Naar vereenvoudiging der spelling van de Nederlansche taal ZATERDAG 4 OCTOBER 1930 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD PAG. 5 Bij het ministerieel voor schrift tot de hoofden der onderwijsinrichtingen. Het schrijven, dat de Minister van On derwijs, Kunsten en Wetenschappen aan de rectoren der gemeentelijke en bijzon dere gymnasia en lycea, aan de directeu ren der rijks-, gemeentelijke- en bijzondere Hoogere Burgerscholen heeft doen toeko men, in zake de buigings-uitgang „n", is ons een aanleiding om bij dezen eersten stap in de richting van de vereenvoudi ging der spelling, n.l. de door Kollewijn voorgestane wijziging een beknopt over zicht te schrijven van de feiten, welke aan deze beslissing in de laatste jaren zijn voorafgegaan. Daarnaast willen wij tevens eenige argumenten aanhalen, welke door de voor- en tegenstanders van de wijziging zijn uitgespeeld, zonder daarbij echter op volledigheid of uitvoerigheid aanspraak te •willen maken. Natuurlijk kunnen wij niet zooals dat in de spreektaal luidt bij Adam beginnen, maar toch meenen wij het voor een scherp inzicht in het verloop der kwestie nuttig terug te gaan tot de 17e eeuw, toen reeds een groote eenstem migheid in de schrijfwijze onzer moedertaal was bereikt. Een algeheels tevredenheid scheen echter nog niet te heerschen, daar zekere Jeremias Decker, geboortig uit Dordrecht, er zich in 1660 over beklaagde, dat hij de scherpe „ee" en „oo" hoorde, waar de schrijftaal het enkele teeken had en omgekeerd. Op het laatste der 17e eeuw was het verschil in uitspraak bij de Hol landers benoorden den Rijn geheel ver dwenen, zoodat eenzelfde schrijfwijze na tionaal was. Toch hield Moonen zich aan tweeërlei schrijfwijze, welke nog heden ten dage is bewaard gebleven. Telkens weer hadden er vergissingen plaats en stelde men wijzigingen voor, welke op de uispraak der verschillende dialecten be rustten, totdat eindelijk in 1865 de Vries en Te Winkel een systeem uitdachten, waardoor een groot aantal moeilijkheden uit den weg werden geruimd, al kwamen ook hier en daar nieuwe aberraties te voor schijn, doordat men te veel naar eenvor migheid moest zoeken. De regels, welke deze hoogleeraren vaststelden, volgden zij zelf in het door hen beiden samengestelde „Woordenboek der Nederlandsche Taal", zij dachten er in het minst niet aan, dat hun regeling weldra algemeen zou worden aangenomen, niet alleen door de verschil lende Nederlandsche schrijvers van betee- kenis uit die dagen, maar ook op de scho len. De groote verdienste van deze philo- logen is geweest, dat zij een oplossing ga ven van enkele lastige vraagstukken als het aaneenschrijven van woorden, de keuze der verbindingsblanken, de scheiding van woorden bij het afbreken, de spelling der bastaardwoorden, enz. De regel, waarin echter werd gesproken van het schrijven van één e en één o, bleef echter zeer moei lijk met het noodlottig gevolg, dat vele uren in de school werden besteed met het aanleeren van dezen regel men spreekt van 1000 tot 2000 terwijl het succes zeer poover bleef. Geen wonder dan ook, dat er van verschillende kanten, reeds enkele ja ren na de invoering van de Vries en te Winkel een sterke tegenkanting ontstond. De regel immers, welke deze hoogleeraren laadden vooropgezet, was de willekeurig heid in de schrijfwijze, tegelijk met de ethymologische afleiding der woorden. Deze beginselen hebben echter hun voor- en te genstanders en het is nog dit jaar geweest, dat Dr. van Ginneken en Dr. van Royen elkaar bestreden, terwijl de eerste zich voorstander toonde van het systeem der willekeur (de psychologische en sociologi sche), terwijl de tweede voorstond, dat de schrijftaal de spreektaal in haar ontwik keling op slaafsche wijze moet volgen, zoo dat een phonetijrche aanpassing voortdu rend noodig