moob
qmze
i
Kinderen
ZATERDAG 8 MAART 1930
DE LEIDSCHE COURANT
iiiiiiiiiiiiiiiiiiMiHiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiMiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiitiiimi:
m 111111111111111111111111111i11i111Mli1111li111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111i1111111111rr
CORRESPONDENTIE.
Theo Gründeinann, Leiden.
Wat hebben jullie in Utrecht toch oen
pcizier gehad! En de raadsels vonden do
Ijroertjcs alle gemakkelijk, zeg je. Dat wa
ren zo ook! Hoe gaat het Theo'/ Op die
manier hoeft Gerard en Jantje ook vacnn-
tie. Zoodra ik mag, kom ik eens aan! Be
terschap Theo en veel groetjes voor vader
en moeder en broers en Anny!
L u o i c W ijtenburg, Leid o 11.
Dank voor dit tweede opstelletje. Ook dit
laat ik plaatsen, al was het alleen maar
om jou con plcizicr te doen. Eu broertje
gaat weer beter! Gelukkig! Dag Lucic!
Veel groeten aan alle liuisgenooten! Zie
vandaag eens!
Vo 11 y Dro ngelman t, Vuur
schoten. „Onze Poesjes" zoowel als
..Vogc'ljos vangen", laat ik plaatsen. Zie
de volgende week eens? Dag Nelly, begin
aan iets nieuws. Jij kunt, dus doe!
L i e s j e Staat en L i e n t j e van
D ij k. Wol, wel, vindon jullie he. zoo
naar, dat het opstelletje nog niet geplaatst
is. Duaroni niet getreurd, lieve Nichtjes,
er is zoo'n berg copy voor en... stukken
van grooteren omvang gaan voor. Blijft
maar goed meedoen en zorgt, dat ik jullie
met Paschen weer zie bij den wedstrijd!
Dag jongens
AI i c n G o d d ij li, Leiden. Zie do
volgende week eens, Alien! Dat zullen we
mot „Dc drie duiten" een begin maken.
Het heeft wel lang geduurd hé, want regel
is, dat dc trouwe medewerkers en -werk
sters voorgaan en daaronder reken ik jou
Met liand cn groet! Dag! v
Koos van G o r v c n, Z o c t e rw o u-
d e. Koos bedankt voor het prijsje op
zijn manier. Hoort:
Mijn dank aan Oom Wim.
Ik kom u cons bedanken,
Al voor het mooie boek,
Dat ik nu heb gewonnen
Al in den „Raadselhoe k".
U zoudt wel haast gaa denken,
„Wat is Koos '11 ondankbaar kind!"
Maar hierbij duizend dankjes
Zoo mooi ik het boekje vind.
Het is ook al gelezen,
Door nicht cn neef en. vrind.
Want zulko mooie boeken
Leest graag een ieder kind.
Alijn versje is nog klein maar
Ik ben nog pas zes jaar
Alaar als ik groot en geleerder ben,
Krijgt U een grooter vers, dat 's klaar.
Een ding wil ik nog zeggen,
U had het leolijk mis,
Daar Koos geen jongejuffrouw
Maar eon echte jongen is.
Uw dankbaar Neefje.
Koos van Gervefi.
Wat zegt u van dit jongetje? Zou het niet
jammer geweest zijn, als hij eens geen prijs
gewonnen had? Dag Koos! Veel groeten
aan vader en moeder ou alle zusjes en
broertjes!
Mies van D ij k, K u e 1 o f a r o inb -
v e e n. Hoe maakt liet broertje nu?
Wat heeft me dal ventje toch al moeten
lijden en dat op dien leeftijd reeds. En
kom jc nu van den zomer naar Leiden stu-
deoren? Dat zal je meevallen. Zoo heen en
weer reizen is fijn. Het versje wordt ge
plaatst 1 Het ligt al klaar. Wedcrkeerig
veel groetjes* aan vader en moeder. Dag
Mies!
Jan Walter, L o i d 0 u. Zoo n
rijmpje maken valt niet mee, hé Jan! Daar
moet men aanlog voor hebben, cn dit heeft
iedereen niet. Toch was jouw versje over.
„Zoo'n guit'' lang niet slecht, maar jc moet
er wat langer over doen, ik wil zeggen, je
moot er wat meer zorg aan besteden. Dag
Neefje.
Hierbij zullen wo het laten. Dc volgende
week ga ik door met het beantwoorden der
brieven. Met hand cn groot voor U ul'on.
