DE AFGELOOPEN WEEK IN HET
BUITENLAND
ZATERDAG 23 AUGUSTUS 1930
DE LEIDSCHE COURANT
VIERDE BLAD PAG. 13
De Strafrechtpleging
Een beschouwing naar aanleiding
van ontvluchtingen uit het Leid-
sche Psychopathen-asyl.
De autoriteiten, mogen zich. zoetjesaan
wel eens gaan afvragen, of ten aanzien
der behandeling van wie zich. jegens de
wetten misdroegen de grens der toege
vendheid niet bereikt, wellicht reeds over
schreden is.
We komen tot deze overweging door het
geen blijkt lit de gedragingen dergenen,
die vertoeven In het Leidsche Psychopa
then-asyl. Dit zijn personen, die volgens
den rechter, voorgelicht door psychiaters,
niet in de gevangenis thuis behooren,
maar evenmin geschikt zijn om de maat
schappelijke vrijheid te genieten. Zij wor
den daarom opgeborgen in het Asyl en
soortgelijke inrichtingen elders te Heilo
b.v. waarin hun het verblijf zoo drage
lijk mogelijk wordt gemaakt.
Tegen dit laatste zullen we niet in ver
zet komen, want allerminst ligt het in de
bedoeling dezer regelen, op een minder
menschwaa-rdige behandeling dergenen, die
om een of andere reden niet langer in de
samenleving kunnen worden geduld, aan te
dringen. Dit zij verre!
Wat blijkt echter?
Die psychophaten mogen, indien hun
gesteltenis daartoe aanleiding geeft, zelfs
vrij gaan wandelen.
Is dit nu wel noodig?
Vooreerst is al eenige malen gebleken,
dat die bevoordeelden heb in hen gestelde
vertrouwen geenszins waardig bleken,
want zij kwamen gewoonweg niet terug:
„Zij namen de beenen", om heb -eens po
pulair uit te drukken, en moesten met den
sterken arm weder naar het asyl worden
teruggebracht.
Wijst dit reeds op do groote moeilijk
heid, om een juiste keuze te doen ten aan
zien dier vertrouwelingen, de vraag mag
bovendien gesteld, of het wel verantwoord
is, dergelijke lieden zulke groote vrijheid
te verleenen?
In hun verleden hebben zij reeds ge
toond, zich met ongestraft bij de samen
leving te kunnen aanpassen, terwijl hun
gemoedsgesteltenis zoodanig werd geacht,
dab zij niet na een gewonen straftijd weer
onder de menschen konden worden toe
gelaten. Gaat het nu aan, hen toch maar
uit wandelen te zenden?
Wie staat er borg voor, dat zij tijdens
hun vrijheid geen nieuw misdrijf plegen:
ergens inbreken of een medemensch be
lagen?
Men zal misschen antwoorden: dit is
nog niet gebeurd. Moet het echter eerst
zoover komen, alvorens men het roer om
wendt?
Daar komt nog iets bij. Wil van een
verblijf in een Psychopathen-asyl een gun
stige werking uitgaan, zoodat de gemoeds
gesteltenis der bewoners verbetert, dan
dient daar een rustige geest te heerscben
en mag den verpleegden geen aanleiding
worden gegeven, om zich achteruit gesteld
of onrechtvaardig bejegend te gevoelen.
Hoe zal men dit echter bereiken, als
de een mag gaan wandelen, de ander bin
nen raoet blijven
We nemen terstond aan, dat de vrije
wandeling geenszins aan alle inwoners
kan worden toegestaan en dat de bevoor
rechten met zorg en psychiatrisch inzicht
worden uitgekozen. Maar zullen niet alle
verpleegden meenen, dat zij eigenlijk ook
wel eens een kuiertje mogen maken? Aan
wetenschappelijke vertoogen, dat deze
vraag wat wij gaarne gelooven ont
kennend moet worden beantwoord, zullen
zij „maling" hebben en zoo ontstaat in de
inrichting een ohtevreden geest, waarvan
groote nadeelen zijn te duchten.
Wil het in zoo'n gesticht op den duur
goed gaan, wil men er de tevredenheid en
de rust bewaren, dan dienen de verpleeg
den de overtuiging te bezitten, dat „gelijke
monniken gelijke kappen" worden ver
strekt. En dat zij zich onthouding van
voorrechten of oplegging van straf, een en
ander wegens wangedrag, daargelaten
allemaal „gelijke monniken" achten, ligt
voor de hand. Waarom zouden psychopa-
then dienaangaande anders oordeelen da-n
b.v. Bijksopvoedelingen of verpleegden in
een Bijkswerkinrichting? Hun geestelijk
defect brengt juist mede, dat zij minder
nog dan geestelijk •volwaardige personen
onderling onderscheid zullen toegeven.
