Naar vereenvoudiging der spelling van de
Nederlansche taal
ZATERDAG 4 OCTOBER 1930
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD PAG. 5
Bij het ministerieel voor
schrift tot de hoofden der
onderwijsinrichtingen.
Het schrijven, dat de Minister van On
derwijs, Kunsten en Wetenschappen aan
de rectoren der gemeentelijke en bijzon
dere gymnasia en lycea, aan de directeu
ren der rijks-, gemeentelijke- en bijzondere
Hoogere Burgerscholen heeft doen toeko
men, in zake de buigings-uitgang „n", is
ons een aanleiding om bij dezen eersten
stap in de richting van de vereenvoudi
ging der spelling, n.l. de door Kollewijn
voorgestane wijziging een beknopt over
zicht te schrijven van de feiten, welke aan
deze beslissing in de laatste jaren zijn
voorafgegaan. Daarnaast willen wij tevens
eenige argumenten aanhalen, welke door
de voor- en tegenstanders van de wijziging
zijn uitgespeeld, zonder daarbij echter op
volledigheid of uitvoerigheid aanspraak te
•willen maken. Natuurlijk kunnen wij niet
zooals dat in de spreektaal luidt
bij Adam beginnen, maar toch meenen wij
het voor een scherp inzicht in het verloop
der kwestie nuttig terug te gaan tot de
17e eeuw, toen reeds een groote eenstem
migheid in de schrijfwijze onzer moedertaal
was bereikt. Een algeheels tevredenheid
scheen echter nog niet te heerschen, daar
zekere Jeremias Decker, geboortig uit
Dordrecht, er zich in 1660 over beklaagde,
dat hij de scherpe „ee" en „oo" hoorde,
waar de schrijftaal het enkele teeken had
en omgekeerd. Op het laatste der 17e eeuw
was het verschil in uitspraak bij de Hol
landers benoorden den Rijn geheel ver
dwenen, zoodat eenzelfde schrijfwijze na
tionaal was. Toch hield Moonen zich aan
tweeërlei schrijfwijze, welke nog heden
ten dage is bewaard gebleven. Telkens
weer hadden er vergissingen plaats en
stelde men wijzigingen voor, welke op de
uispraak der verschillende dialecten be
rustten, totdat eindelijk in 1865 de Vries
en Te Winkel een systeem uitdachten,
waardoor een groot aantal moeilijkheden
uit den weg werden geruimd, al kwamen
ook hier en daar nieuwe aberraties te voor
schijn, doordat men te veel naar eenvor
migheid moest zoeken. De regels, welke
deze hoogleeraren vaststelden, volgden zij
zelf in het door hen beiden samengestelde
„Woordenboek der Nederlandsche Taal",
zij dachten er in het minst niet aan, dat
hun regeling weldra algemeen zou worden
aangenomen, niet alleen door de verschil
lende Nederlandsche schrijvers van betee-
kenis uit die dagen, maar ook op de scho
len. De groote verdienste van deze philo-
logen is geweest, dat zij een oplossing ga
ven van enkele lastige vraagstukken als
het aaneenschrijven van woorden, de keuze
der verbindingsblanken, de scheiding van
woorden bij het afbreken, de spelling der
bastaardwoorden, enz. De regel, waarin
echter werd gesproken van het schrijven
van één e en één o, bleef echter zeer moei
lijk met het noodlottig gevolg, dat vele
uren in de school werden besteed met het
aanleeren van dezen regel men spreekt
van 1000 tot 2000 terwijl het succes zeer
poover bleef. Geen wonder dan ook, dat er
van verschillende kanten, reeds enkele ja
ren na de invoering van de Vries en te
Winkel een sterke tegenkanting ontstond.
