BINNENLAND LETTEREN EN KUNST KERKNIEUWS RECHTZAKEN LAND- EN TUINBOUW DINSDAG 29 APRIL 1930 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD PAG. 6 DE JONGEREN EN DE R. K. 8TAATSPARTIJ. Het vraagstuk behandeld op de jaarlljksche politieke bijeen komst te Amersfoort Wij ontvingen het volgende communique te laat voor ons nummer van gisteren: De Zaterdag en Zondag in het instituut „St. Louis" te Amersfoort gehouden politieke bij eenkomst van de R.K. Staatspartij, waar het vraagstuk „De Jongeren en de Politiek" werd besproken, was zeer druk bezocht. Jbr. mr. Ch. Ruys de Beerenbrouck, die op verzoek van het Partijbestuur de vergadering leidde, opende de bijeenkomst met een kort woord van welkom. Spreker verklaarde den aard en het doel van deze bijeenkomst, stelde het belang van het onderwerp in het licht en riep aller goeden wil in om de besprekingen vruchtbaar te doen verloopen. De eerste inleider was de heer Gerard Knu- vclder, hoofdredacteur van „Roeping", die de gedachten van de katholieke literaire jongeren vertolkte. In het licht werd gesteld de geest van plutocratie, de geest van mammonisme, die de moderne ketterij is. Tegen dezen geest wordt niet voldoende opgekomen van katho lieke zijde. Deze gedachte werd breed uitge werkt. Ook het parlementair stelsel werd aan critick onderworpen; als ideaal werd genoemd een getemperde monarchie. Zoolang deze niet verwezenlijkt is, wordt gepleit voor een zelfstandige Ccntrumspoliliek van de Katholieke Staatspartij. De tweede inleider de heer H. v. d. Sterren, piaeses van de Unie van Katholieke Studenten, vcreenigingen, besprak de verschillende vraag stukken, welke ónder dc academische jonge ren leven. 'a Avonds was jhr. Ruys de Beerenbrouck inleider. Na een uitvoerige ontleding van hel Jongeren-vraagstuk, gai de spreker eenigc richtlijnen aan, om te komen tot een verband der jongeren in organisatorische samenwer king met de Katholieke Staatspartij. 'a Zondags werd de Heilige Mis opgedragen door prof. dr. F. A. Wevc, O. P., hoogleeraar nan de Katholieke Handelshoogeschool te Tilburg, die ook de predicatie hield. Om tien uur begon de gedachtenwisseling over de inleidingen, waaraan door vier en twintig sprekers werd deelgenomen. Om misverstand te voorkomen legde de heer mr. André Peters in tweede instantie namens een bepaalde categorie van Jongeren de volgende verklaring af: „De Katholieke Jongeren onder de studen ten stellen zich voor: de oprichting van een Verbond van Katholieke Jongeren, bestaande uit afdeeliugen in den trant der Fransche équipes sociale*. Oprichting van een organi satie, ook maar uit de verte gelijkend op een politieke partij, ligt verre van hun bedoeling. Zij meunen echter dat in dit stadium der ontwikkeling deze organisatie niet kan staan onder leiding der Katholieke Staatspartij. Een deel der jongeren staat niet op den grondslag der parlementaire practijk en aanvaardt thans niet de wenschelijkheid van politieke par tijen. Dit alles achten zij thans onderwerp van studie. Bij een organisatie onder leiding eener politieke partij zouden zij zich dus niet kun nen aansluiten. De Katholieke Jongeren wen- schcn zich echter niet te splitsen, zij zijn toch ook bezorgd voor een scheiding, die in heel ons politiek leven zou kunnen doordringen. Nochtans wenscht hun organisatie in goede verhouding te leven met de Katholieke Staats partij, zij wcnschcn voorlichting mede van de leiders dezer partij en zij 2oeken naar een ka tholieke synthese der verschillende politieke stroomingen. De Katholieke Jongeren, die niet bij voor baat parlementaire practijk en politieke par tijen verwerpen, zulle zich zeker individueel bij de Katholieke Staatspartij aansluiten en ook in de staatspartij de groeiende denkbeel den van hel verbond verdedigen en verbreiden. Voordat deze denkbeelden nader zijn ont wikkeld, lijkt een debat