ZATERDAG 20 SEPTEMBER 1930
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD PAG. 8
tiiiiiiiiii!iiiiiiiimiiiiiiiuiiimi!iiiiiiiiuii!tiiiiniiiiiiiiiiiii!iiii!tiiiiiiiiiiiiiiiiiiimmimiiiHii!itt
7fiiiiiiiiiii ii illinium minimi iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiirz
UITSLAG PRIJSRAADSEL.
Het bedoelde spreekwoord was:
Mei den hoed in de hand,
Komt men door het heele land.
Door loting onder de 23 goede oplossin
gen is de prijs (het boek) ten deel geval
len aan no. 13 Nelly. ïïuyts, Oude Vest
192a, Leiden.
De prijs wordt toegezonden.
OPGELET.
De volgende week vindt ge weer een
prijsopgave. De prijs is weer een boek en
in October komt onze groote raadselwed
strijd. Zegt het voort!
Oom Wim.
De namen der deelnemers waren:
1 Joke de Keuning, Wijngaardelaan 6,
Voorschoten.
2 Geertje Hazes, Prinses Wilhelmina-
s tra at 45, Leiden.
3 Corrie v. d. Top, Java straat 2, Leiden.
4 A. Warmerdam, Duinkant 19, Noord-
wi,k.
5 Mientje Willemse, Broekweg 146,
Leidsehendam.
6 Piet de Groot, 's-Gravendamscheweg
65, Voorhout.
7 Nelly Wensveen, Wassenaarsstraat 18,
Wassenaar.
8 Annie v. d. Bosch, Meerlaan 1, te
Stompwijk.
9 Iny dc Vreedc, Doezastraat 19, te
Noordwijk (B.).
10 Catharina v. d. Akker, Bijnnegonxmer-
straat, oZeterwoude G 33.
11 Wim Langendijk, Mauritsstraat 9, te
Alphen aan den Bijn.
12 Greetje v. d. Hoorn, Oude Wetering
A 134.
13 Nelly Huijts, Oude Vest 199a, Leiden.
14 Bep Castelein, Oude Bijn 30, Leiden.
15 Johan Verwoerd, Mauritsstraat 13 te
Alphen aan den Bijn.
16 Bietje Hooijmans, Maria Hoeve te
Oegstgeest.
17 Fietje Hooijmans, idem.
18 Maria Stolker, Biezen 78a, Boskoop,
Huize Aleida.
19 Maria Lagerberg, Jan van Goyenkade
20, Leiden.
20 Sjaan van Mil, Hooge Bijndijk F 177,
Zo eter wonde.
21 Arie van Mil, idem.
22 Bie Geene, Morschstraat 64, Leiden.
23 Jacob Hagen, Pelikaanstraat 22, Lei
den.
Oom Wim,
HET NIEUWE VERHAAL
van Anton 01de Kalter.
Over dit verhaal dat vast door onze
groote lezers en lezeresjes in den smaak
zal vallen, wil ik een enkel woord zeg
gen.
Het verhaal is oorspronkelijk en boeiend
van het eerste hoofdstuk af. Anton Olde
Kalter, een groote Neef en trouw mede
werker, verstaat de kunst om voor jullie
verhalen te schrijven, die mooi zijn en
goed. Ik hoop dan ook, dat ieder uwer
trouw dit verhaal lezen zal en voor allen
is niet? Ik wacht dus af! Dag Pierrewiet,
beeren aan een lang verhaal of sprookje.
Ik zal Anton zetten aan de redactioneele
tafel naast Josephine Schermer-Voest ey
Cadier, op deze plaats zal hij zich wrjl
„thuis" voelen.
Dit verhaal bevat acht hoofdstukken en
het stuk speelt in New-York.
Nu herhaal ik nog eens de vraag van
vóór veertien dagen. Wie beschrijft eens,
een in de vaeantie gemaakt uitstapje?
Voor het beste opstel geef ik een boek.
Allez aan 't werk!
Wie wat te vragen heeft, vragc.
Wit raadsels weet, sture ze op.
(Antwoorden, op afzonderlijk stuk, erbij)
Voor het derde vervolg van Wim Si
mons' opstel is voor vandaag geen plaats,
evenmin voor het vervolg van Cadier en
evenmin voor het mooie nieuwe verhaal
van Josephine Schermer-Voest.