Is het voor sommige verpleegden in
't belang van geest en gemoed, noodig, dat
men hun eens den vrijen teugel laat, dan
zou hieruit moeten worden geconcludeerd',
dat de vestiging van een Psychopathen-
asyl vlak nabij een stad niet gelukkig kan
worden geacht. Beter ware het dan b.v.,
zulk een inrichting te bouwen op een
eiland, waar eerstens die vrijheid kan wor
den gegeven zonder gevaar voor de rus
tige nijvere burgers der omgeving en twee-
dens alle verpleegden ervan zouden kun
nen genieten zonder dat men ontvluchting
zou behoeven te duchten.
Een en ander klemt te meer, waar ons
nog andere strafinrichtingen te wachten
staan, waar aan de verpleegden zekere
vrijheid zal moeten worden geschonken.
We denken b.v. aan de Jeugdgevangenis,
waar men de gestraften van IS tot 25 jaar
Avel nietfc gestadig achter de muren zal
houden, en aan de inrichting, waar men
hardnekkige recidivisten uit de samenle
ving zal verwijderen nadat hun straftijd
verstreken is. Ook denzulken zal men een
verblijf in de vrije natuur niet kunnen
onthouden, want hun gevangenistijd is
immers voorbij, zoodat een andere behan
deling dan „achter slot en grendel" hun
ten deel zal moeten vallen.
Nu hooren we zeggen: waar moeten we
voor al die inrichtingen de noodige eilan
den vandaan halen? Ja, die zullen er wel
niet wezen. Maar dan kieze men voor de
vestiging er van streken, waar een ruim
terrein door een muur kan worden omge
ven, zoodat de noodige beweging in de
frissche lucht kan worden genoten en de
bewaking noch al te moeilijk, aiooh voor
Tragisch einde. De millionair
en krantenmagnaat van Lear Black, de
Amerikaan van Hollandsche origine, is
verdronken.
Een einde, dat ons treft.
Het is altijd tragisch, wanneer iemands
levensdraad ontijdig wordt afgesneden
door een ongeval. Maar wanneer het een
(millionair gebeurt, iemand die van heb le
ven genieten kan in grooten stijl, dan
•treft het ons in 't bijzonder.
En hier betrof het een millionair, die
vooral in Holland een zekere vermaard
heid had verkregen dodr zijn serie groote
vluchten met de K. L. M. Hij was onze
eerste „vliegpassagier" naar Nederlandsch
Indië.
In 1924 had van der Hoop c.s. den groo
ten tocht naar Indië volbracht door de
lucht, welke tocht 127 uur duurde. Drie
jaar later, stelde Van Lear Black Geysen
dorffer en Scholte in staat met hem naai
en van Batavia te vliegen en den afstand
AmsterdamBatavia op S6l/2 uur te bren
gen, verdeeld over 13 dagen. Van Lear
Black had van de Koninklijke Nederland-
sche Luchtvaartmaatschappij de F. VII A
gecharterd. 13 Juni 1927 vertrok hij van
Amsterdam als eerste passagier en 30 Juni
was Batavia bereikt. Na korte rust werd
op 6 Juli de terugreis aanvaard.
Geestdriftig is hij toen op Schiphol bij
zijn terugkeer gehuldigd. Minister v. d.
Vegte deelde hem zijn benoeming mede
tot ridder in de orde van Oranje Nassau.
En burgemeester de Vlugt overhandigde
hem een zilveren medaille.
Met de piloten der K. L. M. Geysen-
dorffer en Scholte, ondernam Van Lear
Black spoedig daarop in Augustus nieuwe
„uitstapjes" naar Ivopenba-gen, Parijs, Ve
netië enz. In Januari 1928 ondernam hij
vanuit Londen met zijn vliegers een tocht
naar Afrika, welke door terreinmoeilijk-
heden en een technische storing te Khar
toem moest eindigen.
Geysendorffer was in 1927 al in New
York geweest. Scholte en Weber vertrok
ken er in 1928 heen om in dienst van den
Amerikaan zelf over te gaan, die een Fok
kervliegtuig liet bouwen voor zich zelf. Er
werd o.a. 'naar Kaapstad gevlogen.