praematuur. Van die ontwikkeling zal zeker steeds mededeeling worden gedaan aan de Katholieke Staatspar- flj; overleg is zeker niet uitgesloten, terwijl zij zich bij voorbaat onderwerpen aau iedere be slissing der Kerkelijke Overheid". Ridderdag te Amsterdam. De oudste ridders van de Militaire Willemsorde gehuldigd. Het „Fonds Ridderdagen" belegde Zondag in „Artis" een ridderdag ter gelegenheid van twee zeer bizonderc jubilea De twee oudste ridders van de Militaire Willemsorde, dc hee- ren G. Vermeer en J. van Dijk. herdachten den dag, waarop zij voor zestig jaar hun rid derorde haddeD ontvangen, naar aanleiding van wapenfeiten, die zij nog voor den Atjeh- oorlog op de kust van Nieuw-Guinea hadden verricht. Behalve deze beide jubilea vierden nog de heeren F. Buys cn S. Veerman hun veertigjarig ridderiubileum. terwijl dc rid ders M. Odorfer en S. Deursen hun zilveren jubileum herdachten. Aan een gezellig noenmaal vcreenigden de jubilarissen rich met vele autoriteiten van Leger en Vloot benevens met vele van hun mede-ridders uit den Bond van Ridders deT Militaire Willemsorde beneden den rang van officier. Daarna had in de Koningsmaal dc huldiging plaats. Hier waren o.a. aanwezig: generaal Snijders, oud-vice-admiraa! v. d. Bosch, luite nant-generaal Insinger, commandant van het veldleger, kolonel Oudendijk, namens den minister van Defensie, kolonel Rühl, verte genwoordiger van den commandant van de Marine, kolonel Uhlc, commandant der mari niers. kolonel Geertsema Bcckering, chef der Burgerwacht en majoor Kloeke, commandant der Politietrocpen. Voorts waren er deputa ties van de adelborsten en de cadetten. De heer M. C. Koning, voorzitter van den Raad van Beheer van hel Fonds, heette na mens het bestuur de ridders welkom. Spr. memoreerde de grootsche ontvangst, die den helden van Nieuw-Guinea 60 jaar geleden door het gcroecnlebstuur van Amsterdam bereid werd. Wel was er reden voor deze feestelijk heid, want het wapenfeit, waaraan deze rid ders zoo dapper deelnamen, is een van de grootste evenementen in de geschiedenis van onze Oost geworden. Van hun dappere daden gaf de heer Koning een bloemrijke beschrij ving. Ook de Leden van het Koninklijk Huis toonden hun belangstelling. Namens Z. K. H. Prins Hendrik overhandigde spr. aan ridder Vermeer een wandelstok met zilveren knop. Namens H. M. de Koningin-Moeder, Z. K. H. den Prins en H. K. H. Prinses Juliana ontving ridder v. Dijk een horloge met ketting. Dan overhandigde de heer Koning de sou venirs van 't Fonds. Ook van de wapenfeiten van de 40-jarige ridders F. C. A. Buys en S. Veerman en van de 25-jarige ridders M. Odorfer en S. Deursen de heer Odorfer was niet in de gelegenheid bij bet feest tegen woordig te zijn gaf spr. een overzicht. Ook zij ontvingen souvenirs van het Fonds. Aan het slot van zijn toespraak stelde spr. voor een hoera op de Koningin uit te brengen, dat door de heele zaal spontaan werd overgc- Namens zijn collega's dankte ridder Buys voor dc huldeblijken van dezen dag. Nog verschillende sprekers voerden het woord en bijna allen schonken fraaie souve nirs aan de jubilarissen. Ten laatste kondigde de heer Koning hel einde van de huldiging aan. Staande zong de geheele zaal het Wil helmus en toen moest ridder Vermeer nog even het woord hebben om tc verklaren, dat deze feestelijke dag hem z'n leven lang niet meer uit de herinnering zou gaan. „Msbd." Arbeidswet 1919. Werktijd in bloembollen- pellerijen. De Minister van Arbeid. Handel en Nijver heid heeft aan hoofden of bestuurders van bloembollenpellerijen in alle gemeenten des Rijks vergund, dat in hun ondernemingen door arbeiders van 16 jaar of ouder, werk zaam bij het pellen der gerooide bloembollen, gedurende het tijdvak van 16 Juni tot en met lb Aug. 193U in afwijking van het bepaalde bij art- 24 der Arbeidswet 1919, 10 uren per dag en 55 ure per week