DE LEIDSCHE COURANT DR. SUN-YAT-SEN Agentia Fides meldt ons: Iedereen in China en een zeker aantal lieden zelfs buiten China spreekt, vooral de laatste jaren, van Dr. Sun-Yat-Sen. Het is mis schien niet zonder belang te weten wie hij was en wat hij heeft gedaan. Eerst iets over zijn naam. In de engelsche pers is hij bijna uitsluitend be kend onder den naam van Sun-Yat-Sen. De Fransche pers geeft er de voorkeur aan hem Suen Wen te noemen, terwijl de moderne Chineezen eerder een voorliefde hebben voor den naam Sun Chungshau. In ieder geval is het voldoende voor altijd te weten, dat door deze drie benamingen dezelfde persoon wordt aangeduid. Hij werd den 12en November 1866 uit een boerenfamilie, in een dorp, tusschen Kanton en Macao, Tsuiheng genaamd, ge boren. Daar maakte hij zijn eerste studies. Door het lezen van boeken ontwaakte zijn geest. Hij begint met zich zelf vragen te stellen en deze ook te stellen aan hen, die met hem leefden. „Moeder", vroeg hij eens aan zijn moeder, een arme vrouw, die nooh lezen noch schrijven kon, „waarvan is de hemel gemaakt?" „Van een omver- geworpene kom", was het eenige ant woord, dat hij kreeg. Een andere keer stelde hij een nog moeilijker vraag. „Moeder", zei hij, „wat komt er na den dood?" En de arme vrouw antwoordde: „Na den dood, niets meer; alles eindigt me. den dood!" Zijn oudste broeder, die handel dreef in Honolulu, had gelegenheid om voor eenigen tijd terug te komen in de geboor teplaats. De kleine Sun-Yat-Sen brandde van verlangen om hem op zijn terugreis te volgen. Dat was eerst tevergeefs. De ouders waren er uitdrukkelijk tegen en hij moest zijn broeder weer laten vertrekken zonder dat hij hem kon vergezellen. Toen hij een beetje grooter was gewor den viel er voor hem niets meer in het dorp te leeren. Op zijn aanhoudend drin gend verzoek mocht hij vertrekken om naar zijn broeder te gaan. Dat was in 1877. Hij was toen elf jaar oud. Hij bezocht geregeld de protestantsche scholen van het eiland en hij maakte zulke vlugge vorderingen, dat hij aan het einde van het derde jaar de prijs voor engelsch behaalde. Zijn broeder begon zich ongerust te maken. Zij waren Chi neezen. Een weinig educatie was goed; te veel zou slecht zijn. Zou zijn broeder door zijn aanhoudende studie niet de kans beloopen om zich te veel te mod er- niseéren, om een vreemdeling te worden? Tevens besloot hij kortweg een einde te maken aan die studies van zijn broer. Hij zond hem naar zijn geboortegrond in China terug. Sun-Yat-Sen was er nog minder op zijn gemak dan vroeger. Al deze dappere boe ren bogen zich voor het gezaghebbend ar gument; men heeft het altijd aldus ge daan: het is dus zeer goed. Maar dit argu ment had geen vat op de ziel van den toe- komstigen revolutionnair. Hij liet geen ge legenheid voorbijgaan om af te geven op de belastingen, het gouvernement, de manderijnen, zónder den zoon van den Hemel zelfs te ontzien en de beschermgo den van het dorp. Vergezeld van eenige van zijn vrienden besteeg hij op zekeren dag de pagode. De devoten van den troep begonnen reeds neer te knielen voor het afgodsbeeld van den Keizer van het Noorden, toen Sim door een gebiedende beweging hun te kermen gaf om op te staan. Vervolgens de vinger van het afgodsbeeld pakkende, hield hij de volgende redevoering: „Waar om de afgodsbeelden van hout aanbidden? Zij zijn onmachtig voor zich zelf; hoe kun nen zij ons te hulp komen? Zie eens of dit afgodsbeeld mij verhindert om hem den vinger af te wringen. Kijk goed toe om te zien of