is. Het nieuwe stelsel werd, zooals wij zeiden, in 1865 gepubliceerd, ter wijl toen echter nog het min of meer offi- oieele stelsel van Siegenbeek algemeen geldend was. Zooals wij ook terloops me dedeelden, vond het spoedig grooten aan hang, maar eerst in 1883, dus ongeveer 20 jaar na de bekendwording ervan, ging de regeering er toe over de Troonrede uit te vaardigen in de spelling van de Vries1 en te Winkel. Het ministerie van Justitie heeft aldus nog vele jaren de reeds ver ouderde Siegenbeek aangehangen. Van groote beteekenis moet bij de kentering in de spelling, welke kort na de officieele aan vaarding van het stelsel in de letterkunde is. gekomen, worden geacht, de daarmede samengaande streving naar vereenvoudi ging der spelling. Er was immers in geheel de literatuur een sterke zucht gekomen naar zuiverheid en een verlangen, te breken met het verouderde, dat sterk het karak ter had gekregen van burgerlijkheid. Kollewijn verzette zich op wetenschap pelijke wijze tegen de tot nu toe gevolgde klassische methode in de spelling, al heeft van Ginneken in zijn vuur wel eens ge zegd, dat in verband met de nieuwere taal kundige studiën, geheel nieuwe inzichten naar voren zijn gekomen, zoodat Kollewijn thans praptisch als verouderd mag worden beschouwd. Letterlijk schreef hij: „Aan gezien Kollewijn hiervan nooit iets heeft vermoed noch geweten, moeten wij hem en zijn navolgers, die aan zijn systeem eigenlijk nooit iets hebben toegevoegd, het recht ontzeggen, om hierover het laatste woord te willen spreken. De Vries en te Winkel, de letterkundigen en onze poli tici hebben deze toen nog niet taalweten schappelijk onderzochte verhoudingen met veel meer tact en intuitie aangevoeld en met veel meer bedrevenheid in dit soort onderwerpen beoordeeld. Zij krijgen de nieuwere taalwetenschap tot bondgenoot'. R. A. Kollewijn schreef dan in 1891 in de Vragen van den Dag een artikel „Onze las tige spelling. Een voorstel tot vereenvou diging", waarin het hem er om ging de ge- slachtsregels tot grooter eenvoudigheid te herleiden en tevens de bewuste regel 3, waaraan oplach ooi zooveel tijd tevergeefs werd besteed, te vereenvoudigen. Van vele zijden vonden zijn voorstellen instemming en zoo gebeurde het dan ook, dat na eeni ge jaren de „Vereeniging tot Vereenvoudi ging der Spelling" werd opgericht, welke thans tal van leden telt, waaronder man nen van het hoogste gezag. In den zomer van 1897 werd te Dordrecht een taalcongres gehouden, waar Prof. Spruit o.a. een be langrijke rede hield. Er werd vele jaren ge werkt. Er werden boeken geschreven, bro chures en proefschriften werden samen gesteld, er werden congressen gehouden en moties verzonden, doch alles zonder resul taat. Eindelijk bij Koninklijk Besluit van 16 Juni 1916 werd een Staats-commissie in gesteld voor de Spelling. Door eenige vooraanstaande taalgeleerden in ons land werd aan deze commissie een schrijven ge richt, waarin werd uiteengezet om welke redenen de sohrijvers een geheel of zelfs gedeeltelijke toepassing van de beginselen van de Veréfcnvoudigde spelling een ramp zouden achten voor de ontwikkeling van de schrijftaal en nadeelig voor de hand having van de beschaafde omgangstaal. De opstellers van dezen brief waren niemand minder dan de heeren te Winkel, de Boer en Woltjer, mannen van groot gezag op het gebied van de linguïstiek. Zij hadden bovendien een groot aantal handteekenin- gen voor dit stuk weten te verzamelen, zoo dat het voor de „Vereeniging voor Ver eenvoudigde Spelling" een zware taak was, daartegen een ander geschrift te stellen, waarin zij haar opinie met evenveel gezag als de andere partij bij de regeering kon voorstaan. Evenwel slaagde zij erin vele leden voor haar vereeniging te winnen, zoodat ook haar geschrift niet van autori teit ontbloot