KALENDER DER WEEK Tusscfien de Boeken der Wet ZATERDAG 1 NOVEMBER 1930 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD PAG. 5 „DEN BOER OP" voorheen en thans. Wie tegenwoordig voor een vergadering, waar dan ook, uit spreken wordt gevraagd, behoeft zelfs tegen de meest afgelegen plaatsen niet op te zien. De auto brengt u veilig overal, indien ten minste de chauf feur de regels van den weg in acht neemt en bij onbewaakte overwegen uit zijn dop pen kijkt. Maar dat ging vroeger zoo niet. Heel ingewikkelde tochten waren soms noodig om de plaats van bestemming te bereiken: eerst per stoomtram en daarna per spoor of omgekeerd, waarna dan nog vaak per vigelant of huifkar, het laatste eind moest worden afgelegd. Het uur van vergaderen en vooral dat van eindigen moesten wor den vastgesteld in verband met het spoor boekje, vooral indien men 's avonds weer thuis wilde zijn. Desniettemin was 't wel leuk: er stak avontuur in en iedere behouden thuiskomst 't kon soms nipperen met den laatsten trein schonk voldoening. Een groot verschil is ook gelegen in den aard der vergaderingen voorheen en thans. Vroeger: uitsluitend mannen. Vrouwen dachten er gewoonweg niet aan, ter ver gadering te gaan. Dat was manswerk. De eenige vrouw, die ik toen wel eens onder mijn gehoor had.... Maar daarvoor moet ik u eerst vertel len, in welke lokalen we bijeenkwamen. Patronaats- en Bondsgebouwen waren er nog niet, zoodat we als regel aangewezen bleken op landelijke vergaderlokalen of ge lagkamers van koffiehuizen, kleiner naar gelang de plaats van bestemming kleiner was. Soms klonk van bestuurswege wel eens het excuus: „we hebben nog wel een betere zaal, maar deze was vanavond aan de beurt. Beide kasteleins zijn Roomsch en die moeten we dus allebei te vriend houden". Eerlijk gezegd: ongezellig was die ma nier van vergaderen niet. De geachte toe hoorders zaten zoo knus om je heen, hui selijk aan tafeltjes of rond het afgedekte biljart, dat ook vulde wanneer soms de opkomst eens niet groot was. En als ze dan gewoonweg mochten rooken, waren zij heelemaal op hun gemak. Dat stemde de luidjes al van te voren dankbaar. Ik heb dan ook nooit bezwaar tegen dampen gemaakt. De menschen moesten immers graag ter vergadering gaan. Hoe meer zielen, hoe meer vreugd niet alleen, maar ook hoe beter het doel werd bereikt. En daar ging het per slot van rekening toch om. Slechts eens werd het me haast te bar. Dat was in een café, ergens in de binnen landen van Zuid-Holland, waar ter gele genheid der vergadering de huiskamer van den kastelein bij de gelagzaal was aangetrokken. Die kamer lag zes treden hooger, vormde alzoo een zeer geschikt podium voor bestuur en spreker, maar de rook trok er ook allemaal naar toe. Enfin, 'k heb het uitgehouden, dank zij wat gla zen water. In die huiselijke bijeenkomsten dan placht de eenige aanwezige vrouw de echt- genoote van den kastelein te wezen, tro nend in het buffet. En die luisterde dan nog niet eens naar me. Zij had wel aan wat anders te denken dan aan de politiek. Tegenwoordig vergaderen de vrouwen minstens net zoo druk als de mannen, ter wijl ook gemengde samenkomsten lang geen zeldzaamheid zijn. Ja, ja, er kan in een menschenleeftijd heel wat veranderen. Een prachtverandering is geweest de invoering van den Christel ijken groet, waarmede thans alle vergaderingen van Katholieken geopend en gesloten worden. Voorheen bestond wel hier en daar de gewoonte, aan te vangen en te eindigen met een kort gebed, maar regel was dit niet. Meerendeels zelfs werd genoegen genomen met den profanen hamerklop. Hoe geheel anders thans. Nadat op ver zoek van den voorzitter alle aanwezigen even van hun zetel zijn gerezen, drukken de woorden „Geloofd zij Jezus Christus" hun stempel op de bijeeenkomst. En 't is wederom onder den indruk van dezelfde woorden dat