ZATERDAG 25 OCTOBER 1930 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD PAG. 8 simuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitJiiiiiiiiiiiiiiif; ONZE RAADSELWEDSTRIJD. Als dit schrijven onder uwe oogen komt, is de lijst gesloten en is de wedstrijd ach ter den rug. Alleen moet de uitslag nog meegedeeld worden. Nu worden de lijsten gemaakt; de bij dragen gelezen en gesorteerd en dan.... zal de Directie en hoofdredactie loten en danzullen de gelukkigen hun prijs in ontvangst kunnen nemen. We halen de 400 niet. Tenminste op het oogenblik zijn er pas ruim 350 mededingers binnen. Wat ons de post morgen nog brengt, telt nog mee. Na Dinsdag is de deur dicht. Toch ben ik tevreden. Er is mooi werk geleverd en.... ik zei het vooraf, de raadsels waren moeilijk. Tot Zaterdag! Dan zijn we klaar en dan beginnen we ook aan het beantwoorden der briefjes, die bij stapels op antwoord wachten. Wie nog met het opstel of verhaal niet heelemaal klaar was (hoor je dat Anne ke!)*) zet er een beetje spoed achter, zet er een beetje spoed achter.o Er zijn reeds mooie verhalen binnen. Al wat goed is wordt geplaatst. Tot Zater dag Jullie liefhebbende, Oom W i m. Het mooie verhaal van Anneke is reeds binnen. Oom Wim. (Voor de Grooten). DE GEHEIMZINNIGE KELLNER door Anton 01de Kalter. IV. Er werd een steentje door het open raam gegooid, waaraan een briefje bevestigd was. Met een sprong was Eduard bij het raam, doch de dader had reeds de plaat gepoetst. Bliksemsnel raapte hij het steentje op. Hij las het volgende: Staak direct uw onderzoek naar den dader van den moord op den Chinees Thaitscht. Voldoet gij niet oogenblik- kelijk aan dit bevel, zoo zijt gij binnen 34 uren niet meer in deze wereld. Ver brand dit na het gelezen te hebben. Alles wat er op te lezen stond, was uit drukletters gevormd, die uit een krant geknipt waren. Moeten zij net bij mij zijn, liever den dood dan dat ik het onderzoek staak. Hij drukte vervolgens op een knopje, een paar seconden later verscheen het dienst meisje. Roep even Charles en zeg hem dat hij direct bij mij komt. Het meisje ging weg. Na eenigen tijd verscheen Charles Burton, nog in de hemdsmouwen. Goeden morgen Edward. Goeden morgen Charles. Zeg Charles, het zaakje begint hoe langei hoe ingewikkelder te worden. Zoo straks werd er hier een briefje onder het n heen gegooid, en toen ik naar het raam liep, had de dader reeds de plaat gepoetst. Hier, lees het maar eens. Charles las het briefje met groote verbazing. Mooie boel zeide hij, zoodra hij het gelezen had. Wat zullen wij doen Edward? Het onderzoek natuurlijk met verdub belde kracht voortzetten, was het ani> woord. Als wij er maar niet slecht bij we{ komen. Wat, slecht bij weg komen! Komaan, Charles. Jij moet niet bang beginnen worden, daarvoor ben je immers detective geworden. Onze vrienden wilden zich nu naar de ontbijtkamer begeven om hun leege maag te vullen, doch halverwege den gang kwam het dienstmeisje hun al tegemoet. Wat is er aan de hand? vroeg Edward. Er is een heer aan de deur, die u beiden wenscht te spreken, sprak het meisje. Ed ward een naamkaartje overhandigend. Haddeywell las het kaartje; waarop het volgende stond met sierlijke letters: I. R. BUCKLEY Voorzitter van de Nationale Persbeweging. Hij, sprak Edward, laat hem binnen ko men. Het dienstmeisje spoedde zich naai de deur om den heer binnen te laten. Ed ward liet hem op zijn kamer en verzocht hem te gaan zitten. Edward en Charles gingen eveneens zitten. Nou, en wat is er van uw dienst? vroeg Haeteleywell. Mijne Heeren, ik ben den voorzitter van de na tionale persbeweging en ben hier gekomen