was. Na jaren langen arbeid scheen het, dat het vraagstuk tot een op lossing zou komen. Eigenlijk waren er al meer commissies geweest en was men reeds in 1908 op aandringen van de Kamer daar mede begonnen, maar noch de commissie- Kluyver, noch de commissie-Kuyper had den eenig 6ucces kunnen boeken. De ver warring nam steeds toe tot December 1926, toen de commissie-dr. Vinkesteyn aan het woord kwam. Deze commissie bracht een rapport uit, bij wijze van. advies aan den minister. Minister Waszink stelde zich daarop in verbinding met de vereeni ging voor vereenvoudiging, waardoor de minister verschillende conferenties had met de heer Salverda de Grave, de Vooys en Moller. Het gevolg was, dat een compromis tot stand kwam, hetwelk de minister den 5en Juli 1927 den ministerraad voorlegde; het voorstel stuitte echter op tegenstand van de meerderheid af. Het standpunt der regeering was toen, beide spellingen gelijk berechtigd te maken op de scholen en voor de examens. Zoo was de stand van zaken in 1928, toen de vereeniging een boekje uit gaf, waarin zij een overzicht gaf van de geschiedenis van het spellings-vraagstuk. Omtrent den toestand van toen werd op gemerkt: „In een opzicht valt er geen vooruitgang waar te nemen, n.l. in de groo te liberale bladen en de z.g. neutrale pers. In de socialistische en katholieke bladen daarentegen is een welwillende houding te constateeren. In het bijzonder het dagblad Het Volk heeft in de laatste jaren het voorbeeld gegeven, hoe een veelgelezen blad het publiek kan voorbereiden op de komende spellings-hervormingen. Na twee jaar, dus dit jaar omstreeks midden Mei, hield de Vereeniging haar jaarlijksche vergadering te Utrecht, waar bij aan het licht kwam, dat zij 4800 leden telt. Zij zond bij dezen gelegenehid een motie aan den minister, welke luidde als volgt: „De Algemeene vergadering der Vereeniging tot Vereenvoudiging van onze Spelling, waarin aanwezig vertegenwoor digers van alle leeraars- en onderwijzers- vereenigingen van verschillende richting, te Utrecht bijeen, verzoekt Uwe Excellen tie met aandrang niet door invoering van een nieuwe kunstmatige geslachtsregeling in de school anarchie te stichten, maar de vereenvoudigde spelling bij het onderwijs met gelijke rechten toe te laten". Kort ge leden nog verscheen in brochure-vorm de polemiek, welke Prof. van Ginneken met Dr. van Royen in de Maasbode had ge voerd omtrent de Vereenvoudiging der Spelling. Tenslotte is echter een eerste étappe bereikt, nu de minister zijn besluit inzake de buigingsuitgang heeft uitgevaar digd. Wij zullen ons op deze plaats geen partij stellen, maar wel mag worden ver wacht, dat deze eerste eigenhandige stoot van den minister, welke op den duur een overwinning zal blijken van de voorstan ders der vereenvoudiging, aanleiding zal worden tot een heftige polemiek, daar het hier gaat om het hoogste goed van een volk, n.l. zijn taal, terwijl voorts ook de finantieele gevolgen in dezen tijd van al gemeene depressie niet te onderschatten zullen zijn. AMERIKA TELT MEER DAN 7 MILLIOEN WERKLOOZEN Het overproductie-probleem. Geen voldoende afzet voor auto's. De beperking der emigratie wreekt zich. Volgens een rede, door den leider van het Amerikaansch Bureau van statistiek voor de radio gehouden, bezit Amerika thans 7 a 9 millioen werkloozen, de tijdelijke werkloozen inbegrepen, bij een totaal aantal arbeiders van 49 millioen. Dit feit geeft ons aanleiding om de oorzaken der werkloosheid op te sporen en zakelijk-nuchter de toestanden te bezien, zooals ze zijn. Ook in de Vereenigde Staten. Juist de Amerikanen zullen het arbeids vraagstuk nog veel breeder moeten aanpakken dan andere staten. Hun staathuishouding zal in de naaste toekomst voor groote moeilijk heden geplaatst worden. Reeds nu is de automobielproductie 40 