DE AFGELOOPEN WEEK IN HET
BUITENLAND
LASTER
ZATERDAG 12 JULI 1930
DE LEIDSCHE COURANT
VIERDE BLAD PAG. 13
Nieuwe g roe peeringen. 't
Europa van 1930 is 'n ander als dat van
1918/1919, den tijd der vredestactaten. Im
mers: in 1919 stonden de overwinnaars van
den wereldoorlog als eenheidsfront tegen
over de overwonnenen. Maar 1930 vertoont
't verschijnsel, dat deze felle contrasten
heel veel van hun scherpte hebben verlo
ren: immers er zijn overwinnaars, die hun
collega's in den steek hebben gelaten en
toenadering zoeken tot de overwonnenen,
om met dezen samen de vroegere bondge-
nooten in toom te houden zoo begint 't
Europa van 1930 weer sterke gelijkenis te
vertoonen met dat van 1913.
Disharmonie! In de laatste tien
jaar heeft Parijs den toon aangegeven: in
Parijs speelde men de eerste fluit, de rest
van Europa had naar dat pijpen te dansen.
Maar sedert 't voorjaar van 1930 is er 'n
tweede concertmeester bijgekomen en die
blaast er zijn melodie tegen in, zoodat de
aecoorden maar niet samen willen klinken,
zoodat beider spel ons valsch in de ooren
klinkt: er is disharmonie gekomen, dat is
onder geen stoelen of banken te verbergen,
't is duidelijk te hooren, voor ieder, die
z'n ooren den kost geeft. Thans zijn Parijs
en 't Fascistische Rome de beide orches-
ten, wier dirigenten: Briand en Mussolini
wedijveren om den voorrang, wie in de
oogen van de gansche wereld de liefelijk
ste muziek zal doen klinken. Neen, de
Rattenvanger van Hameln is meer dan 'n
vage figuur uit 'n kindersprookje: 't is wer
kelijkheid, want hier hebben we er twee
tegelijk, die hun verrukte toehoorders in 't
verderf willen lokken.
Mussolini's vreedzame ver
overingen. De stille revolutie tegen
1919, de spanning tusschen Parijs en 't Fas
cistische Rome, is 't feit van den dag, daar
mee houdt Europa zich op den huidigen
dag bezig. Italië voelt zich bedrogen, wat
betreft de vruchten der overwinning van
1918. En wat heeft 't nu gedaan in de eerste
opwelling van teleurstelling en bitterheid?
't Ging tyranniseeren, de gebieden die 't
verkregen had: zoo werd Zuid-Tyrol op
wreede wijze onderdrukt, de eene geweld
daad volgde op de andere, 't Gevolg was
natuurlijk 'n gevaarlijke spanning met 't.
diep-vernederende Oostenrijk en middel
lijk met Duitsehland, omdat Tyrol 'n" Duit-
sche bevolking heeft. Dan komt in 't be
gin van 1930 de Londensche Vlootconfe-
rentie, die 'n geweldig fiasco is geworden.
En de bondgenooten van gisteren, Frank
rijk en Italië, komen boos tegenover el
kaar te staan en de Italianen verlaten
mokkend de conferentie, want ze waren
tot de klare wetenschap gekomen, dat
Frankrijk hun eigenlijke tegenstander
was.
En wat doet Mussolini nu Hij zoekt toe
nadering met Oostenrijk. Hij steunt in Den
Haag den eisch van Oostenrijk om vermin
dering van den zwaren last zijner oorlogs
schulden aan de vroegere geallieerden.
Schober gaat naar Rome en daar wor
den nog heel wat andere kwesties gere
geld: de onverzoenlijke vijanden waren
dikke vrienden gewordenEn toen onlangs
een Duitsche Vorst-Bisschop werd benoemd
in Brixen, en niet, zooals men verwacht
had, een Italiaan, toen heeft de heele we
reld met verbazing de verzoening tusschen
Rome en Weenen geconstateerd: er was
plotseling geen Zuid-Tyroolsch vraagstuk
meerDie Duitsche Bisschop heeft Tyrol
inLonden gekregen. Maar in Frank
rijk is men wel wat verrast door deze ver
zoeningsgezinde houding van Mussolini.
