DE AFGELOOPEN WEEK IN HET BUITENLAND ZATERDAG 23 AUGUSTUS 1930 DE LEIDSCHE COURANT VIERDE BLAD PAG. 13 De Strafrechtpleging Een beschouwing naar aanleiding van ontvluchtingen uit het Leid- sche Psychopathen-asyl. De autoriteiten, mogen zich. zoetjesaan wel eens gaan afvragen, of ten aanzien der behandeling van wie zich. jegens de wetten misdroegen de grens der toege vendheid niet bereikt, wellicht reeds over schreden is. We komen tot deze overweging door het geen blijkt lit de gedragingen dergenen, die vertoeven In het Leidsche Psychopa then-asyl. Dit zijn personen, die volgens den rechter, voorgelicht door psychiaters, niet in de gevangenis thuis behooren, maar evenmin geschikt zijn om de maat schappelijke vrijheid te genieten. Zij wor den daarom opgeborgen in het Asyl en soortgelijke inrichtingen elders te Heilo b.v. waarin hun het verblijf zoo drage lijk mogelijk wordt gemaakt. Tegen dit laatste zullen we niet in ver zet komen, want allerminst ligt het in de bedoeling dezer regelen, op een minder menschwaa-rdige behandeling dergenen, die om een of andere reden niet langer in de samenleving kunnen worden geduld, aan te dringen. Dit zij verre! Wat blijkt echter? Die psychophaten mogen, indien hun gesteltenis daartoe aanleiding geeft, zelfs vrij gaan wandelen. Is dit nu wel noodig? Vooreerst is al eenige malen gebleken, dat die bevoordeelden heb in hen gestelde vertrouwen geenszins waardig bleken, want zij kwamen gewoonweg niet terug: „Zij namen de beenen", om heb -eens po pulair uit te drukken, en moesten met den sterken arm weder naar het asyl worden teruggebracht. Wijst dit reeds op do groote moeilijk heid, om een juiste keuze te doen ten aan zien dier vertrouwelingen, de vraag mag bovendien gesteld, of het wel verantwoord is, dergelijke lieden zulke groote vrijheid te verleenen? In hun verleden hebben zij reeds ge toond, zich met ongestraft bij de samen leving te kunnen aanpassen, terwijl hun gemoedsgesteltenis zoodanig werd geacht, dab zij niet na een gewonen straftijd weer onder de menschen konden worden toe gelaten. Gaat het nu aan, hen toch maar uit wandelen te zenden? Wie staat er borg voor, dat zij tijdens hun vrijheid geen nieuw misdrijf plegen: ergens inbreken of een medemensch be lagen? Men zal misschen antwoorden: dit is nog niet gebeurd. Moet het echter eerst zoover komen, alvorens men het roer om wendt? Daar komt nog iets bij. Wil van een verblijf in een Psychopathen-asyl een gun stige werking uitgaan, zoodat de gemoeds gesteltenis der bewoners verbetert, dan dient daar een rustige geest te heerscben en mag den verpleegden geen aanleiding worden gegeven, om zich achteruit gesteld of onrechtvaardig bejegend te gevoelen. Hoe zal men dit echter bereiken, als de een mag gaan wandelen, de ander bin nen raoet blijven We nemen terstond aan, dat de vrije wandeling geenszins aan alle inwoners kan worden toegestaan en dat de bevoor rechten met zorg en psychiatrisch inzicht worden uitgekozen. Maar zullen niet alle verpleegden meenen, dat zij eigenlijk ook wel eens een kuiertje mogen maken? Aan wetenschappelijke vertoogen, dat deze vraag wat wij gaarne gelooven ont kennend moet worden beantwoord, zullen zij „maling" hebben en zoo ontstaat in de inrichting een ohtevreden geest, waarvan groote nadeelen zijn te duchten. Wil het in zoo'n gesticht op den duur goed gaan, wil men er de tevredenheid en de rust bewaren, dan dienen de verpleeg den de overtuiging te bezitten, dat „gelijke monniken gelijke kappen" worden ver strekt. En dat zij zich onthouding van voorrechten of oplegging van straf, een en ander wegens wangedrag, daargelaten allemaal „gelijke monniken" achten, ligt voor de hand. Waarom zouden psychopa- then dienaangaande anders oordeelen da-n