Suze v. Zijp, Leiden. Dank je
wel Suze voor de ingezonden raadsels. Ze
worden de volgende week geplaatst. Let
maar eens op. Wanneer krijg ik van jou
nog eens een verhaal. Jij kunt, dus......
doe! Ik zie je toch ook weer bij den vol
genden wedstrijd'' Dag Suze!
•P i e r e w i e t j e, Leiden. Je bent
zeker weer iete moois aan het fabriceeren,
is DÓót! Ik wacht dus af! Dag Pierewiet,
niAej'. veel groeten thuis?
Agatha Co melissen, Leiden.
Dsmk je welIk hou mij aanbevolen
veie* veel, dergelijke mooie bijdragen.
MwtfJr voo." den volgenden wedsturijd eens
e^n lang verbaalGroeten thuis en voor
jou d» vijf.
i1 y Simons, Dordrecht.
voor deze bijdrage. Ik verwacht met
v«el belangstelling de vervolgen. Zie dc
vlzende week. Veel groeten aan Vader,
Moeder en Louh> en.. Mina niet te verge-
Mien t j e v. d. Vooren, Leiden.
Dit opstelletje wordt ook .geplaatst Mien
tje, maar nog even wachten. Er is nog veel
copy voor. Ook meedoen aan de raadsel
tjes en den wedstrijd. En broertje, zie ik
die ook eens! Dag Mientje!
Johanna van G e 1 d r o p, Voor
schoten. Het opstelletje is kort en
ik meen dit reeds vaker gelezen te
hebben. Ik zal het nog eens bewaren. Dag
J ohanna
Jacob v. Berkum, A 1 p h e n a. d.
B ij n. Ik heb het horloge ter reparatie I
afgegeven. Ik hoop dat het nu in orde
komt. Ik schrijf je wel of ik geef het mee
als het in orde is. Veel groetjes thuis!
Oom Wim.
Voor de Grooten.
DE GEHEIMZINNIGE KELLNER.
Een oorspronkelijk detective verhaal door
Anton 01de Kalter.
Charles, daar in dien hoek kunnen wij
rustig zitten en daar worden wij ook niet
zoo gauw gezien, kom nu maar gauwDc
man die dit zei zal ongeveer den leeftijd
bereikt hebben van 26 a 27 jaar. Hij was
slank van gestalte, in het geheel genomen
een flinke jonge man.
Ja, laten we daar gaan zitten, Edward,
sprak nu zijn vriend, een jonge man van
ongeveer 22 a. 23 jaar. De twee vrienden
begaven zich naar de aangeduide plaats.
Direct kwam er een kellner bij hen, om het
verlangde op te nemen. Twee whisky-soda,
bestelde Edward. Direct werd hun het ver
langde gebracht. De twee lieten zich het
heerlijke nat goed smaken. Zij zaten on
geveer tien minuten, toen de eers>te post
werd binnen gebracht. Direct werd nu ook
de krantenjongen zichtbaar, die met haasti
gen trëd het hotel binnen stapte. Het was
die van de Mathanan-Courier. Ook onze
vrienden wisten er een machtig te worden.
Vluchtig zag Edward de courant door, tot
dat hij kwam aan:
„De verdwenen handtasch met inhouden
de juweelen".
Hier hield hij een stil. Kijk, sprak Ed
ward Haddeywell tot Charles Burton,
want deze detectives waren het, kijk, hier
staat ons zaakje. Het is nu reeds vermeld
en vanmiddag omstreeks vijf. uur hebben
wij de tasch pas ontdekt.
Daar de Mathanan-Courier een courant
is, die alle kleine voorvalletjes zelfs nog
als zeer groote ipisdaden weet rond te ba
zuinen, ontbraken hier de noodige photo's
en carricatuurteekeningen ook niet. De de-
tectieves hadden n.l. een zaakje opgeknapt.
Er was een handtaschje met juweelen
ontvreemd en onze vrienden hadden het
weer aan de eigenares teruggebracht.