Op een der wereldvluchten werd de
machine te Calcutta beschadigd. In De
cember 1929 liet daarop Van Lear Black
een nieuwe bouwen bij Fokker, waarmede
hij in April 1930 naar Tokio vloog, weer
met Geysendorffer en Scholte.
Deze beide kranige Nederlandsche pi
loten hebben thans liun „baas" verloren.
De man, die de geheele wereld over
vloog en nimmer naar beneden kwam dui
kelen; de man, die de gevaren van de
lucht trotseerde steeds met gunstig resul
taat, is verdronken zooals een doodgewoon
matroos verdrinkt; weggespoeld van de
reeling.
Deze laatste groote reis zal hij onder
nemen geheel alleen, zonder de hulp van
de K. L. M. noch van zijn tweetal piloten.
Zijn millioenen laat hij achter. Zal hem in
het hiernamaals ook een medaille van ver
dienste worden uitgereikt?
D e H. V a d e r. Over den gezond
heidstoestand van den H. Vader zijn den
laatsten tijd allerlei ongunstige berichten
verspreid, welke sommigen bladen aan
leiding gaven tot zeer pessimistische com
mentaren.
Hooge boomen vangen nu eenmaal veel
wind en wie zoo'n hoogen post bekleedt,
ontkomt nu eenmaal niet aan de praatjes
der menschen. Wanneer de geruchten even
wel zóó hardnekkig aanhouden, ligt het
vermoeden voor de hand, dat er toch w-el
iets van waar zal zijn.
En inderdaad, ook hier was er eenige
grond voor geruchten. Dc H. Vader heeft
ói.l. in Juni van dit jaar tijdelijk aan een
blaasaandoening geleden, zoodat toen
eenige hoogwaardigheidsbekleeders te
Bome vreesden, dab de H. Vader de plech
tigheden der heiligverklaringen in de Sint
Pieter, die gemeenlijk zeer lang duren,
niet zou kunnen bijwonen.
Deze bezorgdheid over den toestand
van den H. Vader, die overigens niet dooi
de autoriteiten van het staatssecretariaat
gedeeld werd. bleek intusschen ongegrond.
Sindsdien hebben zich geen verschijn
selen voorgedaan, waaruit men tot een
ernstige chronische ziekte zou kunnen
concludeeren, zooals een gedeelte van de
bladen buiten Italië telkens opnieuw be
weert.
Den vijftienden Augustus gaf een voor
aanstaande Bomeinsche prelaat van. deze
onjuiste 'berichten nog een nadrukkelijk
démenti. Tijdens een langdurige audiëntie
de verpleegden te drukkend is.
Men ziet: onmenschwaardige behande
ling hebben we allerminst op 't oog. We
staan daar zelfs zoover van af, dat we het
in de gewone gevangenissen heerschend©
stelsel der „afwijkingen" van het strenge
regime ten zeerste toejuichen.
Ook in dit opzicht mag echter de be
denking geopperd, dat we 't daarbij nu wel
laten kannen. Vergeten behoeft toch niet
te worden, dat dank zij de zegenrijke
voorwaardelijke veroordeeling en de even
zeer te prijzen voorwaardelijke invrijheid
stelling de bevolking onzer gevangenis
sen een belangrijke wijziging heeft onder
gaan. De betere elementen komen er niet
meer of gaan er vóór hun straftijd geheel
voorbij is weder uit. Den overigen zijn die
„afwijkingen", ander het ministerschap van
mr. Heemskerk ingevoerd, gaarne gegund,
maar ook ten deze gelet, dat we nu al wel
ver genoeg zijn gegaan.
Mogelijk worden deze beschouwangen
niet „modern" genoeg geacht. Zij houden
I echter rekening met de werkelijkheid en
I ïheb het welbegrepen belang der orde
lijke samenleving, wat toch zeker (niet
uit den booze kan worden geacht.
1 Observator.
deelde de H. Vader hem zelfs mede, dab
Hij is de goddelijke Voorzienigheid voor
Zijn gezondheid dankte.
Overigens „geniet" de Paus niet alleen
de eer, dat hij telkens ziek verklaard wordt.
Ook Mussolini ontkomt er niet aan. Hij
heeft deze eer overigens gemeen met de
öhineesche dictators, die herhaaldelijk
dood verklaard worden en later weer op
staan.
