ZATERDAG 20 SEPTEMBER 1930 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD PAG. 8 tiiiiiiiiii!iiiiiiiimiiiiiiiuiiimi!iiiiiiiiuii!tiiiiniiiiiiiiiiiii!iiii!tiiiiiiiiiiiiiiiiiiimmimiiiHii!itt 7fiiiiiiiiiii ii illinium minimi iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiirz UITSLAG PRIJSRAADSEL. Het bedoelde spreekwoord was: Mei den hoed in de hand, Komt men door het heele land. Door loting onder de 23 goede oplossin gen is de prijs (het boek) ten deel geval len aan no. 13 Nelly. ïïuyts, Oude Vest 192a, Leiden. De prijs wordt toegezonden. OPGELET. De volgende week vindt ge weer een prijsopgave. De prijs is weer een boek en in October komt onze groote raadselwed strijd. Zegt het voort! Oom Wim. De namen der deelnemers waren: 1 Joke de Keuning, Wijngaardelaan 6, Voorschoten. 2 Geertje Hazes, Prinses Wilhelmina- s tra at 45, Leiden. 3 Corrie v. d. Top, Java straat 2, Leiden. 4 A. Warmerdam, Duinkant 19, Noord- wi,k. 5 Mientje Willemse, Broekweg 146, Leidsehendam. 6 Piet de Groot, 's-Gravendamscheweg 65, Voorhout. 7 Nelly Wensveen, Wassenaarsstraat 18, Wassenaar. 8 Annie v. d. Bosch, Meerlaan 1, te Stompwijk. 9 Iny dc Vreedc, Doezastraat 19, te Noordwijk (B.). 10 Catharina v. d. Akker, Bijnnegonxmer- straat, oZeterwoude G 33. 11 Wim Langendijk, Mauritsstraat 9, te Alphen aan den Bijn. 12 Greetje v. d. Hoorn, Oude Wetering A 134. 13 Nelly Huijts, Oude Vest 199a, Leiden. 14 Bep Castelein, Oude Bijn 30, Leiden. 15 Johan Verwoerd, Mauritsstraat 13 te Alphen aan den Bijn. 16 Bietje Hooijmans, Maria Hoeve te Oegstgeest. 17 Fietje Hooijmans, idem. 18 Maria Stolker, Biezen 78a, Boskoop, Huize Aleida. 19 Maria Lagerberg, Jan van Goyenkade 20, Leiden. 20 Sjaan van Mil, Hooge Bijndijk F 177, Zo eter wonde. 21 Arie van Mil, idem. 22 Bie Geene, Morschstraat 64, Leiden. 23 Jacob Hagen, Pelikaanstraat 22, Lei den. Oom Wim, HET NIEUWE VERHAAL van Anton 01de Kalter. Over dit verhaal dat vast door onze groote lezers en lezeresjes in den smaak zal vallen, wil ik een enkel woord zeg gen. Het verhaal is oorspronkelijk en boeiend van het eerste hoofdstuk af. Anton Olde Kalter, een groote Neef en trouw mede werker, verstaat de kunst om voor jullie verhalen te schrijven, die mooi zijn en goed. Ik hoop dan ook, dat ieder uwer trouw dit verhaal lezen zal en voor allen is niet? Ik wacht dus af! Dag Pierrewiet, beeren aan een lang verhaal of sprookje. Ik zal Anton zetten aan de redactioneele tafel naast Josephine Schermer-Voest ey Cadier, op deze plaats zal hij zich wrjl „thuis" voelen. Dit verhaal bevat acht hoofdstukken en het stuk speelt in New-York. Nu herhaal ik nog eens de vraag van vóór veertien dagen. Wie beschrijft eens, een in de vaeantie gemaakt uitstapje? Voor het beste opstel geef ik een boek. Allez aan 't werk! Wie wat te vragen heeft, vragc. Wit raadsels weet, sture ze op. (Antwoorden, op afzonderlijk stuk, erbij) Voor het derde vervolg van Wim Si mons' opstel is voor vandaag geen plaats, evenmin voor het vervolg van Cadier en evenmin voor het mooie nieuwe verhaal van Josephine Schermer-Voest. Suze v. Zijp, Leiden. Dank je wel Suze voor de ingezonden raadsels. Ze worden de volgende week geplaatst. Let maar eens op. Wanneer krijg ik van jou nog eens een verhaal. Jij kunt, dus...... doe! Ik zie je toch ook weer bij den vol genden wedstrijd'' Dag Suze! •P i e r e w i e t j e, Leiden. Je bent zeker weer iete moois aan