DE LEIDSCHE COURANT
Internationale Hongaarsche
feesten
Bij gelegenheid van het negende
eeuwfeest van Kroonprins Eme-
ricus.
Dit jaar zal liet 900 jaar geleden zijn, dat
de zoon van Koning Stephanus en van
Gisclla van Beieren, de heilige Emericus
kwam te overlijden. Van de vele kinderen
van dit koningspaar bereikte alleen Eme
ricus den mannelijken leeftijd. Hij werd in
1007 te Székesfehérva-r geboren en ontving
bij den doop den naam van zijn oom Hen-
ricus, in de geschiedenis bekend als Hen
drik de Heilige, Keizer van Duibschland.
Stephanus, die de eerste gekroonde ko
ning van Hongarije was, besloot dat de
Hongaarsche staat voor zijn zoon zou zijn.
Bisschop Hartoch, de levensbeschrijver
van Stephanus, vertelt o.a. dat de koning
bij zijn dagelijksch gebed steeds den naam
van zijn zoon herhaalde. Langen tijd leidde
Stephanus zelf de opvoeding van zijn zoon,
doch moest spoedig door staats-aangele-
genheden hier verder van afzien. Door den
abt van het Venetiaansche klooster, den
geleerden Gerhardus, werd de zware laak
overgenomen. En zoowel de kerkelijke als
de maatschappelijke plichten werden den
aanstaanden koning door dezen emineu-
ten opvoeder met evenveel zorg bijge
bracht. Toen zijn taak na acht jaar was
afgeloopen, zonderde hij zich geheel in
hel klooster af. Emericus had, zooals pas
na zijn dood bekend werd, in de St. Geov-
gerkerk te Veszpréin de gelofte van eeuwi
ge zuiverheid afgelegd, waardoor hij in
groote moeilijkheden geraakte, toen hij
op verlangen van zijn vader met de doch
ter van den Poolschen Koning Macislaw
moest huwen. Het staatsbelang maakte dit
huwelijk evenwel noodzakelijk. Talrijke le
genden bestaan over den Heiligen Eme
ricus. Behalve enkele historische gegevens
is er ook zelfs over zijn leven als kroon
prins niets bekend. Ter herdenking van
den negenhonderdsten sterfdag van den
Heiligen Emericus zijn voor de zomer
maanden grootsche feestelijkheden in
Hongarije georganiseerd. Lord Rol her-
mere, de eigenaar van de Daily Mail,
schonk voor deze viering een bedrag van
l1/? millioen pengö. Alhoewel het feest dus
oorspronkelijk een Roomsch karakter zou
dragen, oordeelde de regeering het beter
er een nationale herdenking van te maken.
De hoofdpunten van hel programma kun
nen wij reeds nu mededcelen. Nog deze
maand zullen naar de bekendste bede
vaartplaatsen van Hongarije pelgrimstoch
ten worden gemaakt. De maand Juni zal
geheel aan fcestvergadering van weten
schappelijke genootschappen en vereeni-
gingen zijn gewijd, terwijl van 1 tot 3 Juli
de Katholieke paedagogen en jeugdleiders
eveneens op een congres bijeenkomen.
Hierna wordt een Katholiek-Sociale week
georganiseerd. De maand Augustus zal de
talrijke bezoekers uit binnen- en buiten
land een beeld geven van alles wat in Hon
garije op het gebied van kunst wordt ge
presteerd. Zoowel de kerkelijke als de mo
derne kunst zal in tentoonstellingspaleizen
worden ondergebracht. Van 15 lot. 20
Augustus heeft de oficieele onthulling en
inwijding plaats van het standbeeld van
den H. Emericus, terwijl de Katholieke
vrouwen cn de jeugd uit binnen- en buiten
land voor congressen bijeenkomen. Op 19
Augustus wordt er een Eucharistisch con
gres gehouden: ''s ochtends veldmis op de
Feneralwiese; 's middags vergaderingen
op zestig punten van de stad; 's avonds
Eucharistische optocht van schepen op dc
Donau. De Pauselijke legaat, omgeven
door Bisschoppen, draagt het Heilig Sacra
ment op een praalboot mede. Het Aller
heiligste wordt gevolgd door schepen van
verschillende volkeren en provincies. De
booten varen in feestelijken optocht dc
Donau op tot aan het St. Margaretha-
eiland. Inlusschen zijn op beide oevers
van de rivier duizenden zangers opgesteld,
die kerkelijke liederen ten gehoore zullen
brengen. De stad, de Donaubruggen en de
heuvels in de -omgeving worden schitte
rend geïllumineerd. 20 Augustus is de
feestdag \an den heiligen koning Stepha
nus en heeft 's morgens een algcmcene H.