arbeid wordt ver richt, onder voorwaarde, dat de arbeidstijd van bedoelde arbeiders in zijn geheel is ge legen tusschen 7 uur des voorraiddags en 7 uur des namiddags. GUIDO GEZELLE ALS MODERN DtCHTER Op twee wijzen kan een Hollandsch dichter onzer dagen modern zijn. Eerst in dien zin, dat hij werkt volgens den geest van de dichters na '80, die trachten te streven naar oorspron kelijkheid, natuur en waarheid en daarom uiteraard vijanden zijn van alle aangepast, op gedrongen gevoel, en zeiven, zooveel ze kun nen, nauwkeurig, juist, geheel volkomen, hun eigen gevoel trachten te vertolken. Dat volgens dezen geest te werken, modern wordt genoemd, is daardoor gekomen, omdat in de jaren '80 gezonde begrippen over dichten, de echte beoefening dier begrippen in ons Hol land grootendeels verduisterd waren. Absoluut modern is de dichter, die door drongen is van deze beginselen en daarna werkt, doch bovendien in zich zeiven voelt en kent den geest, het karakter, de hartstochten, begeerten, verlangens, de smart, den jubel, den strijd bovenal, van zijn tijd. en dat alles zoo in zijn verzen weet weer tc geven, deels te ver klaren, te verheerlijken, dat deze verzen niet enkel uitingen zijn van des dichters eigen ziel, maar vooral kreten, jubelingen en zangen van de ziel zijner eeuw. Guido Gezeile zingt inderdaad strijdzangen; doch andere dan Da Costa vervaardigde; hij bedicht geen historie, en toch zal de historie die gedichten bewaren, wijl ze trouwer dan de jaartallen en karakterbeelden van Da Costa de geschiedenis teekenen van des dichters tijd. Bij Guido Gezeile was geen ziekelijke zelf bespiegeling, geen ongewettigd zelfbeklag geen onkiesch uitstallen van onbelangrijke en on- schoone harte-intiraiteiten, geen vernuftig draaien van heel der wereld bestel om de as van het eigen-ik. Welk een roerende zanger, die bad: „lk hope in U, die middenvast Onwandclbaar in t wezen staat; die, rondom U. dat waant en wast, om Uwentwille, in 't leven laat; ik hope in U, dien lel noch tijd en tikt; die één, die eeuwig zijt!" Gezeile moest dat alles wel vol liefde, met teedere zorg bespieden, doorvorscben. En in derdaad heeft bij wijd en zijd, hoog en laag, de natuur vooral geschouwd doorzien. Ai de uit- en inwendigheden der dingen kent hij: de vederen en de klanken der vogelen, de kelken, de stengels, de geuren en kleuren der bloe men, de bladeren en bloesems, de schorsen, dc kern der boomen, de tinten der luchten en de vormen der wolken, de geluiden der zoe mende bijen en de suizende muggen, de zon, haar nevelige, haar open gestraalde glorie!... Een enkele proeve uit de duizend „de Ker- zelaar"; „Elk taksken is een priem nu, die bcwonden wit, tot lenden, in een witte schee van blommen zit". Hier ziet men groeien het roos in de Mei ,,'t Groeit overal entwat: tot op de blauwe schorren, maalt, onbemerkt, het mos, bij kleene, kleene porren. Zijn platte penningen, die, groene cn grauw gedaan, of geluid, op 't gelent van de oude bruggen staan". Niettegenstaande die treffende juistheid van beschrijving, die ieder bezongen voorwerp ge heel gelijkend, onverwrongen van trekken, recht van lijf en leden, in klaar ongetint licht, naar voren brengt, draagt toch alles, wat Ge zeile heeft bezongen, de gelijkenis, den trek, den bouw, den glans van des dichters ziel. Gezeile schept al de dingen, die hij bezingt, om, en dat zoo wonderbaar, zoo ongewoon, zoo onnaspeurlijk fijn, dat alles, zijn eigen gestalte, gedaante en wezen behoudend, tocb is gewor den iets d geheel aan Gezeile zelf is, dat zijn v.oord spreekt, zijn jubel lacht, zijn smeeking schreit, heel zijn wezen openbaart, heel zijn ziele uitbeeldt en zegt. En wie zong na Franciscus zóó van dc zon! In den vuuroven van Gezelle's ziele worden, als 't ware, de dichterstoffen meegedompcld, om te herrijzen, verguld door dier ziele goud- gloeiende extase, of