pet. grooter dan de vraag van de markt. De oplos sing van deze moeilijkheid die men op de automobielmarkt had verwacht bleef achter wege. Dezelfde toestanden bestaan er in de radio- en vliegmachine-industrie. Het optimisme dat men in deze bedrijven had is wel zeer teleur gesteld geworden. Men begint nu in te zien dat de beperking der emigratie 't toenemen der bevolking en daarmede de uitbreiding der eigen markt tegenhoudt, terwijl aan den an deren kant een bepaalde loonpolitiek de Ame- rikaansche concurrentie op de buitenlandsche markt verzwakt. Wij leeren het groote gevaar kennen, dat verscholen ligt in een door hooge rechten beschermde binnenlandsche markt, welke ech ter niet in staat is voor de productie van de eigen industrie voldoende af te scheppen. In de komende jaren zal de Amerikaansche regeering moeten beslissen of werkelijk, zooals zij aangenomen heeft, de beperking der emi gratie de loonpolitiek en de beschermende rechten de onontbeerlijke hulpmiddelen zijn voor een opleven der economische toestanden. Maar al te gemakkelijk namen wij langen tijd bepaalde industrieën tot maatstaf van de geheele economische toestand in Amerika, zonder daarbij rekening te houden met die in dustrieën, welke niet deelden in dezen gedeel telijken opbloei. Nu pas zien we het verschil tusschen de Amerikaansche industrieën, welke bloeien en die welke achteruitgaan. De Amerikaansche economisten onderzoeken ernstig de vraag: wat kan er gebeuren? Het antwoord hierop zal ook stellig alle andere staten die getroffen zijn door een zelfde werk loosheid en waar zich dezelfde crisisverschijn selen voordoen, interesseren. Men noemt het jaar 1929 een jaar waarin een abnormale eco nomische hausse, die gesteund werd door de uitbreiding van het afbetalingssysteem en de papierwinsten aan de beurt, tot stand kwam. Nu echter is niet meer de vervaardiging, maar de afzet der waren van het grootste belang. Het verscherpen van de prijstechniek, de prijs- strijd die steeds, vooral in den petroleum- en tabakshandel en in den één-persoonshandel plaats vindt, toonen ons welke moeiten men zich moet geven om de fabrieken in vol be drijf te houden. Te dien opzichte ziet het er bij de Ameri kaansche automobielindustrie het ergste uit. En dit is van groote beteekenis, daar deze in dustrie sedert den oorlog de hoofdsteun was voor den opbloei van de geheele Amerikaan sche markt. Haar opbloei deed ook de ijzer-, staal-, leder-, glas- en dergelijke industrieën opleven, daar zij alle door de automobiel industrie van werk worden voorzien. De tijd nadert meer en meer dat de Ameri kaansche bevolking zooveel auto's zal bezit ten als ze maar kan wenschen. Is echter deze toestand gekomen dan zal de automobiel industrie haar behoeften moeten dekken met „ersatz" waren en dan zullen we eerst de over- groote productie-mogelijkheid, de desorganisa tie en de noodzakelijkheid van een reoragani- satie precies kunnen overzien. Als de teekenen ons niet bedriegen, zal Amerika reeds spoedig dit punt hebben be reikt. In de Vereenigde Staten is op dit oogen- blik de automobielindustrie allesbehalve gun stig, daar er op iedere 6 menschen reeds offi cieel één auto is ingeschreven. Daarbij komt dat het bijna is uitgesloten de automobielprij- zen nog meer te verlagen en wanneer, zooals te voorzien is, de benzine nu ook nog duurder wordt, zal de druk op de markt nog sterker worden. In de Vereenigde Staten zijn ongeveer 20 millioen auto's officieel ingeschreven. Men re kent den levensduur van een wagen in door snee op zeven jaar. De jaarlijksche productie der Amerikaan sche automobielindustrie bedraagt echter on geveer 5 millioen wagens. Dat beteekent dat deze industrie op meer dan oniekeren grondslag verder werken moet. De Amerikaansche regeering heeft verschil lende commissies