Het Romantische Huis ALLERLEI DE LEIDSCHE COURANT Naar het Engelsch van PH1LLIPPA SOUTHCOMBE Het romantische huis met zijn zeven en dertig met blanke blinden gesloten vensters, keek uit over de zee. Om de oude muren blies een onrustige wind als een voorbode van naderend onweer en c^pcil do bladen van de oude magnolia, waarmee zo begroeid waren, sidderen. De zee, die korenblauw was geweest onder een strakkcn zomerhemel, toen Elspeth den langen tocht naar huis had aanvaard langs het pad over de rotsen van do kust van Cornwall, vertoonde nu vreemde strepen van indigo en vaal geel bruin en mauve getinte wolkenmassa's klommen aan een loodgrijzen horizon omhoog. Hoog boven haar hoofd klonk de schrille kreet der fladderende meeuwen en het hoogc geluid vormde 'een eigenaardig con trast met het andere dat de stilte ver brak: het ronken en grommen van een. boot-motor. Dit geluid herinnerde Elspeth weer aan alles wat ze op haar wandeling over de klippen had pogen te vergeten: de manier waarop llonald haar weigering had op genomen om zich door hem over de zee te laten thuisbrengen zooals hij bij vorige gelegenheden altijd had gedaan. Dat ze er dc voorkeur aan gaf om op een smoor- heeten Juli-avond vijf mijl te loopen, ter wijl ze op haar gemak en betrekkelijk koel in den boeg van de „Ariel" kon zitten, vond hij belachelijk, in één woord be lachelijk. Ze had het altijd heel genoege- lijk gevonden aan boord van zijn motor boot, en als zij verkoos te wandelen, moest ze maar alleen gaan; hij bedankte er voor om in deze drukkende hitte vijf mijl to loopen en nog eens vijf mijl terug.. Ze. had hem niet gezegd, dat dat juist dc .reden was van haar weigering; dat ze alleen wilde zijn en geen lust had in een lêtc-a-tête aan boord van de „Ariël", en dat ze liever tien mijl zou willen loopen. dan dien avond alleen te zijn in do baai met Ronaldmet Ronald, uil wiens ring een saffieren oog haar togenscliitterde in blauwen gloed. Ze had Ronald achtergelaten in de poort van het landhuis van zijn oom en was haar moeizamen tocht langs het steile rolspad begonnen. Halverwege ging ze zitten; liet hoofd geleund tegen een uit stekende piek van graniet. Van deze plek kon ze het blinde aangezicht zien van het groote huis, dat zoo lang gesloten was geweest al sedert Sir Anhony was gestorven en het nagelaten had aan een neef, die er blijkbaar de voorkeur aan gaf zijn leven te slijten in de verste uit hoeken der wereld. Voor Elspeth was om het huis altijd een sfeer van romantiek geweest in haar ziel was een ongestild verlangen naar hetgeen viel buiten de grens der kille dagelijksheiden waar voor Ronald, zooals ze tegen zichzelf zei, absoluut het zintuig miste. Het gegrom van een motor richtte haar gedachten op Ronald's koele nuchterheid. Ze zag hem voor zich, zooals ze hem anderhalf jaar geleden voor het eerst gezien had, een kloeke, breedgeschouderde figuur, onbe rispelijk cn aantrekkelijk in zijn flatteuse uniform van marine-officier, en zooals ze hem een goed uur geleden verlaten had: ook frisch en onberispelijk en koel in een sportpak van wit flanel. Moedfrischhcid, vertrouwenwekken de kracht engezond verstand! Iemand had eens tegen Elspeth gezegd dat Ronald de meest consequent en logisch redenee- rende man was, dien hij ooit had ontmoet. Ze had er met een glimlach naar geluis terd; het beschouwend als een compliment voor Ronald. Maar nu ze er thans, maan den later, aan dacht, mompelde ze: Logisch? Ja. Maar je wordt niet verliefd op logica Het geluid van haar eigen stem wekte haar uit haar droomerig gepeins en het drong tot haar door dat het ongemerkt