men na afloop uiteengaat. Zoo vergaderen we nu. Mijn kleinste auditorium heb ik gehad teneen, laat ik den naam der plaats niet noemen, 't Was een plattelandsge hucht, ver van de dorpskom gelegen; zoo ver zelfs, dat redelijkerwijze niet verwacht kon worden, de bewoners ter vergadering van de R. K. Kiesvereeniging te zien ko men. Toch moesten ook die menschen po litiek ontwikkeld worden, rond het be stuur. En zoo gewerd mij, na een spreek beurt in die vereeniging, de vereerende uitnoodiging, ook eens naar dat gehucht te gaan. Best. De gestelde avond kwam en na een trein- en tramreis, besloten met een rit per vigelant, werd ik door den koetsier afgeladen voor een kleine herberg. „Afgeladen" is het rechte woord, want nauwelijks was ik uitgestapt of hij riep naar binnen: „De spreker" en reed heen. De kastelein ontving mij met. de mede- deeling, dat er geen bestuurslid zou ko men; 't was te ver. Of ik de vergadering tevens maar leiden wou? Nu, het bestuur bleek geen ongelijk te hebben, thuis gebleven te zijn, want het aantal toehoorders haalde het dozijn niet, zoodat mijn taak niet zwaar was, noch om te presideeren, wat ik heel gemoedelijk op vatte, noch om het gezelschap toe te spreken wat ik intusschen consciëntieus gedaan heb, al leed het enthousiasme wel wat onder de omstandigheden. Tegen 't einde kwam de koetsier ook nog binnen en beduidde mij met een knipoogje, dat 't tijd was. Het kostte me geen hartzeer, den wensch op te volgen. Men ziet intusschen, hoe nauwgezet men ten plattelande de kiezers bewerkte ook in den tijd, toen de fiets pas in opkomst en auto's nog onbekend waren. Natuurlijk gebeurt het tegenwoordig nog veel gron diger. Eigenlijk moest ik intensiever zeg gen, maar grondig is ook wel duidelijk en meteen Hollandsch. De politieke ontwikkeling mijner hoor ders placht, naar gelang van de streek, waar ik sprak, nogal ongelijk te wezen. 'Dit kon ik opmaken uit het contact, dat ik met hen kreeg. Mijn speech was natuur lijk aldoor vrijwel dezelfde; naar gelang het parlement voortschreed, verdween af en toe een onderwerp om voor een ander plaats te maken, maar de gronds'ag bleef ongeveer gelijk. En nu was het voor mij steeds een leuke studie om gade te slaan, hoe de menschen op mijn woorden rea geerden. Hadden we spoedig voeling met elkaar, dan was dat pleizierig en kon ik me geven zooals ik dan was; duurde het een poosje, dan trachtte ik wat eenvoudi ger te worden, want vóór alles moest mijn gehoor ingepalmd worden, wilde de verga dering haar doel bereiken. In hoeverre mij dat steeds gelukte, laat ik natuurlijk in 't midden. Het bestuur placht er op gesteld te we zen, dat ik gelegenheid gaf niet tot debat, maar tot het stellen van vragen, welke ge legenheid ik graag bood. In den regel liep 't nogal tam af; een enkele maal ging een of andere politiek aangelegde dorpeling wat dieper op eenig onderwerp in, en dan werd het pas recht geanimeerd. Ook in steden ben ik wel opgetreden, maar daar ging alles veel officieeier; de gemoedelijke plattelands-vergaderingen stonden me beter aan. Een leuke ontmoeting, welke tevens be wees met hoeveel belangstelling menigeen de krant las, had ik op een avond, toen het mij van den trein afhalend bestuurslid vroeg, wie toch wel de schrijver kon zijn van zekere reeks brieven in zeker blad. „U is toch ook journalist", zei hij, wat toen juist was, dus misschien weet u het wel". Toevallig was ik zelf die schrijver, maar ik wilde liever mijn onbekendheid bewa ren, weshalve ik den braven man aanried, een briefje aan de 'betrokken redactie te schrijven; mogelijk mocht die hem dan wel inlichten. Mijn trouwe lezer was zeer voldaan over dien raad, maar na de vergadering, toen hij mij naar 't- station loodste, zei hij, dat briefje toch maar niet te zullen schrij ven. „Waarom niet?" vroeg ik. „Wel, meneer, u