het de minste beweging maakt." Al dus sprekende rukte hij den vinger van het afgodsbeeld af. Deze toonend aan zijn overblufte vrienden, voegde hij er glo rievol aan toe: „Gij ziet goed welk soort God gij hebt om uw dorp te beschermen. Ik heb hem zoo juist een vinger afgebro ken en hij gaat voort mét lachen zooals voordien. Wat een god!" De opschudding was groot in het dorp, de jonge goddelooze werd in ballingschap gezonden. Hij begaf zich naar Hongkong, waar hij zijn studies voortzette aan het Queen's College, leerde er een weinig van het Christendom, werd gedoopt door den zendeling Hager op den leeftijd van 18 jaar, en bereidde zich vooral voor op de revolutie van morgen. Vanaf dit tijdstip was hij zijn rol be wust. Hij voelde in zich de roeping om hoofd te zijn. De dynastie van den Mant- sjoe had in zijn oogen haar tijd gehad. Zij was de oorzaak van al de ongelukken en van al de vernederingen van China. Zij moest dus tot eiken prijs omvergeworpen worden. „Karthago moest verwoest worden" en hij die het omver moest werpen, was juist hij. De geneeskunde zou hem tot dekmantel dienen. In 1892 behaalde hij den graad van „Candidaat in de Geneeskunde en Chirur gie". Voortaan zal men hem niet anders dan Dr. Sun noemen. Vlug vereenigt hij getrouwe en hem genegene vrienden om zich. Met hen begint hij in 1894 de „Ver- eeniging voor de herleving van China" op te richten, die later den val van de dynastie do vestiging van de Republiek en van de Nationale Partij zou moeten brengen. Den 9en September 1895, op den voor avond van den Chineesch-Japanschen oor log, wilde Sun zijn slag trachten te slaan. Hij slaagde niet. Dat was de eerste misluk king van een list, waarop er velen zouden volgen. Maar deze mislukte slag bracht hem in ongelegenheid. Voortaan zal hij gedurende een vijfftien-tal jaren het le- van van een wandelenden Jood leiden. Om aan de last van de politie van den Keizer, die hem in al de continenten in haar net ten trachtte te vangen, te ontsnappen, knipt hij zijn staart af en neemt de Euro- peesche kleeding aan. Hij begeeft zich eerst naar Japan, toen opnieuw naar Honolulu, vervolgens naar de Vereenigde Staten. Hij hield er vurige redevoeringen tot de Ohineesche emigran ten. Hij spaarde niets om hen te doen be grijpen, dat de democratie het eenige red middel van China is. Bijv. overal glimlachte men, men haalde de schouders op en men liet hem praten envertrekken. Het is waarschijnlijk, dat hem toen de fameuze „Gettysburg Oration" van Lincoln in han den kwam waarin hij deze fameuse zin las, die heel zijn geluk ging maken: „the go vernment of the people, by the people, and for the people". Van Amerika, ging hij inderdaad naar Europa. Op het gezicht van de ellenden van het volk in de landen, die zich demo cratisch noemden, dacht hij bij zich zelf, dat men het in China nog beter moest doen. Men moest tegelijkertijd de drievou dige kwestie betreffende het volk oplos sen: de rassenkwestie, d.w.z. het Nationa lisme, de politieke kwestie op democra tische basis, d.w.z. de Democratie, en de economische kwestie, d.w.z. de Sociologie. Vandaar het befaamde San Minchui of Triple Demisme. Sun was toen 31 of 32 jaar. Dat was in 1897—1898. Op al zijn zwerftochten verloor de Kei zerlijke Regeering hem niet uit het oog. Zij had een belooning van één millioen taëls beloofd, voor hem, die hem levend of dood zou hebben gevangen. Ook werd hij den lien October 1896 ontvoerd naar de Londensche legatie. Dat hij niet terugge bracht is naar China, waar hij