al vrij laat was geworden. Als zc met dc „Ariël" was gegaan, was ze allang thuis geweest voor het onweer, dat nu snel kwam opzetten. Toen ze op stond, zag ze dat het zonlicht omneveld was door een koperkleurige waas. Het ge ronk van den motor hoorde ze nog steeds; de boot scheen dicht bij de kust te zijn, aan haar oog onttrokken door een loodrecht uit de zee oprijzende kaap, in de beschut ting waarvan, juist onder het huis, een kleine inhain lag. Toen Elspeth het huis bereikt had, kon ze het geluid van den motor niet meer hooren, het scheen overstemd te worden door het gefluit van den nu krachtig op- stekenden winden toen opeens kwam de eerste, knetterende donderslag en te gelijk een gutsende regenvlaag, die het noodig maakte naar een schuilplaats uit te zien. En de eenige schuilplaats op de naak te klip, was het oude huis. Ze had gedacht voldoende beschutting te vinden in de ondiepe portiek met de twee pilaren, maar ook daar was ze niet beschermd tegen liet geweld van den op komenden zondvloed. Ze drukte zich hcele- maal tegen de deur en een lievige bliksem straal deed haar in plotselinge 11 schrik in stinctmatig naar de deurkruk grijpen. En lot haar verbazing was de deur niet op slot. maar ging gemakkelijk open in goed- geoliedc scharnieren. Elspeth veronderstelde dat de vrouw, die overdag wel kwam 0111 het huis schoon te houden, ook door het noodweer hier werd vastgehouden. Het meisje stapte de hall in 011 toen zc 0111 zich heen keek, zag ze dat in den haard een brandstapel van takkebosschen en blokken was opgebouwd, gereed om aangestoken te worden. De vensters aan dc Zuidzijde waren door blin den afgesloten, maar aan den Westkant stond een klein raam open. Ze ging in een van de groote stoelen bij den haard zitten; als de werkvrouw niet spoedig verscheen, zou ze een onder zoekingstocht beginnen voor het daglicht geheel verdween. Juist toen ze dat besluit genomen had, hoorde ze, tusschen twee windvlagen in, het geluid van iemand die naderde, de zachte, maar onmiskenbare klank van bloo- te voeten Elspeth bekeek den man, die de hall bin nenkwam met een soort geboeide aandacht; iedere bijzonderheid van zijn verschijning nam ze in zich op. Hij was een man van middelbare grootte, mager en gespierd, gekleed in een oud blauw zeemansbuis en een versleten broek; zijn donker haar zat verward, hij ging barrevoets, maar hij was goed-geschoren en zindelijk en toen hij be gon te spreken, hoorde Elspeth een be schaafde, aangenaam-klinkende stem. Alsof hun ontmoeting de gewoonste ter wereld was, begon hij: U moet een beetje warmte hebben; uw schoenen zijn doorweekt en het wordt kil met al dien regen. Als betooverd keek Elspeth toe, hoe hij bij den haard neerknielde en den brand in den houtstapel stak. Het droge hout vatte snel vlam en toen het goed brandde, ont moette de man den aandachtigen blik in de groote, grijsgroene oogen van het meisje. Even speelde een vluchtig, geamuseerd lachje om zijn mond. Ik heb al zooveel vuurtjes gestookt in mijn leven, zei hij, binnenhuis en in de open lucht; ik ben eigenlijk een beetje trotsch op mijn kunst in dit opzicht. U bent Anthony Condon? vroeg Els peth langzaam. Het was haar door den geest geflitst dat hij de eigenaar van het oude huis moest zijn; toen hij dat zei van die vuurtjes, bedacht zij dat zij had hooren vertellen dat de neef en naamgenoot van den ouden Sir Anthony op zijn zwerftoch ten een paar jaar aan den Yukon had door gebracht. Deze plotselinge terugkeer naar zijn erf deel, was heelemaal in overeenstemming met wat ze wist van zijn zwerversna- tuurDe wilde vrijheid en de