Nadat Haddeywell het overige gedeelte
der courant nog even doorgekeken had,
legde hij ze ter zijde, stak een sigaar op,
presenteerde Carles er ook een en bestelde
daarna nog een tweede whisky-soda. Het
duurde iets lang, alvorens zij het bestelde
kregen. Edward vroeg naar de reden hier
van.
Mijn collega is even de stad in en nu
moeten wij drieën het alleen doen, kreeg
hij ten antwoord. Hm, antwoordde hij,
dat moest anders niet voor komen in een
hotel als dit. Eenige minuten later kwam
de besproken kellner binnen ietwat on
rustig, zonder iets te zeggen begaf hij zich
naar de garderobe.
De twee detectives keken hem oplettend
na. Dat is de verkeerde baas, fluisterde
Er ward Charles in het oor. Je raadt mijn
gedachten, Edward, fluisterde Charles
weerom. Na nog eenigen tijd gezeten te
hebben, keek Edward op zijn horloge, l et
wees elf uur in den avond aan.
Kom aan Charles, wij vertrekken, het is
precies elf uur. Ja, laten wij gaan. Zij ver
lieten het hotel, gingen de 5e Avenue door,
vervolgens door de Quanis-street, totdat zij
kwamen aan het bijkantoor van de Fox-
filmonderneming. Daar zulke bijkantoren
meestal zijn ingericht als reclamerplaatsen
en tevens boekenwinkel, zagen de twee de
tectives, dat er juist een biljet werd aan
geplakt.
Wacht eens even Charles, laten wij dat
eens even lezen. Zij lazen het volgende:
Ongeveer een half uur geleden ging de
handelaar in Oostersehe kleedingstukken,
I de Chinees Ling Stakthishsth huiswaarts.
Hij en nog twee andere Chineezen wonen
samen in het heerenhuis, dat ligt in de
Fordstreet nabij den eersten tunnel.
(Wordt vervolgd).
HET STOMME MEISJE
dcor Iwan.
Op een mooi landgoed woonde een heer
en dame en hun eenigst kind, Maria. Het
was een groote bezitting en strekte zich
ver uit. Mijnheer ging dikwijls voor 's
lands belaJigen naar de stad en moest dan
de bewaking van vrouw en kind aan de
bedienden overlaten. F.ens was er kermis
in het dorp wat aan hun buitenplaatc
.grensde. Mevrouw had veel bedienden ver
lof gegeven er een poosje heen te gaan,
alleen de oude doove portier Wilhelm was
thuis. Daar vervoegde zich een persoort
aan het huis met, zooals hij zeide, een
wissel, die hij van Mijnheer moest ont
vangen. Mevrouw wist er niets van en Wil
helm wantrouwend door liet ongunstig
voorkomen van het heerschap, raadde Me
vrouw geen geld aan het individu af te
geven. Toen hij hoorde dat hij niets kreeg,
begon hij zoo te razen en te vloeken, dat
Mevrouw de kleine Maria gebood een
poosje in den tuin te gaan spelen. Al spe
lende was Maria het tuinhek aan den
achterkant van het huis genaderd, dat aan
het bosch grensde. Daar stond een man
die Maria wenkte om bij hem te komen,
hij zou haar mooie bloemen wijzen. De
argelooze Maria deed het hekje open en
de kerel pakte haar op, en opdat zij niet
om hulp kon roepen stopte hij haar een
prop in den mond. Zoo droeg hij haar
voort naar een rijtuig dat al klaar scheen
te staan. En onder bedreiging van haar te
zullen dood en als ze tegenwerkte, duwde
hij haar in het rijtuig en stapte zelf er ook
in. Voor zij in het rijtuig stapte, wierp de
booswicht nog eerst haar schoentje en
hoed in het water om den schijn er aan te
geven dat Maria verdronken was.
Het rijtuig re«d al verder en verder en
het werd nacht en nog steeds ging het
maar voort. Eindelijk stond het stil, doch
het was alleen om van paarden te verwis
selen en nadat de man haar wat brood en
melk had gegeven, reden ze weer door.