om u er toe te bewegen ook tot onze ver- eeniging toe te treden. Het zou mij een zeer groot genoegen doen, uw opinie hier over eens te hooren. Wij zijn nl. van plan onze vereeniging uit te breiden. Nu wilde ik u vragen of u niet iets voelde om lid te worden. Ja, wat zal ik daar nou van zeg gen, antwoordde Edward. Waar dient die vereeniging eigenlijk voor? Dat zal ik u zeggen mijnheer. U weet hoevele ontelbare tijdschriften en dagbladen er hier in New York en in de geheele Unie bestaan. Wij nu, zijn er over uit om al die personderne mingen onder een beheer te brengen en zoodoende alle oneenigheden uit den weg te ruimen. Een mooi idee, antwoordde Edward. Wat dunkt jouw ervan Charles? Ik vindt 't eveneens een mooi idee. (Wordt vervolgd). LIEFDADIGHEID door Marie v. d. Akker. Even buiten de stad stond een groots illa, omgeven door een grooten, mooien tuin. Deze stond vol prachtige boompjes, oorjaarsbloemen en madeliefjes. In den tuin liep een dame en een allerliefst meis je Lotti genaamd. Zij liepen samen te ge nieten van het fijne weer. „Kom", zeide de dame, Lotti's moeder, „laten wij een eindje gaan wandelen, het is zulk heerlijk eer." Toen zij een poosje gewandeld had den, kwamen zij aan een park, Voor in het park stond een bank waar een meisje op zat. Het kind zag er bleek en bedroefd uit, zij scheen erg arm en was sober ge kleed. Toen Lotti zag dat het meisje zoo bedroefd was, sprak zij, „ach, mama laten ij eens naar dat meisje toe gaan. Zij gingen naar het kind toe en Lotti's moeder sprak, „wat is er lief kind, waarom zijt gij zoo bedroefd". Het meisje zeide: „ach, lieve dame, wij zijn zoo arm en ik heb zoo'n honger, wij hebben niets geen brood meer." O, wat had Lotti een medelijden met het meisje en sprak maar aldoor, „arm lief kind, ach mama, help haar toch". Doch 't meisje sprak: „maar mevrouw, waarom spreekt gij mij aan, ik ben immers maar een bedelaarskind". „Juist, daarom wil ik je helpen", sprak de dame. Annie zoo heet te het meisje, moest nu vertellen waar zij woonde en hoe zij heette. Toen zeide de dame, „hier lief kind, hier heb je wat geld. maar melk en brood koopen en breng het naar je moeder". Lotti en haar moeder gingen, nadat Annie haar hartelijk bedankt had, heen. Zij gingen vlug naar huis, daar aangeko men gingen zij allerlei potjes en pannetjes met etenswaar, stukken goed en anderen kleeren opzoeken. Toen gingen zij alles i: pakken, Lotti pakte er nog wat speelgoed bij voor het meisje. Lotti ging naar Jan de koetsier zeggen dat hij de koets voor moest spannen. Toen gingen zij naar Annie en haar moeder. Ach, wat was daar alles so ber en armoedig. De vrouw vertelde dat har man al een paar jaar dood was en dat zij het zoo arm hadden. Ach, wat had de dame een medelijden met die arme vrouw. Zij liet de pakken binnen brengen en de arme vrouw ook nog wat geld. O, wat was de arme vrouw blij en ook Annie was zielsgelukkig met Lotti's m-ooi speelgoed. Na de bedankjes in ontvangst genomen te hebben ging Lotti en haar moeder heen. De arme menschen waren voor een poos geholpen, en de rijke dame zal er een hooge plaats voor in den hemel krijgen. VERDWAALD. door Madeliefje en Rozeknopje. Het arme huisgezin Jansen bestond uit Moeder met twee kinderen. Het oudste meisje heette Marietje, het jongste Nellie. Marietje was 11 jaar en Nellie 7 maanden oud. Hun hutje stond aan den rand van een groot bosch. Een vader hadden de arme kleinen niet meer. De weduwe moest met naaien den kost verdienen. Op een gure namiddag in den winter zei de moeder tot haar oudste: „Kind. heb niets geen brandstof meer. Ga m gauw wat hout sprokkelen. Neem