van onderzoek ingesteld om economisch en wetenschappelijk de vraagstuk ken op te lossen, die uit deze feiten voort vloeien. Maar ook hier hebben statistiek en wettelijke maatregelen weinig nut. Immers de industrie moet zich aan de geschapen verhou dingen aanpassen en, zooals de Amerikaansche automobielindustrie de gevolgen van haar ver keerde politiek inzien en zorgen dat spoedig verbetering intreedt. Eén ding is zeker: in de komende 10 jaar zal de geheele industrie voor hetzelfde pro bleem der overproductie komen te staan, als het in de landbouw met tarwe en katoen het geval is. Misschien neemt men dan even dras tische maatregelen zooals men die in den Amerikaanschen landbouw heeft genomen. Wanneer het vraagstuk echter urgent gewor den is, zal de Amerikaan veel van zijn oude begrippen moeten prijsgeven en zal hij reke ning moeten houden met de economische poli tiek van andere landen om daarmede verstan dig samen te werken. KALENDER DER WEEK N.B. Als niet anders wordt aangegeven dagelijks Gloria en Credo. De gewone Pre fatie. ZONDAG 5 Oct. Zeventiende Zondag na Pinksteren. Mis: Justus es. 2e gebed v. h. octa-af v. d. H. Bavo; 3e v. d. H. H. Pla- cidus en Gezellen, Martelaren. Credo. Pre fatie v. d. Allerh. Drieëenheid. Kleur: Groen. Tweevoudig is de verplichting van ons christelijk leven: Onderhouden Gods H. Wet (welke zich laat samenvatten in de twee hoofdgeboden van de liefde tot God en de liefde tot den naaste (Epistel en Evangelie) en de zonde vermijden (Gebed) en uitboeten (Stilgebed). Dat vraagt offers van onze bedorven natuur. God echter zal ons Zijn hulp zenden, als wij offervaardig en vertrouwvol tot Hem bidden (Alleluja; Offertorium). Versterkt door Zijn hulp zul len wij in staat zijn hem onze liefde te geven (Communio) en, hebben wij ons tij dens ons leven met Hem verbonden door de liefde, dan behoeven wij Zijne recht vaardige oordeelen niet te vree zen, want degenen, die den weg van Gods geboden bewandelen zullen den Heer eenmaal als hun erfdeel bezitten. (Introïtus; Graduale). N.B. Waar vandaag de plechtige uiter lijke viering plaats vindt van het feest v. d. Allerh. Rozenkrans, mogen all© H.H. Missen zijn van het Rozenkransfeest. Mis: Gaudeamus (Zie 7 Oct.). Gloria. 2e gebed v. d. 17en Zondag na Pinksteren; 3e (al leen in stille H.H. Missen) v.d. H.H. Pla- cidus en Gezellen, Martelaren. Credo. Pre fatie van Maria (invullen: En U op het feest). Laatste Evangelie v. d. Zondag. Kleur: Wit. MAANDAG 6 Oct. Mis v. d. H. Bruno, Belijder: Os Justi. 2e gebed v. h. octaaf v. d. H. Bavo. Kleur: Wit. Tijdens zijn verblijf te Parijs maakte Bruno het volgende voorval mee: Bij het bidden der Getijden voor de over ledenen, bij gelegenheid van den dood van een professor richtte de gestorvene zich bij de woorden „responde mihi" (antwoord mij) het hoofd op en riep uit: „Ik ben aan geklaagd door een rechtvaardig oordeel Gods". Dit herhaalde zich driemaal. Dit voorval gaf den doorslag aan Bruno's be sluit om in het klooster te gaan. De overweging over de gestrenge oor deelen van Gods rechtvaardigheid brach ten hem tot de stichting van de zeer stren ge Orde der Karthuizers. Bruno stierf als Abt zijner Orde den 6en Oct. 1101. DINSDAG 7 Oct. Feestdag van 0. L. Vrouw v. d. Allerheiligsten Rozenkrans. Mis: Gaudeamus. 