Dan: Italië bemoeit zich ook met Hon
garije: misschien zal dat land dank zij
Mussolini's hulp, wel spoedig een Habs-
burger zien op den ouden troon. En Bul
garije, Roemenië (koning Carol), Albanië,
zij allen zijn door Italië zoo wat op sleep
touw genomen. Sterker nog: Italië durft
zelfs te knabbelen aan de banden, welke
Frankrijk bindt aan z'n beste vrienden: de
Italiaansche kroonprins trouwt met een
Belgische prinses, 'n slimme zet,'want hier
mee heeft Italië den vazalstaat van Frank
rijk aan zich verplicht.
Kortgeleden bracht de Italiaansche mi
nister van Buitenlandsche Zaken, Grandi,
'n opzienbarend bezoek aan Polen en bij
die gelegenheid hebben Zaleski en Grandi
elkaar plechtig verzekerd, dat zij 't in po
litieke kwesties in hoofdzaken met elkan
der eens waren. Waarom Parijs even in
Warschau liet informeeren, 'n beetje onrus
tig natuurlijk wel, of de Poolsch-Fransche
vriendschap aan 't verkoelen was. Mis
schien is thans de beruchte Poolsche corri
dor, die zoowel Polen als Duitsehland
steeds bezighield, binnenkort, geen twistap
pel meer. En waar Mussolini's pogingen, om
vriendschapsbanden te knoopen, op uit zul
len loopen, valt makkelijk na te gaan: de
terugreis van Grandi ging over Boedapest
en Weenen. En dat heeft in Parijs kwaad
bloed gezet.
Italië voelt zich alleen tegenover Frank
rijk te zwak. 't Kan aan oorlogsmateriaal
niet zooveel uitgeven als Frankrijk. Daar
om probeert 't een Europeesche politiek
te grondvesten, niet op de kracht der wa
penen voorloopig, maar door 't exploitee-
ren van ontwapende en militair-machte-
looze volkeren. Wel spreekt 't 'n dreigende
taal in de richting van Parijs, een taal
van oorlogszuchtige woorden, maar het
denkt er immers niet aan ze in daden om
te zetten: z'n vlieg'tuigen naar Parijs te
sturen, om 't Fransche volk met z'n gift-
gassen te vermoorden
De twistappel. Maar waar gaat
't nu toch eigenlijk over, dat meeningsver-
schil tusschen de beide Romaansche vol
ken? Over de Middellandsche Zee en over
Noord-Afrika. Hier is Frankrijk de baas,
maar Italië heeft reeds sinds lang een be-
geerig oogje geworpen op deze gebieden,
diae- zoo vaak in de buurt liggen. Frank
rijk beschouwt Noord-Afrika als 'n stuk
van 't moederland, de daartuschenliggende
zee als 'n soort particuliere vijverDaar
om brandmerkt 't de Italiaansche verlan
gens naar koloniaal gebied in Noord-Afrika
als een „nimmer te verzadigen landhonij
ger" van 't Fascisme. Daarom versterkt 't
z'n militaire verdedigingsmiddelen in
Noord-Afrika en aan de Fransch-Italiaan-
sche AlpengrenzenZoo heeft 't onlangs
nog een bedrag van 200 millioen Francs
gereserveerd voor vestingwerken aan die
grenzen.
De zorgen van F r a h kr ij k.
Als Frankrijk zich niet wat toeschietelij
ker gaat gedragen ten opzichte van Ita-
lië's wenschen en offers wil brengen, dan
zal de spanning tusschen deze staten en
gevaar gaan beteekenen voor den Euro-
peeschen vrede, 'n zeer ernstig gevaar
Frankrijk heeft veel zorgen aan 't hoofd,
't voelt zich geisoleerd en verlaten door
zijn vrienden. Want Engeland interesseert
zich steeds minder voor de zaken van 't
continent en zoekt vriendschap bij Ameri
ka. Trouwens, 't heeft overigens te veel te
stellen met Indië en andere oproerige on
derdanenDe Engelsche politiek in
Europa richt zich steeds tegen dien staat,
die dat werelddeel 't sterkste is: vroeger
was dat Duitsehland, thans is 't Frankrijk.
