LTur later rinkelde de bel. Tine, die
zenuwachtig op de piano zat te trommelen
hield met 'n schrillen dissonant op. Uiter
lijk onverschillig stond ze voor het raam
te kijken, toen de bezoeker binnentrad.
Met 'n ,,'k zal even 'n kop thee gaan
zetten, blies Truce den aftocht. Tine on
gemerkt nog 'n bemoedigend knikje ge
vend.
't Was 'n lange biecht, die daar binnen
gesproken werd.
Maar toen Truce eindelijk weer ver
scheen had hij het haar reeds lang ver
geven.
„Gld."
Zij: Ik ken die zeelui. Tn iedere haven
hebben zij een ander meisje.
Hij: Dat is niet waar. In Buenos Aires
heb ik er geen.
Neen., ja,., als het niet anders