De regel immers, welke deze hoogleeraren
laadden vooropgezet, was de willekeurig
heid in de schrijfwijze, tegelijk met de
ethymologische afleiding der woorden. Deze
beginselen hebben echter hun voor- en te
genstanders en het is nog dit jaar geweest,
dat Dr. van Ginneken en Dr. van Royen
elkaar bestreden, terwijl de eerste zich
voorstander toonde van het systeem der
willekeur (de psychologische en sociologi
sche), terwijl de tweede voorstond, dat de
schrijftaal de spreektaal in haar ontwik
keling op slaafsche wijze moet volgen, zoo
dat een phonetijrche aanpassing voortdu
rend noodig is. Het nieuwe stelsel werd,
zooals wij zeiden, in 1865 gepubliceerd, ter
wijl toen echter nog het min of meer offi-
oieele stelsel van Siegenbeek algemeen
geldend was. Zooals wij ook terloops me
dedeelden, vond het spoedig grooten aan
hang, maar eerst in 1883, dus ongeveer 20
jaar na de bekendwording ervan, ging de
regeering er toe over de Troonrede uit te
vaardigen in de spelling van de Vries1 en
te Winkel. Het ministerie van Justitie
heeft aldus nog vele jaren de reeds ver
ouderde Siegenbeek aangehangen. Van
groote beteekenis moet bij de kentering in
de spelling, welke kort na de officieele aan
vaarding van het stelsel in de letterkunde
is. gekomen, worden geacht, de daarmede
samengaande streving naar vereenvoudi
ging der spelling. Er was immers in geheel
de literatuur een sterke zucht gekomen
naar zuiverheid en een verlangen, te breken
met het verouderde, dat sterk het karak
ter had gekregen van burgerlijkheid.
Kollewijn verzette zich op wetenschap
pelijke wijze tegen de tot nu toe gevolgde
klassische methode in de spelling, al heeft
van Ginneken in zijn vuur wel eens ge
zegd, dat in verband met de nieuwere taal
kundige studiën, geheel nieuwe inzichten
naar voren zijn gekomen, zoodat Kollewijn
thans praptisch als verouderd mag worden
beschouwd. Letterlijk schreef hij: „Aan
gezien Kollewijn hiervan nooit iets heeft
vermoed noch geweten, moeten wij hem
en zijn navolgers, die aan zijn systeem
eigenlijk nooit iets hebben toegevoegd, het
recht ontzeggen, om hierover het laatste
woord te willen spreken. De Vries en te
Winkel, de letterkundigen en onze poli
tici hebben deze toen nog niet taalweten
schappelijk onderzochte verhoudingen met
veel meer tact en intuitie aangevoeld en
met veel meer bedrevenheid in dit soort
onderwerpen beoordeeld. Zij krijgen de
nieuwere taalwetenschap tot bondgenoot'.
R. A. Kollewijn schreef dan in 1891 in de
Vragen van den Dag een artikel „Onze las
tige spelling. Een voorstel tot vereenvou
diging", waarin het hem er om ging de ge-
slachtsregels tot grooter eenvoudigheid te
herleiden en tevens de bewuste regel 3,
waaraan oplach ooi zooveel tijd tevergeefs
werd besteed, te vereenvoudigen. Van vele
zijden vonden zijn voorstellen instemming
en zoo gebeurde het dan ook, dat na eeni
ge jaren de „Vereeniging tot Vereenvoudi
ging der Spelling" werd opgericht, welke
thans tal van leden telt, waaronder man
nen van het hoogste gezag. In den zomer
van 1897 werd te Dordrecht een taalcongres
gehouden, waar Prof. Spruit o.a. een be
langrijke rede hield. Er werd vele jaren ge
werkt. Er werden boeken geschreven, bro
chures en proefschriften werden samen
gesteld, er werden congressen gehouden en
moties verzonden, doch alles zonder resul
taat. Eindelijk bij Koninklijk Besluit van 16
Juni 1916 werd een Staats-commissie in
gesteld voor de Spelling. Door eenige
vooraanstaande taalgeleerden in ons land
werd aan deze commissie een schrijven ge
richt, waarin werd uiteengezet om welke
redenen de sohrijvers een geheel of zelfs
gedeeltelijke toepassing van de beginselen
van de Veréfcnvoudigde spelling een ramp
zouden achten voor de ontwikkeling van