En als die tegenstelling door Engeland nog
niet openlijk wordt gedemonstreerd, dan
is 't toch voor 't minst erg onverschillig
tegen den vroegeren bondgenoot.
Duitsehland en 't overige
Europa. En Duitsehland? Tusschen
deze beide groepeeringen in ligt Duitseh
land en 't gaat niet aan, dit rijk te negee-
ren omdat 't in den wereldoorlog 't gelag
heeft moeten btalendaarvoor is het te
volkrijk en is zijn industrie van te groot be
lang. Duitsehland heeft er, zooals trouwens
heel Europa, alle belang bij, dat de tegen
stellingen tusschen Italië en Frankrijk
niet verder verscherpt worden. Frankrijk
voelt zich bedreigd en 't is niet ongenegen
om, desnoods door het brengen van of
fers, een volledige verzoening met Duitseh
land tot stand te brengen. Daarom ziet
Italië opmerkzaam toe op elk bewijs van
toenadering tusschen deze beide staten.
Via Oostenrijk geeft Mussolini vriende
lijke knipoogjes naar Duitsehland, hij wil
er zelfs Zuid-Tyrol voor prijs geven, om
daarmee de gunst van 't Oostenrijksch-
Duitsche blok te koopen: hij wil ma.w. wel
'n spiering uitwerpen om een kabeljauw te
vangen.
De positie van Duitsehland komt neer
op die van „Europa's makelaar", maar dan
van eerlijk makelaar. Natuurlijk hoeft dat
geen louter filantropisch werk te wezen,
want het kan voor zich belangrijke conces
sies verkrijgen, zelfs revisie van het ver
drag van Versailles, maar het dient dan
toch op de eerste plaats de zaak van den
Europeeschen, ja van den wereldvrede
te dienen. En daarom zou Duitsehland
zich in een heel gevaarlijk avontuur stor
ten, wanneer het zich zou binden aan een
der beide tegenpartijen. En als zekere par
tijen in Duitsehland zooals de Junglo, de
Stahlhelm, de Duitsch-Nationalen en de
NationaaUSocialisten zouden doordrijven
dat het vaderland ingang op 't minzaam
gelonk van Mussolini, dan zouden ze daar
mee 'n nieuwe 2de Augustus 1914 voorbe
reiden. Prelaat dr. Kaas heeft onlangs in
een belangrijk opstel in 't „Jaarboek voor
buitenlandsche politiek 1930" ernstig tegen
zulk een onberaden huwelijk gewaar
schuwd, waarbij hij Duitschland's taak ten
opzichte van Europa als volgt omschreef:
„De Duitsche politiek van verzoening en
vrede is gericht op heel Europa. De terug
keer tot het stelsel der bondgenootschap
pen, zooals men dat vroeger kende, zou
rechtstreeks indruischen tegen de grond
idee van den Volkenbond. Misschien mo
gen dat andere machten dan wel in be
dekten vorm doen, voor Duitschlands posi
tie zou het niet zijn door te voeren zonder
de meest-funeste gevolgen. Europa moet
langzamerhand leeren, zich te gaan voelen
als een organische eenheid en zich als zoo
danig te gedragen. De tegenover elkaar
staande groepeeringen van heden moeten
niet blijven bestendigd, maar integendeel
gaandeweg en geleidelijk weer worden af
gebroken in een sfeer van pan-Europee-
sche samenwerking. En slechts aan deze po
litieke richting kan Duitsehland zijn steun
verleenen"
En zoo is dit land, dat vernederd en
overwonnen, in 1919 een object der Euro
peesche politiek was en geen woord had
in te brengen, thans voorbestemd om een
rol van groote beteekenis te gaan spelen
te midden der tot de tanden bewapende
volken. Waaruit alweer op valt te maken,
dat politieke beteekenis niet altijd wordt
bepaald door kracht van wapenen.
Êen ding is echter duidelijk: 't Europa
van 1930 is niet hetzelfde meer als dat van
Versailles 1919. Gods molen maalt lang
zaam: de tijd staat niet stil
(Reel.)
GEMENGDE BERICHTEN
DRAMA TE ROTTERDAM
VADER SCHIET OP ZIJN TWEE
KINDEREN.
Een kind op slag gedood. Het tweede
hedennacht overleden.
