BINNENLAND
LETTEREN EN KUNST
KERKNIEUWS
RECHTZAKEN
LAND- EN TUINBOUW
DINSDAG 29 APRIL 1930
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD PAG. 6
DE JONGEREN EN DE R. K.
8TAATSPARTIJ.
Het vraagstuk behandeld op
de jaarlljksche politieke bijeen
komst te Amersfoort
Wij ontvingen het volgende communique te
laat voor ons nummer van gisteren:
De Zaterdag en Zondag in het instituut „St.
Louis" te Amersfoort gehouden politieke bij
eenkomst van de R.K. Staatspartij, waar het
vraagstuk „De Jongeren en de Politiek" werd
besproken, was zeer druk bezocht.
Jbr. mr. Ch. Ruys de Beerenbrouck, die op
verzoek van het Partijbestuur de vergadering
leidde, opende de bijeenkomst met een kort
woord van welkom. Spreker verklaarde den
aard en het doel van deze bijeenkomst, stelde
het belang van het onderwerp in het licht en
riep aller goeden wil in om de besprekingen
vruchtbaar te doen verloopen.
De eerste inleider was de heer Gerard Knu-
vclder, hoofdredacteur van „Roeping", die de
gedachten van de katholieke literaire jongeren
vertolkte. In het licht werd gesteld de geest
van plutocratie, de geest van mammonisme,
die de moderne ketterij is. Tegen dezen geest
wordt niet voldoende opgekomen van katho
lieke zijde. Deze gedachte werd breed uitge
werkt. Ook het parlementair stelsel werd aan
critick onderworpen; als ideaal werd genoemd
een getemperde monarchie.
Zoolang deze niet verwezenlijkt is, wordt
gepleit voor een zelfstandige Ccntrumspoliliek
van de Katholieke Staatspartij.
De tweede inleider de heer H. v. d. Sterren,
piaeses van de Unie van Katholieke Studenten,
vcreenigingen, besprak de verschillende vraag
stukken, welke ónder dc academische jonge
ren leven.
'a Avonds was jhr. Ruys de Beerenbrouck
inleider. Na een uitvoerige ontleding van hel
Jongeren-vraagstuk, gai de spreker eenigc
richtlijnen aan, om te komen tot een verband
der jongeren in organisatorische samenwer
king met de Katholieke Staatspartij.
'a Zondags werd de Heilige Mis opgedragen
door prof. dr. F. A. Wevc, O. P., hoogleeraar
nan de Katholieke Handelshoogeschool te
Tilburg, die ook de predicatie hield.
Om tien uur begon de gedachtenwisseling
over de inleidingen, waaraan door vier en
twintig sprekers werd deelgenomen.
Om misverstand te voorkomen legde de
heer mr. André Peters in tweede instantie
namens een bepaalde categorie van Jongeren
de volgende verklaring af:
„De Katholieke Jongeren onder de studen
ten stellen zich voor: de oprichting van een
Verbond van Katholieke Jongeren, bestaande
uit afdeeliugen in den trant der Fransche
équipes sociale*. Oprichting van een organi
satie, ook maar uit de verte gelijkend op een
politieke partij, ligt verre van hun bedoeling.
Zij meunen echter dat in dit stadium der
ontwikkeling deze organisatie niet kan staan
onder leiding der Katholieke Staatspartij. Een
deel der jongeren staat niet op den grondslag
der parlementaire practijk en aanvaardt thans
niet de wenschelijkheid van politieke par
tijen. Dit alles achten zij thans onderwerp van
studie. Bij een organisatie onder leiding eener
politieke partij zouden zij zich dus niet kun
nen aansluiten. De Katholieke Jongeren wen-
schcn zich echter niet te splitsen, zij zijn toch
ook bezorgd voor een scheiding, die in heel
ons politiek leven zou kunnen doordringen.
Nochtans wenscht hun organisatie in goede
verhouding te leven met de Katholieke Staats
partij, zij wcnschcn voorlichting mede van de
leiders dezer partij en zij 2oeken naar een ka
tholieke synthese der verschillende politieke
stroomingen.