de schrijftaal en nadeelig voor de hand
having van de beschaafde omgangstaal. De
opstellers van dezen brief waren niemand
minder dan de heeren te Winkel, de Boer
en Woltjer, mannen van groot gezag op
het gebied van de linguïstiek. Zij hadden
bovendien een groot aantal handteekenin-
gen voor dit stuk weten te verzamelen, zoo
dat het voor de „Vereeniging voor Ver
eenvoudigde Spelling" een zware taak was,
daartegen een ander geschrift te stellen,
waarin zij haar opinie met evenveel gezag
als de andere partij bij de regeering kon
voorstaan. Evenwel slaagde zij erin vele
leden voor haar vereeniging te winnen,
zoodat ook haar geschrift niet van autori
teit ontbloot was. Na jaren langen arbeid
scheen het, dat het vraagstuk tot een op
lossing zou komen. Eigenlijk waren er al
meer commissies geweest en was men reeds
in 1908 op aandringen van de Kamer daar
mede begonnen, maar noch de commissie-
Kluyver, noch de commissie-Kuyper had
den eenig 6ucces kunnen boeken. De ver
warring nam steeds toe tot December
1926, toen de commissie-dr. Vinkesteyn
aan het woord kwam. Deze commissie
bracht een rapport uit, bij wijze van. advies
aan den minister. Minister Waszink stelde
zich daarop in verbinding met de vereeni
ging voor vereenvoudiging, waardoor de
minister verschillende conferenties had met
de heer Salverda de Grave, de Vooys en
Moller. Het gevolg was, dat een compromis
tot stand kwam, hetwelk de minister den
5en Juli 1927 den ministerraad voorlegde;
het voorstel stuitte echter op tegenstand
van de meerderheid af. Het standpunt der
regeering was toen, beide spellingen gelijk
berechtigd te maken op de scholen en voor
de examens. Zoo was de stand van zaken
in 1928, toen de vereeniging een boekje uit
gaf, waarin zij een overzicht gaf van de
geschiedenis van het spellings-vraagstuk.
Omtrent den toestand van toen werd op
gemerkt: „In een opzicht valt er geen
vooruitgang waar te nemen, n.l. in de groo
te liberale bladen en de z.g. neutrale pers.
In de socialistische en katholieke bladen
daarentegen is een welwillende houding te
constateeren. In het bijzonder het dagblad
Het Volk heeft in de laatste jaren het
voorbeeld gegeven, hoe een veelgelezen
blad het publiek kan voorbereiden op de
komende spellings-hervormingen.
Na twee jaar, dus dit jaar omstreeks
midden Mei, hield de Vereeniging haar
jaarlijksche vergadering te Utrecht, waar
bij aan het licht kwam, dat zij 4800 leden
telt. Zij zond bij dezen gelegenehid een
motie aan den minister, welke luidde als
volgt: „De Algemeene vergadering der
Vereeniging tot Vereenvoudiging van onze
Spelling, waarin aanwezig vertegenwoor
digers van alle leeraars- en onderwijzers-
vereenigingen van verschillende richting,
te Utrecht bijeen, verzoekt Uwe Excellen
tie met aandrang niet door invoering van
een nieuwe kunstmatige geslachtsregeling
in de school anarchie te stichten, maar de
vereenvoudigde spelling bij het onderwijs
met gelijke rechten toe te laten". Kort ge
leden nog verscheen in brochure-vorm de
polemiek, welke Prof. van Ginneken met
Dr. van Royen in de Maasbode had ge
voerd omtrent de Vereenvoudiging der
Spelling. Tenslotte is echter een eerste
étappe bereikt, nu de minister zijn besluit
inzake de buigingsuitgang heeft uitgevaar
digd. Wij zullen ons op deze plaats geen
partij stellen, maar wel mag worden ver
wacht, dat deze eerste eigenhandige stoot
van den minister, welke op den duur een
overwinning zal blijken van de voorstan
ders der vereenvoudiging, aanleiding zal
worden tot een heftige polemiek, daar het
hier gaat om het hoogste goed van een
volk, n.l. zijn taal, terwijl voorts ook de
finantieele gevolgen in dezen tijd van al
gemeene depressie niet te onderschatten
zullen zijn.