romantiek daarvan! Dat was waarnaar Elspeth de handen uitstrekte in ongestild verlangen.. Hij kwam overeind en keek haar even aan voor hij antwoordde: Ja, ik ben Condoii. En met een glim lach vervolgde hij: Wat een geluk dat ik vandaag juist ben komen opdagen. An ders had u het huis gesloten gevonden in dit vreeselijke weer Elspoth, anders nooit bang voor onweer, betrapte zich erop dat ze er nu bepaald plezier in had. Doe uw schoenen uit, commandeerde Anthony Condon. Ze zijn doorweekt. En ik zal een kop koffie voor u zetten. Ik was juist van plan het voor mezelf te gaan doen. Ik heb nog geen tijd ervoor gehad ik ben juist op tijd voor dat noodweer bin- nengeloopen. Ze deed wat hij zei cn terwijl ze met één fijn peau-de-suéde. schoentje in dc hand stond, vroeg ze: Bent u over zee thuisgekomen? Hij lachte. Ik heb het laatste half jaar gedurig op mijn schuit rondgezwalkt; ik heb een buitenboord-motor. Toen ik Kaap Lizard passeerde, kwam opeens het verlangen in me op om het oude huis eens weer te zien. Een zachte zucht van voldoening kwam over de lippen van het meisje. Ze kreeg een visioen van een ongebonden zwervers leven, van haar eigen lieven lust rondkrui- sen over „onbevaren zeeën", van kampvu ren ontsteken in de wildernis, iederen dag en iederen nacht nieuw avontuur Romantiek! Romantiek en Anthony Con dondingen die Ronald niet kon begrij- pen en niet wilde Nadat je was weggegaan besloot ik toch maar met de „Ariël" naar Trocarrow te varen. Ik kon bijna voortdurend het pad over de klip met den kijker in het oog hou den en ik veronderstelde dat je nog voor liet onweer thuis kon zijn. Ik zag jc niet meer en daaruit maakte ik op dat je er nog niet was. Daarop voer ik terug naar den inhajn en daar zag ik een jacht voor anker liggen met iemand aan boord. Het onweer kwam opzetten cn ik ben aan land gegaan en nadat ik een poosje op dc klip had rondgezwalkt, zag ik licht door het venster hieren kwam hiei-heen maar niet met de gedachte dat ik dit zou ontdekken, Elspeth! Dit? Je bent met mij verloofden ik vind je hierwaar je een afspraak hebt met een anderen man. Dat had je me wel kun nen zeggen, Elspeth! Oh, dus je denkt Wat kan ik anders denken? Zijn stem klonk hard en verzekerd. Het is een lo gische conclusie! Je wilde met alle geweld alleen naar huis %aan, je was vandaag heel anders dan gewoonlijk denk maar niet dat ik het niet gemerkt heb. Ik weet niet waarom je deze plaats voor je afspi-aak gekozen hebt, net zoo min als ik weet waarom je mijn ring nog draagt „Logische conclusie!" Het was alsof deze woorden een soort razernij in Elspeth's gemoed ontketenden. Laat hij maar blijven gelooven in zijn lo gische conclusies, dacht zij. Romantiek en Anthony Condon loeiden 'n uitweg ver schaft aan de twijfelingen waaraan ze dien middag ten prooi was geweestZe trok den ring met den saffier van haar vinger en stak Ronald het juweel toe. Dit is het huis van meneer C'widon hier ze knikte in de richting van naar castheer exi ik ben niet langer verloofd met jou Bonald nam den ring aan en zei een tijdlang niets. Dc twee mannen keken elkaar zwijgend aan, het meisje zat met neergeslagen oogen, tot Ronald opeens met rustige stem het drukkende zwijgen verbrak. Ik ben bang dat we hier alle drie gevangen zijn tot het licht wordt. Elspeth keek op haar horloge en een gevoql van weeë beklemming kroop in haar op. Het zou nog een uur of vijf duren voor de schemering van den zomerochtend aan brak, vijf eindelooze uren! Het besef gaf haar een gevoel van anti-climax; dc ge dachte aan deze folterende lange nacht wake was ondragelijk. De romantische