Bood China. Nu wij heb toch
over Chineezen hebben, kunnen wij wel
even mededeelen wat de „Osservatore Bo-
mano" schrijft over de verwoestingen van
de CRineesche stad Sjansja, welke zooals
onze lezers weten, tot tweemaal toe dooi
de communistische benden op de troepen
der Nanking-regeering werd veroverd.
Dit en de bedreiging van Hankau doen
duidelijk uitkomen de waarde en het ge
vaar van de Bolsjewistische bedreiging in
China, dat, eindelijk tot rust gekomen,
ten koste van veel ellende en onnoeme
lijke schade, in de jaren 19271928, voort
aan bevestigd scheen in het Nationalistisch
bestuur van Nanking.
Maar nu is over China behalve den
geesel van den burgeroorlog en heb
bandietisme, ook nog die van het com
munisme gekomen, dab een aanvulling en
gevolg is der andere kwaden.
Het Chineesche volk, dat uit zichzelf
vreedzaam zou zijn en eerbied zou heb
ben voor de wetten, voelt thans niet meer
den teugel van een krachtig bewind en
is aan de genade overgeleverd van avon
turiers en bandieten.
Om den toestand te belichten citeert de
„Osservatore" eenige passages uit een
artikel, dat Padre Gerardo Brambilla, die
langen tijd in China leefde en de gelegen
heid had er een rijke ervaring op te doen,
onlangs in de „Missioni Cattoliche" pu
bliceerde, en welker vertaling wij hier
onder laten volgen:
Nadat de regeering van Nanking de
communistische leer in den ban had ge
daan, heeft zij zelf door haar eigen con
stitutie don Sovjetvorm, zoo dierbaar aan
de rooden van Moskou, aangenomen. En
dat niet alleen, maar ook werden de pro
vinciale en plaatselijke besturen op sovjet-
leest geschoeid en gaan in zeer vele ge
vallen de centrale regeering en de provin
ciale besturen communistengewijze te
werk.
Om dit aan te toonen zij voldoende te
vermelden, hoe de goederen van een der
grooten uit het voormalige Keizerrijk
werden geconfisceerd. Er is sprake van
de confiscatie der goederen van nog an
dere voorname families, die weleer het
Keizerrijk diendei;.
Wat de regeering van Nanking in groo
ten stijl heeft gedaan, dat deden en doen
op kleinere schaal de provinciale en plaat
selijke besturen, vooral deze laatste, die
zich incarneeren in de thaus maar al te
befaamde „tang-pu", of plaatselijke Sov
jets.
Deze worden over het algemeen ge
vormd door studeerende jongelui, door
drenkt met ultraradical idee's en vóór
alles er op uit zich te verrijkenj daarbij
heb arme volk oplichtend, onder het zoo
gemakkelijke voorwendsel van „regeerings-
belasting".
Daarna sprekend over de moeilijkheden,
die het missioneeringswerk van de staat
kundige troebelen ondervindt, behandelt
P. Brambilla de vraag of deze troebelen
binnen afzienbaren tijd en voor het te
laat is plaats; zullen maken voor een
betrekkelijk algeineenen toestand van rust
en orde.
De huidige troebelen, aldus P. Bram
billa, kunnen niet eeuwig duren. China is
in een phase van moeilijke hervorming en
van stabilisatie. Het keizerlijke, patriar
chale, tot het dwaze toe conservatieve,
oude China, werd, toen het in aanraking
kwam met de Westersche beschaving, wak
ker geschud en voelde de behoefte aan
grootsche' hervormingen in het staatsorga
nisme mede om het hoofd te kunnen bie
den aan de onmisbare invasie der vreem
delingen.
De grootste zijner zonen werken in op
rechtheid en opgewektheid aan de zoo
zeer verlangde hernieuwing van hun groot
vaderland. Maar niet allen zien die her
nieuwing op dezelfde wijze.
En dan zijn er nog de avonturiers, die
nooit in een enkel land ontbroken hebben,
dan is er Busland, dat de wateren zoekt
te vertroebelen, en zooveel andere moei
lijkheden, die overwonnen moeten worden.
Maar voor mij is het zeker aldus P.
Brambilla dat het gezond verstand van
den Chinees tenslotte toch de overhand
zal hebben, en dan zal China een ernstige
en sterke regeering krijgen, die geëerbie
digd wordt en andermans rechten te eer
biedigen weet.