AMERIKA TELT MEER DAN
7 MILLIOEN WERKLOOZEN
Het overproductie-probleem. Geen
voldoende afzet voor auto's. De
beperking der emigratie
wreekt zich.
Volgens een rede, door den leider van het
Amerikaansch Bureau van statistiek voor de
radio gehouden, bezit Amerika thans 7 a 9
millioen werkloozen, de tijdelijke werkloozen
inbegrepen, bij een totaal aantal arbeiders van
49 millioen. Dit feit geeft ons aanleiding om
de oorzaken der werkloosheid op te sporen
en zakelijk-nuchter de toestanden te bezien,
zooals ze zijn. Ook in de Vereenigde Staten.
Juist de Amerikanen zullen het arbeids
vraagstuk nog veel breeder moeten aanpakken
dan andere staten. Hun staathuishouding zal
in de naaste toekomst voor groote moeilijk
heden geplaatst worden.
Reeds nu is de automobielproductie 40 pet.
grooter dan de vraag van de markt. De oplos
sing van deze moeilijkheid die men op de
automobielmarkt had verwacht bleef achter
wege.
Dezelfde toestanden bestaan er in de radio-
en vliegmachine-industrie. Het optimisme dat
men in deze bedrijven had is wel zeer teleur
gesteld geworden. Men begint nu in te zien
dat de beperking der emigratie 't toenemen
der bevolking en daarmede de uitbreiding der
eigen markt tegenhoudt, terwijl aan den an
deren kant een bepaalde loonpolitiek de Ame-
rikaansche concurrentie op de buitenlandsche
markt verzwakt.
Wij leeren het groote gevaar kennen, dat
verscholen ligt in een door hooge rechten
beschermde binnenlandsche markt, welke ech
ter niet in staat is voor de productie van de
eigen industrie voldoende af te scheppen.
In de komende jaren zal de Amerikaansche
regeering moeten beslissen of werkelijk, zooals
zij aangenomen heeft, de beperking der emi
gratie de loonpolitiek en de beschermende
rechten de onontbeerlijke hulpmiddelen zijn
voor een opleven der economische toestanden.
Maar al te gemakkelijk namen wij langen
tijd bepaalde industrieën tot maatstaf van
de geheele economische toestand in Amerika,
zonder daarbij rekening te houden met die in
dustrieën, welke niet deelden in dezen gedeel
telijken opbloei. Nu pas zien we het verschil
tusschen de Amerikaansche industrieën, welke
bloeien en die welke achteruitgaan.
De Amerikaansche economisten onderzoeken
ernstig de vraag: wat kan er gebeuren? Het
antwoord hierop zal ook stellig alle andere
staten die getroffen zijn door een zelfde werk
loosheid en waar zich dezelfde crisisverschijn
selen voordoen, interesseren. Men noemt het
jaar 1929 een jaar waarin een abnormale eco
nomische hausse, die gesteund werd door de
uitbreiding van het afbetalingssysteem en de
papierwinsten aan de beurt, tot stand kwam.
Nu echter is niet meer de vervaardiging, maar
de afzet der waren van het grootste belang.
Het verscherpen van de prijstechniek, de prijs-
strijd die steeds, vooral in den petroleum- en
tabakshandel en in den één-persoonshandel
plaats vindt, toonen ons welke moeiten men
zich moet geven om de fabrieken in vol be
drijf te houden.
Te dien opzichte ziet het er bij de Ameri
kaansche automobielindustrie het ergste uit.
En dit is van groote beteekenis, daar deze in
dustrie sedert den oorlog de hoofdsteun was
voor den opbloei van de geheele Amerikaan
sche markt. Haar opbloei deed ook de ijzer-,
staal-, leder-, glas- en dergelijke industrieën
opleven, daar zij alle door de automobiel
industrie van werk worden voorzien.