De Katholieke Jongeren, die niet bij voor
baat parlementaire practijk en politieke par
tijen verwerpen, zulle zich zeker individueel
bij de Katholieke Staatspartij aansluiten en
ook in de staatspartij de groeiende denkbeel
den van hel verbond verdedigen en verbreiden.
Voordat deze denkbeelden nader zijn ont
wikkeld, lijkt een debat praematuur. Van die
ontwikkeling zal zeker steeds mededeeling
worden gedaan aan de Katholieke Staatspar-
flj; overleg is zeker niet uitgesloten, terwijl zij
zich bij voorbaat onderwerpen aau iedere be
slissing der Kerkelijke Overheid".
Ridderdag te Amsterdam.
De oudste ridders van de
Militaire Willemsorde
gehuldigd.
Het „Fonds Ridderdagen" belegde Zondag
in „Artis" een ridderdag ter gelegenheid van
twee zeer bizonderc jubilea De twee oudste
ridders van de Militaire Willemsorde, dc hee-
ren G. Vermeer en J. van Dijk. herdachten
den dag, waarop zij voor zestig jaar hun rid
derorde haddeD ontvangen, naar aanleiding
van wapenfeiten, die zij nog voor den Atjeh-
oorlog op de kust van Nieuw-Guinea hadden
verricht. Behalve deze beide jubilea vierden
nog de heeren F. Buys cn S. Veerman hun
veertigjarig ridderiubileum. terwijl dc rid
ders M. Odorfer en S. Deursen hun zilveren
jubileum herdachten.
Aan een gezellig noenmaal vcreenigden de
jubilarissen rich met vele autoriteiten van
Leger en Vloot benevens met vele van hun
mede-ridders uit den Bond van Ridders deT
Militaire Willemsorde beneden den rang van
officier.
Daarna had in de Koningsmaal dc huldiging
plaats. Hier waren o.a. aanwezig: generaal
Snijders, oud-vice-admiraa! v. d. Bosch, luite
nant-generaal Insinger, commandant van het
veldleger, kolonel Oudendijk, namens den
minister van Defensie, kolonel Rühl, verte
genwoordiger van den commandant van de
Marine, kolonel Uhlc, commandant der mari
niers. kolonel Geertsema Bcckering, chef der
Burgerwacht en majoor Kloeke, commandant
der Politietrocpen. Voorts waren er deputa
ties van de adelborsten en de cadetten.
De heer M. C. Koning, voorzitter van den
Raad van Beheer van hel Fonds, heette na
mens het bestuur de ridders welkom. Spr.
memoreerde de grootsche ontvangst, die den
helden van Nieuw-Guinea 60 jaar geleden door
het gcroecnlebstuur van Amsterdam bereid
werd. Wel was er reden voor deze feestelijk
heid, want het wapenfeit, waaraan deze rid
ders zoo dapper deelnamen, is een van de
grootste evenementen in de geschiedenis van
onze Oost geworden. Van hun dappere daden
gaf de heer Koning een bloemrijke beschrij
ving. Ook de Leden van het Koninklijk Huis
toonden hun belangstelling. Namens Z. K. H.
Prins Hendrik overhandigde spr. aan ridder
Vermeer een wandelstok met zilveren knop.
Namens H. M. de Koningin-Moeder, Z. K. H.
den Prins en H. K. H. Prinses Juliana ontving
ridder v. Dijk een horloge met ketting.
Dan overhandigde de heer Koning de sou
venirs van 't Fonds. Ook van de wapenfeiten
van de 40-jarige ridders F. C. A. Buys en S.
Veerman en van de 25-jarige ridders M.
Odorfer en S. Deursen de heer Odorfer
was niet in de gelegenheid bij bet feest tegen
woordig te zijn gaf spr. een overzicht. Ook
zij ontvingen souvenirs van het Fonds. Aan
het slot van zijn toespraak stelde spr. voor
een hoera op de Koningin uit te brengen, dat
door de heele zaal spontaan werd overgc-
Namens zijn collega's dankte ridder Buys
voor dc huldeblijken van dezen dag.