b.v. Bijksopvoedelingen of verpleegden in een Bijkswerkinrichting? Hun geestelijk defect brengt juist mede, dat zij minder nog dan geestelijk •volwaardige personen onderling onderscheid zullen toegeven. Is het voor sommige verpleegden in 't belang van geest en gemoed, noodig, dat men hun eens den vrijen teugel laat, dan zou hieruit moeten worden geconcludeerd', dat de vestiging van een Psychopathen- asyl vlak nabij een stad niet gelukkig kan worden geacht. Beter ware het dan b.v., zulk een inrichting te bouwen op een eiland, waar eerstens die vrijheid kan wor den gegeven zonder gevaar voor de rus tige nijvere burgers der omgeving en twee- dens alle verpleegden ervan zouden kun nen genieten zonder dat men ontvluchting zou behoeven te duchten. Een en ander klemt te meer, waar ons nog andere strafinrichtingen te wachten staan, waar aan de verpleegden zekere vrijheid zal moeten worden geschonken. We denken b.v. aan de Jeugdgevangenis, waar men de gestraften van IS tot 25 jaar Avel nietfc gestadig achter de muren zal houden, en aan de inrichting, waar men hardnekkige recidivisten uit de samenle ving zal verwijderen nadat hun straftijd verstreken is. Ook denzulken zal men een verblijf in de vrije natuur niet kunnen onthouden, want hun gevangenistijd is immers voorbij, zoodat een andere behan deling dan „achter slot en grendel" hun ten deel zal moeten vallen. Nu hooren we zeggen: waar moeten we voor al die inrichtingen de noodige eilan den vandaan halen? Ja, die zullen er wel niet wezen. Maar dan kieze men voor de vestiging er van streken, waar een ruim terrein door een muur kan worden omge ven, zoodat de noodige beweging in de frissche lucht kan worden genoten en de bewaking noch al te moeilijk, aiooh voor Tragisch einde. De millionair en krantenmagnaat van Lear Black, de Amerikaan van Hollandsche origine, is verdronken. Een einde, dat ons treft. Het is altijd tragisch, wanneer iemands levensdraad ontijdig wordt afgesneden door een ongeval. Maar wanneer het een (millionair gebeurt, iemand die van heb le ven genieten kan in grooten stijl, dan •treft het ons in 't bijzonder. En hier betrof het een millionair, die vooral in Holland een zekere vermaard heid had verkregen dodr zijn serie groote vluchten met de K. L. M. Hij was onze eerste „vliegpassagier" naar Nederlandsch Indië. In 1924 had van der Hoop c.s. den groo ten tocht naar Indië volbracht door de lucht, welke tocht 127 uur duurde. Drie jaar later, stelde Van Lear Black Geysen dorffer en Scholte in staat met hem naai en van Batavia te vliegen en den afstand AmsterdamBatavia op S6l/2 uur te bren gen, verdeeld over 13 dagen. Van Lear Black had van de Koninklijke Nederland- sche Luchtvaartmaatschappij de F. VII A gecharterd. 13 Juni 1927 vertrok hij van Amsterdam als eerste passagier en 30 Juni was Batavia bereikt. Na korte rust werd op 6 Juli de terugreis aanvaard. Geestdriftig is hij toen op Schiphol bij zijn terugkeer gehuldigd. Minister v. d. Vegte deelde hem zijn benoeming mede tot ridder in de orde van Oranje Nassau. En burgemeester de Vlugt overhandigde hem een zilveren medaille. Met de piloten der K. L. M. Geysen- dorffer en Scholte, ondernam Van Lear Black spoedig daarop in Augustus nieuwe „uitstapjes" naar Ivopenba-gen, Parijs, Ve netië enz. In Januari 1928 ondernam hij vanuit Londen met zijn vliegers een tocht naar Afrika, welke door terreinmoeilijk- heden en een technische storing te Khar toem moest eindigen. Geysendorffer was in 1927 al in New York geweest. Scholte en Weber vertrok ken er in 1928 heen om in dienst van den Amerikaan zelf over te gaan, die een Fok kervliegtuig liet bouwen voor zich zelf. Er werd o.a. 