Oom Wim.
NIEUWE RAADSELS
Ingestuurd dooi Annie en Corrv Be ijk,
Alphen aan den Rijn.
Raadsel 1:
Vorborgen planken in Nederland. Zij
ging in dc schoonc vallei den ouden
grijsaard tegemoet.
Raadsel 2:
Hij vond zijn pet te Ovcrscbic.
Raadsel 3:
Dc jongens van Ravenbode graven een
kuil.
Raadsel 4:
Jan is geen schalk maar een ondeugende
vlegel.
Raadsel 5:
Juffrouw Hulzcbos koopt kleeren voor
do armen.
Raadsel 6:
De tijd is voorbij dat vrouwen akkers
bebouwen.
Raadsel 7:
Do toeveuaar denkt aan zijn kunsten.
Raadsel 8:
Er leeft een dame in hot park.
UIT HET LEVEN DER DIEREN
door Joh. de Graaf.
III.
De B ij 0 11.
Zuoals dus reeds is gozcgJ, kan slechts
één koningin over 'u korf heerscheres zijn.
Dc werkbijen weten nu van iedere jonge
koningin, dio nog in haar cel zit opgeslo
ten, den leeftijd cn wanneer ze rijp genoeg
is, wordt ze er uit bevrijd en moeten do
partijen zich dus gaan splitsen.
Enkele boden gaan uit om den omtrok
te verkennen en een plaats te vinden waar
dc nieuwe kolonie zich vestigen zal. Daar
loopen ullijd ecnigc dagen overheen. Is er
in dc nabijheid een geschikte, onbewoon
de korf, dan zullen zo ook deze gaan on-
dorzocken en zoo zij door den boden goed
wordt gekeurd, door dozen in beslag geno
men en gereinigd, zoodat de nieuwe kolo
nie er zich spoedig in zal kunnen vestigen.
De bijenhouder moot nu echter op zijn hoe
de zijn.
üp ecu mooien, zonnigen zomermorgen
klinkt uit de oude korf een feestelijk ge
gons als teeken, dat er dien dag oen
zwemtocht zal plaats hebben. Eenigc dar
ren vliegen voor don korf hoen en weer in
een blijen feostdaus. Binnen heerscht er
een grootc wanorde, totdat dc koningin
met haar aanhangsters, die den korf zul
len verlaten om plaats te maken voor een
nieuwe heerscheres, naar buiten komen en
zich in dc lucht gaan verheffen als een
zwarte wolk iij den zomerzonneschijn.
Voor den tocht behoort echter een ver
gadering vooraf te gaan en spoedig dalen
ze op een boomtak neer in de buurt van
den ouden korf. Allen hebben een voorraad
honig meegenomen, die toerijkend is voor
ecnigc dagen, daar de tocht wel eens lang
kan duren.
Wanneer deze vergadering plaats heeft,
en dc bijen als een klit opeen zitten, is het
geschikte moment voor den bijenhouder
aangebroken om zc op tc vangen iu een
zak, waarbij hij moei zorgen de koningin
erbij tc hebben, daar hot anders onnuttig
werk is geweest. De kolonie wordt nu over
gebracht. naar ecu voor haar bestemde
korf, waarin zij dan hun intrek zullen ne
men als dc korf aan het bijenvolkje bevalt.
Spoedig beginnen zo deze te reinigen en
er raten in te bouwen, als de bijenhouder
daar nog niet voor heeft gezorgd.
Naast liet zwermen is de z.g. bruidsvaart,
één van de voornaamste gebeurtenissen iu
het leven der bijen.
Dit geschiedt op een mooien zonnigen
dag. Dc koningin trekt dan met de darren
dc korf uit en zij beginnen eenigen tijd
om den korf heen te dansen. Alen be
schouwt dit als een maatregel, die de bijen
treffen, om de reuk van do omgeving goed
in hel geheugen tc houden om deu korf ge
makkelijker tc kunnen terugvinden.
Dc eigenlijke paring heeft hoog in 'Ir
lucht plaats.
De achtergebleven bijen verkeereu in
een soort angstige spanning, dio niet eer
der ophoudt vooraleer de koningin veilig
en wel weer is teruggekeerd, hetgeen
meestal na ecnigc uren gebeurd.