De tijd nadert meer en meer dat de Ameri
kaansche bevolking zooveel auto's zal bezit
ten als ze maar kan wenschen. Is echter deze
toestand gekomen dan zal de automobiel
industrie haar behoeften moeten dekken met
„ersatz" waren en dan zullen we eerst de over-
groote productie-mogelijkheid, de desorganisa
tie en de noodzakelijkheid van een reoragani-
satie precies kunnen overzien.
Als de teekenen ons niet bedriegen, zal
Amerika reeds spoedig dit punt hebben be
reikt. In de Vereenigde Staten is op dit oogen-
blik de automobielindustrie allesbehalve gun
stig, daar er op iedere 6 menschen reeds offi
cieel één auto is ingeschreven. Daarbij komt
dat het bijna is uitgesloten de automobielprij-
zen nog meer te verlagen en wanneer, zooals
te voorzien is, de benzine nu ook nog duurder
wordt, zal de druk op de markt nog sterker
worden.
In de Vereenigde Staten zijn ongeveer 20
millioen auto's officieel ingeschreven. Men re
kent den levensduur van een wagen in door
snee op zeven jaar.
De jaarlijksche productie der Amerikaan
sche automobielindustrie bedraagt echter on
geveer 5 millioen wagens.
Dat beteekent dat deze industrie op meer
dan oniekeren grondslag verder werken moet.
De Amerikaansche regeering heeft verschil
lende commissies van onderzoek ingesteld om
economisch en wetenschappelijk de vraagstuk
ken op te lossen, die uit deze feiten voort
vloeien. Maar ook hier hebben statistiek en
wettelijke maatregelen weinig nut. Immers de
industrie moet zich aan de geschapen verhou
dingen aanpassen en, zooals de Amerikaansche
automobielindustrie de gevolgen van haar ver
keerde politiek inzien en zorgen dat spoedig
verbetering intreedt.
Eén ding is zeker: in de komende 10 jaar
zal de geheele industrie voor hetzelfde pro
bleem der overproductie komen te staan, als
het in de landbouw met tarwe en katoen het
geval is. Misschien neemt men dan even dras
tische maatregelen zooals men die in den
Amerikaanschen landbouw heeft genomen.
Wanneer het vraagstuk echter urgent gewor
den is, zal de Amerikaan veel van zijn oude
begrippen moeten prijsgeven en zal hij reke
ning moeten houden met de economische poli
tiek van andere landen om daarmede verstan
dig samen te werken.
KALENDER DER WEEK
N.B. Als niet anders wordt aangegeven
dagelijks Gloria en Credo. De gewone Pre
fatie.
ZONDAG 5 Oct. Zeventiende Zondag na
Pinksteren. Mis: Justus es. 2e gebed v. h.
octa-af v. d. H. Bavo; 3e v. d. H. H. Pla-
cidus en Gezellen, Martelaren. Credo. Pre
fatie v. d. Allerh. Drieëenheid. Kleur:
Groen.
Tweevoudig is de verplichting van ons
christelijk leven: Onderhouden Gods H.
Wet (welke zich laat samenvatten in de
twee hoofdgeboden van de liefde tot God
en de liefde tot den naaste (Epistel en
Evangelie) en de zonde vermijden (Gebed)
en uitboeten (Stilgebed). Dat vraagt offers
van onze bedorven natuur. God echter zal
ons Zijn hulp zenden, als wij offervaardig
en vertrouwvol tot Hem bidden (Alleluja;
Offertorium). Versterkt door Zijn hulp zul
len wij in staat zijn hem onze liefde te
geven (Communio) en, hebben wij ons tij
dens ons leven met Hem verbonden door
de liefde, dan behoeven wij Zijne recht
vaardige oordeelen niet te vree zen, want
degenen, die den weg van Gods geboden
bewandelen zullen den Heer eenmaal als
hun erfdeel bezitten. (Introïtus; Graduale).