de sport kar maar mee. Maar pas op, dat je niet te ver het bosch ingaat, want anders vex-- dwaal je. Je moet voor het donker thuis zijn". Marietje deed moeders omslagdoek om bij gebrek aan iets anders die vol ga ten en scheuren zat. Ze kreeg gauw het wagentje en ging op weg. Vooraan in het bosch lag bijna niets. Ze wilde moeder blij maken met een heele wagen vol hout. Daarom ging ze wat verder weg. In de verte zag ze een heeleboel takjes liggen, Ze was daar zoo blij om, dat ze de waar schuwing van haar moeder heelemaal ver geten was. Ze had geen handen genoeg om het hout op te rapen. Ze werd zoo moe van het voortdurende bukken dat ze uitgeput neerviel. Toen ze een poosje gezeten had kwam ze weer bij. Tot haar schrik merkte ze dat het bijna pikdonker was ge worden. Ze stond gauw op en zoo vlug als ze maar loopen kon, sloeg ze met haar wa gen een laan in. Ze wist niet meer precie: van welke kant ze gekomen was. Daarom had ze maar de rechtsche laan genomen. Maar ze ging juist den verkeerden kant uit. Want onder het sprokkelen was rondgeloopen en nu had ze juist de ver keerde laan rechts van haar liggen. Na poosje was het pikdonker geworden, rietje ging weer onder een boom zitten. Spoedig viel ze in slaap. Veldwachter Wouters had nachtdienst. Bibberend van de kou liep hij rond. Op eens struikelde hij. Bij het. schijnsel zijn zaklantaarn keek hij naar het werp waarover hij gestruikeld was. Het was een ongeveer 10-jarig meisje dat sliep. Hij maakte het kind wakker. Hij vroeg waar ze woonde, hoe ze heette en hoe ze hier kwam. Marietje, want zij was het, ver telde hem alles. Veldwachter Wouters bracht het kind, dat bijna verstijfd was van kou, gauw met het korretje naar huis, Je begijpt dat de arme moeder heel blij was dat haar dochtertje terug was. Ze bedankte Woutei-s heel hartelijk, 's Ande rendaags kwam er een mand vol met eet waren. Aan wie ze dat te danken hadden behoef ik zeker niet te vertellen. BELOOND VERTROUWEN door Lucie Wijtenburg. Bertha was een lief meisje, met aardige blonde krullen. Ze was 10 jaa ren een doch tertje van een graaf. Eens op een dag liep den grooten tuin van het kasteel. De graaf en gravin zaten in de waranda. Ber tha liep te denken, haar knillekopje had ze diep gebogen. Ongemerkt was ze aan het einde van den tuin gekomen waar ze door de tralies van een hek op den weg kon zien. Bertha keek op, want ze had ieamnd hooren fluiten, en daag zag ze dat een man in het geopende tuinhek kwam taan. Hij hield een reep chocolade in de eene hand en wenkte met de andere naar Bertha, die eerst bleef staan. Maar omdat ze wel van chocolade hield, kwam ze na derbij en voor ze het kon beletten had de man haar met een arm opgetild, en vluchtte met haar weg. Hij had de chocolade aan het meisje gegeven, om ze daarmee stil te houden. Bertha peuzelde de chocolade lek ker op, maar toen ze de heele reep naar binnen had geslikt, kreeg de bangheid weer de overhand, en begon ze te huilen. ,Hou je stil kind", riep de man barsch. Door die stem verschrikt, hield Bertha op met huilen, maar nadat zij een poosje stil was begon ze weer. Ten einde raad drukte de man haar hoofd tegen zijn schouder om het huilen te beletten, terwijl hij bang rond keek, of niemand het gehoord had. Maar niemand liep op de weg die hij opging Het was voor Bertha. een onbekenden weg en ze dacht dat ze haar vader en moeder nooit meer zou terugzien. In het kasteel was alles in rep en roer omdat het meisje weg was. De gravin liep angstig rond en de graaf trachtte tever geefs zijn vrouw te troosten. In eens stond de gravin op, pakte het portret van hun lieveling en ging naar