Communie plaats, 's Middags heeft de we
reldberoemde optocht door de feestelijk
versierde hoofdstad plaats, met de won
derbaar behouden Reliquieën van den hei
ligen Stephanus. Gedurende twee dagen
wordt de Stephanus-Kroon, welke vroeger
alleen bij kroningen te zien was,- in de
Kroningskerk tentoongesteld. Van 20 tot
23 Augustus zijn er internationale verga
deringen en conferenties van de Maria-
Congregatie, de „Unio Clr-ri pro Missio-
liibus", en van de Medici over het pro
bleem der sexueele ethiek, terwijl voorts
de missiegenootschappen en de Katholieke
parlementariërs, publicisten en rechtsge
leerden er internationale congressen ovga-
niseeren.
Tenslotte wordt een Internationale Let
terkundige w;eek georganiseerd met voor
elke taalgroep een afzonderlijken avond.
Bovendien omvat het programma nog feest-
vertooningen, mysterie spelen, vocale en
symphonieconcerten in verschillende
schouwburgen, alsook volksfeesten met op
tochten, sportdagen en uitstapjes. Een
speciaal deelnemings biljet zal worden
uitgegeven St. Emericus jubileum-
kaart op vertoon waarvan goedkoopere
visa, holelprijzen en toegangsbewijzen wor
den verstrekt. Deze deelnemingskaarten
zijn reeds in alle Europecsche reisbureaux,
Hongaarsche consulaten en bij het Cen
traal comité „Emericus Jubilaum" IV
Fereneick-tere, Budapest, verkrijgbaar.
MEEZENVOLKJE
Humoreske door Max Dürr.
Het was vroeg in den morgen en bitter
koud. De weiden waren met bloemen be
dekt en de appel- en pereboomen waren
met heerlijke bloesems beladen. De kleine
zwartkop, zeker een der vroolijkste mee-
zen van de heele omgeving was reeds lang
wakker en wachtte ongeduldig tot het ven
ster van het landhuis geopend werd en het
ochtendvocr op het breede vensterkozijn
zou gestrooid worden
Af en toe vloog zij op als waarschuwde
zij met haar helder, zilveren stemmetje om
tot meer spoed aan te manen; dan keerde
zij weer langzaam terug, want Zwartbeen,
haar man, was vandaag zeer slecht ge
luimddat was hij trouwens altijd wan.
neer hij honger had.
„Het is gewoon een schandaal", zei
Zwartbeen, „zoo lang als de menschen sla
pen. Het is werkelijk haast niet te geloo-
ven. De koeien in den stal zijn zelfs al
wakker. Alleen de menschen nietdie
hebben nu eenmaal alle voorrechten. Ik
heb veel zin om er naar toe te vliegen en
met mijn snavel tegen do ruiten te pik
ken l"
De kleine zwartkop blies zich op, zoodafc
de veeren op gingen staan, zij trok dc
pootjes vlak bij elkanderwant zij had
een beetje bloedarmoede en had last van
kou, ofschoon zij toch een heerlijk warm
vederkleed droeg
„Wees toch niet altijd zoo ontevreden",
zei ze tamelijk barsch. „Ge ziet toch wel,
dat we allemaal moeten wachten".
Zwartbeen was jiu werkelijk boos en
dacht er over, of hij niet rechtstreeks naar
de kersenlaan of naar het bosch zou vliegen
om dan pas tegen het middageten terug
te komen: Maar hij begreep, dat hij dun
zich zelf het eerst zou te pakken hebben,
want dan had hij geen ontbijt en bij dit
hondenweer was er buiten zeker geen enkel
insect te vinden, laat staan een vette worm
of rijpe zaadjes.
Hij bleef dus maar liever hier, gitig
slechtgeluimd op een der korte takken zit
ten en liet van louter koppigheid geen en
kel geluid hooren. Langzamerhand kwa
men er hoe langer hoe meer meezen, die
op het gewone ontbijt wachtten en daar
Zwartkop een echte babbelkous was, ont
spon zich al heel gauw een zeer levendig
gesprek. Er werd vooral, zooals trouwens
bijna iederen dag, veel over het weer ge
sproken.