is het zelf. Dat heb ik vanavond duidelijk gehoord". Of er ook he'd ere koppen schuilen op het platteland, nietwaar 1 Met genoegen denk ik aan mijn spreek- beurtentijd terug, al had ik het wel eens bitter koud op die tochten, vooral na af loop. De vergaderingen hadden n.l. meest 's winters plaats bij voorkeur als 't volle maan was, dan kon men op de land wegen zien zoodat soms de ramen be vroren van het koetsje, waarmede ik op een sukkeldrafje naar het station terug reed. Er kwamen soms nog natte voeten bij, vooral dien eenen keer toen een ijverig bestuurslid zeide: „Loop maar achter mij aan, meneer, ik weet in 't donker den weg wel", waarbij hij evenwel zelf de plassen niet wist te vermijden. En ik toen natuurlijk evenmin, want ik kon ternau wernood 's mans rug zien. U denkt misschien, dat er tegenwoordig zulke donkere oorden niet meer zijn. Toch wel, hoor! In de tegenwoordige plaats mijner inwoning b.v. is soms de kaarslan taarn nog in eere, zelfs op den hoofdweg. En zoo zal 't in Neerlands binnenlanden nog wel meer het geval wezen. Om op de vergaderingen terug te ko men, de drukst bezochte plachten die te wezen, waarin ter aanmoediging van het bezoek een verloting werd gehouden. Ver loting van een vet konijn, een ham, fruit of iets dergelijks. De menschen kwamen dan wel niet allemaal uit zuiver politieke belangstelling, maar zij .werden t-och in gelicht en daar was het immers om te doen. Ik zie nog het verraste gezicht voor me van den gelukkige, die één konijn dacht gewonnen te hebben en een heel nest mee naar huis kon nemen. Het prijs- dier had hem tijdens mijn bezielende rede dat buitenkansje bereid. Nu moet u op die vergaderingen met verloting a.u.b. niet uit de hoogte neer zien. Wat zijn bijeenkomsten met bal na en weldadigheidsfeesten met luimige voor drachten anders dan soortgelijke middelen om publiek te trekken. En die worden in de meest intellectueele centra gehouden. Terwijl vroeger speciaal de p'attelands- kiesvereenigingen als 't ware een wed strijd hielden in vergaderingen met een spreker, ierleren winter weer opnieuw, hoort men daar tegenwoordig niet zooveel meer van. Dit komt eerstens door de veel heid van samenkomsten in dezen tijd. Was voorheen de bijeenkomst der kiesvereeni ging een der uitgaansavonden in den lan gen winter, wijl vergaderen zeldzaam ge schiedde, thans is een avond zonder ver gadering een zeldzaamheid, zelfs in kleine plaatsen. Bovendien heeft de Evenredige Vertegenwoordiging de animo voor poli tieke lezingen zeer verminderd. Onder het meerderheidsstelsel met zijn onverwachte verkiezingen moest men steeds paraat we zen. lederen dag kan bij wijze van spreken in Raad, Staten of Kamer een vacature ontstaan door verhuizen, bedanken of over lijden. En dan was de strijd terstond in vollen gang. Nu evenwel weet men pre cies wanneer het weer verkiezing zal wezen en dit leidt tot verminderde acti viteit. Als alles maar gereed is op den va-stgestelden tijd, is 't al lang goed. Ge durende een kort tijdsbestek is er dan heel wat drukte, waarna periodiek stilte in treedt. Ik vond 't vroeger wel zoo aardig, maar: andere tijden, andere zeden. Voorloopig heeft de katholieke partij er nog geen schade van ondervonden. Niet alleen kleine luyden, zooals uw onderdanige dienaar, gingen vroeger op boven omschreven wijze den boer op, ook groote mannen op politiek gebied trokken rond, zij 't dan dat. de groote bijeenkom sten speciaal voor hen waren. Zelfs dr. Schaepman ontzag zich niet, naar kleine plaatsen te gaan desnoods twee op èèn dag: 's middags en 's avonds om er het vuur aan te wakkeren. Natuurlijk was dan de grootste zaal nog te klein en hing men soms door de raamopeningen om „den doctor" toch maar te hooren. Dr. Schaepman, dat was pas een rede naar! Vele sprekers heb ik journalistiek „verslagen" in mijn kranbentijd, maar geen was zoo machtig als hij. En een rijkdom van denkbeelden! Ongelooflijk. Ten be wijze deze persoonlijke herinnering. 