'naar Kaapstad gevlogen. Op een der wereldvluchten werd de machine te Calcutta beschadigd. In De cember 1929 liet daarop Van Lear Black een nieuwe bouwen bij Fokker, waarmede hij in April 1930 naar Tokio vloog, weer met Geysendorffer en Scholte. Deze beide kranige Nederlandsche pi loten hebben thans liun „baas" verloren. De man, die de geheele wereld over vloog en nimmer naar beneden kwam dui kelen; de man, die de gevaren van de lucht trotseerde steeds met gunstig resul taat, is verdronken zooals een doodgewoon matroos verdrinkt; weggespoeld van de reeling. Deze laatste groote reis zal hij onder nemen geheel alleen, zonder de hulp van de K. L. M. noch van zijn tweetal piloten. Zijn millioenen laat hij achter. Zal hem in het hiernamaals ook een medaille van ver dienste worden uitgereikt? D e H. V a d e r. Over den gezond heidstoestand van den H. Vader zijn den laatsten tijd allerlei ongunstige berichten verspreid, welke sommigen bladen aan leiding gaven tot zeer pessimistische com mentaren. Hooge boomen vangen nu eenmaal veel wind en wie zoo'n hoogen post bekleedt, ontkomt nu eenmaal niet aan de praatjes der menschen. Wanneer de geruchten even wel zóó hardnekkig aanhouden, ligt het vermoeden voor de hand, dat er toch w-el iets van waar zal zijn. En inderdaad, ook hier was er eenige grond voor geruchten. Dc H. Vader heeft ói.l. in Juni van dit jaar tijdelijk aan een blaasaandoening geleden, zoodat toen eenige hoogwaardigheidsbekleeders te Bome vreesden, dab de H. Vader de plech tigheden der heiligverklaringen in de Sint Pieter, die gemeenlijk zeer lang duren, niet zou kunnen bijwonen. Deze bezorgdheid over den toestand van den H. Vader, die overigens niet dooi de autoriteiten van het staatssecretariaat gedeeld werd. bleek intusschen ongegrond. Sindsdien hebben zich geen verschijn selen voorgedaan, waaruit men tot een ernstige chronische ziekte zou kunnen concludeeren, zooals een gedeelte van de bladen buiten Italië telkens opnieuw be weert. Den vijftienden Augustus gaf een voor aanstaande Bomeinsche prelaat van. deze onjuiste 'berichten nog een nadrukkelijk démenti. Tijdens een langdurige audiëntie de verpleegden te drukkend is. Men ziet: onmenschwaardige behande ling hebben we allerminst op 't oog. We staan daar zelfs zoover van af, dat we het in de gewone gevangenissen heerschend© stelsel der „afwijkingen" van het strenge regime ten zeerste toejuichen. Ook in dit opzicht mag echter de be denking geopperd, dat we 't daarbij nu wel laten kannen. Vergeten behoeft toch niet te worden, dat dank zij de zegenrijke voorwaardelijke veroordeeling en de even zeer te prijzen voorwaardelijke invrijheid stelling de bevolking onzer gevangenis sen een belangrijke wijziging heeft onder gaan. De betere elementen komen er niet meer of gaan er vóór hun straftijd geheel voorbij is weder uit. Den overigen zijn die „afwijkingen", ander het ministerschap van mr. Heemskerk ingevoerd, gaarne gegund, maar ook ten deze gelet, dat we nu al wel ver genoeg zijn gegaan. Mogelijk worden deze beschouwangen niet „modern" genoeg geacht. Zij houden I echter rekening met de werkelijkheid en I ïheb het welbegrepen belang der orde lijke samenleving, wat toch zeker (niet uit den booze kan worden geacht. 1 Observator. deelde de H. Vader hem zelfs mede, dab Hij is de goddelijke Voorzienigheid voor Zijn gezondheid dankte. Overigens „geniet" de Paus niet alleen de eer, dat hij telkens ziek verklaard wordt. Ook Mussolini ontkomt er niet aan. Hij heeft deze eer overigens gemeen met de öhineesche dictators, die herhaaldelijk dood verklaard worden en later weer op staan. Bood China. Nu wij heb toch over Chineezen hebben, kunnen wij wel even mededeelen wat de „Osservatore Bo- mano" schrijft over de verwoestingen van de CRineesche stad Sjansja, welke zooals onze lezers weten, tot tweemaal toe dooi de communistische