Er was ook een nichtje van Zwartkop,
n.l. vrouw Blauwrok, uit de groote zij-linie
•der blauwe meezen, en eigenlijk vond ons
kleine zwartkopje die verwantschap nu
juist niet zoo aangenaam; maar de jalou-
zie speelde hier wel eenigszins een rol in,
want de fijngevormde blauwrok was een
opvallende schoonheid en.... Zwartbeen-
tje hield er geen erge vaste beginselen
op na.
„Waar brengt u ofschoon ze met el
kander verwant waren, zeide ze toch „u"
tot elkander waar brengt u dit jaar den
zomer door?" vroeg Blauwrolcje zonder
eenige bijgedachten, alleen maar om iets
te zeggen.
Maar Zwartkopje zocht er direct wat
achter, zij liet echter niets merken en ant
woordde koel: „Och, daar hebben wij fei
telijk heelemaal nog niet over gesproken".
Dat verbaasde Zwartbeen. „Wij hebben
toch eergisteren besloten, dat wij clezen
zomer in ..Hagenhcuk" zullen gaan wo
nen", mengde hij zich in het gesprek. Daar
zijn muggen in overvloed, dat verzeker ik
u en nog wel van dc lekkerste soorten".
„Nu ja, we hebben er wel over gespro
ken", onderbrak de kleine Zwartkop een
beetje boos. „maar er is toch nog geen
sprake van, dat liet doorgaat. Misschien
trekken wij wel naar het lorkenboschje,
ginds tegen den berg. Daar zullen we een
veel betere woning kunnen vinden".
„Maar ik ben er ook nog! Of niet?" zei
Zwartbeen kwaad.
Duidu, een bonte specht, die zeer hoog
in aanzien stoncl, vlóóg juist voorbij en
hoorde het gezegde van Zwartbeen. „Zoo
gedraagt men zich niet tegenover een
mie", zeide hij afkeurend.
De toestand dreigde zeer onaangenaam
te wordentoen plotseling de kic:.,-r
Rütti-Riitti met luide stem sjirpte: „Let
op, het v ster gaat open, geloof ik".
En zij ad goed gezien, het raam werd
i >pend en men strooide het voer buiten
op de vensterbank.
In een oogenblik kwetterde en schetter
de, tjilpte en sjilpte alles vroolijk door ■!-
daar; meezen, blauwe meesjes, vinken en
musschen. Vóór het. venster nawelijks weer
gesloten was, zat alles op de vensterbank.
Mitte had goed gezien, het waren wer
kelijk gestampte maiskorreltjes.
Plotseling vertoonde zich een groote,
zwarte schaduw, die allen verschrikt ait
elkaar deed stuiven.zij zochten een
goed heenkomen. „Anna Geelsnavel. de
merel! wat wil die hier? Neen, dat moest
verboden zijn. Die reuzendame zal alles
voor onze neus wegpikken. Zij moest zich
schamen".
Tenslotte verwijderde de geelsnavel zich
zonder een woord te spreken. Het gezel
schap was haar blijkbaar niet goed ge
noeg en haar vertrek werd met een vroo
lijk gesjilp begroetdaarop gingen allen
weer naar het raamkozijn.
Maar nu kregen Zwartbeen cn Mitte
twist met elkaar. „Dat ligt aan mijn
kant", zei Zwartbeen.
„Dat kuil je begrijpen", antwoordde
Mitte cn pakte tegelijkertijd een groot
stuk van een maïskorrel naar zich toe.
„Laat liggen ofdreigde Zwartbeen.
Hij zette zijn kopveertjes ovèreind en
spreidde z'n zwarte vleugels uit, zoodat liij
er werkelijk uitzag om bang van te vvol'den.
Maar Mitte was niet bang. „Geloof toch
niet, dat ik bang voor je ben". En tegelijk
zette hij zijn veeren even goed overeind als
Zwartbeen. In het volgende oogenblik
hadden ze elkaar al te pakken.... ze vlo
gen opbotsten op elkander in en flad
derden rond." zoodat de korrels van het ko
zijn vielen. Daarbij scholden ze elkaar uit
voor al wat leelijk was en maakten een
lielsch spektakel.
Aan den anderen kant van het kozijn wa
ren ook de kleine Zwartkop en vrouw
Blauwrok met elkander aan het twisten
gegaan. Jammerend vloog vrouw Blauw
rok weg. Ze heeft me in den kop gepikt,
dat gemeen schepsel.