charme van koffie in een antiek kopje, bij een haardvuur in een oud huis op de klip pen, begon haar glans te verliezen. Bij Ronald's woorden keek Anthony Condon door het ongesloten venster uit in do inktzwarte duisternis, waardoor telkens en telkens blauw-lichtend de bliksemflitsen schoten en knikte bevestigend. Ja. Ik denk niet dat het rotspad op het oogenblik makkelijk te vinden zal zijn Het scheen opeens tot Ronald door te dringen dat hij zijn druipende oliejas nog aan had. Hij trok hem uit en keek rond naar een plaatsje om hem op te hangen. Toen hij naar de achterzijde van de hall liep, waren de oogen van den man bij het vuur geen oogenblik van hem af. Er was een raadselachtige uitdrukking in; iets van angst. Ronald gooide de jas over een leeren kamerschut en kwam terug bij het vuur en ging zitten. En zoo begon hun vreemde wacht. Het vuur was aan het wegsterven tot een roodgloeiende bouwval en Anthony Condon stond op om nieuwen houtvoor- raad te gaan halen. Met zijn geluidlooze zeemanstred verliet hij de hall en Els peth, alleen gebleven met Ronald, vond de situatie loodzwaar van benauwenis. Hij sprak niet en zij wilde niet spreken. Toen tien minuter traag vorbij waren gekropen, kreeg ze een aanvechting om het uit te schreeuwen. Ze luisterde naar het onweer, dat aan het. afnemen was. Ze liep naar het open venstei-, zag een zwak schijnsel van maanlicht aan den hemel, die scheen te breken en hield haar adem in. Want ze hoorde een ander geluid dan dat vau wind of donder; het gegrom van een bootmotor dat uit de richting van den inham kwam.... eerst, luidteen zwak ker. Toen ze zich omkeerde zag ze Ronald vlak achter zich staan, naar haar kijkend met sombere, maar rustige oogen. Ze sohoof hem op zij, nam do kaars en ging de deur binnen, waardoor Anthony Condon de hall verlaten had. Die deur voerde niet, zooals zij gedacht had, naar het keukendomein, maar naar een ruim vierkant vertrek ingericht als bibliotheek. Op een ronde, eiken tafel, vlak bij een andere kaars die nu dmipend aan het op branden was, stond een kast open, die een deel van Sir Anthony's waardevolle col lectie cameeën meest bevat hebben.... leeg. Tegen een tafelpoot een geopende portefeuille, waaruit kostbare teekeningen op den grond verspreid lagen; de deur van een kabinet was uit haar hengsels gelicht en tegen een muur gezet; in een andere een van glas was een keurig vierkant gesneden en de ledige ruimte er achter getuigde vau den roof van méér dan een fijn perceleinen koffiekopje De koffie die hij gezet had, was voor treffelijk; hij bracht haar den geurigen drank in een cierschaal-iilun porceleinen kopje, waarvan hij vertelde dat hij het uit een van de antieke kabinetten in de rose salon had gehaald. Dc kopjes in de keuken zijn zoo ver schrikkelijk dik! Ik zie niet in waarom we dit niet zouden gebruiken, als het er toch is. Oh, voor mij komt het er niet op aanik ben gewend aan een tinnen kroes. E11 toen draaide hij zich plotseling om. De deur was opengegaan en weer dicht en met zijn rug er naar toe, belicht door het schichtige blauwe licht van een blik semflits, stond Ronald Grainger. Er was een lang stilzwijgen, terwijl dc binnengekomene staarde naar de twee bij het vuur. Eindelijk zei hij langzaam: Zoo! Dus daarom mocht ik je niet thuisbi-engen in cle „Ariël" Toen hij binnen den lichtkring kwam van de kaars die Condon had aangesto ken, zag Elspeth met vage bevreemding, dat Ronald een oliejas aan had en zeelaar- En als in antwoord op haar verwondei-- den blik, zei hij: Op een stoel een hoop watten, haastig uit elkaar gehaald en doorzocht. Anthony Condon