zeer waar schijnlijk in stukken gesneden zou zijn, had hij ,te danken aan zijn ex-professor in Hong-kong, James Cantlie, die, op de hoogte gebracht van hetgeen was gebeurd, er bij Lord Salisbury in slaagde om hem te doen bevrijden. Om de revolutie tot een goed einde to leiden, moest hij niet te ver van China zijn. In 1899 is Dr. Sun in Japan, waar hij maar weinig volgelingen wint. Tevergeefs tracht hij weer in China binnen te komen. Maar hier is 't dat de zaken veranderen in 1900. De toegediende vernedering aan China, door de Geallieerden en de groote schadeloosstelling voor den oorlog, die zij China zoo juist hadden opgelegd, deed de zonen van het hemelsche Rijk uit hun ver- dooving ontwaken. Tot hiertoe waren Sun en de zijnen overvloedig gehoond, ver- wenscht, veracht door hun eigen medebur gers. Sinds 1905 begon him zaak sympa^ thie te wekken, vooral onder de Chinee- sche studenten, die in Japan woonden. In 1905 begon men ernstig over de toekom stige „Republiek van China" te spreken. Studenten uit bijna alle Chineesohe pro vincies maakten deel van de beweging uit. De ziel van de beweging was steeds Sun- Yat-Sen. Men had hem mooi van alle kan ten vervolgd en hem beurt om beurt uit bijna alle landen der wereld verjaagd. Uit Japan, uit Honkong, uit Singapore, uit Amerika ,uit Europa, van overal, gaf hij zijn orders en ze werden uitgevoerd. De re- lutionnaire leger stellen? Sun had het een sneeuwbal onder de Chineesche emi granten in Japan, in de Vereenigde Staten, in de Indische Archipel en in Europa. Maar men was altijd court d'argent; welnu, het geld is de ziel van den oorlog. Dr. Sun begaf zich dus weer op reis om fondsen te vormen. Hij was in Denver in Coloroda, toen hij door de kranten kennis nam, dat de Groote Revolutie van 1911 tenslotte losgebarsten was. Wuchang was gevallen; Shanghai en Nanking zouden niet langer talmen om hetzelfde te doen. Wat te doen in deze samenloop van om standigheden? Oogenblikkelijk terugkee- ren en zich aan het hoofd van het revo- lutionnaire leger stellen? SSun had het wel gewild, maai hij geloofde, dat er nog iets beters te doen viel voor hem en wel zich de steun van de Grootmachten te verzekeren. Van Amerika begaf hij zich naar Engeland. Hij deed de Britsche Re geering een drievoudig verzoek: een lee ning van 200.000.000 dollars bij de dynastie te annuleeren; Ja pan beletten om de Mantsjoes te helpen; alle verbannings-bevelen uit de Britsche grondgebieden, waarvan hij zelf het slacht offer was, in te trekken. Alles werd hem toegegeven. Na een wijle kwam hij in China Op Kerstmis 1911 ontscheepte hij in China, in Shanghai, als overwinnaar. Sinds een dertig-tal jaren had hij niet dan ge droomd van een jong China, gemoderni seerd, democratisch. Zie haar hier, hij had haar nu voor oogen, tenminste bij geloofde haar te zien. Tevens werd hij weinig da gen na zijn ontscheping tot voorloopige President van de jonge Republiek gekozen. Hij werd in zijn nieuwe functie den eersten Januari 1912 geïnstalleerd. Hij plukte ein delijk de vruchten van 30 jaren strijd! Vijf en veertig dagen President zijn wa ren hem voldoende. Den 15den Febr. nam hij z'n ontslag ten gunste van Juan Shik- kai. Ontheven van de politieke last kon hij zich van toen af geheel en al aan den opbouw van de hervorming wijden. Hij maakte dus een tournée door de ver schillende provincies van China om er zijn nieuw politiek evangelie, de Triple Démis- me te prediken. Tenzelfder tijd dacht hij er aan om uitgestrekte spoorwegnetten dwars door