De kleine Zwartkop was blij over hare
overwinning en pikte nog heel triomfante
lijk eenige korreltjes op. Maar hare vreug
de was niet van langen duur. Blauwrok
kwam terug met haar man. baas Blauw
kop. Blauwkop was een driftkop en lang
niet gemakkelijk al was hij ook nog zoo
klein.
„Wie heeft het gedaan?" vroeg hij met
luide, doordringende stem, voor hij ook
maar het kleinste korreltje pikte.
„Die daar", jammerde de mooie vrouw
Blauwrok, „Zwartkop". Ze ziet er uit, of
ze den kop in den inkt gedoopt heeft.
Zwartbeen, dat moet tot zijn eer ge
zegd worden kwam direct aangeloopen
om te helpen en nam de partij op voor
zijn vrouw tegen Blauwkop. Maar de dap
pere Blauwkop kwam met gesperden sna
vel en woest rollende oogen op hem af.
Zwartbeen gaf hem echter ook zijn part.
De anderen trachtten zicli te verdedigen
en er ontstond een algemeen gevecht.
Gesjilp, getjilp, gepiep, geschreeuw
k •.•torn, het was me een lawaai, dat hoo
ren en zien verging.
„Hét is afschuwelijk", klaagde de wedu
we Kortsnavel tot haar buurman Geelsna
vel, die weggedoken in een hoekje zat, om
dat hij niet van vechten hield en haast nog
niet ontbeten had.
„Alle dagen dezelfde plagerijen. En ik
ben zoo alleen en heb geen hulp van ecu
man
Plotseling klonk er een doordringenden
schreeuw. Het was Matv, de bosch vink
Een oogenblik was het stil.
„De kat! De kat!" schreeuwde een
stem, die. al heesch was van het krijschen.
Een paar valsche, booze oogen, zoo groot
bijna als wagenwielen, fonkelden omhoog.
HoeiHoei.,..! Een sterk wiekgeruisch
in de lucht..,. de vensterbank was
leeg.... Alleen een paar korreltjes Weven
achter op den kouden\steen.Jntussehen
was de luchtzwaar en grijs geworden....
de eerste sneeuwvlokken dwarrelden dan
send naar benedende grond werd wit
en in minder dan een half uur lagen tui
nen, vela en weide onder een dik sneeuw
dek bedolven.
„ZOO WIJS ALS SALOMO'S
KAT...."
Naar het Engelsch van
KAlice Grant Rosman.
Jeremia stelde zich aan Leonard War
den voor. door zich vleiend :cgen zijn bee-
nen aan te wrijven toen hij een van de
eerste middagen van zijn verblijf in Lon
den de trap afkwam.
Jeremia was eeu zwarte kat met. een
donzig wit frontje en ze had een air alsof
het heele huis van haar hoorde, een 'def
tige kat, een echte groote-stads-kat. In
het, algemeen had zij'het land aan vreem
den en een vreemde was Warden voor
haar. Hij was dien morgen naar een flat
op Adelphi Terrace verhuisd en hij was
niet alleen een vreemde in Adelphi Ter-
race, maar ook in zijn eigen land, na eeu
jarenlang verblijf als regeeringsambtcnaar
in dc koloniën.
Jercmia's begroeting deed hem weldadig
aan en hij sprak liet poesebeesl vriendelijk
Jeremia was een ietwat-scntime'nleele
kat en erg gevoelig voor uitingen van sym
pathie. Zij keek met dankbare oogen naar
Leonard Warden op en zeilde teen met op
geheven staart vóór hem de trap af. haar
buiten.
Ga naar huis, beest, je wordt nog
overreden! riep hij tegen het dier toen
een auto rakelings langs haar heen reed.
Warden voelde zich in zekeren zin ver
antwoordelijk voor het dier. dat vriend
schap en bescherming bij hem had gezócht
en hij was blij dat na een poosje de kat
verdwenen scheen.
Leonard Marden bleef een oogenblik
op den hoek van de Strand staan en kwam
weer onder de bekoring van het woelige
leven van Londeu.
Het- is toch wel heerlijk om weer
thuis te zijn! zei hij tot zichzelf.
„A, B. C, de poes loopt in dc sneeuw!"