Keert zc echter niet terug dan laten dc
bijen een bedroefd, klagend geluid hooren
cn vliegen zc zonder doel iu en uit dc»
korf als om hun verloren gebiedster op te
zoeken. Het kan ook voorkomen, «lat een
koningin na 'do bruidsvaart nog niet is be
vrucht geworden. In zoo'n geval wordt de
ze na ecnigc dagen nog eens herhaald, tot-
dut het beoogde doel is bereikt.
Dc bijen laten, dan een blij gezoem |ioo-
ren, en hun grootc tevredenheid is dan in
alles merkbaar.
Ik* spreek hier vau blij en droevig zoe
men. Dit is echter zeer juist, want hot ver
schil in geluid, dat de bijen voortbrengen,
wanneer zc blij, droevig <if ontevreden zijn,
is werkelijk duidelijk merkbaar.
(Wordt vervolgd).
GEVEN
door Tootje Plouvier.
..Moeder, ik heb zulke arme kinderen
gezien", riep Hertu». Ze hadden hcclcmaal
haast geen klccn-u aan. Alle kleeren «va-
j cn lcclijk. Zoo, zei moeder. Z«- haddon ook
maar zoo'n ouwe doek om 't hoofd. Dat
moest zeker als mutsje dien- u. O 't meisje
cn jongetje had zekckiespijn, moeder.
Ja vent, «lat zal wel, zei moeder! Moeder
ze hadden heelcmaal ook niet een goeie
jurk aan. En 't jongetje heelcmaal gaan
goeie jas aan, O. moeder, als U dat eens
gezien had. Hoe armoedig zo er uil zagen.
Toen zei moedor, gaan jullie maar voor het
raam zitten. Ja, moeder klonk het met alle
stemmen tegelijk. Da» is goed. 1 ze. Ze
gingen voor 't raam zitteen. Ze zaten
■naar te wachten, maar nog kwamen die
kinderen niet. Nog niot. Nog niet. Maar
«vat zagen zc daar! Zagen ze 't goed. Jn,
daar kwamen de kinderen. Gelukkig' Daar
kwamen de armoedige kinderen aan. '1 Be
gon geduchtig hard tc sneeuwen. Jetje
wenkte. De kinderen zagen 't eerst niet.
Jetje wenkte nog eens. Toen zagen de
kinderen het. pas. Zo k«\aiucn, hieven
staan. Bert us gin? naar de voordeur, cn
riep met een vriendelijk.- stem: „Komen
jullie maar binnen hoor!" Z«' kwamen ver
legen binnen. Ze keken rond. Wat zag al
les hier or mooi uiL Er hingen mooie schil
derijen aan den wand. Er lag een mooi ta
felkleed over de tafel. Daar kond ineens
dc stem van mevrouw, die hun deed op
schrikken. Is jullie moeder ziek. Ja. me
vrouw, zeiden de kinderen half verlogen.
Zoo, zei mevrouw vriendelijk. Ze ging heel
-til naar "bovc: en kwam teru? met een
stel kleeren. Me dunkt, dat zul jullie «vel
pussen hoor. Dank u \«el, mevrouw, rie
pen de kinderen blij. Vroolijk gingen zo
naar huistoe. Bij de ingang vau «Ie deur
stond mooder al te ««achten. De kinderen
vertolden met hoogrood© kleur alles. Eu
ze spreiden alles op de armoedige .afel
uit. Nergens «vas zoo'n gelukkig huishou
den als de drie iu i>et armoedige huisje.
BENNIE'S FIETSTOCHT
door Lucie Wijtenburg.
„Moe, moeder!" riep Bennie under aan
den trap, „kom eens guu\« beneden." Wat
is er, riep moeder terug. Ik heb 'n fieis
gekregen, een splinternieuwe fiets. Moeder
kwam direct kijken. Jongen, jongen, wat
zal aader wel zeggenNet had ze «lil gc-
zegwy of daar kwam k«vam vader binnen.
Vader! riep Bennie verheugd: een nieuwe
fiets. Dat is fijn, zei «ader, zeker van oom
Henk. Eenigc dagen later zul Bennie op
z'n fiets. Vader hield heb va-i omdat hij
niet zou vullen. Bennie had het fietsen al
gauw geleerd. Op 'n Woensdag, het zonne
tje scheen lekker, ging hij zonder verlof
van vader cn moeder een fietstochtje ma
ken. Zoo had hij een lc«v.*u li «-rij gereden,
toen hij z'n vriend tegenkwam. Om te la
ten zien dat hij goed fietsen kon, ging hij
met heide huilden in z'n zakken .itlen. Hij
keek om, wat «1 \un zouden zeggen. Z'n
vriend begon t«* gillen. Bennie dacht dat
hij hot deed omdat hij zoo deed, want z'n
vriend kon dut niet. Maar dat was mis
hoor! Bennie merkte niet dat hij, zou dicht
bij den waterkant reed. In '11 oogenblik
voelde hij geen grond onder zijn voeten.