N.B. Waar vandaag de plechtige uiter
lijke viering plaats vindt van het feest v.
d. Allerh. Rozenkrans, mogen all© H.H.
Missen zijn van het Rozenkransfeest. Mis:
Gaudeamus (Zie 7 Oct.). Gloria. 2e gebed
v. d. 17en Zondag na Pinksteren; 3e (al
leen in stille H.H. Missen) v.d. H.H. Pla-
cidus en Gezellen, Martelaren. Credo. Pre
fatie van Maria (invullen: En U op het
feest). Laatste Evangelie v. d. Zondag.
Kleur: Wit.
MAANDAG 6 Oct. Mis v. d. H. Bruno,
Belijder: Os Justi. 2e gebed v. h. octaaf v.
d. H. Bavo. Kleur: Wit.
Tijdens zijn verblijf te Parijs maakte
Bruno het volgende voorval mee:
Bij het bidden der Getijden voor de over
ledenen, bij gelegenheid van den dood van
een professor richtte de gestorvene zich
bij de woorden „responde mihi" (antwoord
mij) het hoofd op en riep uit: „Ik ben aan
geklaagd door een rechtvaardig oordeel
Gods". Dit herhaalde zich driemaal. Dit
voorval gaf den doorslag aan Bruno's be
sluit om in het klooster te gaan.
De overweging over de gestrenge oor
deelen van Gods rechtvaardigheid brach
ten hem tot de stichting van de zeer stren
ge Orde der Karthuizers. Bruno stierf als
Abt zijner Orde den 6en Oct. 1101.
DINSDAG 7 Oct. Feestdag van 0. L.
Vrouw v. d. Allerheiligsten Rozenkrans.
Mis: Gaudeamus. 2e gebed en 3e gebed (al
leen in stille H.H. Missen) v. d. H. Marcus,
Paus en v. d. H.H. Sergius en Gezellen,
Martelaren. Prefatie van Maria (invullen:
En U op het feest). Kleur: Wit.
Verheugen wij ons op dit feest van den
Allerheiligste Rozenkrans, bij het bidden
waarvan wij herdenken de geheimen van
leven, dood en verrijzenis van Gods Zoon.
Bidden wij onzen rozenkrans godvruch
tig en waardig, opdat onze wees gegroeten
zijn als rozen, die geuren voor Maria
(öommunio).
WOENSDAG 8 Oct. Octaafdag v. h.
Feest v. d. H. Bavo, Belijder: Mis: Gau-
WAAR DE VROUW BELANG IN STELT.
De kamfer. De kamfer, waarvan in
de huishouding en ook in de geneeskunde
zoo'n veelvuldig gebruik wordt gemaakt,
is het voortbrengsel van den wortel van
een soort laurierboom, welke in China, Ja
pan en verschillende deelen van Indië
groeit. De bladeren van deze plant, welke
aan een dunnen stengel zitten, loopen spits
toe. Van boven is het blad helgroen en
gaat dan over in geelgroen. De bloemsten
gels zijn klein en teer en loopen van boven
in kleine vertakkingen uit, waarvan elk
een bloempje draagt. De bloesem is wit
en wordt opgevolgd door een glinsterende
paarse tros, ter groote van een erwt.
Deze bestaat uit een kleine pit, welke den
geur van kruidnagelen en kamfer heeft.