Gisteravond te ongeveer kwart over ze
ven heeft zich in de Rubroekstraat te Rot
terdam een drama afespeeld, dat aan een
kind het leven heeft gekost.
In deze straat woont de familie De
Paauw. Bij haar in huis woonde de gepen-
sionneerde muzikant van het Indische le
ger, P. Stap met zijn beide kinderen, de
negen-jarige Piet en de elf-jarige Helena.
Zijn vrouw is reeds eenige jaren dood en
de kinderen hebben, voordat hun vader
ongeveer drie maanden geleden uit Indië
terugkeerde, in het kinderhuis te Rotter
dam vertoefd. De vader heeft kort na zijn
aankomst uit Indië zijn intrek genomen bij
de familie De Paauw, die hij nog uit
Schoonhoven kende. Hij genoot een pen
sioen van 12 per week en het schijnt,
dat dc geringheid van dit bedrag hem zeer
wrevelig heeft gestemd tegenover deze
maatschappij. Aanvankelijk is hij zonder
werk geweest; daarna had hij een betrek
king als portier bij een lunchroom op de
Blaak. Toen men hem een aanmerking
maakte op zijn werk, nam hij op staanden
voet ontslag. Nadien is hij werkloos ge
weest ,met uitzondering van een week, ge
durende welke hij op een fabriek werkte.
Donderdagavond heeft hij zich zeer moe
deloos uitgelaten naar aanleiding van den
kindermoord te Den Haag. Hij kon, zoo
zeide hij, nu wel zelfmoord plegen. Vrij
dagmiddag is hij met de kinderen gaan
wandelen en een uur later dan anders
thuisgekomen. Bij zijn thuiskomst werd
hem hiervan een verwijt gemaakt door mej.
Paauw. Hij is toen naar do gang geloopen,
waar zijn jas hing en kwam terug met een
revolver. Hij nam de kinderen bij den arm
en schoot ze beiden door het hoofd. De
vrouw liep gillende de straat op en waar
schuwde een buurman, die op zijn beurt
weer twee politie-agenten heeft gehaald.
Toen dezen boven kwamen, had de man het
jongetje, dat nog teekenen van leven ver
toonde, juist met een pennemes in het hart
gestoken. Daarna heeft hij de revolver op
zichzelf gericht, doch het wapen ketste.
Tenslotte heeft hij getracht zich te door
steken met het pennemes, doch dit had
Na deze vreeselijke misdaad richtte de
geen ander resultaat dan een paar onbe-
teekenende schrammen.
Hij werd gearresteerd en in het zieken
huis aan den Bergweg verbonden en daar
na in bewaring gesteld. Hij is zeer kalm en
heeft een volledige bekentenis afgelegd.
Als motief schijnen moeilijkheden te
moeten dienen. De politie heeft het jon
getje, dat in levensgevaarlijken toestand
verkeerde, naar het ziekenhuis laten bren
gen, waar onmiddellijk operatief is inge
grepen.
In het huis van den moord waren oa.
commissaris Dijkstra, de Officier van Justi
tie mr. HÖffelmaxm en de rechter-commis-
saris mr. Franken aanwezig.
De toedracht.
Gisterenmiddag is S. zijn beide kinderen
op straat tegengekomen, aldus meldt de
„Msb.". Hij heeft hen medegenomen, en is
met hen gaan wandelen. Tegen kwart over
7 kwamen zij thuis.
De familie De P. is gewoon tegen 6 uur
te eten, en toen de 11-jarige Helena boven
kwam, werd zij dan ook door mej. De P.
ontvangen met het verwijt: „Waarom kom
je zoo laat!?"
Vlak achter het meisje kwamen S. met
zijn zoontje binnen.
Ook tegen hem richtte mej. De P. deze
vraag.
S. is daarop naar den gang geloopen,
waar hij zijn jasje had neergehangen. Hij
is weer binnen gekomen en heeft bescher
mend zijn arm om de twee kinderen ge
legd.
„Komen jullie maar bij je vaderzei hij
en tegelijkertijd trok hij een revolver uit
zijn zak en schoot eerst het meisje en daar
na den fongen door het hoofd.