Hij keek om zich heen, en merkte «lat hij
in het water lug. Hij Wou gillen ïuaar kon
niet. Op 't geroep vau zijn vriend k«vamen
mcnschen tocgcloopcn. Het gelukte hun
spoedig 0111 den armen Bennie uit het «va
ler tc halen. Ze brachten hem naar hui».
Toen Bennie thuis kwam schrok Moeder
erg. Zo bad hem al zoo loopen zooken, in
don schuur, in den tuin, op straat en nu
vond ze haar Bennie zou terug. Moeder
gaf hem maar geen standje, ««ant, ducht
zc. hij heeft do schrik, al te pakken. Twee
weken bleef Bennie ziek. Toen hij «voer
beter was, liad hij het besluit genomen,
om nooit meer te laten zien, dat hij alles
beter kon dan anderen.
KLEINE PIETER
door Jan Duindam.
„Moe, meneer Pastoor vraagt of ik mijn
eerste H. Communie mag doen? Van me
neer Pastoor mag ik al, maar nu moet ik
uwe toestemming nog vragen".
„Nu jongen, als ju zoo goed en braaf
blijft als altijd daar reken ik op, dan
zal vader en ik volgaarne toestemming
geven. Alaar dan ook oppaKscu. dat jc je
niet ziek maakt, zooaU 't vorig jaar, want
dan gaat het niet door!
Dunk u wel lieve Moetje du- ik kan u««
locstemming aan meneer Pastoor zeggen.
„Ja hoor jongen, doe 't muur! Du- onze
Pictcr mocht zijn er-te 11. Communie
doen. Maar «vic ««as Pintor dan toch we!
Picter was 'n .knaapje van ongeveer 7
jaar. Zijn ouders waren gegoede maar te
vens ook heel brave burgers, die voel goed
«loden. Picter zelf «va» 'n uiter»L teer ven-
1 je. zoowol naar ziel als naar lichaam. Een
arme kon hij niet zien lijden, zondebe-
«vogon tc «vorden. E11 «li«- teergevoeligheid
had '11 grootcii invloed op zijn gestel, want
«laardoor \««s lnj jui»t zoo /.waar ziek ge
worden. Hij luid toeu oen groot motoronge
luk zien gebeuren en was toen zoo ge
schrokken, dat iiij drie maan«len hel bod
moest houden. Nu ««as hij ruiiu twee maan
den beter, maar ook nu moest hij nog erg
oppassen, wal bi; dan ook tenzccrste doed.
's Middag- /ei Pieter het tegen de juf-
frouw: Hij mocht van zijn ouders de eer
de II. Communie doen. Sindsdien moest
hij elke midda- om 12 uur in de Kerk ko
men, daar /.ouden de laatste voorbereidiu-
„cn plaats hebben. Eindelijk brak de zoo
lang verwachte dag aan: hij zou «uudaa?
«oor hel eerst dc H. Communie ontvangen.
Jezus Christus, <>nz< Heer, onze God, zou
binnentreden in t kleine, maar zuivere
kinderhartj« van onzen Pieter. „O Moe,
«vat is O. L. Heer toch goed. O, Onze Lie
ve Heer, ik bedank U voor do goedheid,
die Gij aan mij doet". Dat waren «Ie
woorden, die hij. vlak voordat hïj ter H.
Tafel gin? lol zijn Moeder -prak. Einde
lijk daalde L. Heer in liet hartje van
inzc Picter Hij ging netjes naar zijn
plaats, maakte eerbiedig ecu krui»tcckcn
en begon toen tc bidden; te bidden voor
zijn ouder die voor hem zooveel «leden,
r meneer Pastoor, die hem tol O. L. H.
luid geleid, voor dc schooljuffrouw, die hem
alle leerde, Pieter bad totdat de Pastoor
iiardop dc dankzegging begon. Na do dank
zegging ging lm tb' kerk uil. tusschen zijn
1 vader en moeder. Wie van de drie het ge
lukkigst
Later, t
kan
gezegd worden,
•r. toen hij als grootvader zijn Mein
ieren «dikwijl» moon verhaaltjes ver
ging hol bijna ..Itijd of over zijn eer-
H. Communie of die tan zijn kinderen.
Juffertje Wildzang.