Nog verschillende sprekers voerden het
woord en bijna allen schonken fraaie souve
nirs aan de jubilarissen. Ten laatste kondigde
de heer Koning hel einde van de huldiging
aan. Staande zong de geheele zaal het Wil
helmus en toen moest ridder Vermeer nog
even het woord hebben om tc verklaren, dat
deze feestelijke dag hem z'n leven lang niet
meer uit de herinnering zou gaan.
„Msbd."
Arbeidswet 1919.
Werktijd in bloembollen-
pellerijen.
De Minister van Arbeid. Handel en Nijver
heid heeft aan hoofden of bestuurders van
bloembollenpellerijen in alle gemeenten des
Rijks vergund, dat in hun ondernemingen
door arbeiders van 16 jaar of ouder, werk
zaam bij het pellen der gerooide bloembollen,
gedurende het tijdvak van 16 Juni tot en met
lb Aug. 193U in afwijking van het bepaalde
bij art- 24 der Arbeidswet 1919, 10 uren per
dag en 55 ure per week arbeid wordt ver
richt, onder voorwaarde, dat de arbeidstijd
van bedoelde arbeiders in zijn geheel is ge
legen tusschen 7 uur des voorraiddags en 7 uur
des namiddags.
GUIDO GEZELLE ALS
MODERN DtCHTER
Op twee wijzen kan een Hollandsch dichter
onzer dagen modern zijn. Eerst in dien zin, dat
hij werkt volgens den geest van de dichters
na '80, die trachten te streven naar oorspron
kelijkheid, natuur en waarheid en daarom
uiteraard vijanden zijn van alle aangepast, op
gedrongen gevoel, en zeiven, zooveel ze kun
nen, nauwkeurig, juist, geheel volkomen, hun
eigen gevoel trachten te vertolken.
Dat volgens dezen geest te werken, modern
wordt genoemd, is daardoor gekomen, omdat
in de jaren '80 gezonde begrippen over dichten,
de echte beoefening dier begrippen in ons Hol
land grootendeels verduisterd waren.
Absoluut modern is de dichter, die door
drongen is van deze beginselen en daarna
werkt, doch bovendien in zich zeiven voelt en
kent den geest, het karakter, de hartstochten,
begeerten, verlangens, de smart, den jubel, den
strijd bovenal, van zijn tijd. en dat alles zoo in
zijn verzen weet weer tc geven, deels te ver
klaren, te verheerlijken, dat deze verzen niet
enkel uitingen zijn van des dichters eigen ziel,
maar vooral kreten, jubelingen en zangen van
de ziel zijner eeuw.
Guido Gezeile zingt inderdaad strijdzangen;
doch andere dan Da Costa vervaardigde; hij
bedicht geen historie, en toch zal de historie
die gedichten bewaren, wijl ze trouwer dan de
jaartallen en karakterbeelden van Da Costa
de geschiedenis teekenen van des dichters tijd.
Bij Guido Gezeile was geen ziekelijke zelf
bespiegeling, geen ongewettigd zelfbeklag geen
onkiesch uitstallen van onbelangrijke en on-
schoone harte-intiraiteiten, geen vernuftig
draaien van heel der wereld bestel om de as
van het eigen-ik.
Welk een roerende zanger, die bad:
„lk hope in U, die middenvast
Onwandclbaar in t wezen staat;
die, rondom U. dat waant en wast,
om Uwentwille, in 't leven laat;
ik hope in U, dien lel noch tijd
en tikt; die één, die eeuwig zijt!"
Gezeile moest dat alles wel vol liefde, met
teedere zorg bespieden, doorvorscben. En in
derdaad heeft bij wijd en zijd, hoog en laag,
de natuur vooral geschouwd doorzien. Ai de
uit- en inwendigheden der dingen kent hij: de
vederen en de klanken der vogelen, de kelken,
de stengels, de geuren en kleuren der bloe
men, de bladeren en bloesems, de schorsen, dc
kern der boomen, de tinten der luchten en de
vormen der wolken, de geluiden der zoe
mende bijen en de suizende muggen, de zon,
haar nevelige, haar open gestraalde glorie!...