geheel China te maken. Met de spoorwegen zou men een groote toe komst van den hardel en de industrie openen. Het China van den landbouw zou verdubbeld worden met een China van de industrie; Ook liet hij zich niet overhalen om de taak van Directeur-Generaal dei- Spoorwegen op zich te nemen. Maar de zaken gingen weldra met Yuan Shikkai niet goed. Men beschuldigde hem er van twee persoonlijke vrienden van Sun- Yat-Sen te hebben laten dooden. Den 9en April 1913 ontving Yuan van Sun deze boodschap: „Je bent een verrader van je land geweest. En evenals ik tegen de Kei zer der Mantsjoes ben opgestaan, zoo kom ik ook in opstand tegén jou". Zoo barstte de tweede revolutie uit, waaruit Yuan vermeteler dan ooit uitkwam. Den 3en December 1915 had hij den troon moeten bestijgen. In werkelijkheid echter is hij, zonder hem bestegen te hebben, den 6den Juni van het volgende jaar op geheimzin nige wijze gestorven. Gedurende dien tijd had Sun opnieuw naar Japan de wijk moe ten nemen. Zijn eerste vrouw, van wie hij reeds drie kinderen had gehad, had hem niet in deze ballingschap willen volgen. Na dertig jaren te hebben samengeleefd en na verscheidene onaangename episodes stemden zij dus toe te scheiden. Zes maan den na dien trouwde hij met Mil Sung. Na den dood van Yan, werd Sun achter eenvolgens Generaal, Dictator en presi- den van de jonge Kantonregeering. Meer en meer scheidde het Zuiden zich van het Noorden af. Sun gaf zijn grootsche plan nen voor de toekomst van China niet op. Maar hij moest vooral hulp hebben. Waar die te vinden? Hij vroeg er bijna overal om, aan Engeland, aan de Vereenigde Sta ten, aan Duitschland, aan nog meer an dere landen. Niemand kon op zijn aanbie dingen ingaan. Rusland lag op de loer. Sun geloofde, dat China bij haar alleen de steun zou vinden, welke zij zocht. Hij stelde zich onder haar hoede. Borodin en Galen werden aangewezen om het leger en de regeering te organiseeren. In Jar- nuari 1924 werd de communistische partij definitief bij de gereorganiseerde nationa listische partij ingelijfd. Door een soort overeenkomst, „do ut des" brachten de Sovjets Sun er toe om een vriendelijk gezicht tegenover het Russi sche communisme te toonen. Zonder voor dit wierook te branden, geloofde Sun, dat deze nieuwe factor een zekere waardeering verdiende. Ook stemde hij toe om de be faamde conferenties, die hij te Kanton over de Triple Démisme van 27 Januari tot 24 Augustus 1924 hield, met dubbelzinnige woorden te doorspekken. Het einde van zijn carrière naderde. Tegen het einde van het jaar begaf hij zich naar Peking. Een kwaal, die niet spaart, een kankergezwel aan de lever, wachtte hem. Zich stervende voelende, vroeg hij, dat men een kristallen doodkist voor hem zou maken, die zou gelijken op die van Lenin en dat men hem in Nan king zou begraven. Hij stierf inderdaad den 12en Maart 1925. Zijn laatste woorden waren: „Vrede of strijd, China Heil!" Vier jaar later, op den eersten Juni 1929 werd zijn stoffelijk overschot met grooten luister naar Nanking overgebracht, om bijgezet te worden in het schitterend mau soleum, dat de Regeering hem had op gericht. Negentien naties, waaronder ook de nieuwe Vaticaansche Staat, lieten zich vertegenwoordigen. De tegenwoordigheid van den afgevaardigde v. d. H. Stoel viel ten zeerste op. Deze vertegenwoordiging was mogelijk, door het zuiver burgerlijk karakter van de ceremonie. Mgr. Coustan- tini, die aangewezen was als vertegenwoor diger van den H. Stoel, zag daarin met reden ,',een teeken des