de kerk. Daar zet te zij het achter het beeld van Maria en bad vuriger dan ooit, dat Maria hun kind zou bijstaan, en ze veilig en wel bij hun terug zou brengen. Ook de graaf, die mee gegaan was, knielde neer en bad vurig. Daarna gingen ze naar huis, geen woord erd er gewisseld. Met een vast vertrou wen, dat Bertha gauw terug zou komen, kwam de gravin thuis. Maria zou immers helpen! Het werd avond. Alle nasporingen waren tevergeefs. Daar werd de graaf ge roepen door twee mannen die vertelden, dat zij overal hadden gezocht maar Bertha nergens konden vinden. De graaf dacht aan zijn vrouw. Zouden zij Bertha dan nooit meer terug zien? Maar neen, hij ver trouwde op Maria, die moest helpen. Hij veegde de tranen die naar voren drongen gauw weg. „Kom, hij moest flink zijn. Hij ging naar de kamer van de gravin. Deze keek hem vol verwachting aan. „Is Ber tha gevonden", vroeg ze, en in haar stem klonk bange verwachting. „Ze hebben haar nog niet", zei de graaf zoo kalm mogelijk, om zijn vrouw niet te veel op te winden. Maar dat hielp niets. Plots barstte ze in snikken uit, en viel weer op de knieën. Haar oogen waren maar altoos naar het mooie Mariabeeld gevestigd. Juist sloeg de torenklok elf uur. „Ga nu slapen", zei de graaf, „je bent veel te moe". De gravin die zelf voelde dat ze slaap had, ging naar bed. De graaf ging naar zijn kamer maar het duurde nog geruimen tijd eer hij zich te ruste legde. Den volgenden morgen, het was negen uur, de graaf en gravin keken juist naar buiten, zagen zij Bertha aankomen met nog ee nman. De graaf snelde naar buiten, door de gravin gevolgd, en een oogenblik later lag Bertha in haar vaders en moe ders armen. „Ik vond haar juist op het perron, toen zij met een anderen man in den trein stapte", vertelde de man. De graaf gaf de man een ruime belooning en ging naar de huiskamer. De drie waren zeer gelukkig maar hadden in al hun ge luk Maria toch niet vergeten. Zoo zien we weer dat het vertrouwen op Maria steeds beloond wordt. HET STOMME MEISJE door Iwan. IV. Ze bukte om mijnheer in de kelder te la ten kijken, doch van dit oogenblik maakte de op alles voorbereide heer gebruik, om de oude vrouw een flinken duw te geven, zoodat ze boven op haar zoon in den kel der viel. Daarna schoof hij snel de grendel op de deur. Zoo zaten nu in plaats van mijnheer en bediende waard en waardin gevangen, ze bonsden op de deur en rie pen om er uit te komen, doch de deur bleef gesloten. Mijnheer zeide tegen Johan: „Nu zullen wij eerst het huis eens onderzoeken. Ze liepen-de benedenboel geheel door en kwa men ook boven waar Ze hoorden bidden en weenen. Ze tikten op de deur en werden door Maida opengedaan, die nog niet wist wat er voor was gevallen. Toch schrok Ma ria hevig toen mijnheer vertelde dat de oude waardin en haar zoon in den kelder gevangen zaten, want Maria zeide: „Van nacht komen er nog twaalf roovers thuis en het bosch is onveilig, wat zullen we toch beginnen. Mijnheer vroeg haar waa-rnm zich beneden stom moest houden. Maria vertelde alles wat er voorgevallen wa-s met dien vorigen heer. Mijnheer zeide, dat zijn reis ook langs het landgoed liep waar Maria's ouders woonde en zij nu weer Spoe dig bij haar lieve vader en moeder zou zijn; doch eerst moesten ze nog de nacht afwachten. 