't Was in een verkiezingstijd, dat dr. Schaepman 's Zaterdagsavonds te Am sterdam sprak, den Zondagmiddag daarop volgende in de stad mijner inwoning. Ik moest hiervan versla? maken en meende het te treffen met het breede relaas in de ochtendbladen toen nog slechts vrijzin nige, die in de speech van den leider der Katholieken voordeel zagen: een mooie primeur. Hun verslag zou mij den Zon- dagsarbeid heel wat vergemakkelijken, dacht ik. Maar jawel: geen regel heb ik uit die bladen kunnen overnemen, zoozeer liepen beide redevoeringen uiteen. En dat over hetzelfde onderwerp: de verkiezings strijd van den dag. 't Is om nederig den hoed voor af te nemen. AJO. N.B. Als niet anders wordt aangegeven dagelijks Gloria en Credo. De gewone Pre fatie. ZONDAG 2 Nov. 21e Zondag na Pink steren. Mis: In voluntatis. 2e gebed v. h. Allerheiligenoctaaf. Prefatie v. d. Allerh. Drieeenheid. Kleur: Groen. De H. Kerk stelt ons voor oogen den ge- duldigen lijder den heiligen man Job, wiens geschiedenis ons leert hoe God dik wijls juist de braven, die him plicht doen, bezoekt met kruisjes en wederwaardighe den, van hen vooral offers vraagt. (Offer torium). In tijden van beproeving moeten wij juist als Job sterk zijn in den Heer, ons toerusten met het schild des geloofs en met het zwaard van het H. Evangelie van den gekruisten Christus, om sterk te staan tegenover Satans bekoringen. (Epistel). Het moet in ons als vleesch en bloed zijn, dat wij in tegenspoed en lijden, hetzij naar het lichaam, hetzij naar de ziel, toch gelukkig zijn als wij maar Gods H. Wet onderhou den. (Introitus). In het bewustzijn onzer schuld maar met onderwerping aan Zijn H. Wil mogen wij gerust bidden tot den God van goedheid en barmhartigheid om.mede lijden (Evangelie) en bevrijding van ons kruis (Gebed), om een welwillende aanvaaj- ding van ons Verzoeningsoffer (Stilgebed), om hulp tegen wie ons vervolgen (Comniu- nio), om bevrijding >iit het land onzer ver drukking (Alleluja-vers) en door de kracht van de „Spijze der onsterfelijkheid" eeuwig te mogen wonen in het ons beloofde land, den hemel (Postcommunio). MAANDAG 3 Nov. Gedachtenis van alle Geloovige Zielen. Tot lafenis der geloovige zielen mogen de priesters vandaag drie H.H. Missen op dragen. Voor de eerste Mis wordt genomen het requiemformulier als op de gedachtenis van alle geloovige zielen. Voor de tweede Mis het formulier als op een jaargetijde. Voor de derde het formulier als voor de dagelijksc-he Mis voor de Overledenen. In alle drie H.H. Missen slechts één gebed en de Sequens „Dies irae". Geen Gloria en geen Credo. Prefatie voor de Overlede nen. Kleur: Zwart. N.B. Wordt één der drie H.H. Missen ge zongen, dan wordt voor de gezongen H. Mis gebruikt het formulier als op de ge dachtenis van alle geloovige zielen (eerste dus) óók al gaan de twee stille H.H. .Missen vooraf. De volgorde is dan 2, 3, 1. DINSDAG 4 Nov. Mis v. d. H. Carolus Borromeüs, Bischop en Belijder: Statuit 2e gebed v. b. Allorheiligencctaaf3e v. d. H.H. Vitalis en Agricola, Martelaren. Kleur: Wit. De H. Oarolus werd in Arona bij Mi- 'laan geboren uit een zeer aanzienlijke fa milie. Op drie en twintigjarigen leeftijd werd hij door zijn oom Paus Pius IV be noemd tot Aartsbisschop van Milaan en tot kardinaal. De benoeming bleek een gelukkige ge weest te.zijn. Want de jeugdige Aartsbis schop maakte zich voor zijn diocees bui tengewoon verdienstelijk. Hij trad n.l. voortdurend op tegen de misbruiken en zorgde steeds voor de doorvoering en bele ving van de besluiten van de Kerkvergade ring van Trente. Zijn aanzienlijk vermogen deelde hij uit aan de armen en voor de ver zorging der zieken, voor zich zeiven het strikt noodzakelijke behoudend. Heldhaf tig was zijn gedrag, toen de pestziekte te Milaan was uitgebroken. Terwijl allen vluchtten, bleef hij in de stad en besteedde persoonlijk zijn zorgen aan de arme lijders, hen verplegend, bezoekend en eigenhandig de laatste H.H. Sacramenten toedienond. De H. Aartsbisschop stierf in het jaar 1584, op 46-jarigen leeftijd. WOENSDAG 5 Nov. Mis v. d. 5en dag onder het Allerheiligenoctaaf: Gaudeamus (als op 1 Nov.). 