tijds'" en „een his torisch precedent", dat „voor het Katho licisme" gunstige consequenties zou heb ben, zoowel voor 't oogenblik als voor de naaste toekomst. Columbus was In zijn jeugd boekhandelaar. In een manuscript, uit het begin der 16e eeuw, dat de bekende Amerikaansche antiquair, dr. Rosenbach, eenigen tijd geleden kocht, bevindt zich een aantee- kening, waaruit blijkt, dat Christophorus Columbus in zijn jonge jaren zij het dan ook maar voor korten tijd in boe ken gehandeld heeft. Er staat n.l. daarin, dat er in Milaan een man leefde, Christophorus Columbus genaamd, die boekhandelaar was en van daar uit naar Andalusië reisde. „Hij was een man van groote geestes gaven, zonder echter een geleerde te zijn, maar zeer goed onderlegd in de cosmographie, en die, hetgeen hij bij Tholemaïus gelezen had op zijn zeerei zen en tochten uitvoerde". Het manuscript is geschreven door An- dus Bernaldez, een vriend van Colum bus, die dezen na zijn terugkeer van zijn tweede reis in 1496 een bezoek bracht en hem al zijn ondervindingen mededeelde. Bij deze gelegenheid schijnt Columbus ook nog verschillende voorvallen uit zijn vroegere leven verteld te hebben, zoodat de aanteekeningen van Bernaldez eigen lijk tot Columbus zelf terug te voeren zijn. Daar nu aan de echtheid van het manuscript niet getwijfeld kon worden en dus ook de mededeeling van Bernal dez niet in twijfel getrokken kan wor den, ligt het voor de hand, aan te ne men, dat Columbus op zijn reis van Italië naar Spanje boeken verkocht, om in zijn onderhoud te voorzien. Daar de boekdrukkunst in dien tijd pas uitgevon den was en er daarom nog maar betrek kelijk weinig boeken bestonden, zal het aantal boeken, dat hij waarschijnlijk op 'n kar met zich voerde, wel niet zoo buiten gewoon groot geweest zijn. Door deze ontdekking wordt op de jeugdgeschiedenis van Christophorus Columbus, waarvan men tot nu toe nog maar weinig wist, een geheel nieuw licht geworpen, al be hoeft door het bericht dat hij in Milaan gewoond heeft, de vraag omtrent zijn ge boorte in Genua niet ter sprake gebracht te worden. Want het is immers heel goed mogelijk, dat Columbus in Genua geboren werd en dat zijn familie later naar Milaan verhuisde. of u hem niet helpen kunt. Neen dat gaat, zeg hem maar, dat ik niet kan zingen. ben, heb- kan. HOOG SPEL te Trucc. Er is aan jou toch geen eer te behalen. Dat is 't eerste verstandige woord, dat ik je hoof zeggen, zei Tine, met 'n doodernstig gezicht. Daarbij is 't een veel te schitterende avond voor zulke zwaar wichtige problemen, wierp ze nog lachend tegen, terwijl ze met 'n sprong van de armleuning afwipte en terecht kwam op de pianokruk. In 'n dol-dwaze beweging trok ze den toetsenlooper af, rolde hem tot 'n prop in elkaar en mikte precies op 't puntje van Truce d'r neus. Haar vlugge geoefende vingers roffelden 'n vroolijken marsch, terwijl haar krullen beweeglijk op en neer dansten op de maat van de muziek. Daar vloog de looper terug en bleef als 'n sjaal om haar schouders hangen. 