en romantiek! Ronald's hand lag op haar arm; Ro nald's stem, zacht en voorzichtig, zei Hij is er vandoor meisje, hij is al een heel eind het Kanaal in, Jij, fluisterde ze zonder hem aan te zien, wist jij het? Het duurde even voor hij antwoordde: Dit wist ik natuurlijk niet, maar Bij zijn aarzeling keek ze werktuigelijk naar hem op. En achter hem zag ze op eens het groote geschilderde portret aan den muur. Het stelde een jongen van een jaar of negen voor het was van een lieel bekend kunstenaar cn gedateerd 1905 een jongen met een frisch-rozig gezicht, hel blauwe oogen en lichtblond krulhaar. Op de lijst, was een inscriptie aangebracht: „Anthony Condon, zoon van Kolonel John Condon". Het beeld van een man in blauw zee mansbuis, met -donker haar, een donkere huidkleur en scherpe trekken, doemde voor haar geestesoog op. Ik wistdit, zei Ronald eenvoudig, met een hoofdbeweging in de richting van het schilderij. En toen, bij den kreet, van schrik die over haar lippen kwam, brak zijn zwijgen den toorn. Hoe. langheeft hij tegen je dur ven liegen? Alleen vanavond Alleen vanavond? Hoe bedoel je? Ik heb hem nooit ontmoetvóór vanavond. Elspeth.... Ik kwam hier om Ie schuilen voor het onweer en hij was in huis. Ik dacht dat hij Anthony Condon was en hij liet mij in dien waan, net zooals ik jou in den waan lietdat wedat we afgespro ken hadden om elkaar hier te ontmoeten. Ik haatte je opeensom je „logische conclusies" en ik dacht dat het een ge schikte manier was omeen eind te maken aan ons engagement. Je had me eerder cn op een andere manier kunnen zeggen dat je dat wilde. Ze gaf geen antwoord; ze had haar oogen neergeslagen. Het was tot haar be wustzijn doorgedrongen dat hij zijn leven had gewaagd door in het noodweer het steile rotspad te beklimmen, om haar te zoeken. Romantiek en Anthony Condon.... een avontuurlijk zwerversbestaan in de wijde wereld, geen „logische conclusies" Toen sloeg ze haar oogen naar hem op. Hoe wist je dat hijAnthony Con don niet. was? Ik meende dat je eens ge zegd hebt, dat je die niet kende? Ik kende hem ook niet. Weer aarzelde hij en het meisje be greep dat hij haar had willen sparen om dat hij dacht, dat ze van dien ander hield. Maar Maurice Clavering heb ik ja ren geleden wel gekend, ging hij voort. Ze herinnerde zich vaag dien naam meer ge hoord te hebben. Maurice Clavering? We waren kameraden aan boord van de „King George". Gebeurde er iets bijzonders? Er werden teekeningen van geschut gestolen en verkocht aan een vreemde mogendheid. De zaak was zoo klaar als een klontje. Clavering verdween, officieel werd aangenomen dat hij verdronken was. Ik geloof dat hij sindsdien altijd op deze manier geleefd heeft. Dat was het heei-lijke, zwerversbestaan, romantisch en ongebonden, vrij van „lo gische conclusies'' Hij moet geweten hebben dat je hem herkend hebt Ja. E11 zich hebben afgevraagd, waarom je het niet zei? Ik had het gevoel dat ik in de hal was, antwoordde Ronald eenvoudig. Ik wist niet wat ik doen moest. Ik dacht dat je om hem gaf, zie je. Het was., het was.... Een logische conclusie! voltooide ze met zachte stem den zin. Het was of het woorcl plotseling zijn afschrikwekkende klank verloren had en tot talisman was geworden van een nieuw, zuiver geluks gevoel. Maar Ronald, staande bij de tafel, zucht te toen hij het hoorde. Toen de kaars op tafel uitdoofde, liep hij de hall door en opende de buitendeur. Het huis met. zijn zeven en dertig ramen met blanke blinden er voor, keek uit over een zilver-heldere zee en een zilver-helde ren hemel. Het onweer was opgedreven; om de hooge schoorsteenen van