het fabriceeren, is DÓót! Ik wacht dus af! Dag Pierewiet, niAej'. veel groeten thuis? Agatha Co melissen, Leiden. Dsmk je welIk hou mij aanbevolen veie* veel, dergelijke mooie bijdragen. MwtfJr voo." den volgenden wedsturijd eens e^n lang verbaalGroeten thuis en voor jou d» vijf. i1 y Simons, Dordrecht. voor deze bijdrage. Ik verwacht met v«el belangstelling de vervolgen. Zie dc vlzende week. Veel groeten aan Vader, Moeder en Louh> en.. Mina niet te verge- Mien t j e v. d. Vooren, Leiden. Dit opstelletje wordt ook .geplaatst Mien tje, maar nog even wachten. Er is nog veel copy voor. Ook meedoen aan de raadsel tjes en den wedstrijd. En broertje, zie ik die ook eens! Dag Mientje! Johanna van G e 1 d r o p, Voor schoten. Het opstelletje is kort en ik meen dit reeds vaker gelezen te hebben. Ik zal het nog eens bewaren. Dag J ohanna Jacob v. Berkum, A 1 p h e n a. d. B ij n. Ik heb het horloge ter reparatie I afgegeven. Ik hoop dat het nu in orde komt. Ik schrijf je wel of ik geef het mee als het in orde is. Veel groetjes thuis! Oom Wim. Voor de Grooten. DE GEHEIMZINNIGE KELLNER. Een oorspronkelijk detective verhaal door Anton 01de Kalter. Charles, daar in dien hoek kunnen wij rustig zitten en daar worden wij ook niet zoo gauw gezien, kom nu maar gauwDc man die dit zei zal ongeveer den leeftijd bereikt hebben van 26 a 27 jaar. Hij was slank van gestalte, in het geheel genomen een flinke jonge man. Ja, laten we daar gaan zitten, Edward, sprak nu zijn vriend, een jonge man van ongeveer 22 a. 23 jaar. De twee vrienden begaven zich naar de aangeduide plaats. Direct kwam er een kellner bij hen, om het verlangde op te nemen. Twee whisky-soda, bestelde Edward. Direct werd hun het ver langde gebracht. De twee lieten zich het heerlijke nat goed smaken. Zij zaten on geveer tien minuten, toen de eers>te post werd binnen gebracht. Direct werd nu ook de krantenjongen zichtbaar, die met haasti gen trëd het hotel binnen stapte. Het was die van de Mathanan-Courier. Ook onze vrienden wisten er een machtig te worden. Vluchtig zag Edward de courant door, tot dat hij kwam aan: „De verdwenen handtasch met inhouden de juweelen". Hier hield hij een stil. Kijk, sprak Ed ward Haddeywell tot Charles Burton, want deze detectives waren het, kijk, hier staat ons zaakje. Het is nu reeds vermeld en vanmiddag omstreeks vijf. uur hebben wij de tasch pas ontdekt. Daar de Mathanan-Courier een courant is, die alle kleine voorvalletjes zelfs nog als zeer groote ipisdaden weet rond te ba zuinen, ontbraken hier de noodige photo's en carricatuurteekeningen ook niet. De de- tectieves hadden n.l. een zaakje opgeknapt. Er was een handtaschje met juweelen ontvreemd en onze vrienden hadden het weer aan de eigenares teruggebracht. Nadat Haddeywell het overige gedeelte der courant nog even doorgekeken had, legde hij ze ter zijde, stak een sigaar op, presenteerde Carles er ook een en bestelde daarna nog een tweede whisky-soda. Het duurde iets lang, alvorens zij het bestelde kregen. Edward vroeg naar de reden hier van. Mijn collega is even de stad in en nu moeten wij drieën het alleen doen, kreeg hij ten antwoord. Hm, antwoordde hij, dat moest anders niet voor komen in een hotel als dit. Eenige minuten later kwam de besproken kellner binnen ietwat on rustig, zonder iets te zeggen begaf hij zich naar de garderobe. De twee detectives keken hem oplettend na. Dat is de