Maria was zeer bedroefd, zij kon niets
eten. Na vier dagen en nachten reizen werd
halt gehouden op een weg die midden door
een woud liep. De booswicht tilde Maria
uit het rijtuig en klopte met forsche sla
gen tegen een poort. Deze werd direct
geopend door een oude vrouw; zij nam
Maria bij de hand en zeide: „zoo mijn lief
klein kind, ik ben blij dat ge er zijt ik heb
erg naar je verlangt''. Maria deed niets
dan schreien wat de oude vrouw hoos
maakte en zij dreigde niet opsluiting als
ze niet spoedig ophield. Zij bracht haar
naar een klein kamertje op de tweede
verdieping aan den achterkant. Ze gaf
haar andere kleeren aan en knipte haar
haren af en zeide dat Maria grootmoeder
tegen haar moest zeggen. Het huis was
groot en zeer oud, de vensters waren van
dikke tralies voorzien en om er binnen te
komen moest men met een klopper op de
poort kloppen, behalve de waardin en haar
zoon, want het was een pleisterplaats in
het bosch voor de enkele reizigers die er
door kwamen en om nachtverblijf vroegen.
(Wordt vervolgd).
HET AVONTUUR VAN MIMI.
door Johanna Willemse.
Mimi was en aardig meisje van zeven
jaar. Zij woonde met haar ouders in een
groot huis met een grooten tuin er voor en
een kleinere er achter. In den grooten tuin
stonden heel prachtige blpemen. Er ston
den rozen, dahlia's lelies, violen, vergeet-
mij-nietjes, seringen, jasmijn en madelief
jes en nog o zoo veel meer. Er was ook een
vijver met vischjes en ook een met zwa
nen. Mimi hield heel veel van bloemen en
dieren. En daarom had zij van haar vader
en moeder op haar verjaardagen altijd
diertjes of planten gekregen. Zoo had zij
een hondje dat Doesje en een katje dat
Wolletje heette. En ook nog twee konijn
tjes Witje en Wipneusje. Zij had ook een
groote volière met allerlei vogeltjes erin.
Maar die mocht zij niet alleen verzorgen.
Dat deed de tuinman en dan stond Mimi
.erbij en ze vond het altijd heel erg aardig.
Mimi ging vaak bloemen plukken in haar
eigen tuin. Dan plukte 2ij heele ruikers en
zette ze dan in vaasjes bij het Mariabeeld.
Want Maria hield heel veel van Maria. Zij
wist heel goed dat Maria haar hemelsche
Moeder was en zij bad altijd heel eerbie
dig met de handjes samen en de oogjea
dicht. En Maria hield ook veel van Mimi.
Zij vond dc tuinman ook een aardigen
man. Als deze een mandje peren of appels
ging plukken dan ging zij vaak mee en dan
kreeg zij er vaak een. Toen Mimi acht
jaar werd kwam haar oom en tante haar
geluk wenschen. Dat vond zij heel prettig
en zij was dan ook wat in haar schik toen
zij als geschenkje een prachtig sprookjes
boek kreeg vol met leuke verhaaltjes en
versjes. Er was bij ieder versje een mooi
plaatje geschilderd. Zij had van haar
ouders een lammertje gekregen, die zij
Vlokje noemde en waarmee zij eiken dag
ging wandelen in den tuin. Het schaapje
hield heel veel van Mimi en als zij eens
een beetje later dan anders het deurtje
van het stalletje opendeed dan blaatte het
schaapje mè, mè wat beteekende: „Doe
eens open Mimi. Haar vader had voor het
lammetje een heel huisje laten maken waar
een bordje met den naam Vlokje erop. Zij
maakte een kransje van bloemen en ver
sierde daarmee liet kopje van Vlokje. Eens
ging zij met Wolletje Vlokje en Doesje
wandelen buiten den tuin. Zij ging door een
bosch en zij verdwaalde. Zij wist heel den
weg niet meer te vinden en zij was heel
bang en liep maar door, totdat zij aan het
einde van het bosch uitkwam. Daar zag zij
een huisje staan en zij dacht bij zichzelf:
Heb lijkt wel als bij Hans en Grietje bij de
boozc heks. Het was echter de boschwach
ter die daar woonde en onbevreesd klopte
zij bij het- huisje aan. Een juffrouw met
een \riendelijk gezicht deed open en vroeg
wat of het meisje wilde. Mimi zei, dat zij
verdwaald was en of de boschwachter haar
even den weg wilde wijzen. Och, ben jij met
je drie vriendjes verdwaald, zei de juf
frouw. Kom maar even binnen uitrusten
want je zult wel erg moe zijn van de wan
deling. Even later kwam de boschwachter
thuis en was zeer verbaasd het viertal bin
nen te zien. De man was wel bereid Mimi,
Wolletje, Vlokje en Doesje even op weg
te brengen en een uurtje later waren zij
dan ook thuis. De ouders van Mimi waren
zeer ongerust geweest over het lange uit
blijven van hun dochtertje en waren erg
blij dat zij weer thuis was. De boschwach-
ter kreeg een flinke belooning en Mimi
is nooit meer alleen zoo erg ver van huis
gegaan.