het roman tische huis cirkelden zwaluwen. Ronald nam zijn oliejas en legde hem om Elspeth's schouders. Ik heb de boot in den inham achter gelatenik zal je naar huis brengen en dan zelf doorgaan naar Trecarrow. Ik moet dezegeschiedenis natuurlijk di rect aangeven. En.... onze eigen geschiedenis? Ze stonden samen op den drempel van het oude huis en hij wachtte even voor hij de deur achter zich sloot. Hij keek diep in de groote grijsgroene oogen, die gretig hadden gezocht naar romantieken haar hadden gevonden! Je hebt den ring in je vestzak ge stopt, zei Elspeth verlegen. INVOERING VAN DE PAARDENTRAM. Een beschouwing uit het jaar 1872! De invoering der tramways of paarden spoorwegen, die thans reeds in vele groo te steden als een gewoon vervoci-middcl beschouwd worden, stuitte in den aan vang nog al op tegenkanting. De eerste proefnemingen, die b.v. in Frankrijk en in 't bijzonder te Parijs met de tramways werden genomen, waren dan ook niet. zoodanig, dat men gunstig voor het gebruik van dit nieuwe vervoermid del zou gestemd worden. Zwaar en lomp materiaal deed een verkeerde opvatting over de wijze van aanwending ontstaan. Later kwam hierin echter verandering. Dc rijtuigen werden ruimer en lichter ge maakt en men ging meer doelmatig te werk. Een Franseh ingenieur, de heer Oudot, die een verhandeling over het gebruik van de tramways schreef, noemde dit ver voermiddel voordeelig boven andere in snelheid, veiligheid en goedkoopte. De verhandeling bevatte opmerkelijke bijzon derheden over deze Amerikaansche uit vinding, die reeds in verscheidene Euro- peesche steden toegepast was. Te Londen, evenals te Parijs, was de proef mislukt. Bij het zien der gunstige resultaten in Oostenrijk, België en Neder land verkregen, werden in Engeland's hoofdstad nieuwe ondernemingen op touw gezet en er ontstonden verscheidene tram weg-maatschappijen in 1870 en '71. Allerlei bezwaren werderi tegen den aanleg geopperd. Men zeide o.a., dat daar door het gebruik der gewone rijtuigen, om nibussen en Theems-stoombooten aanmer kelijk zou verminderen. De ondervinding bewees echter, dat dit niet het geval was, maar dat integendeel het vervoer daarop toenam. De ondervinding bewees verder, dat op een tramway een paard achtmaal meer last kon trekken dan op een gewonen weg met een gestadige snelheid van zes tien kilometers per uur. Deze snelle beweging zou voor de vei ligheid der passagiers en voorbijgangers eenige vrees kunnen wekken; maar de tramway is blijkbaar ;t veiligst èn voor de passagier èn voor de circulatie in het algemeen. De rijtuigen der paardenspoor wegen loopen langs een vaste lijn. De voet gangers en de gewone rijtuigen kunnen dus op een niet zeer grooten afstand van die lijn zich bewegen zonder gevaar voor eenig ongeval door de onhandigheid of nalatigheid van den voerman of een zij sprong der paarden. Het bovenstaande werd geschreven in 1872 en namen we over uit een oude Ka tholieke Illustratie. Wat '11 oogen zouden oude menschen, die toen de paardentram als 'n gevaar beschouwden, nu wel opzet ten, als ze de groote electrische trams door de straten der steden konden zien rijden HET STOOMPAARD. In een tijdschrift van vijftig jaar terug ronden we het volgende over het stoom- paard. Hier en daar zoo lazen we komen de tramway-locomotieven voor het verkeer op wegen en straten in gebruik. Menig maal is echter de vrees uitgesproken, dat het gebruik van deze locomotieven sto- rend zou werken op dat van andere ver voermiddelen, daar de paarden van an dere voertuigen licht kunnen schrikken en schuw worden. Zekere Mathewson te Gil- roy in de