gebronsd door haar zwaar- brandende smarte, altoos herschapen en her vormd door haar immer hooger-laaiend "cn im mer dieper grijpend vlammenleven. Was 't wonder, dat de klokken van Brugge's Halletoren bij den dood van dezen grooten dichter weenden en de gaslantaarns met rouwfloers waren omhangen: allerwege hingen omfloerste vaandels halftop aan de gevels te treuren en de kruinen van de Brugsche torens waren dien dag in den grijzen winternevel weg gedoken. Volk en Overheid brachten den afge storven dichter een eere en hulde, die een vorst met ontzetting zou geslagen hebben. Dc groote Vlaamsche dichter is niet meer, hij kon naar waarheid op zijn sterfbed zeggen: Ik heb geleefd in simplicitate cordis et veri- tate". M. E. STEIJGER—ASPERSLAGH. DE TAAK VAN DEN KATHOLIEKEN ONDERWIJZER In een rede van Z. H, Paus Pius XI, Men schrijft ons uit Rome: Van de gelegenheid dat ruim 70 onderwij zers en onderwijzeressen uit Piemonte en 350 uit Lombardije tegelijk naar Rome kwamen en iegelijk in audiëntie ontvangen werden, maakte Z. H. Paus Pius XI gebruik om de taak van den katholieken onderwijzer in een lange en mooie rede uitvoerig te behandelen. De H. Vader noemde de aanwezigheid van zoo vele onderwijzers en onderwijzeressen in het Vatikaan een zeer gelukkige gebeurtenis, welke moest worden gerangschikt onder de haast ontelbare genaden, welke Hij telkens ont vangt van de Goddelijke Voorzienigheid, omdat Hij gedurende heel Zijn leven en vooral in de jaren zijner Priesterschap de gelegenheid had gehad om het werk van den katholieken on derwijzer niet alleen te leeren kennen, maar ook en vooral te leeren waardeeren. Een der heerlijkste herinneringen van den Paus is juist den tijd, dat Hij Zich, gedurende Zijn voorbe reiding tot het Priesterschap, langeren tijd zich zelf aan het onderwijs mocht geven, toen Hij namelijk officieel onderwijzer was en als zoodanig werkzaam in de vierde klas der la gere school. Hij houdt er van om die gelukkige dagen in Zijn gedachten terug te roepen en bij zonder aangenaam was het Hem dit te doen in tegenwoordigheid van zoovele onderwijzers en onderwijzeressen. De allervoornaamste reden echter waarom Z. H. zich bij deze audiëntie zoo verheugde, was iéts anders: het iets namelijk dat beslo ten ligt in den naam onderwijzer of onderwij zeres. Deze naam deed den H. Vader denken aan al hetgeen het waardevolst, het noodzake lijkst, het nuttigst is in bet Apostolaat, dat God zelf op de wereld kwam brengen. De meest verheven grootheid van de taak en van de bediening der katholieke onderwijzers en onderwijzeressen is: dat zij de opdracht, de roeping hebben tot voortzetting vaD het leer meesterschap, dat de Verlosser der wereld ons Jal. Op een dag toch, welkg een ommekeer be- teekende in de geschiedenis, welke rijk was aan nieuw leven, klonk de goddelijke stem, die zeide: „Gaat en onderwijst alle volken!" Wel nu, wat doen de onderwijzers anders dan on derwijzen? Zoo was dus die stem. die op dracht aan hen gericht, de opdracht, die God gaf aan zijn Apostelen en die de wereld moest redden, de menschheid vernieuwen. Deze roe ping komt ook tot de onderwijzers en onder wijzeressen. en a! gebeurt dit langs andere we gen. dan is het toch goed, nog eens haar god- delijken oorsprong in herinnering te brengen. De gezinnen vertrouwen hun kinderen aan de onderwijzers toe alsof deze een levend en organisch deel van het gezin uitmaakten: men laat aau de onderwijzers te doen over wat, vooral in den huidigen tijd, voor de ouders te doen mogelijk is. Dan is er de maatschappij, hel vaderland, de staat die zijn kleinen aan de onderwijzer over geeft: de staat die in hen de middelen en de helpers vindt om zijn recht te handhaven en zijn plicht te vervullen van het gezin bij te staan in de vorming der goede burgers die ge oefend en rijk aan geestelijke schatten en daar door als