2e gebed en 3e gebed (al leen in stille H.H. Missen) v. d. H. Marcus, Paus en v. d. H.H. Sergius en Gezellen, Martelaren. Prefatie van Maria (invullen: En U op het feest). Kleur: Wit. Verheugen wij ons op dit feest van den Allerheiligste Rozenkrans, bij het bidden waarvan wij herdenken de geheimen van leven, dood en verrijzenis van Gods Zoon. Bidden wij onzen rozenkrans godvruch tig en waardig, opdat onze wees gegroeten zijn als rozen, die geuren voor Maria (öommunio). WOENSDAG 8 Oct. Octaafdag v. h. Feest v. d. H. Bavo, Belijder: Mis: Gau- WAAR DE VROUW BELANG IN STELT. De kamfer. De kamfer, waarvan in de huishouding en ook in de geneeskunde zoo'n veelvuldig gebruik wordt gemaakt, is het voortbrengsel van den wortel van een soort laurierboom, welke in China, Ja pan en verschillende deelen van Indië groeit. De bladeren van deze plant, welke aan een dunnen stengel zitten, loopen spits toe. Van boven is het blad helgroen en gaat dan over in geelgroen. De bloemsten gels zijn klein en teer en loopen van boven in kleine vertakkingen uit, waarvan elk een bloempje draagt. De bloesem is wit en wordt opgevolgd door een glinsterende paarse tros, ter groote van een erwt. Deze bestaat uit een kleine pit, welke den geur van kruidnagelen en kamfer heeft. De bast van den boom is van buiten eenigs- zins ruw; aan de binnenkant is zij echter zacht en vochtig, zoodat de bast gemak kelijk van het hout is te scheiden. Het hout van den kamferboom is wit van kleur en zeer droog. De boomen bevatten dikwijls zoo'n overvloedige hoeveelheid kamfer, dat deze er, als de boom gekloofd wordt, in groote druppels uitkomt. Kamfer is al gemeen bekend als een witte, brooze sub stantie, welke een bijzonder aromatischen geur en een sterke smaak heeft. Kamfer smelt bij 288 gr. Fahrenheit en kookt bij 400 gr. Kamfer is zeer ontvlambaar en brandt met een witte vlam en rook; in alcahol, ether en olie wordt kamfer opge lost. Aan men kamfer in water legt, gaat het water naar de kamfer ruiken; ook als de kamfer op het water drijft is zij brand baar.. Zij verandert niet door eenvoudig aan lucht te worden blootgesteld, maar als men kamfer bij warm weer in een open vat plaatst, is het spoedig vervlogen. Door distilleering kan men uit vele planten kamfer trekken. Zoo bevatten o.a. thym, salie, anemonen e.a. heel veel kamfer. Bij de Oostersche volken was de kamfer reeds vroeg bekend en werd door hem ook veel aangewend als reukmiddel. Door de Ara bieren werd de kamfer in Europa inge voerd, doch dit schijnt eerst later te zijn geschied, daar kamfer bij de Grieken en Romeinen totaal onbekend waren. Hoe marmer te reinigen. Om marmer te reinigen wordt veelal gebruik gemaakt van zoogenaamde marmerslijp, dat echter met de vlekken tevens den glans wegneemt. Een beter middel, dat wel de vlekken maar niet de glans doet verdwijnen, is het inzeepen met het schuim van zeep (met een zacht, vochtig lapje), waarna men het marmer terstond met een schoonen, zacli- ten drogen doek polijst, zonder evenwel het schuim te verwijderen. deamus (als op 1 Oct. Zie in het Feest eigen v. h. Bisdom). 2e gebed v. d. H. Bir- gitta, Weduwe. Kleur: Wit, St. Bavo's feest is voor ons een reden van vreugde, want glorievol is hij in den hemel, waar hij voor ons een voortduren de voorspreker zal zijn (Kerk. Get.). DONDERDAG 9 Oct, Mis v. d. H.H. Dionysius en Gezellen, Martelaren: Sa- pientiam. 2e gebed A Cunctis (om de voor bede der Heiligen); 3e naar keuze v. d. priester. Geen Credo. Kleur: Rood. Dionysius de Areopagict- (d. i. lid v. h. gerechtshof) bekeerde zich op de predi katie v. d. H. Paulus gehouden op den Areopaag (d. i. de plaats waar het ge rechtshof vergaderde) te Athene. De H. Paulus doopte hom met vele an deren. Dionysius werd eerst aan het hoofd geplaatst van de Kerk te Athene, later is hij naar Frankrijk gezonden om het H. Evangelie te verkondigen. Daar is hij met den priester Rusticus en den Diaken Eleutherius na vele kwellingen te Parijs onthoofd. VRIJDAG 10 Oct. Mis v. d. H. Francis- cus Borgias, Belijder: Os Justi. Gebeden als gisteren. Geen Credo. Kleur: Wit. Toen Franciscus Borgias het reeds mis vormde gelaat zag van de overleden kei zerin Isabella, werd hij zóó getroffen door de mensohelijke vergankelijkheid, dat hij besloot afstand te doen van al zijne bezit tingen en, zoodra hij kon, alleen den Ko ning der koningen te dienen. Na den dood zijner echtgenoote werd hij Jezuiet en later zelfs de Generaal-Overste. Bui tengewoon was zijne liefde voor he,t Al lerh. Sacrament. ZATERDAG 11 Oct. Mis v. d. H. H. Ewalden, 'Martelaren: Intret. 