's Nachts werd er aan de poort steeds een lichtje gezet voor de mannen die er gewoon waren te komen slapen; deze man nen waren roovers en plunderden de villa's en landhuizen als Zij hun kans schoon za gen, ook overvielen zij de reizigers die het bosch door moesten trekken; zij had den al veel schrik aan de bewonei's der landstreek bezorgd, ook was er al dikwijls door soldaten beproefd ze in handen te krijgen doch steeds zonder resultaat. Omdat ze nooit tegelijk thuis kwamen maar steeds twee aan twee, geloofde mijn heer dat ze hem in handen zouden vallen. Maria was zeer angstig. Mijnheer zeide: „Gij moet op uw kamertje blijven totdat wij u komen halen en de deur goed slui ten. Zooals gewoon kwamen 's avonds de eerste twee nadat ze het lichtje gezien hadden thuis. Mijnheer vatte direct de een en Johan den ander, zij konden zich niet verweren, want zij hadden groote pakken gestolen goed op hun schouders. Zij werden stevig gebonden en een prop in den mond, zoodat ze niets verraden konden, en zoo ging het totdat ze alle twaalf naast elkaar lagen. Toen sprong mijnheer op het paard en reed in volle draf naar het eerste dorp om hulp en nog voor den morgen aanbrak was de heele bende ondex-zocht en ingerekend en wat kwam er voor den dag uit de groo te onderaardsohe kelders? Alles werd aan de rechtmatige eigenaars terug gegeven. Mijnheer reed naar de ouders van Maria om ze het heerlijk bericht, te brengen, dat hun lief kind in leven was, wij zullen hier niet uitweiden over de vreugde van ouders en kind, dat was onuitsprekelijk. De roovers ondergingen hun rechtmatige straf, de doodstraf bestond nog in Duitsch- land, ze werden opgehangen en de waard en waardin gingen'lèvenslang in de gevan genis. EEN ARM GEZIN. dcor Clasina Borst. TROUWE HECTOR door Dina Roelofs. Dora Sanders was 't eenigst kind van rijke ouders. Ze kon alles krijgen, wat haar hartje begeerde. Toch was Doi-a. niet gelukkig. Ze benijd de de kinderen, die ze als ze met juf ging wandelen wel eens zag spelen. Doi-a- mocht nooit alleen naar buiten spelen of wande len. Ze moest altijd bij juf zijn als ze ging wandelen. Daar waren haar ouders veel te bezorgd voor. Ze ging zelfs niet naar school maar kreeg thuis les. 't Was Zaterdag Do- ra's verjaardag. Dora- had al 'n hoop presentjes ont-* vangen. En, ja, 't laatst van alle cadeautjes kwam er een mooie groote hond. 'n Prach tige New-Foundlander. Wat wa-s Dora blij Nu had ze dan eindelijk een speelkame raad. Dora begon al heel gauw veel van Hec tor, zbo had ze de hond genoemd, te hou den. En Hector was ook een trouwe hond. Op een dag was Dox*a gaan wandelen. „Juf", vroeg Doi\a-, „mag ik met Hertor krijgertje gaan spelen." „Welzeker", zei juf maar voorzichtig zijn hoor." „Ja juf", en weg holde Dora. Hector haar achterna. Dora holde maar voort in dolle vaart-. Ze bemerkte niet eens de vijver en toen ze er dichtbij was kon ze haar vaart niet meer inhouden en met een plons viel ze in 't water. Dora gilde luidop van angst. Maar Hector sprong, zonder ook maar een oogenblik te aarzelen, direct in het water, greep Dora die net op het punt was te zinken bij de jurk vast en sleepte haar met veel moeite en inspanning op het droge. Inmiddels was ook de juf van Dora op de plaats des onheils verschenen. Ze nam 't bewustelooze kind op en droeg het naar huis. 't Was gelukkig niet zoo erg als het zich wel liet aanzien, maar zonder 't moe dige optreden van den hond zou Dora ver dronken zijn. Ge begrijpt dat de hond veel in de ach ting toenam bij de ouders en Dora zou niet meer van hem kunnen scheiden. Er leefde eens een arme moeder. En die moeder had drie kinderen Paula, Roza en Sjaak. Sjaak was acht jaar. Paula was negen jaar en Roza tien. Ze hadden niet veel aan hun leven, want hun vader was al zes jaar geleden gestorven. Hij was van een hooge stelling gevallen en daarna over leden. Het was nu Zondag, de kinderen hoefden niet naar school, 's Morgens gin gen moeder en Roza naar de vroegmis. Ze