nuttige leden, in het leven kunnen ti'eden en meewerken aan de orde en den voor uitgang van vaderland en maatschappij. Gaat en onderwijst! Dat is dc stem van Gods Kerk. Meesteresse der Waarheid, door God gesteld* in het midden der tijden en der wereld. Deze stem moet in onzen tijd luider cn dieper weerklinken dan ooit en er ons aan herinneren dat het niet alleen gaat om kinde ren en toekomstige burgers, maar om zielen die door goddelijk bloed werden vrij gekocht, om een eeuwig leven en niet om een ver gankelijk aardsch bestaan. Ten slotte zegende de Paus allen aanwezigen in het bizonder, al degenen die hun in gedach ten op hun reis waren gevolgd, al hun broe ders en zusters in het allerhoogste door God cpgedragene, door God beschikte werk. Waar God-zelf de Schepper is der maatschappij wel ke bun haar kinderen toevertrouwt, daar is het ook God-zelf, Die door middel Zijner Kerk hun deze verheven taak heeft opgelegd. Na allen aanwezigen den Apostolischen Ze gen verleend te hebben, schonk de H. Vader bun ieder een portret tot aandenken. BENOEMINGEN. In het Bisdom Haarlem. Z.D.H. heeft benoemd, tot kapelaan te Am sterdam (H. Hart) den weleerw. heer H. Kieuwenhuizen, die kapelaan was te Den Haag (K. Agnes). Prof. J. P. Verhaar. Gisteren was het 121/2 jaar geleden, dat de zeereerw. heer J. P. Verhaar door Z. D. H. Mgr. A. J. Gallier z.g. werd benoemd tot hocgleeraar in de leerstellige God geleerdheid aan het groot-seminarie te Warmond en zijn zoo vruchtbaar gewor den professoraat aanving. Vanwege Je vacantia is het jubileum gisteren in kleinen kring herdacht. Frater Adrianus te Grave. Naar wij vernemen, is frater Adrianus te Grave, die zich langer dan vijftig jaar gewijd heeft aan de zorg voor de blinden en directeur was van de .,Le Sage ten Broek-stichting", thans definitief in eme ritaat gegaan. Zijn gezondheidstoestand liet niet langer toe. dat hij zich nog gaf aan den blindenarbeid. Poging tot moord. De adv.-geu. bij het gerechtshof te VHertogenbosch eischto tegen den minder jarigen H. A. v. d. P. te Oss, wegens po ging tot moord op P. v. Buil, 8 maanden gevangenisstraf. De rechtbank had lieui wegens gebrek aan wettelijk bewijs vrij gesproken. Ernstige mishandeling. Het gerechtshof te 's-Hertogenbosch ver oordeelde den arbeider P. A. de B. te Oss, wegens ernstige mishandeling van H. G. Ploegmakers, die dientengevolge invalide zal blijven, tot "2 jaar gevangenisstraf met bevel tot onmiddellijke gevangenneming. De rechtbank had hem tot 1 jaar veroor deeld. WAT ELKE MAAND TE DOEN GEEFT. In moes- en bloemtuin, keuken en kelder. 1 e h e 1 f t Mei. Zoo zoetjes aan komt er nu eenige regel in onze tuinwerkzaamheden. Tot dusver was er, na den winter, zooveel te doen, dat. er haast geen doorkomen aan was. Maar nu zijn de meeste groentesoorten uitgezaaid en uitgeplant; alleen resten nog de boonen. sXecn, haast u nog maar niet I Laat de IJsheiligen eerst maar voorbij gaan en wacht de warme dagen af, eer ge uw geheele zaaisel aan den grond toe vertrouwt. De boon kan slecht tegen koude en nattigheid, en, staat ze er op, dan wordt ze licht doer de nachtvorst ge deerd. Maar daarom kunt u wel een of een paar rijtjes leggen, om, als 't goed gaat, de huisvrouw vroeg met versehe boontjes te verblijden. Komen ze op, dan kunt ge de plantjes, als 's avonds de lucht naar vriezen staat, met een bloempot be dekken. Hebt u een bak, dan kan daarin gezaaid worden eind April, begin Mei om dan uit te planten, zoodat de eer ste twee blaadjes te voorschijn komen. Zoo kan men althans met succes doen op kleigrond en humusrijken tuingrond. Be staat de tuin uit lichten zandgrond, dan handelt men beter de stokboonen direct bij de stokken te leggen. Maar om de leege plaatsen, door nachtvorsten ont staan, te kunnen aanvullen, legt men een week later nog wat boontjes als reserve. Niet ieder weet, dat uitgeplante