verkeerde baas, fluisterde Er ward Charles in het oor. Je raadt mijn gedachten, Edward, fluisterde Charles weerom. Na nog eenigen tijd gezeten te hebben, keek Edward op zijn horloge, l et wees elf uur in den avond aan. Kom aan Charles, wij vertrekken, het is precies elf uur. Ja, laten wij gaan. Zij ver lieten het hotel, gingen de 5e Avenue door, vervolgens door de Quanis-street, totdat zij kwamen aan het bijkantoor van de Fox- filmonderneming. Daar zulke bijkantoren meestal zijn ingericht als reclamerplaatsen en tevens boekenwinkel, zagen de twee de tectives, dat er juist een biljet werd aan geplakt. Wacht eens even Charles, laten wij dat eens even lezen. Zij lazen het volgende: Ongeveer een half uur geleden ging de handelaar in Oostersehe kleedingstukken, I de Chinees Ling Stakthishsth huiswaarts. Hij en nog twee andere Chineezen wonen samen in het heerenhuis, dat ligt in de Fordstreet nabij den eersten tunnel. (Wordt vervolgd). HET STOMME MEISJE dcor Iwan. Op een mooi landgoed woonde een heer en dame en hun eenigst kind, Maria. Het was een groote bezitting en strekte zich ver uit. Mijnheer ging dikwijls voor 's lands belaJigen naar de stad en moest dan de bewaking van vrouw en kind aan de bedienden overlaten. F.ens was er kermis in het dorp wat aan hun buitenplaatc .grensde. Mevrouw had veel bedienden ver lof gegeven er een poosje heen te gaan, alleen de oude doove portier Wilhelm was thuis. Daar vervoegde zich een persoort aan het huis met, zooals hij zeide, een wissel, die hij van Mijnheer moest ont vangen. Mevrouw wist er niets van en Wil helm wantrouwend door liet ongunstig voorkomen van het heerschap, raadde Me vrouw geen geld aan het individu af te geven. Toen hij hoorde dat hij niets kreeg, begon hij zoo te razen en te vloeken, dat Mevrouw de kleine Maria gebood een poosje in den tuin te gaan spelen. Al spe lende was Maria het tuinhek aan den achterkant van het huis genaderd, dat aan het bosch grensde. Daar stond een man die Maria wenkte om bij hem te komen, hij zou haar mooie bloemen wijzen. De argelooze Maria deed het hekje open en de kerel pakte haar op, en opdat zij niet om hulp kon roepen stopte hij haar een prop in den mond. Zoo droeg hij haar voort naar een rijtuig dat al klaar scheen te staan. En onder bedreiging van haar te zullen dood en als ze tegenwerkte, duwde hij haar in het rijtuig en stapte zelf er ook in. Voor zij in het rijtuig stapte, wierp de booswicht nog eerst haar schoentje en hoed in het water om den schijn er aan te geven dat Maria verdronken was. Het rijtuig re«d al verder en verder en het werd nacht en nog steeds ging het maar voort. Eindelijk stond het stil, doch het was alleen om van paarden te verwis selen en nadat de man haar wat brood en melk had gegeven, reden ze weer door. Maria was zeer bedroefd, zij kon niets eten. Na vier dagen en nachten reizen werd halt gehouden op een weg die midden door een woud liep. De booswicht tilde Maria uit het rijtuig en klopte met forsche sla gen tegen een poort. Deze werd direct geopend door een oude vrouw; zij nam Maria bij de hand en zeide: „zoo mijn lief klein kind, ik ben blij dat ge er zijt ik heb erg naar je verlangt''. Maria deed niets dan schreien wat de oude vrouw hoos maakte en zij dreigde niet opsluiting als ze niet spoedig ophield. Zij bracht haar naar een klein kamertje op de tweede verdieping aan den achterkant. Ze gaf haar