G h a- n d i. De Britsch-Indische lei
der Ghandi heeft na de onderhandelingen,
welke met hem gevoerd zijn, een brief ge
zonden aan den onder-koning, waarin hij
zijn eischen heeft opgesteld. De inhoud
van dezen brief is na de vergaande tege
moetkoming, welke de Engelsche arbei-
dersrogeering de Indische congrespartij
heeft betoond, een geduchte teleurstelling.
MacDonald heeft ongetwijfeld gehoopt door
ter zijde legging van het rapport der com-
missie-Simon en uitsluiting der opstellers
van de Indische conferentie, de congres
partij tob deelneming aan de besprekingen
en staking van de ongehoorzaamheidsbewe
ging te krijgen.
Die hoop is volstrekt ijdel gebleken want
in wezen verschillen de door Ghandi nu
gestelde voorwaarden niet 'veel van de
vroegere. De Indische leider eischt welis
waar niet meer dat het voornaamste punt
der agenda van de conferentie zal zijn het
ontwerpen van een constitutie, welke on
afhankelijkheid aan Indië zal schenken,
maar wel iets even onmogelijks: n.l. dat
de onderkoning en dc Engelsche regeering
zich verplichten voor onverwijlde toeken
ning van den Dominion-status aan Indië
officieel op te komen.
Dat is een nuance, welke Ghandi heeft
aangebracht omdat hij moest erkennen dat
een minderheidskabinet niet in staat was
iejs te beloven, waarvoor het in het parle
ment toch geen meerderheid zou kunnen
vinden. Maar behalve dat de om formeele
redenen gewijzigde eisch MacDonald te
kennen geeft dat zijn regeering niet bijster
sterk staat, komt hij vrijwel op hetzelfde
neer als de vorige.
De conservatieven (en ook de liberalen
die MacDonald kwalijk nemen dat hij de
commissie-Simon buiten de deur heeft
gezet) zullen de mislukking van de toena
deringspogingen met leedvermaak aanzien
en niet nalaten te herinneren dat zij die
bij voorbaat hebben voorspeld, omdat te
verwachten was dat Ghandi en zijn aan
hang ze zouden uitleggen als bewijzen van
zwakheid en radeloosheid.
ONDERWIJS
NA HET SALARISCONGRES DER
KATHOLIEKE ONDERWIJZERS.
Het standpunt van de fractie.
Dr. Moller sprak in de Kamer
niet namens de fractie.
Het lid van de Tweede Kamer, de heer
Max van Poll, heeft geklaagd over het
gebrek aan coytact tusschen de katho
lieke Kamerfractie en de katholieke pers.
Blijkbaar om in dit tekort eenigermate
te voorzien deelt de heer Van Poll thans
in „Dc Morgen" belangwekkende bijzon
derheden mede, die hem als lid van de
fractie bekend zijn. Hij schrijft:
Dr. Moller heeft ten Congresse gezegd,
dat hij bij de jongste algemeene beschou
wingen, toen hij herziening van het Bezol-
diigngsbesluit ter sprake bracht, namens
de fractie, had gesproken.
Eerlijk gezegd: wij gelooven niet, dat
dit juist is. Men onderscheide ten deze
goed.
Het verkiezingsprogram.
De Katholieke Kamerfractie kan en
mag op dit punt niet de houding aanne
men van Minister De Geer, bijgevallen door
het geheele Kabinet, dat het Bezoldigings
besluit geen herziening meer behoeft en
dat er nu „rust moet komen".
Want die fractie is gebonden aan haar
program. En dat program bevat ook dit
punt
„Verbetering der salarissen en loonen
van het Overheidspersoneel door Herzie
ning van het Bezoldigingsbesluit."
Elk lid der fractie heeft vóór zijne ver
kiezing een uitdrukkelijke schriftelijke ver
klaring afgegeven, dat hij het program
onderschrijft. Zoo'n verklaring is, zeker
voor een Katholiek, geen „vodje papier".
Wie haar afgaf en niet alleen in zijn hart
eigenlijk tegen verbetering der ambte
naarsalarissen zou zijn maar bovendien,
eenmaal gekozen, zou weigeren zijn hand-
teokening gestand te doen, zou zich een
voudig aan leugen en kiezersbedrog schul
dig maken. Door zijne onderteekening van
het program gaf hij te kennen, dat hij mo
gelijk afwijkende opinie op dit punt prijs
gaf ter wille van het algemcene_ partij,
inzicht, dat het tot verbetering dier sala
rissen moet komen en daartoe het Bezol
digingsbesluit dient te wbrden herzien.