boonen in 't algemeen veel booneen geven, en soms zeer vroeg oogstbaar zijn. Onder den leg ger, dat is: de dwars-stok, welke voor de stevigheid is aangebracht, dragen ze rij ker. Hiertegenover staat, dat ze spoediger zijn afgedragen. Het meest gebruikelijk is de stokboonen te doen ranken tegen sta ken of stokken van dennen-, wilgen-, eiken- of esschenhout, op verschillende wijzen geplaatst. Ook wordt wel hoog rijshout gebezigd; de takken dienen dan stevig in den grond gestoken te worden. Bij gebrek aan staken cn rijzen kan men de boonen telen tegen vrij stevig bindtouw, dat. lood recht wordt gespannen en waaraan de planten gemakkelijk zich hechten en op klimmen. Het heeft dit tegen, dat de wind touw en ranken te veel doet bewegen. Over de boonen ditmaal genoeg. Alleen willen we nog aanraden de rijen te doen loopen Noord-Zuid; dan profiteeren alle gelijkmatig van de zon en stelt de eene rij niet de andere in de schaduw. Begin Mei is de tijd om uw bieten te zaaien. Hebt u hét reeds gedaan, dan loopt u reedt» de kans, dat ze doorschieten, waar door ze voor de keuken niet geschikt zijn en wacht u nu nog een poos, dan oogst u straks kleine bieten. Neem dus nu den tijd waar! Zorg, dat het zaad goed in den grond komt, door het met een hark goed onder te werken. Bieten worden gezaaid op bedden, of gelegd op rijen; het laat ste verdient do voorkeur, omdat dan de gleufjes kunnen gemaakt worden met de schoffel, zooals dit gedaan wordt bij het leggen van erwten waarin het zaad dan gestrooid wordt. Op deze manier kan men het zaal het best onder den grond krijgen. De bieten verlangen goede ruimte: onge veer 9 a 10 c.M. van elkaar in diep gespit- ten grond, die goed bemest moet zijn met ouden verteerden stalmest. Ook kunstmest kan natuurlijk dienen, of ter aanvulling van stalmest en gift patentkali. Ook dc knolrapen kunnen er in, als de grond goéd vochtig is. Men logt het zaad op ri; n. of op hoopjes van 3 zaadjes bij elkaar, op onderlingen afstand van andcrhalven voet (40 a 15 c.M.). Heeft men geen voldoenden grond vrij dan zaait men op een hoekje, om dan later op de bestemde plaats uit te planten. .Sommigen planten wel in geulen, welke dan later worden aangevuld om de malschheid der knolrapen te verhoogen. In den bloementuin: als de bolge wassen op de perken zijn uitgebloeid (behalvo de latere Darwintulpen. die eigenlijk in groepen voor heesters geplant behooreu te worden niet op vakken) dan begiD.uen we langzamerhand de bedden gereed te maken voor de ontvangst der zoraerbeplanting. Komen er Pelargoniums Zonale, Frichsia's of Pelpeltatum op te staan planten waarvan we gaarne een rijken bloei zien dan moeten we de perken nu niet meer mestenwe zouden dan meer blad. minder bloem krijgen, 't Is voldoende na het. opnemen der bollen den grond opnieuw tc spitten en gelijk te har ken, en er daarna de planten met de potten in te zetten. Met de potten, zeg ik; ook al weer om een sterken groei te gen te gaan. Blijkt dan later, dat wat extra voeding noodig is, welnu, dan ge ven we op de potten wat vloeibaren mest (gier). Een tweede groep van planten, waarvoor we de planten wel terdege goed moeten toebereiden, zijn de Heliotropen, Ageratums, Cuphea's, en dergelijke. Hoe wel dit ook bloemplanten zijn, moeten ze toch voortdurend aan den groei gehoiWen worden. Hiervoor is voedsel, dus mest noo dig; in ruil waarvoor we ook voortdurend niouwe bloemknoppen krijgen. DE KONIJNENTEELT. Wat valt er te zeggen over het fokken der konijnen? De teelt kan gunstig loopen en men kan tegenslag hebben. Het gunstig verloop van de teelt hangt van verschillen de factoren af, die alle ernstig in oogen- schouw genomen moeten worden. Wanneer men een koppel teelbare ko nijnen heeft en daarmede wil gaan fokken, moet men er, voor zoover men erover kan oordeelen, zeker van zijn, dat de dieren aan alle eischen, die