2e gebed tto den H. Geest; 3e voor Kerk of Paus. Kleur: Wit „Een kroon van schoonheid heeft de Heer op de hoofden geplaatst der Heili gen". DONDERDAG G Nov. Mis als gisteren. „Gij, Heiligen, die als vorsten heerscht in den hemel, luister welwillend naar de beden van hen, din om de genade des hemels smeeken". VRIJDAG 7 Nov. Feestdag v. d. H. Wil- librordus, Bisschop en Belijder. Eerste Pa troon van ons Bisdom. Mis: Statuit. Kleur: Wit. Na. een tienjarige voorbereiding voor den Apostolischen arbeid in de Abdij van Rathmelsigi, landde in G90 de 33-jarigo Wil- librordus met elf gezellen nabij het tegen woordige Katwijk. Na zich den steun van Pepijn van Herstal, Hofmeier der Franken te hebben verzekerd, predikte Willibrordus eerst beneden, later boven den Rijn het ware geloof. Op verlangen van Pepijn liet hij zich te Rome wijden tot Aartsbisschop der Friezen, om aldus nuttiger te kunnen arbeiden. Als zetelstad koos hij Utrecht, waar hij in zijn ijver voor de vestiging van het ware geloof en de wetenschap een ka- IV. De heipalen van de Grondwet Onschendbare koning en verantwoordelijke ministers Hoe de balans doorsloeg naar het parlement K. B.-tjes en Algemeene Maatregelen van Bestuur. Wij hebben hier te lande een constitutio- neele monarchie en wel met parlementair stelsel, zooals wij gezien hebben. Bij een conflict tusschen de beide wetgevende or ganen koning en volksvertegenwoordi ging heeft de volksvertegenwoordiging het laatste woord. Het woord „volksverte genwoordiging" niets voor niets vrouwelijk De onmiddellijke consequentie daaruit is, dat deregeering, de ministers der Kroon derhalve hebben te regeeren volgens de meerderheid in het parlementdat zij een program hebben op te stellen, volgens het- welke zij zich voorstellen het land te bestu ren en dat overeen moet komen met de beginselen, door welke de meerderheid van het volk zich laat leiden. Dit groote beginsel: „er behoort gere geerd te worden in den geest van de meerderheid des volks en overeenkomstig de politieke programma's der meerder heidspartijen" staat nergens in de Grond wet, zooals trouwens het geheele parle mentaire stelsel louter ongeschreven recht is. Overigens zijn de fundamenten, de hei palen, waarop ons staatsgebouw rust-, te vinden in de Grondwet. Voor een wet van zoo'n fundamenteel be lang is de Grondwet niet bepaald groot, slechts 'n 200 artikelen ongeveer, maar in een artikel van één enkel zinnetje kan somt meer liggen dan in een heel wetboek. De "rondwetsartikelen, stippelen gewoon lijk sleohts de groote lijnen uit, welke dan weer in afzonderlijke wetten nader worden uitgewerkt. Zoo zegt bijv. art. 81 dat de Tweede Kamer uit honderd leden bestaat, gekozen op den grondslag van evenredige vertegenwoordiging; maar hoe dat precies in z'n werk moet gaan, wordt overgela ten aan de Kieswet, die dat alles uitvoerig .r*«*lt. De wetten, welke een nadere uit- ♦•p'-king zijn van de grondbeginselen van Ae Grondwet noemt men: „organieke wet ten". Dat zijn bijv.: de Kieswet, de Pro vinciale wet, de Gemeentewet, de Wet op het Nederlanderschap, de Vreemdelingen wet, de Wet op de Onteigening enz. enz. De positie der konings. Vrij uitvoerig is de Grondwet in haar regeling van de positie des konings, omdat hij nu eenmaal de voornaamste persoonlijk heid is in den lande, waarbij natuurlijk op gemerkt dient te worden, dat alles wat van den koning gezegd