Het meisje werd op slag gedood,
onverlaat de revolver tegen zichzelf. Deze
ketste echter.
Ziende, dat de jongen nog teekenen van
leven gaf, greep hij een pennemesje en
stiet het kortste lemmet het jongetje in
het hart. Daarna stak hij zichzelf verschei
dene malen in de borst,
Mej. De P., die met de kleine Nelly ge
tuige was van het vreeselijk drama, stond
totaal verbijsterd toe te zien.
Eerst toen S. haar toeriep: „Ga weg!"
rende zij de woning uit. Den eerste den
beste, dien zij ontmoette, zekeren G. W.
v. S., die een eind verder woont, vertelde
zij het verschrikkelijke gebeuren. Deze
man trok er direct op uit om de politie te
waarschuwen. In de Pootstraat ontmoette
hij twee agenten, die 't huis binnendrongen
en den moordenaar in de keuken vonden,
in zijn eene hand de revolver, in de an
dere het mes. Een der agenten trok zijn
revolver en sloeg S. het mes uit de hand.
Deze liet de revolver daarna vallen en gaf
zich gewillig over.
De Geneeskundige Dienst werd gewaar
schuwd, die vader en zoon naar het zie
kenhuis aan den Bergweg bracht.
De toestand van het kind bleek vrijwel
hopeloos. Er bestaat slechts een zeer ge
ringe kans het in het leven te behouden.
De man is, na verbonden te zijn, naar
het politiebureau aan de Meermansstraat
gebracht.
De vermoedelijke aanleiding.
Inspecteur Hermans heeft hem een voor
loopig verhoor afgenomen, waarbij het
volgende aan het licht gekomen is.
Om te beginnen gedroeg de man zich
zeer cynisch. Hij had absoluut geen spijt
over het gebeurde en verklaarde:
„Ik had ze niet meer levend terug wil
len zien!"
Het is gebleken,» dat de man in finan-
cieele moeilijkheden verkeerde. Waarschijn
lijk heeft hij al een paar weken met het
afschuwelijke plan rondgeloopen en het is
niet buitengesloten dat het zijn bedoeling
was zijn voornemen om de kinderen te doo-
den reeds 's middags, toen hij met hen
wandelde, te volvoeren.
Hij is zeer gebeten op de maatschappij
en heeft zich herhaaldelijk beklaagd over
zijn laag pensioen. Zijn jongen zou nooit
in militairen dienst gaan. Ook tegen den
godsdienst- had hij verschillendo bezwaren.
0.m. had hij mej. de P. zijn verlangen ken
baar gemaakt om de kinderen, die Katho
liek gedoopt zijn, in de Protestantsche
Kerk te laten opnemen.
Mej. de P. vertelde, dat zij hem nooit
tot iets dergelijks in staat had geacht. Ook
tegenover haar had hij zich dikwijls be
klaagd over de behandeling, die hij in het
algemeen en speciaal bij zijn pensionnee-
ring ondervonden had.
Den avond tevoren was er visite geweest
en was het gesprek gekomen op de afschu
welijke kindermoord in Den Haag. Niets
verried toen dat hij met een dergelijk plan
rondliep. Den moord schreef hij t-oe aan
de volgens hem funesten invloed van den
godsdienst.
Wel heeft hij zich toen la-ten ontvallen
da-t hij de hand aan zichzelf wilde slaan,
maar aan deze bewering werd geen notitie
geschonken.
Het onderzoek wordt inmiddels nog
voortgezet.
Op de plaats van den moord waren aan
wezig behalve inspecteur Hermans, de
rechter-commissaris, Mr. Franke, de sub
stituut-officier van justitie mr. Hoeffel-
mans, commissaris Dijkstra, inspecteur Tas,
die foto's heeft genomen en inspecteur v.
d. Valk.
Begrijpelijkerwijze frok het verschrik
kelijk gebeuren in deze volkrijke bunrt zeer
de aandacht.
Het publiek, dat zich zeer luidruchtig
gedroeg, werd door de politie op een be
hoorlijken afstand gehouden.
Nader vernemen wij dat het knaapje he
dennacht aan de verwondingen is overle
den.
FEUILLETON
Vrij bewerkt naar het Duitseh
P. G. HOCKS.
(Nadruk verboden).