andere kleeren aan en knipte haar haren af en zeide dat Maria grootmoeder tegen haar moest zeggen. Het huis was groot en zeer oud, de vensters waren van dikke tralies voorzien en om er binnen te komen moest men met een klopper op de poort kloppen, behalve de waardin en haar zoon, want het was een pleisterplaats in het bosch voor de enkele reizigers die er door kwamen en om nachtverblijf vroegen. (Wordt vervolgd). HET AVONTUUR VAN MIMI. door Johanna Willemse. Mimi was en aardig meisje van zeven jaar. Zij woonde met haar ouders in een groot huis met een grooten tuin er voor en een kleinere er achter. In den grooten tuin stonden heel prachtige blpemen. Er ston den rozen, dahlia's lelies, violen, vergeet- mij-nietjes, seringen, jasmijn en madelief jes en nog o zoo veel meer. Er was ook een vijver met vischjes en ook een met zwa nen. Mimi hield heel veel van bloemen en dieren. En daarom had zij van haar vader en moeder op haar verjaardagen altijd diertjes of planten gekregen. Zoo had zij een hondje dat Doesje en een katje dat Wolletje heette. En ook nog twee konijn tjes Witje en Wipneusje. Zij had ook een groote volière met allerlei vogeltjes erin. Maar die mocht zij niet alleen verzorgen. Dat deed de tuinman en dan stond Mimi .erbij en ze vond het altijd heel erg aardig. Mimi ging vaak bloemen plukken in haar eigen tuin. Dan plukte 2ij heele ruikers en zette ze dan in vaasjes bij het Mariabeeld. Want Maria hield heel veel van Maria. Zij wist heel goed dat Maria haar hemelsche Moeder was en zij bad altijd heel eerbie dig met de handjes samen en de oogjea dicht. En Maria hield ook veel van Mimi. Zij vond dc tuinman ook een aardigen man. Als deze een mandje peren of appels ging plukken dan ging zij vaak mee en dan kreeg zij er vaak een. Toen Mimi acht jaar werd kwam haar oom en tante haar geluk wenschen. Dat vond zij heel prettig en zij was dan ook wat in haar schik toen zij als geschenkje een prachtig sprookjes boek kreeg vol met leuke verhaaltjes en versjes. Er was bij ieder versje een mooi plaatje geschilderd. Zij had van haar ouders een lammertje gekregen, die zij Vlokje noemde en waarmee zij eiken dag ging wandelen in den tuin. Het schaapje hield heel veel van Mimi en als zij eens een beetje later dan anders het deurtje van het stalletje opendeed dan blaatte het schaapje mè, mè wat beteekende: „Doe eens open Mimi. Haar vader had voor het lammetje een heel huisje laten maken waar een bordje met den naam Vlokje erop. Zij maakte een kransje van bloemen en ver sierde daarmee liet kopje van Vlokje. Eens ging zij met Wolletje Vlokje en Doesje wandelen buiten den tuin. Zij ging door een bosch en zij verdwaalde. Zij wist heel den weg niet meer te vinden en zij was heel bang en liep maar door, totdat zij aan het einde van het bosch uitkwam. Daar zag zij een huisje staan en zij dacht bij zichzelf: Heb lijkt wel als bij Hans en Grietje bij de boozc heks. Het was echter de boschwach ter die daar woonde en onbevreesd klopte zij bij het- huisje aan. Een juffrouw met een \riendelijk gezicht deed open en vroeg wat of het meisje wilde. Mimi zei, dat zij verdwaald was en of de boschwachter haar even den weg wilde wijzen. Och, ben jij met je drie vriendjes verdwaald, zei de juf frouw. Kom maar even binnen uitrusten want je zult wel erg moe zijn van de wan deling. Even later kwam de boschwachter thuis en was zeer verbaasd het viertal