Kina Verboom kwam met opgowouden
en bezweet gezicht de kamer biuuvn-tor
men. „Dag Moes", o we hebben uhti "o'n
schik gehad en Lie- Donker- «t«>.* >»f ik
buiten kwam spelen!"
„Maar Biua, wat zie je eruit, ?auw naar
boven om je te verkloeden en wat op tc
knappen. En. o, foei nog wel oen winkel
haak in je nieuweu jurk, «vat ben je toch
'11 Juffertje Wildzang. Beu j. weer z«>o
wild geweest." .Ja Moe, een beetje, ik wou
over 'n hek klimmen, maar n beu ik aan
een spijker blijven hangen.". Ga, au maar
naar boven. Maar jwis op, wanneer je weer
zoo bezweet thuis komtRina ging naar
boven en nu een half uurtje kwam ze
vroolijk do kamer binnen danson. Mag ik
nu gaan Moe. Nu zie ik er toch wel netjes
uit. Ja, ga maar. Da? Moe! E11 ««e? was
ze. Om uur kwam ze bleek tlun-. Moe
der schrok. Kind, wat is er gebeurd O,
Moeder ik heb toch zoo'n hoofdpijn. Toen
kleedde moeder haar uit cn legde haar in
haar bed. Na een poosje kwam moedor
naar boven om oven to kijken h« e aet met
Biua ging. Maaro, wat schrok ze en
(oen beving haar een hevige angn Een
droge hoest kwam uit hot kamertje, waar
Rina lag, en moeder ging noai hu ir lied
toe; en 'n nieuwe hoest schudde Kina door
olkaar. Water, water, krojado se Moeder
haalde water en gretig dronk ze 't leeg.
Even ging moeder naar heneden en belde
den doktor op. Daarna ging ze weer naar
boven. Nu een half uurtje kwam vader
thuis gelijk mot den dokter.
Vader wist niet wat «Ie dokter iu hui»
moest doen er \«ns toch immer niemand
ziek. Maar moedor «lie al angstig op do
komst van den doktor gewacht had ver
tolde «vat er met Rina gebeurd wo .uier
schrok. Zijn eonigste lieveling plot "ding
zuk? Hij kon het haast niet gélonv» 11. Nooit
wus zijn wildzang ziek geeest. Vanmor
gen liep ze nog springend door deu tuin
en nu ick. Maar «.uier moest hm wel m
1 ou ven, want 'n hevige libe»i lm«ing Rina
weer. Vader -ebrok. Maar ok d< loktcV
en lig voelde «le pol» van Rina en schuilde
toon het hoofd. Moedor hu«l: „O, God laat
'1 toch zoo «rg niet «vozen mot onze lieve
ling, Gij «vilt toch niet «,114.11 wegno
men t Neen, doe het toch niet. Wij kunnen
haar niot missen, zij is on- /onnelje".
Toen do dokter ««egging, zei lnj. «lat Riiui
zware longontsteking hod en dat er -ovanr
bij «vas. Moeder «iel snikkend op 'a '-tooi
neer. Vader kon haar up dit oogenblik niet
tri-oston, w 11 nt lnj voelde 't le<- 1 ook zwaar,
t Was nacht. Vader en moeder /aten ang
stig bij 't bed. Rina lag met oen hoogrood©
kleur van koorts in bod 011 ijlde. Zc -prak
allerlei wartaal. Opdon» wilde ze nil bed.
Vader hield haar echter tegen - u had de
grootste moeite 0111 lioar in bed lo hou
den. Eiken dag kwam do dokter een paar
keer aan. 't Was Zond.:., de dokter kwam
al 'h morgens vroeg. Hij -ohudde bedroefd
hel hoofd. Rinu ««u- wel bijgekomen maar
lag met hoogrood© kleur «au koorts 111 bed.
De dokter zei: „Weer niet z.uo «ug
droefd maar t moet. 't kind moet bediend
worden, want 't zal niet lang meer duren.