'n Dissoneerende finale was 't slot van den daverenden marsoh. Wacht, jou altes Groszmütterchen, ik zal je. En ze sprong op, liep op Truce toe, die zich achter de tafel verschanste. Toen begon 'n verwoede jacht, die hier mee eindigde, dat ze beiden doodver moeid op en divan terecht kwamen, met de pop als vrederechter tusschen 'haar in. Tine, ik waarschuw je nu nog eens voor de zooveelste maal. Het is gevaar lijk spel dat je speelt en vandaag of morgen wordt je er zelf de dupe van. Ach, Groszmütterchen, doe toch niet zoo wanhopig ouderwetsch, riep de aan gesprokene met 'n komisch gebaar. We leven immers in de verlichte twintigste eeuw. Waarom zou ik dan toch in Gods naam de allures van een honderd jaar oudere generatie moeten aannemen? O, lieb, so lang du lieben kannst, zuchtte ze, met haar oogen smachtend ten hemel gericht. Spoedig echter was ze weer in lagere regionen verzeild en terwijl ze nonchalant op de armleuning van 'n fau teuil zat, met haar lange kousebeenen heen en weer bengelend, kwam 't puntje van haar tong guitig tusschen twee rijen hagelwitte tanden uitgu0luurd in de rich- ing van het andere jonge meisje. Deze zat in 'n stoel tegenover haar en was bezig met het practische werk van kousen stoppen. Ze woonden al enkele jaren samen op kamers. Overdag waren ze op kantoor. Tine was de jongste van de twee. „Grosz mütterchen" was de lievelingsnaam, waar mee ze haar oudere vriendin betitelde. 'n Oogenblik was het rustig in de ge zellige knusse jongemeisjeskamer. Het kleine klokje op den schoorsteenmantel tikte met korte rustige slagen voort. Schuin in 'n hoek stond 'n divan, met warm-gekleurde kussens, 'n Reusachtige pop zocht met haar rug 'n steuntje, om gemakkelijk te kunnen zitten, terwijl haar lichtblauwe oogen van onder het zijden mutsje heel coquet de kamer in keken. Tegen 'n anderen muur stond een piano, glimmend-zwart, de beide meisjes gezichten vaag weerspiegelend. In vazen en vaasjes overal bloemen, rood, geel en wit, warme plekken in de reeds donkerende hoeken. Ergens in de nabijheid zong een vogel, Door de losstaande ramen drong de zacht- bedwelmende geur van bloeiende angelie ren, vermengd met het zoete, minder sterke aroom van van witte en roode ro zen. In de verte riep 'n eenzame koe koek Zeg, Groszmütterchen, wat bedoel de je nu eigenlijk met je wijze woorden? kwam opeens Tine's plagerige stem de stilte verbreken. Houd je nu maar niet zoo onnoozel. Dat weet je drommels goed. Misschien, antwoordde de jongste, terwijl ze haar wijsvinger nadenkend te gen den reohterneusvleugel legde, mis schien wil je nog weer eens een lezing houden over onzen laatst aangekomen buurjongen. Tine, je bent oen rakker, en als de kwestie niet zoo ernstig was, had ik veel zin om mee te lachen. Lach dan, meisje. Ik zie veel liever 'n vroolijk, opgewekte snuit dan 'n azijn zure tronie. Dank je. Maar nu in ernst. Tineke, je moest dat buurjongetje, zooals jij hem gelieft te noemen, met rust laten. Dacht je soms, dat ik achter hem aan zal hobbelen. Laat me nou 'ns uitpraten. Ik kan nog geen vijf woorden zeggen, of je zit er tusschen. Je weet heel goed, wat ik bedoel. En dat je niet achter hem aan zult hobbelen, weet ik ook wel. Maar je bent toch weer bezig je net uit te zet ten. Of dacht je soms, dat ik je niet door had, meisje! Ik heb je al meer dan eens met kern zien loopen. En waarom niet? 't Is 'n heel bruik baar exemplaar van 't artikel, dat men „man" pleegt te noemen. Juist. En daarom mag je je oude spelletje niet opnieuw weer gaan spelen. Daar is hij veel te goed voor. Och, Groszmütterchen, put ze maar niet uit in wijze lessen en raadgevingen^ Ik ben nu eenmaal 'n ondankbare leerlin ge. Maar de mannen zijn immers allemaal hetzelfde. Als 't er op aankomt. Twee keeren hebben ze mij 'n poets gebakken. Nu keeren we de rollen om. Pierrette zoekt naar Pierrot. En als ze 't dan zoo ver gebracht heeft, dat hij tot over z'n hooge puntmuts op haar verliefd is en nederig om haar hand smeekt, dan keert, ze hem lachend den rug toe en verdwijnt voor goed van 't tooneel. Voila tout, ma chère.. C'est rancune. En als je zelf nu eens op hem ver liefd werd? Pf, daar is geen gevaar voor. De wanden van m'n hart zijn gepantserd met zware ijzeren platen, waarop de pijlen uit Amor's boog afbreken, lachte ze vroo lijk. Tine, je bent 'n reuze-spotvogel. Doch den een of anderen keer loop je je eigen ongeluk in. Als ik jou dan maar niet meesleep, kun je gerust zijn. Gun mij maar dat spel letje van de kat on de muis. 