Het zingen van dit schoone kinderlied,
gevolgd door een algemeen en daverend
gelach, wekte hem uit zijn droomen. War
den ontdekte dat hij het middelpunt was
van een troep nieuwsgierigen, ou niet al
leen hij. maar ook poes Jeremia.
Ga toch naar huis, kat, zei Marden
terwijl hij het dier een zacht duwtje met
zijn voet gaf.
Och, die arme poes, verweet een mee
warige oude juffrouw.
Miauwspotte het geamuseerde pu
blick.
Jeremia keek minachtend naar de menig
te en wreef zich aanhalig tegen Warden's
broekspijpen.
Mei een gezicht of de heele wereld hem
niet aanging, liep M'arden verder.
Jeremia bleef hem echter trouw terzijde.
Goede hemel, het beest is betooverd! dacht
Maarden.
Hij had naar ..Savoy" willen gaan om
thee te drinken, maar hij kon toch moeilijk
binnenstappen in gezelschap van een poes.
Hij zou zijn weg natuurlijk wel kunnen
vervolgen in een taxi en dc kat op die ma
nier verschalken, maar dat voelde hij als
een laffe streek tegenover het arme dier.
Toen kreeg hij een idee. Er kwam -juist
een taxi aan en hij gaf den chauffeur een
leeken om te stoppen. Toen dook hij naai
de kat en hij was juist van plan met vijf
tien pond tegenstribbelend, in bont ge
huld kattenvleesch in liet voertuig te ver
dwijnen, toen iemand hem verontwaardigd
bij den arm pakte en riep:
Dal is Jeremia.ik wist wel dat het
Jeremia was. Hoe durft u mijn poes te
stelen Als u haar niet onmiddellijk terug
geeft, roep ik de politie!
Leonard M7arden zag, in de omlijsting
van een klein, coquet, hoedje, een even
knap als verontwaardigd meisjesgezicht
boven /.acht. grijs bont. en hij keek in een
paar boos-vlammende grijze oogen. Het
straatpubliek begon steeds grooter belang
stelling voor het incident aan den dag te
leggen en zonder een woord te zeggen
smeet hij het dier in dc armen van het
meisje en sprong in de taxi.
"Waarheen meneer? vroeg de chauf
feur.
Naar Timboektoc voor mijn part! was
het vriendelijke antwoord.
Op weg naar dit. onherbergzame oord
kwam Leonard M'arden's gevoel voor hu
mor boven; hij leunde achterover in de
kussens en in zijn eentje schudde hij v;yi
het lachen.
Dat was iets nieuws; een Britscli resi
dent die voor een kattenmepper werd ge
houden. En dat- nog wel terwijl hij het
beest juist had willen redden; die kleine
furie moest hem dankbaar zijn, inplaats
van zoo tegen hem te keer te gaan. Maar
drommels als zij de eigenares was, was
het niet onmogelijk dat ze ook in Adelphi
Herrace woondeIn geen jaren had hij
eigenlijk een echt Engelsch meisje ontmoet
cn deze had spirit, dat mocht hij wel.
Toen hij thuiskwam, liep hij vol ver
wachting de trappen op, maar noch van
het meisje noch van de poes was een
spoor te ontdekken.
Er was op zijn verdieping nog een deur;
hij bleef een heelen lijd op het portaal
treuzelen, maar er verscheen niemand.
M'at ben ik toch een idioot, dacht hij.
Dat ellendige beest kan hier immers wel
best zoo zijn binnengcloopen
Den volgenden morgen tegen elf uur.
v erd Miss Majorie Joyce zoo verloederd
door het klagelijk geiu ia uw van haar lie
veling dat zij aan den dringenden wcnsch
van het poesebecsf gehoor gaf en de bui
tendeur van haar flat voor hem opendeed
en op datzelfde historische oogenblik ging
meneer Leonard Warden de deur van <le
zijne uit, zoodat het drietal elkaar op de
gang ontmoette.
Jeremia maakte van de gelegenheid ge
bruik om met w ui venden staart en met
de snelheid van een bliksemstraal door de
nog openstaande» deur van M'arden's ap
partementen te verdwijnen.
De man en het meisje keken elkaar een
moment aan en barstten toen in lac-qen uil.
Ik schijn een verbazende attractie te
bezitten voor Jeremia, constateerde Maar
den.
Hebt u hem gisteren dan niet gesto
len?