0, wgt 'u imarf 1 De priaitoi
pen «m de priester kwam. Hij hoorde Rina
do biecht en toen ging hij ©ven( eg om de
mcnschen weer te roepen. Toen kreej. Rina
„Haar Jezus" iu haar hartje. O. «vat voel
de Rina zich gelukkig. En uop een keer
omhelsde zij haar vader en moeder, en met
do «voorden: Jezus, ik hou zoo van C",
sloot zij de oogen voor altijd
Agallui Corneli*»©.
Twee ruziezoekers.
Op 'n Dinsduginorgen 111 - I ord- u
wo onder de rekenles een lauggurekl „uu!"
Wc keken direct naar dei \aiu waar het
vandaan kwam. Piet zijn achterbuurman
luid hem in zijn arm geknepen De meester
vroeg nuluurlijk, wat er aan de band was.
Piot vertelde, dat Jan hein iu zijn arm had
geknepen. 0<' meester dat Jan om
twaalf uur -ehool inoc-i blijven. Om twaalf
uur balde Jan z'n vui-t - v i Piel <■11 z«-i:
..W.-u lii dimr, ventje, j [1 1 - 1 Mi-
middag?" Piet lachte Iiciii uit, phmgde
hem. omdat hij schuol moest blijven. Jan
werd daardoor nog boo/er. Jan kreeg van
meester 200 strafr-•-*■.•U. Daarna mocht hij
naar huis guan. .'an wn toen later thuis
dan gewoonlijk. Moeder vroeg daarom, waar
hij zoo laaf vandaan kwam. Tan jokte
maai wat en zei, dat hij nog wat ge
speeld had. Hij moest hog even naar «Jen
kruidenier en ging toen eten.
Middag»; om half 1 - I IV
loopen. Hij liep hard naar hem toe n zei:
„Nu zal ik ie wel loeren, v. utj«* Ac v aren
elkaar UU lm: ld! I D Q
er nog meer jongen» gekomen. Ze hitsten
Jan op. Jan «af Piet daarop .'li duw nu
zijn elleboog. Piet was ni«*t mul en f hein
een flinke «luw terug. Da« zoo een
paar keer. Op I laatst gaf Jan Imt oen
-lomp. Daarop
bad con blauw
oog uu Piet een bloedneus.
Toen gaf Jan
hem «soa stomp voor /'n
maag met hef
gevolg, dat Piel tegen deji
grond viel cu
een poo- bleef lige-.i.
D© jongen»
schrokken ervan u worden
zoo «vit al» cc
doek. Piet stond ©rn paar
opnieuw. J'ict
kon liet op het JaaUt uiiel
in.uithoud*
rn l,.-p loc, ««eg. zoo hard
hij kon. onder
aen». De m«-.
lr r op -11 m-rktt l.cf
direct, want 1
ij zug, dat Piel ecu bloed-
neus cn Jan e
m blauw oog had. Dc iiipcs-
ter kwam nu
natuurlijk alle» te hooren
cn zo kregen
eo geducht standje. Om vier
uur moesten
al', bel school blijven en
kregen een briefje meer naai hui*. Piel en
Jan kregen vfl
I. Vader natuurlijk -en w
ducht -landje,
dut begrijp je! en -ten
toen direct na
de meester wc
Wi
De paraplu.
kent er tegenwoordig gei
1 iu Alen e /e iu «He .soorten, kort, huig
klein, groot, dun, dik, ©nr. Men vindt
bijna m alle hui.cn, en er zullen weinig
meiibiMu-Q /ijti, die er geen hebben.
Het echter nog niet zoo heel lang ge
leden d«t de paraplu een echt «voeldo-arti
kei ua* - n slechts door weinig inetischeu
werd gebruikt.
Al» men er eon luid, was t 0011 groute
paraplu, waar men wel met z'n drieën of
vieren onder kun schuilen. Zoo'n ouder
««etseli regenscherm mot bruine, ««itte of
'«•_"dr i pi 11 er op. Zo werd ook «vel „fa
milie paraplu .enornnl, ««ant men had er
nu i-tal een voor het heelo huisgezin. Nu
tuurh.ik was voor menigeen een hartc-
wen eh .1 ren te bezitteu. Zuo wn» het
ook met mi/e Córnolis kortweg Kee- go-
noemd. Kt was een toon «au «le wedu
we HonnneI». don dood «an z'n vador
urgde hij voor rijn moeder. Hij was
1 oppas-.ende <m vlijtige jongen «lie elke
««ei t «'hl afgaf en liefst hij moodor
«a D.uuoiu kreeg hij ook wat zakgeld,
«laaivoor mocht hij dun -noep of iel» au
rs koopen. Eens ?in? Kees naar z'n baas.