2e gebed voor den Paus. Geen Credo. Kleur: Rood. De beide broeders met denzelfden naam en ter onderscheiding naar den kleur hunner haren genoemd de Zwarte en de Blonde, waren Angelsaksische priesters en zijn gemarteld om hunne prediking van het H. Geloof (7e eeuw). IN DE KERKEN DER E.E. P.P. FRANCISCANEN: Alles als in bovenstaande kalender, be halve ZONDAG. 2e gebed v. d. Z. Felix Meda, Maagd; 3e v. h. octaaf v. d. H. Franciscus; 4e v. d. H. II. Placidus en Gezellen. MAA.VDAG. Mis v. d. H. Maria-Fran- cisca v. d. vijf Wonden: Dilexisti. 2e gebed v. d. H. Bruno; 3e v. h. octaaf v. d. H. Franciscus. Credo. Prefatie v. d. H. Fran ciscus. WOENSDAG. Mis v. d. H. Birgitta, Weduwe: Cognovi. 2e gebed en Prefatie v. d. H. Franciscus. Credo. DONDERDAG. 2e gebed en Prefatie v. d. H. Franciscus. 3e gebed Concede (ter eere van Maria). VRIJDAG. Mis v. d. H. H. Daniël en zes Gezellen. Martelaren: Sapientiam. 2e gebed v. d. H. Franciscus Borgia; 3e v. h. octaaf v. d. H. Franciscus. Credo. Kleur: Rood. ZATERDAG. Octaafdag v. h. feest v. d. H. Franciscus. Mis: Gaudeamus (als op 4 Oct.). 2e gebed voor den Paus. Credo. Pre fatie v. d. II. Franciscus. Kleur: Wit. Amsterdam. ALB. M. KÓK, pr. Brandvlekken. Brandvlekken, die door een te heet strijkijzer ontstaan zijn, kunnen alleen dan uit goed verwijderd worden, wanneer de vezels der stof nog niet verteord zijn. In dat geval bestrijkt men de gebrande plaatsen met in water opgeloste borax en strijkt daarna de voch tige plekken droog. Losmaken van glazen stoppen. Om glazen stoppen los te maken druppelt men wat slaolie om de stop en zet de flesch- (niet te dicht) bij het vuur. Dan trekt men er de stop voorzichtig uit. Gevaarlijke vingerhoeden. Vrouwen en meisjes, die met naaien den kost ver dienen, klagen dikwijls over pijn in den vinger, waaraan zij een vingerhoed dra gen, en dikwijls volgt er een hevige ontste king. Meestal is dit het geval bij het ge bruik van goedkoope vingerhoeden, die uit lood of ccnig ander schadelijk metaal zijn vervaardigd. Zilveren of stalen vin gerhoeden zijn het beste en veiligste. Loo- den vingerhoeden zijn zeer gevaarlijk, voor al voor menschen wier wondjes heel lang zaam genezen. Onderhoud van bont. Zou er wol één gezin zijn, waar op den huidigen dag geen bont gevonden wordt? Al is het maar een bontkraagje op den mantel? Maar, bont moet ook onderhouden worden en gerei nigd, daartoe bestrooit men het mot mag- nesie-poeder of heet meel en wrijft dit goed er in, in do richting van het haar. Zoo wik kelt men het bont in een handdoek en laat het een dag liggen. Dan goed uitschudden en met een dun stokje kloppen aan den binnenkant, om alle poeder eruit te ver wijderen. Wit bont moet in blauw vloei papier bewaard worden, om te voorkomen dat het geel wordt, Is uw bont nat, droog dit dan nooit bij een kachel of haard, maar veeg het nat eraf, schud het bont daarna flink, en hang het bont te drogen in een kamer, waardoor mén een luchtstroom laat trekken. Springende handen. Honing mot ver- sche ongezoute boter of met glycerine ver mengd cn op de opengesprongen huid bij herhaling gelegd, neemt het kwaad in kor ten tijd weg. Het krimpen van wollen goederen. Om het krimpen van wollen goederen, kou sen enz. bij het wasscben te voorkomen, moet men het waschwater met geeat van salmiak vermengen en slechts lauw water gebruiken. Op 30 liter water heeft men 20 gram salmiakgeest noodig. De kosten van dit middel worden door besparing van zeep* gedekt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1930 | | pagina 5