WIE KAATST MOET DEN BAL
VERWACHTEN
door Wim van Ommen.
Deze ware en aardige geschiedenis
speelde zich af in een even aardig dorpje
aan de Maas. De kleermaker van het dorp
s-bond bekend als een eerste klas plaag
geest. Meestal maar onschuldige dingen,
maar als men den bal, dien hij wierp terug
kaatste, werd hij altijd kwaad. Vlak bij
hem in de buurt woonde een welgestelde
boer, die het mikpunt van den plager was.
Op een goeden keer weer een grap, maar
nu wat erger. Het was Zaterdagavond en
's middags had de kleermaker met een paar
jonge kerels afgesproken wat er dien avond
gebeuren zou. Heel stiekum liepen zij
's avonds het erf op. De honden werden
stilgehouden met een paar kluiven. Heel
zacht werd de deur geopend en de een
nam een kruiwagen, de andere een hand
kar en zoo vervolgens ieder wat.
Ten laatste werd de groote kar met hooi
gevuld en met paard en al op den weg
gezet. Toen men den volgenden ochtend
naar de kerk ging dacbt men: „Wat is er
"hou aan de hand?" De bewoners wisten
al gauw wat 't was en lachten smakelijk
om de grap. Maar de boer, die het over
komen was, dacht: nu zal het eindelijk
eens uit wezen. Hij zat dag en nacht te
denken wat hij doen zou. Op zekeren avond
toen hij weer zat te denken, verhelderde
plotseling zijn gezicht: hij had het gevon
den! Hij liet er niks van merken en wacht
te nog een paar weken. Als de kleermaker
uit de stad kwam ging hij meestal over het
erf van den boer, dien hij altijd plaagde.
Op bet midden van dezen weg had de boer
zijn strik gespannen. Het was n.l. een kuil
van 11/2 Meter diep, voor de helft gevuld
met teer en daarboven had hij kippenvee-
ren neergelegd. Over de kuil hout met
bladeren. Hij wist wel dat de kleermaker
zijn goede pak niet aan had, anders had
hij het niet gedaan. Het was Zaterdag eir
de stx-ik stond gespannen. De knechts en
de meiden had hij gezegd dat ze in de
buurt van de kuil moesten doen of ze werk
ten en als hij er dan inviel, he-m dan goed
uitlachen. Daar kwam de kleermaker aan
gestapt, zeker nog vergenoegd lachend over
de grap die hij een maand geleden den
boer getapt had. Zoo denkend stapte
hij parcloes in de kuilHet was een lollig
gezicht den $>lager daar zóó te zien staan.
De knechts en de meiden kwamen direct
toegeloopen en lachten hem zóó hard uit,
dat hij niet wist waar hij zijn gezicht moest
bergen. De dox-pbewoners kwamen op het
gelach af en lachten natuurlijk ook mee.
Eindelijk was hij er ixit gekropexi en al
brulde iedereen van 't lachen, ons kleer-
makertje lachte allexaninst. Het was een
komiscli gezicht. Had dat oude Indianen-
opperhoofd „White Horse Eagle" de vee-
ren op zijn hoofd, onze kleex-maker liep
met de kippexiveeren op zijnnou vul
dit zelf maar in. Hij liep als een kievit
naar huis. Het heele dorp had vele dagen
plezier van de goed geslaagde mop.
En de kleexmxaker-plaaggeest had een
goede les gehad.
DRIE DIEVEN
Naverteld uit het Fransch door Nemo.