Vereenigde Staten van Noord- Amerika, is op het. denkbeeld gekomen om aan de nieuwe tramway-locomotieven het uiterlijk aanzien van een paard te geven, opdat de levende viervoeters haar als collega's mogen beschouwen. Evenals het Trojaansche paard krijgslieden in zijn buik herbergde, zoo bevat het locomotief- paard van uitvinder een volledig stoom werktuig, terwijl ook de machinist, tevens conducteur-voerman, die het „vurige" ros- moet. besturen, daar een plaats vindt. Aan den kop draagt het stoompaard een alarm klok, aan de borst een lantaarn, voor de pooten een baanveger. De ondervinding zal over de bruikbaar heid van het- 'wonderlijke ros moeten be slissen. TOESTEL OM REGEN TE MAKEN. De pogingen om kunstmatig regen te verwekken zijn niet nieuw. Zoo meende een Amerikaan in 1S80 een toestel uitgedacht te hebben, dat hem in staat stelde de sluizen des hemels naar welgevallen le kunnen openen. Het toestel was zeer eenvoudig. Er werd een ballon opgelaten, die met ontplofbare stoffen was gevuld. Zoodra deze te mid den van een wolkenlaag was aangekomen, zond men langs een metalen draad, waalm aan de ballon vastgebonden was, een elec trische vonk naar boven, zoodat cle patro nen moesten ontploffen. Door den schok, hierdoor in de hoogere luchtlagen teweeg gebracht, zouden de waterdampen zich verdichten tot regenwolken, die het dor stende aardrijk met haar verfrisschende regendroppels zouden drenken. De ondervinding heeft geleerd, dat de resultaten van deze vinding op niets zijn uitgeloopen, doch men ziet er uit, zooals we boven reeds zeiden, dat dit vraagstuk niet nieuw is en altijd nog opgelost moet worden. EEN GODSDIENSTIG GENERAAL. Lodewijk Philips, koning van Frankrijk, gaf op zekeren dag een groot diner, waar- op de voornaamste staatslieden cn leger hoofden genoodigd waren. Hoewel 't Vrij dag was, verschenen achtereenvolgens al lerlei vleeschgerechten op tafel. Aan de rechterzijde van de koningin zat geni-aal Brün de Villeret, welke die eere plaats verdiende om de algemeene achting die hij als burger en soldaat genoot. Hij was altijd zeer nauwgezet geweest in het vervullen zijner godsdienstplichten en had door zijn voorbeeld getoond, dat 'n christelijke levenswandel zich zeer goed met het krijgsleven vereenigen laat. Het diner begon. Men bood den gene raal soep. Hij weigerde. Het eerste ge recht verscheen. Hij weigerde weer. Het tweede gerecht. Opnieuw een weigering. Om niet te veel de aandacht te trekken hield hij de Koningin voortdurend bezig en liet het haar aan niets ontbreken. Op eens ontdekte ze, dat hij nog niets gegeten had en maakte hem daarop opmex-kzaam. „Maar generaal", zei ze. „u gebruikt niets" „Mevrouw", antwoordde de generaal, „het is vandaag Vrijdag en men heeft slechts vleesch opgediend; ik wacht tot men andere spijzen opdraagt". De koning werd bij deze woorden zeer verlegen, doch maarschalk Soult, die aan cle rechterhand des koniugs was gezeten, poogde haar uit die verlegenheid te red den, door tegenover den generaal te gek scheren met de vrome getrouwheid, waar mee deze de onthoudingswet onderhield ei- bijvoegende, dat dit voor een soldaat erg zonderling was. „Hoe", riep de generaal met luide stem. „Komt u dat zonderling voor? Ge kent me en weet, dat ik op Vrijdag nooit vleesch gegeten heb dan slechts één keer en dat was op 't cilancl Lobau, waar ik, om niet te verhongeren, genoodzaakt was mij le voeden met het vleesch van mijn paard''. Een indrukwekkende stilte volgde op deze woorden en de vleeschspijzen wer den gevolgd door visch.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1930 | | pagina 8