Alle vertrouwen tusschen kiezers en ge
kozenen zou ondergraven worden, indien
ook maar een oogenblik werd aangeno
men, dat er in de fractie leden zijn, die
een verklaring hebben ondorteekend, zon
der dat te meenen. Wij mogen cn moeten
dus vaststellen, dat de Katholieke Kamer
fractie als zoodanig achter den program-
eisch staat: Verbetering der salarissen
door herziening van het Bezoldigingsbe
sluit.
De woorden van Mgr. Nolens.
De bekende woorden van Mgr. Nolens,
dat deze eisch van het Katholieke pro
gram misschii^n door feilen was achter
haald, heeft juist daarom zooveel stof doen
opwaaien en zooveel wantrouwen doen rij
zen, omdat de betrokkenen er een poging
in zagen, om te ontkennen, dat de Katho
lieke Kamerfractie nog aan dit program
punt was gebonden.
Wij weten uit de beste brond, dat dit zóó
niet door den spreker was bedoeld.
De bedoeling van den spreker was zich
een oogenblik te plaatsen op het stand
punt van den minister van Financiën en
te betoogen, dat, zalfs als men dit stand
punt innam, tóch moest worden in aanmer
king genomen, dat de na heb tob stand ko
men vau het Katholieke programpunt de
finitief geworden herziening van het be
zoldigingsbesluit door do Centrale Com
missie voor Georganiseerd Overleg niet in
volle vrijheid was aanvaard en dat op
dien grond dus een nieuwe herziening, zelfs
door den minister, zou kunen worden be
vorderd.
In ieder geval is, zooals we reeds zeiden,
uit het communiqué der A. B. K. over het
onderhoud eener deputatie uit deze ver-
eeniging met een commissie uit. de B. K.
Kamerfractie duidelijk komen vast te
slaan, dat deze fractie dit programpunt
niet door de feiten achterhaald beschouwt
en zich dus nog daardoor gebonden acht.
Dit staat vast.
En indien dr. Moller ten Congresse heeft
willen zeggen, dat de fractie in zooverre
achter hem stond, als hij in het alge
meen verbetering der salarissen en herzie
ning van het Bezoldigingsbesluit bepleitte,
dan kan dit niet anders dan juist zijn.
Maar dr. Moller heeft, zooals hij uiteen
zette, ook bepaalde punten aangegeven,
overeenkomstig welke de herziening zou
moeten plaats hebben. En dat hij, bij het
aangeven dier punten namens de fractie
zou gesproken hebben, is niet juist.
Over het „hoe" en het „wan
neer" van de herziening heeft
de fractie zich niet uitgespro
ken.
Integendeel, over de vraag hoe de her
ziening van het Bezoldigingsbesluit, zóu
moeten plaats hebben, welke salrissen moe
ten worden verbeterd en in hoever, heeft
de fractie zich nog niet uilgesproken. En
het is zelfs de vraag, óf zij zich daarover
wel zal kunnen uitspreken. Op z'n hoogst
zou zij er toe kunnen overgaan zich uit te
spreken over de algemeene lijn, waar
langs naar hare meening een herziening
zich zou hebben te bewegen.
Wij duchten geen tegenspraak, als wij
zeggen, dat het detaillcercn der salaris
regeling geen werk voor do Kamerfrac
tie is. Zij is daartoe zelfs niet in staat. Dit
is werk voor de betrokken departementen
en voor het Georganiseerd Overleg, dat
noodzakelijk, omdat groote categorieën,
met name de onderwijzers, ér buiten
staan, geheel gereorganiseerd dient te wor
den. Een aandrang in deze richting ligt
natuurlijk weer wel op den weg der Ka
merfractie; en wij meenen te weten, dat
op dit punt de geheel fractie eensgezind
denkt.
Maar ook over de algemeene lijn der
herziening heeft dc fractie, die, zooals uit
heb voorgaande blijkt, over de zaak nog
besprekingen houdt met de ambtenarenor-
ganisaties, zich uiteraard tijdens den loop
dezer besprekingen, die pas zeer onlangs
eindigden, nog niet uitgesproken, te min-
TE BUDAPEST heeft de
onthulling van het St.
Emericus-monument plaats
gehad. De autoriteiten bij
de onthulling van het ge-
denkteeken