wordt, evenzeer voor de regeerende vorstin geldt. De troonopvolging wordt netjes vooruit bepaald, opdat er geen ruzie kome onder de kroonpretendenten, de voogdij over den minderjarigen koning wordt precies gere geld, waarbij in aanmerking genomen dient te worden, dat een koning meerder jarig wordt als hij 18 jaar oud is. Verder wordt het inkomen van den koning vast gelegd, wat alles bij elkaar circa 2 mil- lioen 's jaars bedraagt, n.l. 1.200.000 grondwettelijk gewaarborgd inkomen en de rest uit de opbrengst van de kroon domeinen. Maar het belangrijkste is de zesde ai de el ing, behandelende over de macht des konings. En hierin komt prachtig uit, hoe één enkel regeltje de hoeksteen kan zijn, waarop een geheele vleugel van ons staats rechtelijk paleis is opgebouwd. Het staat, er dood-nuchter in art. 53: De koning is onschendbaar; de ministers zijn verantwoordelijk. In werkelijkheid is dit zinnetje de groote heipaal, waarop ons parlementaire stelsel rust, welker betee- kenis voor onze staatsinrichting wij in ons vorig artikel hebben aangegeven. De verantwoordelijkheid van den minister. De ministerieele verantwoordelijkheid en de keerzijde van de medaille, de onschend baarheid des konings. Er is jaren lang om gevochten, voordat dit dubbelzijdige princiep in onze Grond wet werd opgenomen. De koning is onschendbaardat betee- kent niet dat de koning door geen schen- nende hand mag worden aangeraakt, dat niemand hem mag vermoorden of dat geen macht ter wereld hem van den troon mag stooten. Om dat alles tot een ongeoorloof de daad te stempelen is geen Grondwets artikel noodig. Evenmin beteekent het, dat de koning onfeilbaar is of nooit met den strafrechter in aanraking raag komen. „Neen, dat. is de zaak niet", zóuden wij met Thorbecke kunnen zeggen. „Het be teekent niet: al wat de koning doet, is recht; het betekent: waar onrechtmatig is gehandeld (inzake regeeringsbeleid n.l.) handelde „de koning" niet." Het individu, dat koning is, kan zeker iets doen, dat niet in den haak is, maar het „koningschap" van dat individu heeft, daar niet3 mede te maken. De ..koning" is en handelt slechts als koning in staatszaken, in z'n kwaliteit van rijksbestuurder, en het principe „de koning is onschendbaar" wil de verantwoordelijkheid voor verkeerde overheidsdaden, voor onjuist beleid los maken van den drager der koninklijke waardigheid. Dat klinkt alles heel erg koningslie- vend en heeft den schijn alsof het belang van den koning op de eerste plaats komt. In werkelijkheid was het echter meer te doen, om de keerzijde van de medaille, om de onmiddellijke consequentie, n.l. de mi nisterieele verantwoordelijkheid. Immers het is duidelijk, dat als de ministers ver antwoordelijk gesteld worden voor een eventueele verkeerde gang van zaken, zij er wel zalig voor zullen passen de willooze en gehoorzame dienaren van den koning te zijn. 'n Goede honderd jaar geleden was dat inderdaad zoo. Koning Willem I re geerde zelf en zijn ministers waren weinig meer dan de uitvoerders van zijn wil, ge hoorzame knechtjes. Maar zoodra zij ver antwoordelijk gesteld werden voor de re- geeringsdaden, kon het niet anders of de rollen moesten wordgn omgedraaid. Hot gaat nu eenmaal niet aan iemand op z'n kop te geven voor de daden van een an der. Zoodoende werd het zwaartepunt van het regeeringsbeleid met de aanneming der ministerieele verantwoordelijkheid ver'egd van den koning naar de ministers. En daar de ministers verantwoording schuldig waren aan en onder controle stonden van het par lement, beteekende dit alles niets meer of minder dan dat de balans voortaan de finitief was doorgeslagen van de zijde des konings naar de zijde van de volksvertegen woordiging. Deze wijziging kwam lot stand in het woelige jaar 1848, toen Wil'em II, bevreesd door de revolutionaire gebeurtenissen in