Een enkele proeve uit de duizend „de Ker-
zelaar";
„Elk taksken is een priem nu, die
bcwonden wit,
tot lenden, in een witte schee
van blommen zit".
Hier ziet men groeien het roos in de Mei
,,'t Groeit overal entwat:
tot op de blauwe schorren,
maalt, onbemerkt, het mos,
bij kleene, kleene porren.
Zijn platte penningen,
die, groene cn grauw gedaan,
of geluid, op 't gelent
van de oude bruggen staan".
Niettegenstaande die treffende juistheid van
beschrijving, die ieder bezongen voorwerp ge
heel gelijkend, onverwrongen van trekken,
recht van lijf en leden, in klaar ongetint licht,
naar voren brengt, draagt toch alles, wat Ge
zeile heeft bezongen, de gelijkenis, den trek,
den bouw, den glans van des dichters ziel.
Gezeile schept al de dingen, die hij bezingt,
om, en dat zoo wonderbaar, zoo ongewoon, zoo
onnaspeurlijk fijn, dat alles, zijn eigen gestalte,
gedaante en wezen behoudend, tocb is gewor
den iets d geheel aan Gezeile zelf is, dat zijn
v.oord spreekt, zijn jubel lacht, zijn smeeking
schreit, heel zijn wezen openbaart, heel zijn
ziele uitbeeldt en zegt.
En wie zong na Franciscus zóó van dc zon!
In den vuuroven van Gezelle's ziele worden,
als 't ware, de dichterstoffen meegedompcld,
om te herrijzen, verguld door dier ziele goud-
gloeiende extase, of gebronsd door haar zwaar-
brandende smarte, altoos herschapen en her
vormd door haar immer hooger-laaiend "cn im
mer dieper grijpend vlammenleven.
Was 't wonder, dat de klokken van Brugge's
Halletoren bij den dood van dezen grooten
dichter weenden en de gaslantaarns met
rouwfloers waren omhangen: allerwege hingen
omfloerste vaandels halftop aan de gevels te
treuren en de kruinen van de Brugsche torens
waren dien dag in den grijzen winternevel weg
gedoken. Volk en Overheid brachten den afge
storven dichter een eere en hulde, die een
vorst met ontzetting zou geslagen hebben.
Dc groote Vlaamsche dichter is niet meer,
hij kon naar waarheid op zijn sterfbed zeggen:
Ik heb geleefd in simplicitate cordis et veri-
tate".
M. E. STEIJGER—ASPERSLAGH.
DE TAAK VAN DEN
KATHOLIEKEN ONDERWIJZER
In een rede van Z. H, Paus Pius XI,
Men schrijft ons uit Rome:
Van de gelegenheid dat ruim 70 onderwij
zers en onderwijzeressen uit Piemonte en 350
uit Lombardije tegelijk naar Rome kwamen en
iegelijk in audiëntie ontvangen werden, maakte
Z. H. Paus Pius XI gebruik om de taak van
den katholieken onderwijzer in een lange en
mooie rede uitvoerig te behandelen.
De H. Vader noemde de aanwezigheid van
zoo vele onderwijzers en onderwijzeressen in
het Vatikaan een zeer gelukkige gebeurtenis,
welke moest worden gerangschikt onder de
haast ontelbare genaden, welke Hij telkens ont
vangt van de Goddelijke Voorzienigheid, omdat
Hij gedurende heel Zijn leven en vooral in de
jaren zijner Priesterschap de gelegenheid had
gehad om het werk van den katholieken on
derwijzer niet alleen te leeren kennen, maar
ook en vooral te leeren waardeeren. Een der
heerlijkste herinneringen van den Paus is juist
den tijd, dat Hij Zich, gedurende Zijn voorbe
reiding tot het Priesterschap, langeren tijd
zich zelf aan het onderwijs mocht geven, toen
Hij namelijk officieel onderwijzer was en als
zoodanig werkzaam in de vierde klas der la
gere school. Hij houdt er van om die gelukkige
dagen in Zijn gedachten terug te roepen en bij
zonder aangenaam was het Hem dit te doen in
tegenwoordigheid van zoovele onderwijzers en
onderwijzeressen.