benden op de troepen der Nanking-regeering werd veroverd. Dit en de bedreiging van Hankau doen duidelijk uitkomen de waarde en het ge vaar van de Bolsjewistische bedreiging in China, dat, eindelijk tot rust gekomen, ten koste van veel ellende en onnoeme lijke schade, in de jaren 19271928, voort aan bevestigd scheen in het Nationalistisch bestuur van Nanking. Maar nu is over China behalve den geesel van den burgeroorlog en heb bandietisme, ook nog die van het com munisme gekomen, dab een aanvulling en gevolg is der andere kwaden. Het Chineesche volk, dat uit zichzelf vreedzaam zou zijn en eerbied zou heb ben voor de wetten, voelt thans niet meer den teugel van een krachtig bewind en is aan de genade overgeleverd van avon turiers en bandieten. Om den toestand te belichten citeert de „Osservatore" eenige passages uit een artikel, dat Padre Gerardo Brambilla, die langen tijd in China leefde en de gelegen heid had er een rijke ervaring op te doen, onlangs in de „Missioni Cattoliche" pu bliceerde, en welker vertaling wij hier onder laten volgen: Nadat de regeering van Nanking de communistische leer in den ban had ge daan, heeft zij zelf door haar eigen con stitutie don Sovjetvorm, zoo dierbaar aan de rooden van Moskou, aangenomen. En dat niet alleen, maar ook werden de pro vinciale en plaatselijke besturen op sovjet- leest geschoeid en gaan in zeer vele ge vallen de centrale regeering en de provin ciale besturen communistengewijze te werk. Om dit aan te toonen zij voldoende te vermelden, hoe de goederen van een der grooten uit het voormalige Keizerrijk werden geconfisceerd. Er is sprake van de confiscatie der goederen van nog an dere voorname families, die weleer het Keizerrijk diendei;. Wat de regeering van Nanking in groo ten stijl heeft gedaan, dat deden en doen op kleinere schaal de provinciale en plaat selijke besturen, vooral deze laatste, die zich incarneeren in de thaus maar al te befaamde „tang-pu", of plaatselijke Sov jets. Deze worden over het algemeen ge vormd door studeerende jongelui, door drenkt met ultraradical idee's en vóór alles er op uit zich te verrijkenj daarbij heb arme volk oplichtend, onder het zoo gemakkelijke voorwendsel van „regeerings- belasting". Daarna sprekend over de moeilijkheden, die het missioneeringswerk van de staat kundige troebelen ondervindt, behandelt P. Brambilla de vraag of deze troebelen binnen afzienbaren tijd en voor het te laat is plaats; zullen maken voor een betrekkelijk algeineenen toestand van rust en orde. De huidige troebelen, aldus P. Bram billa, kunnen niet eeuwig duren. China is in een phase van moeilijke hervorming en van stabilisatie. Het keizerlijke, patriar chale, tot het dwaze toe conservatieve, oude China, werd, toen het in aanraking kwam met de Westersche beschaving, wak ker geschud en voelde de behoefte aan grootsche' hervormingen in het staatsorga nisme mede om het hoofd te kunnen bie den aan de onmisbare invasie der vreem delingen. De grootste zijner zonen werken in op rechtheid en opgewektheid aan de zoo zeer verlangde hernieuwing van hun groot vaderland. Maar niet allen zien die her nieuwing op dezelfde wijze. En dan zijn er nog de avonturiers, die nooit in een enkel land ontbroken hebben, dan is er Busland, dat de wateren zoekt te vertroebelen, en zooveel andere moei lijkheden, die overwonnen moeten worden. Maar voor mij is het zeker aldus P. Brambilla dat het gezond verstand van den Chinees tenslotte toch de overhand zal hebben, en dan zal China een ernstige en sterke regeering krijgen, die geëerbie digd wordt en andermans rechten te eer biedigen weet. G h a- n d i. De Britsch-Indische lei der Ghandi heeft na de onderhandelingen, welke met hem gevoerd zijn, een brief ge zonden aan den