Parijs, Berlijn en Weenen zich opeens be keerde van uiterst conservatief tot uiterst liberaal, en er zelf op aandrong de macht in handen der volksvertegenwoordiging te leggen. Pas 20 jaar later evenwel heeft men de volle consequentip dezer ministerieele ver antwoordelijkheid aanvaard, doordat sinds 1868 een minister of ministerie aftreedt wanneer hij of zij geen bevredigende ver antwoording aan het parlement kan af leggen, ma.w. wanneer het parlement het niet met den minister of met het geheele ministerie eens kan worden. Het parle mentaire stelsel. In de jaren 18481868 werden de minis ters ook wel ter verantwoording geroepen, maar zij bleven zitten, ook al bleek, dat zij het vertrouwen van het parlement niet meer hadden. Daar heeft de Kamer toen een stokje voor gestoken, door eenvoudig de begrooting voor een bepaalden tak van dienst af te stemmen en zoodoende den desbetreffenden bewindsman het regeeren onmogelijk te maken. De „besluiten-regeerlng". Hoe kwam het eigenlijk, dat men in de veertiger jaren van de vorige eeuw zoo ge brand was op die ministerieele verantwoor delijkheid Dat was het gevolg van de patriarchale regeeringsmethode van koning Willem I. Willem I deed liefst zooveel mogelijk ■elf, ook het maken van wetten. In de Grondwet stond toen reeds, dat de wetge ving behoorde aan koning en volksverte genwoordiging samen, doch de koning kon op eigen houtje maatregelen van inwendig bestuur nemen. Nu stond er in de Grond wet zoo nu en dan, dat een bepaalde ma terie door een „wet" (door koning plus volksvertegenwoordiging gemaakt) moest worden geregeld. Derhalve, zei de koning, mag ik alles alleen regelen, waarvoor de Grondwet niet uitdrukkelijk een wet eischt. En dat deed hij door z.g. koninklijke be sluiten, en wel in zoo'n ruimte mate, dat zijn regeering bekend staat als de „beslui- ten-regeering". Het was dus waarlijk geen wonder, dat de volksvertegenwoordiging op alle moge lijkemanieren probeerde haar invloed op den gang van zaken grooter te maken. Thans is de toestand zóó, dat de koning bij Koninklijk Besluit alleen datgene mag regelen, waartoe een wet hem uitdrukkelijk machtigt. Letterlijk staat er in art. 55 van de Grondwet, dat hij geen bepalingen door straffen te handhaven mag maken dan krachtens de wet. Hij zou dus buiten de wet om nog verscheidene bepalingen kun nen maken zonder strafbedreiging; maar practisch gebeurt dat niet omdat een be paling zonder sanctie toch weinig zin heeft. Behalve deze bepalingen, waartoe de wet hem machtigt, heefi de koning ook de be voegdheid de administratie te regelen, zoo als hem goeddunkt, m.a.w. bepalingen te maken voor zijn ambtenaren. Met een algemeen woord noemt men deze koninklijke bepalingen „koninklijke besluiten" (K.B.'s) en de bepalingen in bo- vengenoemden zin, door straffen te hand haven, waaraan niet alleen ambtenaren, maar alle burgers moeten gehoorzamen „algemeene maatregelen van bestuur". Alle „algemeene maatregelen van be stuur" zijn dus K.B.'s, maar niet ieder K. B. is een algemeene maatregel. Men ge bruikt deze termen ook vaak door elkaar. Wij hebben het hier voortdurend over den koning gehad, maar feitelijk is het de minister, die dergelijke bestuursmaatrege len uitvaardigt. Zie de ministerieele ver antwoordelijkheid, zoo juist uiteengezet. Heel dikwijls komt het voor, dat de Ka mers een wet aannemen, waarbij do na dere uitwerking wordt overgelaten aan een algemeene mialregel van bestuur. Dat doet men omdat de specialisten aan de ministe ries beter in staat zijn alles haarfijn uit te pluizen dan eon politiek lichaam als de Eerste en Tweede Kamer. Vooral bij de sociale wetten komt, dat vaak voor. Ook wordt het -tijdstip van do invoering van een web dikwijls overgelaten aan een K. B. Mr. H. F. A. G.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1930 | | pagina 5