1 Regende verschrikkelijk. Kr liepen ook
mensehen uiet paraplu's, hé docht Kee-,
had ik er ook maar een. Hoe moe-t hij
<t in komen Koos liep een» te denken.
Op '1 laatsi daar vond ie wat, hij zou 'n
/.tk?eld paren. Dan zou hij or wel een
kunnen koopen.
Er uiiigrn een jmar «««kou voorbij cn
'v< nad een aardig duitje bijeen. Nu z'n
«vork kocht hij een paraplu, on «orstople
e ouder de haag van een boor. Ilij zou ze
den volgendou da? «voor gaan balen. 1)«-
morgen- roeg «va» hij weer hij z'n paraplu.
Hij iium haar meo naar hot pakhui» van
baas en «laar «er-topte hij haar tus-
hen de p ikken en kisten, 's Middag» ging
Kaes wandelon, «vaut het waf Zitoraag.
11 hij rgat nilt jn |>araplu mta feo
1 milieu. Waarom had hij anders zoo'n ding,'
\l 1 nu maar ging regen011. Het ging re
non. Kee» slak natuurlijk zijn paraplu
op. Ik-t begon al tc stortregenen. Kee-
«tapte al» een pauw over den weg.
Zijn moodor «va» morgen» naar bed go
mn «vanl o voelde zich eon beetje ziek.
En naakte zich al een beetje ongerust
o«ti* Kees. Onverwacht» stapte Kee» bin
nen Moedeyi ©er»te vraag wan: „Maai
kind, ««aar kom je «undaau? Ben je niet
doornat.' Wn: bui hé?"
Koe» /ei: „Nat moodor? Vast niet jk kou
niet nat ««orden, «vant, ik had 111*11 para
plu '>ij me"
.Wal.' /ei moeder. „Een paraplu, en is
"i> van jou!. Kees gaf do paraplu aan
zijn umeiler, «li.- was er mee m d'r schik,
want de druppel* ««amen bij haar in bed
Wat we mooder blij, cn Kee» ook.
An toon van der Zon.
ruimen schudden.
allerzooto liefaU? Oom
Eigenaar vau dien pruiineboom,
'k Kom oen» vragen.
En 'rei* plagen.
Of u niet een pruim of wal,
Voor mijn kleine mondje luid.
Oom, a weei niet hoe ik *iuik,
Naar «lat dikkertje aan dien tuk.
k Zul een» schommelen
En 'reis bommolon.
Hu, daar «allen zc «an pleuiur,
Hu. duur rollen ze al drie. vier.
Kerel, «vul 'n Ktnullorij,
Pruimen al» een hoenderei!
Deze in 't mondje.
Die is goed voor Gondjc
Eu die tweo «vut ik danrmce duo I
W el die breng ik gauw naar Moeke loc.
.Moeke weet er nog niets «an.
Dat ik ol zoo schudden kun.
Eu ik wasch zc,
Eu verra zc,
Met een pruim als een «ijg
Ik wed, dut ik er eon zoen voor krijg.
Elisabeth Cailelcin
Poes wil moeeten.
/."O, mieze kat
Hoe wist jij dut
Zoo goed op lijd
Dat ik weer zit aan mijn ontbijt?
Dat kon je zeker ruiken.
En dacht gewi»;
Waar molk bij is.
Kan ik ook beul gebruiken
Vooruit dan Poe»
■lij slimme snoes
Eet voor le grap
ou een» heel net een lepel pap'
Dn- nou niet likken poesje
Je wen wel hoe
Ik zelf het doe
En mor niot op mijn bJousj©.
Zoo
Nou likl het nog
En 1 daarbij
11 pootje bijna iu de brei!
li po» nou moei je staken!
Geduld moaar wat.
Dan mug jij kal.
M
bordje
Kophi'dje Hooiiiuuii'
Boos.
1 Ju., e neefI '11 bon/, bui.
11 we. t je ««cl uuurom
indut ie weer Haar school toe moei.
I daarom dat ik grom
oui. Jantje, jung die boozc lui
[aar heel gauw «au jc weg;
n ga /oud©! dralen, man,
aar school; 't i beter, zog'
i'mu jongenlie niet lecron w illen,
'ie blijven altoo» dom.,
f'il dut toch nooit vergoten
11 laak du je gegrom.
Sopbietjc Hooijinanv