I.
In een groot bosch stonden drie dieven
te praten, twee ervan waren broers de
andere was een metgezel. Plotseling wer
den ze opgeschrikt door het geschetter van
een ekster die naar zijn nest vloog. „Jan',
zei een van de drie tot zijn broer: „kun
je zonder dat de ekster het merkt de
eieren er uithalen. Indien je dat kunt ben
je de bekwaamste van ons drieën". „Aan
genomen", zei Jan tot zijn broer Piel. Hij
klom in den boom en begon het nest van
onderen los te maken nam de eieren er uit
en ging naar beneden. „Nu", zei Piet, „kun
je ze er ook zonder dat de ekster het
merkt er weer inleggen". Weer klom Jan
naar boven maar Piet ging hem na. Jan
was ondertusschen bij het nest gekomen en
legde de eieren er onder maar Piet had
snel de ceintuur van Jan losgemaakt ori
was er mee naar beneden gegaan. Toen
Jan weer beneden kwam zei Piet hem: „je
hebt de eieren in je ceintuur zitten". Jan
keek naar zijn ceintuur maar die was weg.
Jan wist direct wel dat Piet hem die poets
gebakken had. „Vrienden", zei Hendrik,
de derde van het gezelschap, „jullie zijn
me te handig ik ben voor het dievenvak
niet geschikt. Ik zal een boerderij zien te
krijgeA en hoop zoo met mijn vrouw ge
lukkige jaren te hebben.
II.
Na een jaar had Hendrik zooveel ver
diend, dat hij met Kerstmis een varken
kon koopen en dat had hij geslacht. Zijn
vroegere vrienden kwamen hem dien dag
bezoeken zonder te weten van het var-
i ken. Zij vroegen zijn vrouw naar Hendrik.
Deze zei dat hij naar het land was en voor
den avond niet terugkwam. De twee broers
verlieten daarop het huis en zagen toen
het varken. Zij zeiden tot elkander, waar
om heeft Hendrik ons niet uitgenoodigd.
Nu we zullen ons zelf maar uitnoodigen.
Zij verborgen zich dichtbij het huis achter
een heg. Toen 's avonds Hendrik thuis
kwam vertelde zijn vrouw hem alles. „Nu
is mijn varken verloren", zei Hendrik. „Ex-
zou nog een redmiddel zijn", zei zijn vrouw
„Wat dan", vroeg Hendrik. „Doodeenvou
dig, het verbergen".
Hendrik volgde den raad van zijn vrouw
op. Hij nam het varken en vex-borg het in
een trog en bedekte het met een laken.
Hij sliep dien nacht wel niet geheel gerust.
De twee broers hadden het midder
nachtsuur afgewacht en gingen toen naar
het huis van Hendrik en begonnen een
deur open te breken, wat niet veel tijd en
moeite kostte. Hendrik nu door het lawaai
uit het bed gedreven ging gewapend met
een bijl een ronde doen om het liuis. Piet
van deze gelegenheid profiteerexxde, vroeg
aan Sophie, Hendrik's vrouw, de stem van
Hendrik nabootsend, „waar hebben wij
het vax-ken ook weer verstopt".
„In den trog toch of ben je het verge
ten". „Ja," zei Piet weer met dezelfde
stem als daarvoor. Piel nam gauw het la
ken weg en laadde het varken op zijn schou
ders en verdween iix de duisternis. Een
oogenblik later trad Hendix-k binnen, hij
keek in de trog en liet varkeixs was weg.
„Drommels", zei hij, „zij kxuxnen nog niet
ver zijn, ik kan ze xxog wel inhalen.
(Slot volgt).
HET HALSSNOER MET HET
GOUDEN HARTJE,
door Jo Kortekaas.
Greta of Greetje was nog maar een
heel klein meisje van eventjes vijf jaar,
toen er een treurige dag voor haar kwam.