deden de deur op slot en gingen weg. Zoo lagen Sjaak en Paula alleen op een klein kamertje. Opeens werd Sjaak wakker, klaar wakker. Wat was dat? Hij stak het licht aan. O, wat schrok hij. Waar was Paula. Zij lag niet in. haar bedje. Hij zag ze nergens. Hij riep: „Paula, Paula!" „Wat is er?" vroeg een zacht stemmetje. „Waar ben je". „Ik, ik ben hier.. Ik ben alvast mijn popje j aan gaan kleeden, want aanstonds komt Moeder met Roza, en dan gaan wij eten en dan naar de kerk, en dan heb ik geen tijd meer." Sjaak, die net bekomen was van de schrik zei„Ik schrok zoo. Ik dacht dat er mannen geweest waren en dat ze je mee genomen hadden.". „O," riep Paula, „maar je moet niet zoo gauw bang zijn". Ze speel den samennog wat met. het popje. In dien tijd was het al half negen geworden. Even later kwam Moeder met Roza thuis. Ze zei: „Zoo kinderen, zijn jullie al wakkerV' De kinderen zeiden: „Ja moe, allang." Zoo en wat hebben jullie al dien tijd gedaan?" „Wij hebben met het popje gespeeld", zei Paula. „Beste kinderen hoor", zei Moeder. „Nu gaan wij eens gauw eten en dan gaan jullie tweetjes naar de kerk." Ze zaten met z'n viertjes aan de tafel te eten. Opeens zei Roza: „O, moeder, wat zou dat fijn zijn als vader ook aan tafel zat." Moeder zei: „Ja, dat wel, maar nu zit Vader in den hemel aan een veel groo- tere, mooiere tafel". Sjaak zei: „ik zou ook best aan zoo'n tafel willen zitten". Paula zat stil. ze dacht aan haar goede vader, die al zes jaar gele den gestorven was. Ze was pas twee jaar toen haar Vader stierf. Haar Vader was metselaar, had Moeder hun verteld en eens moest hij in een kerk komen werken. Hij moest op de hoogste stelling werken en toen wou hij met z'n hand de emmer vast pakken en toen greep hij niet in de em mer, maar hij greep buiten de stelling en viel. O, wat was dat een vi-eeselijke week voor dat huisgezin. Opeens keek moeder op de klok en zei: Kom Paula en Sjaak, gauw naar de kerk. Doen jullie je jasjes maar aan, want het is guur. Paula, het regent, doe je oude muts maar op." Het was kwart voor tien. Ze zeiden moeder en Roza gedag en gingen weg. Ze waren vijf voor tien in de kerk. Thuis deden Moeder en Roza het gewone werk. Toen ze klaar waren, zette Roza koffie. Toen gingen ze samen nog wat le zen in een boek. In dien tijd was het al half twaalf geworden. Paula en Sjaak kwamen thuis. Ze gingen samen koffie drinken. Moeder zette het eten op, Een half uur later ging ze eten. 's Middags gin gen ze allen buiten zitten in een tuintje. Om een uur of zes was het avondeten en daarna gingen Paula en Sjaak naar bed. Moeder met Roza ruimden de tafel af. Toen gingen ze weer wat lezen en daarna naar bed: Roza sliep bij Moeder, 's Ande ren daags gingen Paula, Sjaak en Roza naar scvhool. Moeder bleef alleen thufs en deed de wasch. Zoo verliep den eenen dag na den anderen. Het was nu de dag dat Roza 11 jaar werd, het was feest. De kinderen groeiden op. En Paula en Roza werden Zusters in het klooster. Sjaak werd Pastoor. Zoo leefden ze allen gelukkig. Op zekeren dag was moeder gestorven. Ze was al 83 jaar. De Zusters en de Pa-stoor wa ren bedroefd. En de Pastoor, haar eigen zoon mocht de Uitvaart doem EEN HEERLIJKE VACANTIE door Elly. IV. Henny en Frits waren om 10 uur naar huis gegaan met de belofte den volgenden morgen direct na 't ontbijt te komen, ze waren beiden den heelen dag op de ver jaardag genoodigd. Jaap probeerde de lich ten in de tuin nog eens, die echter niet voor den volgenden avond gebruikt zouden woi-den. Daar kwam Joop den tuin in en vertelde dat de familie in de verte aan kwam. Jaap ging aan de piano zitten om direct als