De allervoornaamste reden echter waarom
Z. H. zich bij deze audiëntie zoo verheugde,
was iéts anders: het iets namelijk dat beslo
ten ligt in den naam onderwijzer of onderwij
zeres. Deze naam deed den H. Vader denken
aan al hetgeen het waardevolst, het noodzake
lijkst, het nuttigst is in bet Apostolaat, dat
God zelf op de wereld kwam brengen. De
meest verheven grootheid van de taak en van
de bediening der katholieke onderwijzers en
onderwijzeressen is: dat zij de opdracht, de
roeping hebben tot voortzetting vaD het leer
meesterschap, dat de Verlosser der wereld ons
Jal.
Op een dag toch, welkg een ommekeer be-
teekende in de geschiedenis, welke rijk was
aan nieuw leven, klonk de goddelijke stem, die
zeide: „Gaat en onderwijst alle volken!" Wel
nu, wat doen de onderwijzers anders dan on
derwijzen? Zoo was dus die stem. die op
dracht aan hen gericht, de opdracht, die God
gaf aan zijn Apostelen en die de wereld moest
redden, de menschheid vernieuwen. Deze roe
ping komt ook tot de onderwijzers en onder
wijzeressen. en a! gebeurt dit langs andere we
gen. dan is het toch goed, nog eens haar god-
delijken oorsprong in herinnering te brengen.
De gezinnen vertrouwen hun kinderen aan
de onderwijzers toe alsof deze een levend en
organisch deel van het gezin uitmaakten: men
laat aau de onderwijzers te doen over wat,
vooral in den huidigen tijd, voor de ouders te
doen mogelijk is.
Dan is er de maatschappij, hel vaderland, de
staat die zijn kleinen aan de onderwijzer over
geeft: de staat die in hen de middelen en de
helpers vindt om zijn recht te handhaven en
zijn plicht te vervullen van het gezin bij te
staan in de vorming der goede burgers die ge
oefend en rijk aan geestelijke schatten en daar
door als nuttige leden, in het leven kunnen
ti'eden en meewerken aan de orde en den voor
uitgang van vaderland en maatschappij.
Gaat en onderwijst! Dat is dc stem van
Gods Kerk. Meesteresse der Waarheid, door
God gesteld* in het midden der tijden en der
wereld. Deze stem moet in onzen tijd luider
cn dieper weerklinken dan ooit en er ons aan
herinneren dat het niet alleen gaat om kinde
ren en toekomstige burgers, maar om zielen
die door goddelijk bloed werden vrij gekocht,
om een eeuwig leven en niet om een ver
gankelijk aardsch bestaan.
Ten slotte zegende de Paus allen aanwezigen
in het bizonder, al degenen die hun in gedach
ten op hun reis waren gevolgd, al hun broe
ders en zusters in het allerhoogste door God
cpgedragene, door God beschikte werk. Waar
God-zelf de Schepper is der maatschappij wel
ke bun haar kinderen toevertrouwt, daar is
het ook God-zelf, Die door middel Zijner Kerk
hun deze verheven taak heeft opgelegd.
Na allen aanwezigen den Apostolischen Ze
gen verleend te hebben, schonk de H. Vader
bun ieder een portret tot aandenken.
BENOEMINGEN.
In het Bisdom Haarlem.
Z.D.H. heeft benoemd, tot kapelaan te Am
sterdam (H. Hart) den weleerw. heer H.
Kieuwenhuizen, die kapelaan was te Den
Haag (K. Agnes).
Prof. J. P. Verhaar.
Gisteren was het 121/2 jaar geleden, dat
de zeereerw. heer J. P. Verhaar door Z.