De bast van den boom is van buiten eenigs-
zins ruw; aan de binnenkant is zij echter
zacht en vochtig, zoodat de bast gemak
kelijk van het hout is te scheiden. Het hout
van den kamferboom is wit van kleur en
zeer droog. De boomen bevatten dikwijls
zoo'n overvloedige hoeveelheid kamfer,
dat deze er, als de boom gekloofd wordt,
in groote druppels uitkomt. Kamfer is al
gemeen bekend als een witte, brooze sub
stantie, welke een bijzonder aromatischen
geur en een sterke smaak heeft. Kamfer
smelt bij 288 gr. Fahrenheit en kookt bij
400 gr. Kamfer is zeer ontvlambaar en
brandt met een witte vlam en rook; in
alcahol, ether en olie wordt kamfer opge
lost. Aan men kamfer in water legt, gaat
het water naar de kamfer ruiken; ook als
de kamfer op het water drijft is zij brand
baar.. Zij verandert niet door eenvoudig
aan lucht te worden blootgesteld, maar als
men kamfer bij warm weer in een open
vat plaatst, is het spoedig vervlogen. Door
distilleering kan men uit vele planten
kamfer trekken. Zoo bevatten o.a. thym,
salie, anemonen e.a. heel veel kamfer. Bij
de Oostersche volken was de kamfer reeds
vroeg bekend en werd door hem ook veel
aangewend als reukmiddel. Door de Ara
bieren werd de kamfer in Europa inge
voerd, doch dit schijnt eerst later te zijn
geschied, daar kamfer bij de Grieken en
Romeinen totaal onbekend waren.
Hoe marmer te reinigen. Om marmer
te reinigen wordt veelal gebruik gemaakt
van zoogenaamde marmerslijp, dat echter
met de vlekken tevens den glans wegneemt.
Een beter middel, dat wel de vlekken
maar niet de glans doet verdwijnen, is het
inzeepen met het schuim van zeep (met
een zacht, vochtig lapje), waarna men het
marmer terstond met een schoonen, zacli-
ten drogen doek polijst, zonder evenwel het
schuim te verwijderen.
deamus (als op 1 Oct. Zie in het Feest
eigen v. h. Bisdom). 2e gebed v. d. H. Bir-
gitta, Weduwe. Kleur: Wit,
St. Bavo's feest is voor ons een reden
van vreugde, want glorievol is hij in den
hemel, waar hij voor ons een voortduren
de voorspreker zal zijn (Kerk. Get.).
DONDERDAG 9 Oct, Mis v. d. H.H.
Dionysius en Gezellen, Martelaren: Sa-
pientiam. 2e gebed A Cunctis (om de voor
bede der Heiligen); 3e naar keuze v. d.
priester. Geen Credo. Kleur: Rood.
Dionysius de Areopagict- (d. i. lid v. h.
gerechtshof) bekeerde zich op de predi
katie v. d. H. Paulus gehouden op den
Areopaag (d. i. de plaats waar het ge
rechtshof vergaderde) te Athene.
De H. Paulus doopte hom met vele an
deren. Dionysius werd eerst aan het hoofd
geplaatst van de Kerk te Athene, later is
hij naar Frankrijk gezonden om het H.
Evangelie te verkondigen. Daar is hij met
den priester Rusticus en den Diaken
Eleutherius na vele kwellingen te Parijs
onthoofd.
VRIJDAG 10 Oct. Mis v. d. H. Francis-
cus Borgias, Belijder: Os Justi. Gebeden
als gisteren. Geen Credo. Kleur: Wit.
Toen Franciscus Borgias het reeds mis
vormde gelaat zag van de overleden kei
zerin Isabella, werd hij zóó getroffen door
de mensohelijke vergankelijkheid, dat hij
besloot afstand te doen van al zijne bezit
tingen en, zoodra hij kon, alleen den Ko
ning der koningen te dienen. Na den
dood zijner echtgenoote werd hij Jezuiet
en later zelfs de Generaal-Overste. Bui
tengewoon was zijne liefde voor he,t Al
lerh. Sacrament.
ZATERDAG 11 Oct. Mis v. d. H. H.
Ewalden, 'Martelaren: Intret. 2e gebed
voor den Paus. Geen Credo. Kleur: Rood.
De beide broeders met denzelfden
naam en ter onderscheiding naar den
kleur hunner haren genoemd de Zwarte en
de Blonde, waren Angelsaksische priesters
en zijn gemarteld om hunne prediking van
het H. Geloof (7e eeuw).
IN DE KERKEN DER
E.E. P.P. FRANCISCANEN:
Alles als in bovenstaande kalender, be
halve
ZONDAG. 2e gebed v. d. Z. Felix Meda,
Maagd; 3e v. h. octaaf v. d. H. Franciscus;
4e v. d. H. II. Placidus en Gezellen.