O. L. Heer nam haar moeder mee naar
den hemel. En toen die treurige dag al een
aardig poosje voorbij was, vroeg Brigitta
de oude dienstbode nog dikwijls, ken je je
moeder nog? Dan zei ze altijd: O, ja, ze
droeg me altijd op heur armen en dan zei
Brigitta en ik droeg je moeder nog op
mijn armen, toen ze klein was. Nu woont
Greetje van haar zevende jaar af bij haar
Grootvader. Op zekeren dag richtte haar
Grootvader een feest aan en daar mocht
ook de Prins bij tegenwoordig zijn. Toen
ze des avonds kwamen om aan het diner
mede te doen, had de grootvader deix
gouden beker, die hij voor de Prins al
sinds jaren geleden gekocht had, op tafel
gezet. Brigitta die een kleinzoon mede
gebracht had, een welopgevoede knaap met
name Mario, was een jaar ouder als
Greetje.
Brigitta zou op de kinderen passen.
Greetje die den beker nog nooit gezien
had, ging naar de kamex- waar die stond,
want ze wilde hem graag even aanraken.
Maar qmdat de tafel nog al hoog was,
ging ze op een stoel staaxx, en wat ge
beurde? De stoel gleed weg, de tafel
schokte en de beker lag op den grond wel
in duizend scherven. Ze ging vlug de ka
mer uit naar Brigitta, die juist zei dat zij
en Mario naar bed moesten want dat het
anders te laat zou worden. Maar toen ze
goed en wel lag hoorde ze grootvader te
gen de Prins zeggen dat hij den beker zou
gaan halen. Maar wat schrok hij toen hij
de beker in scherven op den grond zag
liggen. Hij ging naar Brigitta exx vroeg of
Mario soms in de kamer was geweest en
daar de beker omgegooid had. Brigitta
zei, dat Mario den heelen middag bij haar
geweest was.. Toen ging hij naar Greetje
en vroeg of zij soms dien beker kapot had
laten vallen. Nee, zeide ze, ik weet niets
van den beker af, maar toch twijfelde hij
er aan. Hij ging naar beneden en zei te
gen den Prins, dat hij hem in veel kost
barder beker den wijix zou aaxxbieden, maar
helaas hij is kapot gevallen. Greetje die erg
angstig te bed lag, ging naar het schilderij
van haar moeder en riep moeder! Maar
har moeder hoorde, haar niet, 't was of die
stem heelemaal uit de verte kwam. Ze
ging maar weer naar haar bed maar ze
lag toch niet erg rustig; ze dacht, ik zal
maar naar de zaal vaix de Prins gaan en
alles rechtuit vertel'len. vHeel zachtjes
deed ze de deur open maar haar grootva
der riep: Greetje ga naar je bed. Greetje
ging maar 't was geen minuxxt- later of ze
was er weer uit. Nu zeide de Prins Greetje
kom maar eens hier. Greetje vertelde dat
ze den beker had laten vallexx en er xxog
om gelogen had ook. De Prins zeide haar
dat ze een braaf meisje,was, omdat ze het
toch zoo eerlijk verteld had na die eerste
leugen. Toen ging ze met een blij hart
naar bed, sliep gauw in en droomde over
den schoonen hemel. Toen het feestmaal
afgeloopen was gingen ze allen naar huis
en Greetje haar grootvader had zich voor
genomen om er niet meer over te praten.
Niet veel dagen daarna kwam er een
pakje en in dat pakje zat een halssxxoer
met een gouden hartje en witte parelen
er omheen. Er lag eexx briefje in en daar
stond op: Voor Greta, om haar te doen
denken aan haar gouden hartje, en de
tranen die 't weer schoon gewasschen
hebben.
Liefste Jezus!
Mijn liefste, liefste Jezus
Daal in mijn hartje neer,
Ik zou zoo graag U zeggen,
Hoe ik U liefheb, aldoor meer!
Ik zou U ook vertellen,
Hoe dikwijls 'k aan U denk,
En ik IJ voor nu en later,
Mijn kleine hartje schenk.
Als Gij daarin zult wonen,
Mijn zoete Lieve Heer,
Dan komt er in dat hartje
Gewis geen zonde meer.
Dan zal ik altoos blijven,
Uw braafste, liefste kind,
Dat met steeds groote ijver
Zijn lieven Jezus mint.
Totdat Gij met Uw Eng'len
Mij wacht in 's hemels woon.
En ik in eeuw'ge vreugde
Mag spelen bij Uw troon.
Henk Mensink.