D. H. Mgr. A. J. Gallier z.g. werd benoemd
tot hocgleeraar in de leerstellige God
geleerdheid aan het groot-seminarie te
Warmond en zijn zoo vruchtbaar gewor
den professoraat aanving.
Vanwege Je vacantia is het jubileum
gisteren in kleinen kring herdacht.
Frater Adrianus te Grave.
Naar wij vernemen, is frater Adrianus
te Grave, die zich langer dan vijftig jaar
gewijd heeft aan de zorg voor de blinden
en directeur was van de .,Le Sage ten
Broek-stichting", thans definitief in eme
ritaat gegaan. Zijn gezondheidstoestand
liet niet langer toe. dat hij zich nog gaf
aan den blindenarbeid.
Poging tot moord.
De adv.-geu. bij het gerechtshof te
VHertogenbosch eischto tegen den minder
jarigen H. A. v. d. P. te Oss, wegens po
ging tot moord op P. v. Buil, 8 maanden
gevangenisstraf. De rechtbank had lieui
wegens gebrek aan wettelijk bewijs vrij
gesproken.
Ernstige mishandeling.
Het gerechtshof te 's-Hertogenbosch ver
oordeelde den arbeider P. A. de B. te Oss,
wegens ernstige mishandeling van H. G.
Ploegmakers, die dientengevolge invalide
zal blijven, tot "2 jaar gevangenisstraf met
bevel tot onmiddellijke gevangenneming.
De rechtbank had hem tot 1 jaar veroor
deeld.
WAT ELKE MAAND TE DOEN GEEFT.
In moes- en bloemtuin, keuken en kelder.
1 e h e 1 f t Mei.
Zoo zoetjes aan komt er nu eenige regel
in onze tuinwerkzaamheden. Tot dusver
was er, na den winter, zooveel te doen,
dat. er haast geen doorkomen aan was.
Maar nu zijn de meeste groentesoorten
uitgezaaid en uitgeplant; alleen resten nog
de boonen. sXecn, haast u nog maar niet I
Laat de IJsheiligen eerst maar voorbij
gaan en wacht de warme dagen af, eer
ge uw geheele zaaisel aan den grond toe
vertrouwt. De boon kan slecht tegen
koude en nattigheid, en, staat ze er op,
dan wordt ze licht doer de nachtvorst ge
deerd. Maar daarom kunt u wel een of
een paar rijtjes leggen, om, als 't goed
gaat, de huisvrouw vroeg met versehe
boontjes te verblijden. Komen ze op, dan
kunt ge de plantjes, als 's avonds de lucht
naar vriezen staat, met een bloempot be
dekken. Hebt u een bak, dan kan daarin
gezaaid worden eind April, begin Mei
om dan uit te planten, zoodat de eer
ste twee blaadjes te voorschijn komen.
Zoo kan men althans met succes doen op
kleigrond en humusrijken tuingrond. Be
staat de tuin uit lichten zandgrond, dan
handelt men beter de stokboonen direct
bij de stokken te leggen. Maar om de
leege plaatsen, door nachtvorsten ont
staan, te kunnen aanvullen, legt men een
week later nog wat boontjes als reserve.
Niet ieder weet, dat uitgeplante boonen in
't algemeen veel booneen geven, en soms
zeer vroeg oogstbaar zijn. Onder den leg
ger, dat is: de dwars-stok, welke voor de
stevigheid is aangebracht, dragen ze rij
ker. Hiertegenover staat, dat ze spoediger
zijn afgedragen. Het meest gebruikelijk is
de stokboonen te doen ranken tegen sta
ken of stokken van dennen-, wilgen-, eiken-
of esschenhout, op verschillende wijzen
geplaatst. Ook wordt wel hoog rijshout
gebezigd; de takken dienen dan stevig in
den grond gestoken te worden. Bij gebrek
aan staken cn rijzen kan men de boonen
telen tegen vrij stevig bindtouw, dat. lood
recht wordt gespannen en waaraan de
planten gemakkelijk zich hechten en op
klimmen. Het heeft dit tegen, dat de wind
touw en ranken te veel doet bewegen.