30)
„Ik kijk maar eens even, wat er in zit",
zei ze, een kleur krijgend.
„Dat wil ik dan óók wel eens weten",
ze Hoek en keerde den inhoud om op den
vloer van de gang.
Mina zette een zuur gezicht.
„Ivijk maar niet zwart", zei Hoek. „Als
ik de boel bekeken heb. kan je 't best- even
opvegen. Zoo erg is 't niet."
Hij rommelde wat heen en weer in 't
vuil. „Hé, wat is dat riep hij, een' hang
slot uit het vuil halend. „Zocht je daar
soms naar
„Ja", zei ze. „gelukkig, dat u het vindt."
Hoek bekeek het slot. Er zat nog een
kleine sleutel in.
„Wanneer is dat vuil in dien emmer ge
daan
„Vanmorgen."
„Heb je misschien de kamer van freule
Von Trotten vanmorgen vroeg geveegd
„Neen, daar ben ik nog niet geweest en
ik mag er nu niet komen, want die kamer
is verzegeld."
„Heb je dat slot dan ergens anders op
geveegd zonder dat je 't gemerkt hebt?"
„Neen, want dat had ik moeten merken.
Ik weet niet, hoe 't in den emmer geko
men is. Kleber zei, dat ik 't vuil eens moest
nazoeken. Misschien zou ik er wei een
hangslot in vinden. En nu vindt u het. Het
kan niet anders, of iemand moet het er in
geworpen hebben."
„Kan je vermoeden, wie 't gedaan kan
hebben? Is er niemand door de gang ge
gaan, toen je aan 't vegen was?"
„Nu u_ 't zegt, ja. Dokter Von Trotten
kwam juist door de gang."
„Ga even met me mee", zei hij dan. Mina
volgde. Hij bracht haar in een kamer,
schelde en gaf een lakei bevel een van de
politie-agenten te roepen, van welke er vijf
in 't slot ontboden waren.
Mina beefde over al haar leden.
„Ik heb niets gedaanjammerde ze.
„Wat moet dit beteekenen?"
„In naam der wet neem ik u gevangen",
zei Hoek en tot den politie-agent, die juist
binnengekomen was: „IJ zorgt er voor,
dat ze met niemand spreekt en vooral niet
met den kamerdienaar. Ze mag deze ka
mer niet verlaten."
Mina begon te huilen en te jammeren,
maar Hoek lette daar niet op, sloot de ka
mer aan den buitenkant af en gaf den
agent last zich voor de deur te postee-
ren.
„We komen al verder", fluisterde Hoek
den geheimraad toe, die als stomme getui
ge dit tooneel had bijgewoond. „Dat meis
je speelt een zeer verdachte rol en ze
speelt die slecht."
In de gang ontmoetten ze Kleber, die
den heeren óók kwam melden, dat de heer
Berg hen wachtte.
„Ik kom dadelijk", antwoordde Hoek.
Kleber wilde de heeren laten voorgaan,
doch Hoek gebood hem vooruit te loopen
en hen naar het vertrek te brengen, waar
de officer van justitie hem wachtte.
Kleber gehoorzaamde. Hij deed de deur
van de ontvangkamer open en wilde zich
verwijderen, toen de heeren binnen waren.
„U blijft hier", zei Hoek. „Ik heb u da
delijk noodig."
Kleber maakte een eerbiedige buiging.
„Om u te dienen, inspecteur."
„Goed. U blijft dus hier wachten, vlak
bij de deur. Begrepen?"
Geheimraad Von Sorben was bezig den
officier van justitie alles te vertellen, wat
hij van het voorgevallene wist, toen Hoek
eensklaps zoide: „Neem me niet kwalijk
heeren. Ik moet even kijken, waar Kleber
uithangt."
Hij opende de deur van de kamer, doch
zag den kamerdienaar niet. „Precies, zoo
als ik gedacht had." mompelde hij en liep
dan naar den voet van de trap. Boven hoor
de hij heftig spreken. Het was Kleber, die
den agent, welke de wacht hield voor de
kamer, waarin Mina opgesloten was, tracht
te te bepraten hem bij haar toe te laten.
„Eén oogenblik maar", zei Kleber.