bin nen te zien. De man was wel bereid Mimi, Wolletje, Vlokje en Doesje even op weg te brengen en een uurtje later waren zij dan ook thuis. De ouders van Mimi waren zeer ongerust geweest over het lange uit blijven van hun dochtertje en waren erg blij dat zij weer thuis was. De boschwach- ter kreeg een flinke belooning en Mimi is nooit meer alleen zoo erg ver van huis gegaan. WIE KAATST MOET DEN BAL VERWACHTEN door Wim van Ommen. Deze ware en aardige geschiedenis speelde zich af in een even aardig dorpje aan de Maas. De kleermaker van het dorp s-bond bekend als een eerste klas plaag geest. Meestal maar onschuldige dingen, maar als men den bal, dien hij wierp terug kaatste, werd hij altijd kwaad. Vlak bij hem in de buurt woonde een welgestelde boer, die het mikpunt van den plager was. Op een goeden keer weer een grap, maar nu wat erger. Het was Zaterdagavond en 's middags had de kleermaker met een paar jonge kerels afgesproken wat er dien avond gebeuren zou. Heel stiekum liepen zij 's avonds het erf op. De honden werden stilgehouden met een paar kluiven. Heel zacht werd de deur geopend en de een nam een kruiwagen, de andere een hand kar en zoo vervolgens ieder wat. Ten laatste werd de groote kar met hooi gevuld en met paard en al op den weg gezet. Toen men den volgenden ochtend naar de kerk ging dacbt men: „Wat is er "hou aan de hand?" De bewoners wisten al gauw wat 't was en lachten smakelijk om de grap. Maar de boer, die het over komen was, dacht: nu zal het eindelijk eens uit wezen. Hij zat dag en nacht te denken wat hij doen zou. Op zekeren avond toen hij weer zat te denken, verhelderde plotseling zijn gezicht: hij had het gevon den! Hij liet er niks van merken en wacht te nog een paar weken. Als de kleermaker uit de stad kwam ging hij meestal over het erf van den boer, dien hij altijd plaagde. Op bet midden van dezen weg had de boer zijn strik gespannen. Het was n.l. een kuil van 11/2 Meter diep, voor de helft gevuld met teer en daarboven had hij kippenvee- ren neergelegd. Over de kuil hout met bladeren. Hij wist wel dat de kleermaker zijn goede pak niet aan had, anders had hij het niet gedaan. Het was Zaterdag eir de stx-ik stond gespannen. De knechts en de meiden had hij gezegd dat ze in de buurt van de kuil moesten doen of ze werk ten en als hij er dan inviel, he-m dan goed uitlachen. Daar kwam de kleermaker aan gestapt, zeker nog vergenoegd lachend over de grap die hij een maand geleden den boer getapt had. Zoo denkend stapte hij parcloes in de kuilHet was een lollig gezicht den $>lager daar zóó te zien staan. De knechts en de meiden kwamen direct toegeloopen en lachten hem zóó hard uit, dat hij niet wist waar hij zijn gezicht moest bergen. De dox-pbewoners kwamen op het gelach af en lachten natuurlijk ook mee. Eindelijk was hij er ixit gekropexi en al brulde iedereen van 't lachen, ons kleer- makertje lachte allexaninst. Het was een komiscli gezicht. Had dat oude Indianen- opperhoofd „White Horse Eagle" de vee- ren op zijn hoofd, onze kleex-maker liep met de kippexiveeren op zijnnou vul dit zelf maar in. Hij liep als een kievit naar huis. Het heele dorp had vele dagen plezier van de goed geslaagde mop. En de kleexmxaker-plaaggeest had een goede les gehad. DRIE DIEVEN Naverteld uit het Fransch door Nemo. I. In een groot bosch stonden drie dieven te praten, twee ervan waren broers de andere was een