Over de boonen ditmaal genoeg. Alleen
willen we nog aanraden de rijen te doen
loopen Noord-Zuid; dan profiteeren alle
gelijkmatig van de zon en stelt de eene
rij niet de andere in de schaduw. Begin
Mei is de tijd om uw bieten te zaaien.
Hebt u hét reeds gedaan, dan loopt u
reedt» de kans, dat ze doorschieten, waar
door ze voor de keuken niet geschikt zijn
en wacht u nu nog een poos, dan oogst u
straks kleine bieten. Neem dus nu den tijd
waar! Zorg, dat het zaad goed in den
grond komt, door het met een hark goed
onder te werken. Bieten worden gezaaid
op bedden, of gelegd op rijen; het laat
ste verdient do voorkeur, omdat dan de
gleufjes kunnen gemaakt worden met de
schoffel, zooals dit gedaan wordt bij het
leggen van erwten waarin het zaad dan
gestrooid wordt. Op deze manier kan men
het zaal het best onder den grond krijgen.
De bieten verlangen goede ruimte: onge
veer 9 a 10 c.M. van elkaar in diep gespit-
ten grond, die goed bemest moet zijn met
ouden verteerden stalmest. Ook kunstmest
kan natuurlijk dienen, of ter aanvulling
van stalmest en gift patentkali. Ook dc
knolrapen kunnen er in, als de grond goéd
vochtig is. Men logt het zaad op ri; n. of
op hoopjes van 3 zaadjes bij elkaar, op
onderlingen afstand van andcrhalven voet
(40 a 15 c.M.). Heeft men geen voldoenden
grond vrij dan zaait men op een hoekje,
om dan later op de bestemde plaats uit te
planten. .Sommigen planten wel in geulen,
welke dan later worden aangevuld om de
malschheid der knolrapen te verhoogen.
In den bloementuin: als de bolge
wassen op de perken zijn uitgebloeid
(behalvo de latere Darwintulpen. die
eigenlijk in groepen voor heesters geplant
behooreu te worden niet op vakken) dan
begiD.uen we langzamerhand de bedden
gereed te maken voor de ontvangst der
zoraerbeplanting. Komen er Pelargoniums
Zonale, Frichsia's of Pelpeltatum op te
staan planten waarvan we gaarne een
rijken bloei zien dan moeten we de
perken nu niet meer mestenwe zouden
dan meer blad. minder bloem krijgen, 't Is
voldoende na het. opnemen der bollen den
grond opnieuw tc spitten en gelijk te har
ken, en er daarna de planten met de
potten in te zetten. Met de potten, zeg
ik; ook al weer om een sterken groei te
gen te gaan. Blijkt dan later, dat wat
extra voeding noodig is, welnu, dan ge
ven we op de potten wat vloeibaren mest
(gier). Een tweede groep van planten,
waarvoor we de planten wel terdege goed
moeten toebereiden, zijn de Heliotropen,
Ageratums, Cuphea's, en dergelijke. Hoe
wel dit ook bloemplanten zijn, moeten ze
toch voortdurend aan den groei gehoiWen
worden. Hiervoor is voedsel, dus mest noo
dig; in ruil waarvoor we ook voortdurend
niouwe bloemknoppen krijgen.
DE KONIJNENTEELT.
Wat valt er te zeggen over het fokken
der konijnen? De teelt kan gunstig loopen
en men kan tegenslag hebben. Het gunstig
verloop van de teelt hangt van verschillen
de factoren af, die alle ernstig in oogen-
schouw genomen moeten worden.
Wanneer men een koppel teelbare ko
nijnen heeft en daarmede wil gaan fokken,
moet men er, voor zoover men erover kan
oordeelen, zeker van zijn, dat de dieren
aan alle eischen, die kunnen en moeten
gesteld worden, voldoen.
Konijnen zijn teelbaar op den leeftijd va n
ongeveer acht maanden. Ieder ras heeft
echter weer zijn eigen eischen. Zoo is het
aan te raden om rammen van reuzenras-
s$n niet eerder ter dekking te gebruiken,
dan wanneer ze geheel uitgegroeid zijn,
hetgeen meestal ongeveer met een jaar het
geval is. Gebruikt men ze eerder voor dc
teejt, dan wordt het volkomen uitgroeien
der dieren belemmerd, hetgeen dus een
ram beneden zijn waarde houdt.