onder-koning, waarin hij zijn eischen heeft opgesteld. De inhoud van dezen brief is na de vergaande tege moetkoming, welke de Engelsche arbei- dersrogeering de Indische congrespartij heeft betoond, een geduchte teleurstelling. MacDonald heeft ongetwijfeld gehoopt door ter zijde legging van het rapport der com- missie-Simon en uitsluiting der opstellers van de Indische conferentie, de congres partij tob deelneming aan de besprekingen en staking van de ongehoorzaamheidsbewe ging te krijgen. Die hoop is volstrekt ijdel gebleken want in wezen verschillen de door Ghandi nu gestelde voorwaarden niet 'veel van de vroegere. De Indische leider eischt welis waar niet meer dat het voornaamste punt der agenda van de conferentie zal zijn het ontwerpen van een constitutie, welke on afhankelijkheid aan Indië zal schenken, maar wel iets even onmogelijks: n.l. dat de onderkoning en dc Engelsche regeering zich verplichten voor onverwijlde toeken ning van den Dominion-status aan Indië officieel op te komen. Dat is een nuance, welke Ghandi heeft aangebracht omdat hij moest erkennen dat een minderheidskabinet niet in staat was iejs te beloven, waarvoor het in het parle ment toch geen meerderheid zou kunnen vinden. Maar behalve dat de om formeele redenen gewijzigde eisch MacDonald te kennen geeft dat zijn regeering niet bijster sterk staat, komt hij vrijwel op hetzelfde neer als de vorige. De conservatieven (en ook de liberalen die MacDonald kwalijk nemen dat hij de commissie-Simon buiten de deur heeft gezet) zullen de mislukking van de toena deringspogingen met leedvermaak aanzien en niet nalaten te herinneren dat zij die bij voorbaat hebben voorspeld, omdat te verwachten was dat Ghandi en zijn aan hang ze zouden uitleggen als bewijzen van zwakheid en radeloosheid. ONDERWIJS NA HET SALARISCONGRES DER KATHOLIEKE ONDERWIJZERS. Het standpunt van de fractie. Dr. Moller sprak in de Kamer niet namens de fractie. Het lid van de Tweede Kamer, de heer Max van Poll, heeft geklaagd over het gebrek aan coytact tusschen de katho lieke Kamerfractie en de katholieke pers. Blijkbaar om in dit tekort eenigermate te voorzien deelt de heer Van Poll thans in „Dc Morgen" belangwekkende bijzon derheden mede, die hem als lid van de fractie bekend zijn. Hij schrijft: Dr. Moller heeft ten Congresse gezegd, dat hij bij de jongste algemeene beschou wingen, toen hij herziening van het Bezol- diigngsbesluit ter sprake bracht, namens de fractie, had gesproken. Eerlijk gezegd: wij gelooven niet, dat dit juist is. Men onderscheide ten deze goed. Het verkiezingsprogram. De Katholieke Kamerfractie kan en mag op dit punt niet de houding aanne men van Minister De Geer, bijgevallen door het geheele Kabinet, dat het Bezoldigings besluit geen herziening meer behoeft en dat er nu „rust moet komen". Want die fractie is gebonden aan haar program. En dat program bevat ook dit punt „Verbetering der salarissen en loonen van het Overheidspersoneel door Herzie ning van het Bezoldigingsbesluit." Elk lid der fractie heeft vóór zijne ver kiezing een uitdrukkelijke schriftelijke ver klaring afgegeven, dat hij het program onderschrijft. Zoo'n verklaring is, zeker voor een Katholiek, geen „vodje papier". Wie haar afgaf en niet alleen in zijn hart eigenlijk tegen verbetering der ambte naarsalarissen zou zijn maar bovendien, eenmaal gekozen, zou weigeren zijn hand- teokening gestand te doen, zou zich een voudig aan leugen en kiezersbedrog schul dig maken. Door zijne onderteekening van het program gaf hij te kennen, dat hij mo gelijk afwijkende opinie op dit punt prijs gaf ter wille van het algemcene_ partij, inzicht, dat het tot verbetering dier sala rissen moet komen en daartoe het Bezol digingsbesluit dient te wbrden herzien. Alle vertrouwen