z'n moeder binnenkwam een lang zal ze leven te kunnen spelen. Joop stond achter de deur om als vader de sleutel uit z'n zak wilde halen direct open te doen en Theo haalde vast glazen uit de kast om direct op de jarige te kun nen drinken zoo gebeurde. Moeder was nog niet de deur in of daar klonk een lang zal ze leven, door Jaap be geleid op de piano. Moeder bewonderde de eadeaux en was met alles even blij en voldaan. „Nu-is 't pas de vooravond, wat zal dat morgen wel niet worden", zei ze alleen. Lily vertelde nog even hoe ze genoten had en toen stelde haar Oom voor dat al len gauw ter ruste zouden gaan want mor gen zou het een drukke dag worden. Den volgenden morgen was Lily al voor haar Tante uit de veeren? Er was voor dien dag een heel programma opgemaakt. Na 't feestelijk ontbijt, dat door radio- muziek zou worden opgeluisterd zou Jaap z'n ingestudeerd stuk op de viool ten ge- hoore brengen. Piano spelen konden ze alle drie, dus daar was niets extra's voor geleerd. De voordrachten wei-den bewaard tot 's avond-s. Lily, die 'n aardig stemmetje had, zou 'n mooi stukje zingen en Henny zou haar op de piano en Jaap op de viool begelei- j den. Jaap had een zijner kennissen een pa- Ithéfoon ter leen gevraagd, die 's avonds in den tuin zou kunnen spelen. De tuinka mer werd dan leeggeruimd en daar konden de danslustigen dan een dansje maken. Alles verliep heel mooi. Jaap speelde prachtig. Daarna kreeg de jarige gelegen heid om de verschillende felicitaties en geschenken van buiten de stad in oogen- schouw te nemen. De kennissen en familie leden uit de stad kwamen des middags en 's avonds allen persoonlijk feliciteeren, want de jarige was een zeer geziene figuur in de groote kring van kennissen. Om half drie 's middags kwamen de eerste gasten al en weldra kwamen Henny en Lily, die natuurlijk flink mee aanpak ten, handen te kort om heel de visite te kunnen bedienen. Des avonds zouden er twee meisjes ko men om te bedienen, nl. de twee jongere zusjes van de dienstbode. Lily en Henny konden dan naar hartelust mee genieten. Om 8 uur kwam de avondvisite. Jaap moest- z'n stuk nog eens laten hooren, Lily zong, Henny speelde verschillende aardi ge werken op de piano, de jongens droe gen voor en er werden nog enkele gezame- lijke liederen gezongen. Toen het donker genoeg was om de lam pions te doen uitkomen ging het heele ge zelschap de tuin door. In 't prieel draaide lustig een leuke plaat op de pathéfoon. Wat was de tuin mooi versierd. De jarige en alle gasten prezen de jongelui om hun mooie werk. In de tuinkamer werd een dansje gemaakt en zoo verliep de avond heel gezellig en vroolijk. De polonaise moesten allen meemaken en Frits fungeer de als balletmeesrter. 't Ging den geheelen tuin dooi*. Lily beviel zooiets wel en ze had pret voor tien, waar haar Oom en Tante zeer verheugd over waren. Om twaalf uur werd alles weer naar binnen gebracht en bleef men nog een enkel uurtje gezllig in de kamer. Toch was het al twee uur geslagen voor dat Lily jn haar bed stapte. Ze had zioh de verjaardag toch niet zoo leuk voorge steld als- hij verloopen was. Haar Moeder had al geschreven dat ze zeker den dag daarop thuis zou komen, maar daar Henny v. Meeuwen 2 dagen la ter 19 jaar zou worden er er dan een par tijtje gegeven zou worden wei'd voor de jongelui, waar Lily en Jaap verzocht wa ren, had haar Tante even naar huis ge schreven of ze nog enkele dagen mocht blijven. Gelukkig werd dit goed gevonden. De avond bij van Meeuwen was aangebro ken. Er waren verschillende jongelui, die Lily niet kenden. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1930 | | pagina 8