De gezondheid van beide dieren mag ab
soluut niets te wenschen overlaten. Ram en
voedster mogen niet vet zijn, wel vleezig.
Overvette dieren zijn traag en kunnen
moeilijk een goede paring tot stand bren
gen.
Bij het fokken van rasdieren moet men
ervan overtuigd zijn, dat de dieren aan
alle eischen, die aan het ras mogen gesteld
worden voldoen, en dat de dieren uit een
goede doorgefokte stam zijn, zoodat het
ouderpaar in staat is een raszuiver uage-
alacht voort te brengen.
Ram en voedster worden nu ter paring
bij elkander gebracht en wel het beste is
de voedster in het hok van de ram te bren
gen, daar in het tegenovergestelde geval
de ram te veel aandacht besteedt aan het
hok van de voedster en dc dekking niet
zoo spoedig tot stand komt.
Het is aanbevelenswaardig de voedster
eenige malen achter elkaar te laten dekken.
Men laat dus na de eerste dekking de
voedster nog bij de ram en na ongeveer
een vijf minuten zal de paring herhaald
worden, hetgeen daarna nog verschillende
malen geschieden kan. Wanneer men er
van overtuigd is, dat de paring in die paar
maal goed gelukt moet zijn, wordt de voed
ster van den ram weggenomen en in het
voor haar bestemde hok weer opgesloten.
Na een dag of vijf brengt men de voed
ster weer bij de ram om to controleeren
cl' zij al of niet drachtig is. In het eerste
geval zal de voedster van een dekking
niets willen weten en bij de achtervolging
van. den ram, dien trachten te ontkomen,
terwijl ze een kermend geluid laat hooren.
In dit geval neme men de voedster direct,
weg en late in geen geval toe, dat de ram
haar zou dwingen tot een paring, hetgeen
slechts nadeelige gevolgen kan hebben.
Na een 30—31 dagen moet wanneer alles
gunstig loopt, de baring geschieden. Eeni
ge afwijking van den tijd komt nog al eens
voor, doch men behoeft zich daarover nic:.
ongerust te maken. Eenige dagen vóór het
werpen, wordt het hok nog eens grondig
schoongemaakt en van een flinke hoeveel
heid strooisel voorzien. Het strooisel be
staat uit hooi en stroo.
Het nest wordt nu door de voedster in
een hoek van het hok gemaakt. Meestal
vlak voor het werpen bekleedt de voedster
den binnenkant van het nest met haar, dat
zij zich van borst cn buik plukt.
Er dient voor gezorgd te worden, dat er,
te beginnen met twee a drie dagen vóór
hot werpen, een bakje versehe melk in het
hok van de voedster aanwezig is. De voed
ster verkeert in die dagen meestal in een
dorstigen toestand, terwijl de melk dan
tevens kan medehelpen tot melkaanzetting
voor de jongen. Zoo mogelijk geve men de
voedster ot een dag of tien na het werpen
dagelijks een bakje melk^ tot bovenver
meld doel.
Wanneer nu het oogenblik nadert, dat de
voedster tot oen dag of tien na het werpen
nest plaats en brengt de jongen één voor
een ter wereld. Wanneer er een jong gebo
ren is bijt zo het eerst den navelstreng af
cn lekt dan het diertje geheel schoon. Na
dat alle jongen ter wereld zijn gebracht,
dekt de voedster het nest met een laag
haar af. zoodat alle warmte in het nest
opgesloten blijft.
De voedster moet nu rustig gehouden
worden, door te zorgen, dat er zoo weinig
mogelijk leven in de buurt van het hok
wordt gemaakt. Het is ook aan te raden,
vooral voor voedsters, die van natuur al
erg onrustig zijn om dat gedeelte van het
hok, waar de jongen liggen donker te ma-