't Zal je maar met rust laten, zueht- De weken gingen. Werden maanden. De bruin-roode bladeren van den Ameri- kaanschcn eik prijkten trotsoh in kleurige herfstweelde. Truce en Tine waren bezig er haar kamer mee „op te kalefateren", zooals de laatste het uitdrukte. Maar al gauw liet ze Truce alleen begaan. Zelf ging ze als 'n spinnend poesje op den divan liggen, om met half-toegeknepen oogen te genieten van de gezelligheid rondom haar. Groszmütterchen, ik bewonder je artistieken aanleg. Je bent bepaald 'n genie in 'fr kamers aankleeden. 'n Korte pauze, danzeg, Groszmütterchen, 't is goed, dat je 't zoo gezellig maakt. We krijgen vanavond bezoek. Bezoek? Yan wie Van ons buurjongetje. Ik veronder stel, dat hij heel officieel aanzoek wil komen doen. Enen De eerst opgewekte stem ging in 'n hef tig snikken over. Verwonderd keek Truce om. Ze sloeg haar arm om de schokkende schouders van het meisje. Wat heb je, Tineke? Och Truce, je zult het missohien niet geloovenikik ben gede serteerd. Of ik dat nog niet gemerkt had, lachte de oudste. Maar begrijp je dan niet, wat dat voor mij beteekent? Ik kan toch niet toe stemmen, nadat ik hem eerst zoo leelijk behandeld heb. Verbaasd keek Truce op. Was dat de kleine, lichtzinnige Tine? Dit meisje met haar streng rechtvaardigheidsgevoel. Meiske, ik geloof, dat je 't nu toch wel 'n beetje te ver drijft. Je geluk ligt voor 't grijpen. Waarom zou je het nu vergooien? Maar 't kleine blondje schudde droevig 'haar korte, blonde krullen. Ik kan niet, Truce, 'k Zou 't mezelf nooit kunnen vergeven. Toenmet 'n pijnlijk glimlachje: 't Spel zal nu gauw uit zijn. 'fc Is wel 'n diepe nederlaag voor me. *t Was ook 'n hooge inzet, Tine En toch geloof ik, dat 't verkeerd is, wat je wilt doen. Want denk er goed om: je maakt niet alleen jezelf, maar ook hem ongelukkig. Even wachtte ze. Je moest hem eerlijk alles bekennen en dan Dan zal hij niets meer voor me voelen dan minachting. Nee, Tine, wanneer hij veel van je houdt, zal hij er je slechts des te liever om hebben. Hij zal begrijpen, dat dit 'n zware kruisweg voor je is en iemand met 'n groot karakter kan je daar slechts om bewonderen. Ga je met m'n voorstel ac- coord 't Zal zoo verschrikkelijk moeilijk zijn. mJa, 't zal een zware taak voor je zijn, maarhet geluk zal des te groo ter zijn, antwoordde Truce 'n LTur later rinkelde de bel. Tine, die zenuwachtig op de piano zat te trommelen hield met 'n schrillen dissonant op. Uiter lijk onverschillig stond ze voor het raam te kijken, toen de bezoeker binnentrad. Met 'n ,,'k zal even 'n kop thee gaan zetten, blies Truce den aftocht. Tine on gemerkt nog 'n bemoedigend knikje ge vend. 't Was 'n lange biecht, die daar binnen gesproken werd. Maar toen Truce eindelijk weer ver scheen had hij het haar reeds lang ver geven. „Gld." Zij: Ik ken die zeelui. Tn iedere haven hebben zij een ander meisje. Hij: Dat is niet waar. In Buenos Aires heb ik er geen. Neen., ja,., als het niet anders

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1930 | | pagina 7