kunnen en moeten gesteld worden, voldoen. Konijnen zijn teelbaar op den leeftijd va n ongeveer acht maanden. Ieder ras heeft echter weer zijn eigen eischen. Zoo is het aan te raden om rammen van reuzenras- s$n niet eerder ter dekking te gebruiken, dan wanneer ze geheel uitgegroeid zijn, hetgeen meestal ongeveer met een jaar het geval is. Gebruikt men ze eerder voor dc teejt, dan wordt het volkomen uitgroeien der dieren belemmerd, hetgeen dus een ram beneden zijn waarde houdt. De gezondheid van beide dieren mag ab soluut niets te wenschen overlaten. Ram en voedster mogen niet vet zijn, wel vleezig. Overvette dieren zijn traag en kunnen moeilijk een goede paring tot stand bren gen. Bij het fokken van rasdieren moet men ervan overtuigd zijn, dat de dieren aan alle eischen, die aan het ras mogen gesteld worden voldoen, en dat de dieren uit een goede doorgefokte stam zijn, zoodat het ouderpaar in staat is een raszuiver uage- alacht voort te brengen. Ram en voedster worden nu ter paring bij elkander gebracht en wel het beste is de voedster in het hok van de ram te bren gen, daar in het tegenovergestelde geval de ram te veel aandacht besteedt aan het hok van de voedster en dc dekking niet zoo spoedig tot stand komt. Het is aanbevelenswaardig de voedster eenige malen achter elkaar te laten dekken. Men laat dus na de eerste dekking de voedster nog bij de ram en na ongeveer een vijf minuten zal de paring herhaald worden, hetgeen daarna nog verschillende malen geschieden kan. Wanneer men er van overtuigd is, dat de paring in die paar maal goed gelukt moet zijn, wordt de voed ster van den ram weggenomen en in het voor haar bestemde hok weer opgesloten. Na een dag of vijf brengt men de voed ster weer bij de ram om to controleeren cl' zij al of niet drachtig is. In het eerste geval zal de voedster van een dekking niets willen weten en bij de achtervolging van. den ram, dien trachten te ontkomen, terwijl ze een kermend geluid laat hooren. In dit geval neme men de voedster direct, weg en late in geen geval toe, dat de ram haar zou dwingen tot een paring, hetgeen slechts nadeelige gevolgen kan hebben. Na een 30—31 dagen moet wanneer alles gunstig loopt, de baring geschieden. Eeni ge afwijking van den tijd komt nog al eens voor, doch men behoeft zich daarover nic:. ongerust te maken. Eenige dagen vóór het werpen, wordt het hok nog eens grondig schoongemaakt en van een flinke hoeveel heid strooisel voorzien. Het strooisel be staat uit hooi en stroo. Het nest wordt nu door de voedster in een hoek van het hok gemaakt. Meestal vlak voor het werpen bekleedt de voedster den binnenkant van het nest met haar, dat zij zich van borst cn buik plukt. Er dient voor gezorgd te worden, dat er, te beginnen met twee a drie dagen vóór hot werpen, een bakje versehe melk in het hok van de voedster aanwezig is. De voed ster verkeert in die dagen meestal in een dorstigen toestand, terwijl de melk dan tevens kan medehelpen tot melkaanzetting voor de jongen. Zoo mogelijk geve men de voedster ot een dag of tien na het werpen dagelijks een bakje melk^ tot bovenver meld doel. Wanneer nu het oogenblik nadert, dat de voedster tot oen dag of tien na het werpen nest plaats en brengt de jongen één voor een ter wereld. Wanneer er een jong gebo ren is bijt zo het eerst den navelstreng af cn lekt dan het diertje geheel schoon. Na dat alle jongen ter wereld zijn gebracht, dekt de voedster het nest met een laag haar af. zoodat alle warmte in het nest opgesloten blijft. De voedster moet nu rustig gehouden worden, door te zorgen, dat er zoo weinig mogelijk leven in de buurt van het hok wordt gemaakt. Het is ook aan te raden, vooral voor voedsters, die van natuur al erg onrustig zijn om dat gedeelte van het hok, waar de jongen liggen donker te ma-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1930 | | pagina 6