GEMEENTERAAD VAN LEIDEN
DINSDAG 30 SEPTEMBER 1930
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD PAG. 5
Een twistpunt tusschen B. en W. en den Raad
over een pensioenkwestie. Belangrijke be
sluiten, ook ter bestrijding van de werkloosheid
OVERZICHT.
Daar de burgemeester vacantie houdt,
leidde de loco-burgemeester wethouder
Reimeringer de Raadsvergadering.
j±eel langdurig is gedebatteerd over a«
reeds meermalen besproken kwestie van
inkoop van lossen dienst voor pensioen.
B. en W. zijn van meening, dat losse dienst
niet voor inkoop in aanmerking komt. De
Pensioenraad heeft echter anders beslist,
waarom het College in beroep wenschte
te gaan bij den Centralen Raad van Be
roep. Vele Raadsleden achtten echter dao
in beroep gaan onnoodig en ongewenscht.
Na een urenlang debat besloot de Raads-
meerderheid tenslotte op voorstel van den
heer De Reede (C. H.) zich neer te leggen
bij de beslissing van den Pensioenraad en
dit besluit ter kennis te brengen van den
Centralen Raad van Beroep. Wethouder
Goslinga (A. R.) deelde mede, dat B. en
W. zullen overwegen het voorstel-De Reede
aan de Kroon ter vernietiging voor te dra
gen.
Goedgekeurd werd een overeenkomst
met de gemeente Benthuizen inzake de le
vering van electrischen stroom door de
Leidsche lichtfabrieken. Een bedrag van
87.500 werd beschikbaar gesteld voor den
van het kabelnet.
tverd de verordening, hou
dende reglement op het beheer en bestuur
van het gemeentelijk radio-distributie-bu
reau, waarvoor een bedrag van 200.000
ter beschikking werd gesteld.
Yoor de verbetering van de bestrating
van het gedeelte van de Hoogewoerd tus
schen Korevaarstraat en Kraaierstraat
werd een bedrag van 16.500 ter beschik
king gesteld.
Voor de verbetering van de bestrating
van het Havenplein en bijkomende wer
ken werd een bedrag van 17.300 ter be
schikking gesteld.
Deze twee laatste besluiten zullen óók
van beteekenis en invloed zijn voor de be
strijding van de werkloosheid. Mèèr dan het
houden van een interpellatie, die is aan
gevraagd door den heer v. Stralen en toe
gestaan door den Raad, maar die gisteren
nog niet is gehouden, om een avondverga
dering te voorkomen.
Ook is uitgesteld de behandeling van
heb voorstel van B. en W. inzake de Leid
sche Buitenschool.
14o. Voorstel inzake verkoop van de
N.V. Leidsche Zoutkeet van een strook
grond van de in het verlengde van de ge
dempte Kool gracht gelegen gedempte
Brandewijnsgracht, kad. bekend onder
Sectie B. No. 2581 en het plaatsen van
een muur tusschen de gedempte Kool
gracht en de langs die gracht gelegen per-
ceelen, kad. bekend onder Sectie B nis
2227, 2803 en 2839.
Goedgekeurd.
15o. Voorstel in zake het aangaan van
een overeenkomst met de gemeente Bent
huizen, betreffende de levering van elec
trischen stroom door de Stedelijke Fabrie
ken van Gas en Electriciteit.
Goedgekeurd.
16o. Verordening, houdende intrekking
van de verordening van 4 October 1900
(Gem. Blad No. 2), op het vervoer van lij
ders aan eene besmettelijke ziekte.
Goedgekeurd.
17o. Verordening, houdende wijziging
van de verordening van 21 December 1911
(Gem. Blad No. 44), houdende voorschrif
ten ingevolge art. 37, litt. f, der Pandhuis-
wet 1910 (Staatsblad 321).
Goedgekeurd.
18o. Verordening, houdende wijziging
van de verordening van 6 April 1899 (Gem.
Blad No. 4) op het begraven van lijken.
Goedgekeurd.
19o. Verordening, houdende wijziging
van de verordening van 28 April 1S98 (Gem.
Blad No. 9) op openbare vermakelijkhe
den en biieenkomsten.
Goedgekeurd.
20o. Verordening, houdende wijziging
van de verordening van 12 Mei 1912 (Gem.
Blad No. 17) on de Straatpolitie.
Goedgekeurd.