metgezel. Plotseling wer den ze opgeschrikt door het geschetter van een ekster die naar zijn nest vloog. „Jan', zei een van de drie tot zijn broer: „kun je zonder dat de ekster het merkt de eieren er uithalen. Indien je dat kunt ben je de bekwaamste van ons drieën". „Aan genomen", zei Jan tot zijn broer Piel. Hij klom in den boom en begon het nest van onderen los te maken nam de eieren er uit en ging naar beneden. „Nu", zei Piet, „kun je ze er ook zonder dat de ekster het merkt er weer inleggen". Weer klom Jan naar boven maar Piet ging hem na. Jan was ondertusschen bij het nest gekomen en legde de eieren er onder maar Piet had snel de ceintuur van Jan losgemaakt ori was er mee naar beneden gegaan. Toen Jan weer beneden kwam zei Piet hem: „je hebt de eieren in je ceintuur zitten". Jan keek naar zijn ceintuur maar die was weg. Jan wist direct wel dat Piet hem die poets gebakken had. „Vrienden", zei Hendrik, de derde van het gezelschap, „jullie zijn me te handig ik ben voor het dievenvak niet geschikt. Ik zal een boerderij zien te krijgeA en hoop zoo met mijn vrouw ge lukkige jaren te hebben. II. Na een jaar had Hendrik zooveel ver diend, dat hij met Kerstmis een varken kon koopen en dat had hij geslacht. Zijn vroegere vrienden kwamen hem dien dag bezoeken zonder te weten van het var- i ken. Zij vroegen zijn vrouw naar Hendrik. Deze zei dat hij naar het land was en voor den avond niet terugkwam. De twee broers verlieten daarop het huis en zagen toen het varken. Zij zeiden tot elkander, waar om heeft Hendrik ons niet uitgenoodigd. Nu we zullen ons zelf maar uitnoodigen. Zij verborgen zich dichtbij het huis achter een heg. Toen 's avonds Hendrik thuis kwam vertelde zijn vrouw hem alles. „Nu is mijn varken verloren", zei Hendrik. „Ex- zou nog een redmiddel zijn", zei zijn vrouw „Wat dan", vroeg Hendrik. „Doodeenvou dig, het verbergen". Hendrik volgde den raad van zijn vrouw op. Hij nam het varken en vex-borg het in een trog en bedekte het met een laken. Hij sliep dien nacht wel niet geheel gerust. De twee broers hadden het midder nachtsuur afgewacht en gingen toen naar het huis van Hendrik en begonnen een deur open te breken, wat niet veel tijd en moeite kostte. Hendrik nu door het lawaai uit het bed gedreven ging gewapend met een bijl een ronde doen om het liuis. Piet van deze gelegenheid profiteerexxde, vroeg aan Sophie, Hendrik's vrouw, de stem van Hendrik nabootsend, „waar hebben wij het vax-ken ook weer verstopt". „In den trog toch of ben je het verge ten". „Ja," zei Piet weer met dezelfde stem als daarvoor. Piel nam gauw het la ken weg en laadde het varken op zijn schou ders en verdween iix de duisternis. Een oogenblik later trad Hendix-k binnen, hij keek in de trog en liet varkeixs was weg. „Drommels", zei hij, „zij kxuxnen nog niet ver zijn, ik kan ze xxog wel inhalen. (Slot volgt). HET HALSSNOER MET HET GOUDEN HARTJE, door Jo Kortekaas. Greta of Greetje was nog maar een heel klein meisje van eventjes vijf jaar, toen er een treurige dag voor haar kwam. O. L. Heer nam haar moeder mee naar den hemel. En toen die treurige dag al een aardig poosje voorbij was, vroeg Brigitta de oude dienstbode nog dikwijls, ken je je moeder nog? Dan zei ze altijd: O, ja, ze droeg me altijd op heur armen en dan zei Brigitta en ik droeg je moeder nog op mijn armen, toen ze klein was. Nu woont Greetje van haar zevende jaar af bij haar