MAA.VDAG. Mis v. d. H. Maria-Fran-
cisca v. d. vijf Wonden: Dilexisti. 2e gebed
v. d. H. Bruno; 3e v. h. octaaf v. d. H.
Franciscus. Credo. Prefatie v. d. H. Fran
ciscus.
WOENSDAG. Mis v. d. H. Birgitta,
Weduwe: Cognovi. 2e gebed en Prefatie v.
d. H. Franciscus. Credo.
DONDERDAG. 2e gebed en Prefatie v.
d. H. Franciscus. 3e gebed Concede (ter
eere van Maria).
VRIJDAG. Mis v. d. H. H. Daniël en
zes Gezellen. Martelaren: Sapientiam. 2e
gebed v. d. H. Franciscus Borgia; 3e v. h.
octaaf v. d. H. Franciscus. Credo. Kleur:
Rood.
ZATERDAG. Octaafdag v. h. feest v. d.
H. Franciscus. Mis: Gaudeamus (als op 4
Oct.). 2e gebed voor den Paus. Credo. Pre
fatie v. d. II. Franciscus. Kleur: Wit.
Amsterdam. ALB. M. KÓK, pr.
Brandvlekken. Brandvlekken, die
door een te heet strijkijzer ontstaan zijn,
kunnen alleen dan uit goed verwijderd
worden, wanneer de vezels der stof nog
niet verteord zijn. In dat geval bestrijkt
men de gebrande plaatsen met in water
opgeloste borax en strijkt daarna de voch
tige plekken droog.
Losmaken van glazen stoppen. Om
glazen stoppen los te maken druppelt men
wat slaolie om de stop en zet de flesch-
(niet te dicht) bij het vuur. Dan trekt men
er de stop voorzichtig uit.
Gevaarlijke vingerhoeden. Vrouwen
en meisjes, die met naaien den kost ver
dienen, klagen dikwijls over pijn in den
vinger, waaraan zij een vingerhoed dra
gen, en dikwijls volgt er een hevige ontste
king. Meestal is dit het geval bij het ge
bruik van goedkoope vingerhoeden, die
uit lood of ccnig ander schadelijk metaal
zijn vervaardigd. Zilveren of stalen vin
gerhoeden zijn het beste en veiligste. Loo-
den vingerhoeden zijn zeer gevaarlijk, voor
al voor menschen wier wondjes heel lang
zaam genezen.
Onderhoud van bont. Zou er wol één
gezin zijn, waar op den huidigen dag geen
bont gevonden wordt? Al is het maar een
bontkraagje op den mantel? Maar, bont
moet ook onderhouden worden en gerei
nigd, daartoe bestrooit men het mot mag-
nesie-poeder of heet meel en wrijft dit goed
er in, in do richting van het haar. Zoo wik
kelt men het bont in een handdoek en laat
het een dag liggen. Dan goed uitschudden
en met een dun stokje kloppen aan den
binnenkant, om alle poeder eruit te ver
wijderen. Wit bont moet in blauw vloei
papier bewaard worden, om te voorkomen
dat het geel wordt, Is uw bont nat, droog
dit dan nooit bij een kachel of haard, maar
veeg het nat eraf, schud het bont daarna
flink, en hang het bont te drogen in een
kamer, waardoor mén een luchtstroom laat
trekken.
Springende handen. Honing mot ver-
sche ongezoute boter of met glycerine ver
mengd cn op de opengesprongen huid bij
herhaling gelegd, neemt het kwaad in kor
ten tijd weg.
Het krimpen van wollen goederen.
Om het krimpen van wollen goederen, kou
sen enz. bij het wasscben te voorkomen,
moet men het waschwater met geeat van
salmiak vermengen en slechts lauw water
gebruiken. Op 30 liter water heeft men 20
gram salmiakgeest noodig. De kosten van
dit middel worden door besparing van zeep*
gedekt.