21o. Vaststeling van het aan Ged. Sta
ten uit te brengen verslag aangaande de
wijze, waarop het op de begrooting voor
1929 voor schoolkindervoeding en -kleeding
toegestaan bedrag, is besteed.
Goedgekeurd.
Inkoop van losse diensten voor
pensioen.
22o. Praeadvies op de adressen van de
afd. Leiden van den Ned. Bond van Per
soneel in Overheidsdienst, resp. inhou
dende het verzoek om het bij den Pensioen
raad ingediende bezwaarschrift in zake
geldigverklaring voor inkoop van pensioen
van de door J. van Egmond, als werkman
bij de Stedelijke Lichtfabrieken, vóór 1
Juli 1922 bewezen losse diensten, in te
ti^kken en om tegen de beslissing van den
Pensioenraad ter zake geen beroep in. te
stellen.
De heer de Reede merkt op, dat deze
zaak al meer ter sprake is gekomen dan
voor de zaak bevorderlijk was. Thans ko
men B. en W. eindelijk met hun eenig argu
ment, n.l. art. 126 van de Gemeentewet
en thans blijkt, dat B. en W. zich hebben
verkeken. De Gemeentewet eischt mede
werking van B. en W. zoodra een wet dat
vordert. De Pensioenwet eischt echter
geen medewerking van B. en W. zoodat do
bevoegdheid geheel aan den Raad blijft.
B. en W. zijn hier ook geen verlengstuk
De Pensioenraad stelt die pensioenen
vast en niet het college van B. en W.
Dit omtrent de bevoegdheidskwestie.
De raad is bevoegd. Het merkwaardige is
daarbij dat de raad tweemaal een motie
aannam, doch slechts op bijzaken. De raad
wenschte een zoo ruim mogelijke toepas
sing, van de pensioenregeling, doch dat
is de bedoeling van iedere pensioenwet.
B. en W. hebben een beroep ingesteld te
gen de beslissing van den Pensioenraad,
doch zijn daartoe niet bevoegd. Het is
echter beter, dat B. en W. hun beroep in
trekken, anders zou spr. genoodzaakt zijn
een voorstel in te dienen, uitsprekende,
dat de raad het met de beslissing van den
Pensioenraad eens is.
De heer V erwey gaat de reeds vroe
ger gevoerde debatten na. Wethouder
Goslinga zeide steeds, dat hij bedoelde
personen gaarne wilde helpen, doch dat
het onmogelijk was. Nu heeft een der ge
dupeerden gelijk gekregen van den Pen
sioenraad. Waarom hebben B. en W. deze
uitspraak van den Pensioenraad niet met
beide handen aangegrepen? Integendeel
zijn B. en W. in beroep gegaan bij den
Centralen Raad van Beroep. Spr. begrijpt
niet hoe dat te rijmen valt met de verkla
ringen van B. en W., dat zij gaarne zouden
meegaan met de uitgesproken meening van
den gemeenteraad, als dat maar mogelijk
was. Spr. is niet bevreesd voor een even-
tueele uitspraak van den Raad v. Beroep,
doch meent, dat het nu lang genoeg ge
duurd heeft. Het optreden van B. en W.
acht spr. niet geheel en al vlekkeloos. Het
argument in het klaagschrift van B. en W.,
gericht aan den Pensioenraad, acht spr.
een bedenkelijk. Daarin wordt n.l. ge
zegd, dat de betreffende ambtenaren niet
altijd voldoende onderscheid hebben ge
maakt in de werkliedenboekjes tusschen
de verschillende soorten van dienstver
band. Dat noemt spr. zich verschuilen ach
ter ondergeschikte ambtenaren.
De heer R o m ij n krijgt het gevoel als
of de i*aad hier zit als Pensioenraad. Dat
acht spr. onjuist. De gemeenteraad heeft
zich niet te bemoeien met dergelijke pen
sioen kwasties. De pensioenraad heeft een
gunstige uitspraak gedaan en het streven
van het college van B. en W. is nu, een
uitspraak uit te lokken in hoogste instan
tie. Spr. acht dat een zeer juiste houding.