Grootvader. Op zekeren dag richtte haar Grootvader een feest aan en daar mocht ook de Prins bij tegenwoordig zijn. Toen ze des avonds kwamen om aan het diner mede te doen, had de grootvader deix gouden beker, die hij voor de Prins al sinds jaren geleden gekocht had, op tafel gezet. Brigitta die een kleinzoon mede gebracht had, een welopgevoede knaap met name Mario, was een jaar ouder als Greetje. Brigitta zou op de kinderen passen. Greetje die den beker nog nooit gezien had, ging naar de kamex- waar die stond, want ze wilde hem graag even aanraken. Maar qmdat de tafel nog al hoog was, ging ze op een stoel staaxx, en wat ge beurde? De stoel gleed weg, de tafel schokte en de beker lag op den grond wel in duizend scherven. Ze ging vlug de ka mer uit naar Brigitta, die juist zei dat zij en Mario naar bed moesten want dat het anders te laat zou worden. Maar toen ze goed en wel lag hoorde ze grootvader te gen de Prins zeggen dat hij den beker zou gaan halen. Maar wat schrok hij toen hij de beker in scherven op den grond zag liggen. Hij ging naar Brigitta exx vroeg of Mario soms in de kamer was geweest en daar de beker omgegooid had. Brigitta zei, dat Mario den heelen middag bij haar geweest was.. Toen ging hij naar Greetje en vroeg of zij soms dien beker kapot had laten vallen. Nee, zeide ze, ik weet niets van den beker af, maar toch twijfelde hij er aan. Hij ging naar beneden en zei te gen den Prins, dat hij hem in veel kost barder beker den wijix zou aaxxbieden, maar helaas hij is kapot gevallen. Greetje die erg angstig te bed lag, ging naar het schilderij van haar moeder en riep moeder! Maar har moeder hoorde, haar niet, 't was of die stem heelemaal uit de verte kwam. Ze ging maar weer naar haar bed maar ze lag toch niet erg rustig; ze dacht, ik zal maar naar de zaal vaix de Prins gaan en alles rechtuit vertel'len. vHeel zachtjes deed ze de deur open maar haar grootva der riep: Greetje ga naar je bed. Greetje ging maar 't was geen minuxxt- later of ze was er weer uit. Nu zeide de Prins Greetje kom maar eens hier. Greetje vertelde dat ze den beker had laten vallexx en er xxog om gelogen had ook. De Prins zeide haar dat ze een braaf meisje,was, omdat ze het toch zoo eerlijk verteld had na die eerste leugen. Toen ging ze met een blij hart naar bed, sliep gauw in en droomde over den schoonen hemel. Toen het feestmaal afgeloopen was gingen ze allen naar huis en Greetje haar grootvader had zich voor genomen om er niet meer over te praten. Niet veel dagen daarna kwam er een pakje en in dat pakje zat een halssxxoer met een gouden hartje en witte parelen er omheen. Er lag eexx briefje in en daar stond op: Voor Greta, om haar te doen denken aan haar gouden hartje, en de tranen die 't weer schoon gewasschen hebben. Liefste Jezus! Mijn liefste, liefste Jezus Daal in mijn hartje neer, Ik zou zoo graag U zeggen, Hoe ik U liefheb, aldoor meer! Ik zou U ook vertellen, Hoe dikwijls 'k aan U denk, En ik IJ voor nu en later, Mijn kleine hartje schenk. Als Gij daarin zult wonen, Mijn zoete Lieve Heer, Dan komt er in dat hartje Gewis geen zonde meer. Dan zal ik altoos blijven, Uw braafste, liefste kind, Dat met steeds groote ijver Zijn lieven Jezus mint. Totdat Gij met Uw Eng'len Mij wacht in 's hemels woon. En ik in eeuw'ge vreugde Mag spelen bij Uw troon. Henk Mensink.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1930 | | pagina 8