„Het gebeurt niet", hoorde Hoek den
agent antwoorden. „Ik heb streng bevel
niemand bij haar toe te laten."
„En als ik je nu eens veel geld daar
voor wou geven?"
„Dan nog niet."
De kamerdienaar, die zeer goed merkte,
dat de politieman niet om te koopen was,
kwam met een verbolgen gezicht de trap
af en bleef een oogenblik verschrikt staan,
toen hij den inspecteur gewaar werd. Hij
scheen te overleggen, of hij naar beneden
zou gaan, dan wel of hij naar boven terug
zou keeren.
„Wat drommelriep Hoek. „Waar zit
je dan Mijnheer Berg wil je spreken
Kleber stotterde een paar woorden om
zich te verontschuldigen.
„Ga- me voor naar den officier", beval
Hoek.
Toen ze in de kamer waren gekomen,
legde Hoek zijn hand op Kleber's arm. „Ik
neem n gevangen in naam der wet", zei hij,
tegelijkertijd een fluitje uit den zak ha
lend, waarop hij een schel signaal liet
hooren.
Kleber werd doodsbleek. „Waarom?"
stotterde hij. „Waarom neemt u mij ge
vangen mij?"
Hij wilde zich losrukken, maar Hoek
hield hem stevig vast, zoodat hij onmogelijk
kon ontsnappen.
„Houd je kalm, Kleber. Anders boei ik
je". En dan tot den politieman, die op het
signaal was komen toeloopen: „Deze man
is mijn gevangene. U zorgt, dat hij niet ont
vlucht eu u, Kleber, heb ik te zeggen, dat
u niet behoeft te probeeren om te ont
snappen. Jo bewaker heeft handboeien bij
zich en een revolver."
„Ik denk er niet aan", antwoordde Kle
ber. „Ik ben onschuldig."
„Zooveel te beter. Als je kalm blijft en
niet probeert weg te loopen zal men je
niet hard behandelen. De rest komt van
zelf".
Mt deze woorden draaide Hoek hem den
rug toe.
„Mag ik de resultaten van uw onderzoek
nu eens van u vernemen, inspecteur?"
vroeg de officier van justitie. „Geheimraad
Von Sorben heeft me reeds een en ander
medegedeeld."
Nadat Hoek eenige dingen verteld had,
die wij reeds lang weten, vervolgde hij: „De
leugens van Kleber stellen de mogelijkheid
vast, dat hij uit haat de verdenking van
den moord op dc freule heeft laten vallen,
doch haar onschuld is niet bewezen. Hij
heeft ten onrechte beweerd dat de freule
hem over den brief aan den notaris onder
vraagd heeft, alleen om daardoor te wil
len laten gclooven, dat ze een bijzonder
belang hud in den spoedigen dood van den
generaal. Ook zijn pogingen om dokter
Von Trotten in de zaak te betrekken zijn
zeer verdacht. Het kamermeisje heeft hij
weten te bepraten en het hangslot waar
schijnlijk zelf in den vuilnisemmer gewor
pen. Dit alles kan echter uit persoonlijken
haat en met het doel gebeurd zijn om de
dame, die hij voor de moordenaars ter
houdt, te compromitteeren. Het bewijst
niet, dat hij do moordenaar en dat do
freule onschuldig is. De omstandigheid,
dat de freule van de erfenis afziet, is van
geen gewicht. Hoe gunstig mijnheer de ge
heimraad ook over haar moge oordeel en, zoo
kan een ander, die haar voor een huiche
laarster houdt, vasthouden aan de mec-
ning, dat ze dit slechts gedaan heeft om
alle verdenking van zich af te wenden, nu
ze zich ontdekt ziet. Alles, wat in haar
voordeel pleit, kan evenzeor tot haar na
deel uitgelegd worden, zoodra men gaat
aannemen, dat ze een geslepen huichelaar
ster is. En om dit te bewijzen zou men zich
kunnen beroepen op het feit, dat het haar
in zoo'n korten tijd gelukt is, den generaal
er toe te brengen haar tot zijn eenige erfge
name te benoemen, ja, dat ze zelfs mijn
heer den geheimraad op haar hand heeft
weten te krijgen."
(Wordt vervolgd).