Maal ik den indruk van een katten
dief? M'at zou ik mei haar moeten be
ginnen
Voor zijn velletje, zei het meisje ern
stig. Hebt u nooit in de kram gelezen
«lat ze twee gulden geven voor een kat
tenvel
Neen, dat wist ik niet. Ik had haar
juist met een auto willen thuisbrengen, ze
was met me mecgeloopon naar de Strand.
Tk vond liet zielig om het beest in de
«lrukte alleen te laten.
Dirt vind ik heel vriendelijk van u en
ik hoop dat u hei mij niet kwalijk neemt
dat ik zoo slecht, van u gedacht heb, zei
ze mei een allerlief sten glimlach. -- Zoudt
u Jeremia éven voor mij willen pakken?
Met genoegen, zei M arden en hij ging
zijn woning binnen.
M'at daar gebeurde wisten alleen hij en
Jeremia. Het meisje buiten hoorde groot
spektakel voor M'arden terugkwam.
liet spijt me heel erg, zei hij met een
schuldig gezicht, maar ik kan haar niet
te pakken krijgenik gelóóf dat u er zelf
bij ie pas moet komen.
Hij hield de deur voor haar open en ze
ging de zitkamer binnen, die met eiken
hout betimmerd was en waar de haard,
waarvoor een pasv beha gelijke clubstoelen
stonden, genoegelijk brandde.
Natuurlijk was de kal nergens te vin
den; liet was een tactvol dier en hield
zich koest. Warden dec 1 of hij Jereuiia
zocht en lag op zijn knieën voor de Ches
terfield.
Kom hier, leelijkcrd. zei hij op vleien
de n toon.
Maar Jeremia bleef zitten.
Daarop riep liPt meisje het dier, e.ven
eens zoncler resultaat en ze ging wanhopig
op den vloer zitten en keek onder dc ca
napé.
Och, zij zit er niet eens, zei ze ver
wijtend tegen M'arden. En met een blik
op de papieren, die op de canapé ver
spreid lagen, vervolgde zc:
Bent u een roman aan liet schrijven?
Wilt u hem zien, vroeg M'arden ter
wijl hij een paar papieren opnam: hij is
erg boeiend,, een rapport aan de Regce-
ring over mijn laaiste bestuursperiode op
de Bermuda's.
Lieve deugd, u bont een persoon van
gewicht
Geweldig! Zoo gewichtig, dat zich
buiten hoopen menschen verdringen om
een glimp van mijn neus te zien. Maar
zonder gekheid, behalve u cn Jciemia
heeft nog niemand een vriendelijk woord
tegen me gezegd sinds ik in Engeland te
rug ben.
Ik ben jaren weg geweest en moet noo-
dig mijn uudc vrienden gaan opzoeken.
Je kunt nu
Marjorie!
Het meisje en de man schrokken en
toen ze omkeken zagen ze een deftig uit
ziende dame in de deuropening slaan, rlie
hoogst verontwaardigd naar het tooneel
bij dp Chesterfield keek.
Tante Edith! stamelde liet meisje.
Ik heb je kamers doorgcloopon en zag
niemand. Mag ik misschien vragen wat dat
beteckenl.
De schuldigen krabbelden overeind.
Hei is mijn schuld, mevrouw, haastte
dc ridderlijke M'arden zich met een ont
wapenden glimlach te zeggen. De zaak
is dai we moeilijkheden hebben mei eeu
poes en uw nicht ik veronderstel ten-
minne «lat ze dat i« was zoo vriende
lijk mij ie helpen om haar te vangen.
De poes zal het wel gedaan hebben.
zei de dame mot- ongcloovige minachting.
Wie is deze heer, Marjorie?
Dat was meer dan de arme Marjorie
zelf wist!
Hij ishij is mijn buurman, tante
Edith, was het alleszins waarheidsgetrou
we antwoord.
En heeft die buurman geen naam?
Tante Edith's stem klonk scherp.
Ik zie werkelijk geen reden waarom
we hier bij hem binnendringen en in zijn
tegenwoordigheid over hem praten, zei
het meisje verontwaardigd en ze maakte
aanstalten om haastig dc kamer te verla
ten. Maar haar tante versperde haar den
weg.
Wacht jij eens eventjes, jongedame,
zei ze, ik wil deze zaak hier en direct
opgehelderd hebben. Begrijp ik het. goed
dat deze.... deze heer een volkomen
vreemde voor je is?
Volkomen, zei Marjorie tartend.
En mag ik vragen of het een ge
woonte van je is om op flats van anderen
met vreemde hceren op den vloer te zit
ten?