De heer de Reede heeft de bevoegdheid
van B. en W. ontkend, doch hij ziet dat
z.i. onjuist. Het is de taak van B. en W.
om op te komen voor de rechten van de
gemeente. Een vergelijking met het aan
gaan van processen, gaat hier niet op. Bo
vendien is niet de raad bevoegd, maar de
Centrale Raad van Beroep om te oordee-
len over de bevoegdheid van ingekomen
bezwaarschriften. Spr. meent, dat de raad
niet bevreesd behoeft te zijn voor de uit
spraak van den Centralen Raad van Be
roep. Dan is er eens en voor al een uit-
van de regeering, doch B. en W. en de heelc j spraak in hoogste instantie,
gemeente zijn hier partij. De heer Eikerbout spreekt zijn te
leurstelling uit over de houding van B. en
W. Spr. heeft den indruk dat men alles in
het werk stelt om te verhinderen dat be
doelde menschen door inkoop een pen
sioen kunnen krijgen. Veel liever had spr.
gewild, dat B. en W. zich bij de uitspraak
van den Pensioenraad hadden neergelegd.
Het is ongemotiveerd om nog verder in
hooger beroep te gaan als men van te vo
ren weet ongelijk te zullen krijgen.
De heer Schüller vindt het eigenaar
dig, dat B. en ,W. niet direct bij het bin
nenkomen der eerste adressen hebben ver
klaard, dat de raad niet competent was.
Dat schijnt pas later te zijn uitgevonden.
Spr. acht dat „schuilevinkje spelen". Hij
vraagt den heer Romijn, of hij als advocaat
zijn cliënt den raad zou geven door te pro-
cedeeren, als hij overtuigd is, dat zijn
cliënt het proces verliezen zal.
De heer M a n d e r s meent te mogen
constateeren, dat ieder raadslid in zijn
hart overtuigd is, dat deze menschen recht
hebben op hun pensioen En de raad meen
de, dat de wethouder ieder gaatje zou be
nutten om die menschen hun recht te ver
schaffen. Dit gaatje is er nu. Laat de wet
houder dat te baat nemen.
Wethouder Goslinga meent, dat de
sprekers den gang van zaken niet juist
voorstellen. Het vorige college van B. en
W. was van meening, dat. pensioensinkoop
van lossen dienst voor 1 Sept. 1922 niet
mogelijk was. Sommige arbeiders hebben
dat toch geprobeerd en gevraagd werd nu
een verklaring van B. en W. d{it deze meen
den in „tijdelijke" dienst geweest waren.
Dat konden B. en W. niet doen omdat
het in strijd met de waarheid zou zijn. De
moties-Baart hielden niets anders in, dan
dat de mogelijkheid niet zou worden uitge
sloten om de aanspraken der arbeiders aan
den rechter voor te leggen. Toen is een
test-case aanhangig gemaakt, met de be
doeling een uitspraak in hoogte instantie
uit te lokken. De Pensioenraad heeft na
lang aarzelen uitspraak gedaan, dat losse
arbeid wel voor pensioeninkoop in aanmer
king komt, doch B. en W. verschillen met
den Pensoenraad van meening. Wat is er
nu tegen om nog eenige maanden te wach
ten, totdat de zaak afdoende is uitge
maakt? De heer de Reede heeft een ver
keerd inzicht in de competentie-kwestie.
De Raad van Beroep accepteert reeds ja
ren lang beroepen van B. en W. en de raad
is in deze zaak niet competent. Van „schui
levinkje spelen" is geen sprake. Het eer
ste adres is niet direct voor kennisgeving
aangenomen (hetgeen de juiste weg zou
zijn geweest) omdat de heer Verwey afwe
zig was en uit beleefdheid is het adres
toen op verzoek in praeadvies genomen.
Niemands belang wordt geschaad, wan
neer de eindbeslissing van den Centralen
Raad wordt afgewacht.
B. en W. zullen niet voldoen aan het
verzoek van den heer de Reede om het
beroep in te trekken.
BURGEMEESTER PA-
TIJN gaat 's-Graven-
hage verlaten. Maan
dag werd voor de
laatste maal door hem
de gemeenteraad ge
presideerd. Een over
zicht van de verga
dering
De heer Eikerbout: En de wijze van
het beroep?
Wethouder Goslinga: B. en W. mee-
nen, dat het juist is, wat zij in het be
zwaarschrift hebben neergelegd. Spr. zal
den Centralen Raad pertinent, los van alle
feitelijke kwesties, vragen of hij van mee
ning is, dat losse arbeid voor pensioensin
koop in aanmerking komt. Dat is een be
langrijke vraag piet alleen voor Leiden,
maar ook voor andere gemeenten. De be
slissing van den Pensioenraad acht spr.
buitengewoon zwak gemotiveerd.