tusschen kiezers en ge kozenen zou ondergraven worden, indien ook maar een oogenblik werd aangeno men, dat er in de fractie leden zijn, die een verklaring hebben ondorteekend, zon der dat te meenen. Wij mogen cn moeten dus vaststellen, dat de Katholieke Kamer fractie als zoodanig achter den program- eisch staat: Verbetering der salarissen door herziening van het Bezoldigingsbe sluit. De woorden van Mgr. Nolens. De bekende woorden van Mgr. Nolens, dat deze eisch van het Katholieke pro gram misschii^n door feilen was achter haald, heeft juist daarom zooveel stof doen opwaaien en zooveel wantrouwen doen rij zen, omdat de betrokkenen er een poging in zagen, om te ontkennen, dat de Katho lieke Kamerfractie nog aan dit program punt was gebonden. Wij weten uit de beste brond, dat dit zóó niet door den spreker was bedoeld. De bedoeling van den spreker was zich een oogenblik te plaatsen op het stand punt van den minister van Financiën en te betoogen, dat, zalfs als men dit stand punt innam, tóch moest worden in aanmer king genomen, dat de na heb tob stand ko men vau het Katholieke programpunt de finitief geworden herziening van het be zoldigingsbesluit door do Centrale Com missie voor Georganiseerd Overleg niet in volle vrijheid was aanvaard en dat op dien grond dus een nieuwe herziening, zelfs door den minister, zou kunen worden be vorderd. In ieder geval is, zooals we reeds zeiden, uit het communiqué der A. B. K. over het onderhoud eener deputatie uit deze ver- eeniging met een commissie uit. de B. K. Kamerfractie duidelijk komen vast te slaan, dat deze fractie dit programpunt niet door de feiten achterhaald beschouwt en zich dus nog daardoor gebonden acht. Dit staat vast. En indien dr. Moller ten Congresse heeft willen zeggen, dat de fractie in zooverre achter hem stond, als hij in het alge meen verbetering der salarissen en herzie ning van het Bezoldigingsbesluit bepleitte, dan kan dit niet anders dan juist zijn. Maar dr. Moller heeft, zooals hij uiteen zette, ook bepaalde punten aangegeven, overeenkomstig welke de herziening zou moeten plaats hebben. En dat hij, bij het aangeven dier punten namens de fractie zou gesproken hebben, is niet juist. Over het „hoe" en het „wan neer" van de herziening heeft de fractie zich niet uitgespro ken. Integendeel, over de vraag hoe de her ziening van het Bezoldigingsbesluit, zóu moeten plaats hebben, welke salrissen moe ten worden verbeterd en in hoever, heeft de fractie zich nog niet uilgesproken. En het is zelfs de vraag, óf zij zich daarover wel zal kunnen uitspreken. Op z'n hoogst zou zij er toe kunnen overgaan zich uit te spreken over de algemeene lijn, waar langs naar hare meening een herziening zich zou hebben te bewegen. Wij duchten geen tegenspraak, als wij zeggen, dat het detaillcercn der salaris regeling geen werk voor do Kamerfrac tie is. Zij is daartoe zelfs niet in staat. Dit is werk voor de betrokken departementen en voor het Georganiseerd Overleg, dat noodzakelijk, omdat groote categorieën, met name de onderwijzers, ér buiten staan, geheel gereorganiseerd dient te wor den. Een aandrang in deze richting ligt natuurlijk weer wel op den weg der Ka merfractie; en wij meenen te weten, dat op dit punt de geheel fractie eensgezind denkt. Maar ook over de algemeene lijn der herziening heeft dc fractie, die, zooals uit heb voorgaande blijkt, over de zaak nog besprekingen houdt met de ambtenarenor- ganisaties, zich uiteraard tijdens den loop dezer besprekingen, die pas zeer onlangs eindigden, nog niet uitgesproken, te min- TE BUDAPEST heeft de onthulling van het St. Emericus-monument plaats gehad. De autoriteiten bij de onthulling van het ge- denkteeken

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1930 | | pagina 13