Och. ik heb u toch gez.cgdpoog
de Warden tusschenbeide te konien, maar
Marjorie beduidde hem te zwijgen.
Natuurlijk, zei ze mei een hoogroocle
kleur en een achterwaartsche beweging
van het. hoofd. Dat doe ik als regel.
Zoo! zei haar tante. Dat is dan
zeker een gevolg van je studie in de rech
ten. Nu, ik was van plan om je voor «le
Kerstdagen mee te nemen, maar na deze
stuitende scène heb ik genoeg van je. Men
moet nu eenmaal een grens trekken, zelfs
in deze vreeselijk modernen tijd. Ik voel
mij gedwongen je oom in zijn hoedanighe
den van voogd over jou. te vertellen hoe
jij je tijd en je geld misbruikt. Ik heb nuk
nooit mijn goedkeuring eraan kunnen hech
ten dat je in de rechten studeeren ging.
In de-rechten nog wel! Wat een vak voor
een meisje
En zc zeilde de kamer uit in felle .ver
ontwaardiging; op hetzelfde oogenblik
dat Jeremia doodbedaard uit zijn .schuil
hoek te voorschijn kwant en met een lan
derige snuit zijn poolen ging zitten was-
schen.
Marjorie balde dreigend de vuist tegen
haar lieveling.
Het is allemaal jouw schuld, akelig
beest, zei ze.
Neen. het is de mijne, bekende M'ar
den boetvaardig. ïk hel» uw Kerstdagen
bedorven, om niet te spreken over dc fa
milieruzie. Ik hoop dat «lie niet ernstig zal
zijn.
Neen hoor! dat is niets! klonk het
opgewekt. Marjorie mocht zich in haar
hart al somber gestemd voelen, in het
vooruitzicht van een paar eenzame Kersl-
dagen en een conflict met haar oom en
voogd; ze was er het meisje niet naar om
dat te laten merken. Belachelijke drukte
om niets, zei ze terwijl ze vroolijk tcg.-n
den jongeman lachte on Jeremia onder
haar arm nam. Mijn naam is Marjorie
Joyce, vervolgde ze, terwijl ze in de rich
ting van de deur liep. Hoe heet u, als
ik vragen mag?
Hij vertelde het haar, niet een excuus
dat hij zich tengevolge van de verwarring
die taille Edith had aangesticht niet eer
der had voorgesteld en vervolgde stiieo-
kend
Doet u me nu een reuzen plezier,
juffrouw Joyce. Toont u mi dat u me
vergeeft door op Kerstavond mei mij ie
gaan dinecren.
Onzin, lachte het meisje ecu beetje
verlegen. Het is erg vriendelijk van u,
maar tantes moet je nooit au serieux ne
men. Hei was uw schuld toch niet dat ik
op den vloer zat.
Jawel. Ik zal het u nu maar eerlijk
bekennen: ik heb die kat een eind onder
de canapé geduwd, zoodat u mij moest
komen helpen.
U moet mij mijn brutaliteit maar niet
kwalijk nemen; ik heb jaren tasschenj de
wilden geleefd, weet u. Als u niet mei mij
wilt gaan dineerën op Kerstavond, zal ik
doodgaan van ni elan oho lie.
Jazei het meisje, terwijl ze
peinzend voor zich uitstaarde, als uw
leven er mee gemoeid is
Ja, dat is het. U kunt trouwens wel
direct beginnen niet hei reddingswerk «loor
nu met mij tc gaan koffiedrinken.
Zij laclue.
Mag ik misschien even mijn hoed en
mantel halen?
Toen ze weg was, drukte Leonard War
den Jeremia de pool.
Je bent een kat met versland, zei hij
crkentel ijk.
Jeremia gaf antwoord door genoeglijk Ie
gaan spinnen.
Tante Edith was eveneens genocglijk
aan het spinnen toen zc "achterover gr.
leund in de mollige kussens van haar auto
naar huis reed.
M erkelijk, overpeinsde ze ik geloof
dat ik als een ouderwetsche tante uit e.-n
roman mijn rol gespeeld heb. Die meneer
lijkt nie een alleraardigst lype cn we moe
ten er verder maar liet bcsfe van hopen.
Ik begon waarachtig bang te worden dat
het lieve kind nooit 'een man zou krijgen!
Uw kaartje, meneer.
Kunt u niet zien, dat ik dat in m'n
mond heb.