De heer Vallentgoed meent, dat
deze kwestie geen kwestie is. Bij het Rijk
zijn deze gevallen herhaaldelijk voorgeko
men, en voor rijksambtenaren is deze kwes
tie allang geregeld. Had dat hier ook niet
kunnen gebeuren.
Wethouder Goslinga: Nimmer is
over deze zaak een eindbeslissing geno-
De heer Mand er s meent, dat het in
den beginne alleen ging over de kwestie,
of er al of niet een valsche verklaring
mocht worden afgelegd. Thans hoeft dat
niet meer. Waarom de zaak verder te ver
volgen
Voorstel-de Reede.
De heer de Reede dient thans een
voorstel in, waarin verklaard wordt, dat
de raad accoord gaat met de beslissing van
den Pensioenraad, welke verklaring ter
kennis gebx*acht zal worden van den Cen
tralen Raad v. Beroep.
De heer Verwey dient een voorstel in,
om B. en W. uit te noodigen hun be
zwaarschrift in te trekken. Spr. ontkent,
dat de raad en B. en W. samen hebben
afgesproken om deze zaak tot in hoogste
instantie door te voeren. De raad wilde,
dat naar een gaatje zou worden gezocht
om dien arbeiders hun recht te doen krij
gen. Het gaatje is er nu. Waarom het
verder uit te zoeken?
De heer R o m ij n merkt op, dat het heel
anders staat met particuliere personen,
dan met personen, die de belangen van
anderen hebben te behartigen. Een parti
culier kan in een vonnis berusten, ais hij
vreest een hooger beroep te verliezen.
Maar een gemeente moet zelfs bij een
schijn van twijfel zekerheid zien te krij
gen. De gemeenteraad heeft geen pensioen
toe te kennen, doch heeft de wet te vol
gen.
De heer Schüller handhaaft zijn
meening tegenover den heer Romijn. De
gemeente berust wel eens meer in het een
of ander en betaalt bijv. weieens wat
meer bij onderhandsche aankoop, liever
dan het op een onteigening te laten aan
komen. Spr. blijft ook bij zijn meening, dat
B. en W. direct het verzoek om het eer
ste adres om praeadvies te sturen, had
den moeten afwijzen, indien zij van mee
ning waren, dat de raad niet competent
was. Een dergelijke beleefdheid ware dan
toch nutteloos geweest. Het is echter niets
anders dan een handigheidje van den wet
houder.
De heer de Reede blijft bij zijn mee
ning, dat niet B. en W. doch de raad be
voegd is. Ook verschilt hij met den wet
houder inzake de bedoeling van de moties-
Baart. In het licht van de discussies beke
ken was het wel degelijk de bedoeling om
aan te- dringen op het mogelijk maken van
pensioensinkoop. Voor spr. is geen hooger
beroep noodig, omdat aan spr.'s rechtsge
voel is voldaan.
De heel W i 1 m e r motiveert zijn stem.
Er zijn in den raad twee stroomingen. Het
eene gedeelte wenscht een uitspraak in
hoogste instantie. Spr. kan dit standpunt
respecteeren hoewel hij zelf een ander
standpunt inneemt. Het is billijk, wanneer
aan de betrokken arbeiders een pensioen
wordt verleend. Doch om dat te doen
moest spr. een steun vinden in de wet. Deze
steun heeft spr. gevonden in de uitspraak
van den Pensioenraad en dat is voor spr.
voldoende. Hij zal zijn stem geven aan het
voorstel-de Reede, hoewel hij meent dat
het wel geen effect zal sorteeren.
De heer Wilbrink meent eveneens,
dat het aanvankelijk ging over de moge
lijkheid van het verstrekken eener bevre
digende verklaring. Er kan thans een be
vredigende worden gegeven, waarom wordt
nu nog verder geprocedeerd. B. en W. heb
ben zelf indertijd verklaard, dat het niet
om de financiën ging. Spr. zal vóór het
HET KONINKLIJK BEZOEK AAN ROTTERDAM De vorstelijke personen begeven zich
naar het gereedstaande galarijtuig
DE KONINKLIJKE FAMILIE heeft Maandag een bezoek gebracht .aan Rotterdam. Een
frappant overzicht tijdens de aubade voor het 'stadhuis op den Coolsingel, welke-
aubade door duizenden werd bijgewoond