De herleefde devotie tot Onze Lieve Vrouw ter Nood te Heiloo Het Mauritshuis te 's-Gravenhage ZATERDAG 15 FEBRUARI 1930 DE LEIDSCHE COURANT DERDE BLAD PAG. 9 1905 1930 Een kwart-eeuw feest Nog slechts enkele weken en kathoFek Holland mag dankbaar den blijden dag herdenken, waarop een kwarteeuw geleden in het gezegend Kennemerland, in 't oude Heylig Loo, het land van St. Willibrord, de eeuwenoude devotie tot Gnze Lieve Vrouw ter Nood, welke daar voor de Re formatie bloeide, luisterrijk herleefde. Het was op den 20en Maart van het jaar 1905. In het jaar 190-4 had de geheiligde plek in het gehucht Oesdora, cndei He loo, waar O. L. Vr. ter Noods kapel had gestaan, de bijzondere aandacht van meerdere belang stellenden getrokken. Vóór die kapel had zich een bron bevon den, welke den aan over-oude tijden her innerenden naam van Runxput droeg; van daar dat men ook wel sprak van Onze Lieve Vrouw ter Runxputte. Die kapel nu was in de droeve dagen der Hervorming verwoest, n.l. in het jaar 1573, en het bezoeken der heilige plaats was, onder strenge strafbepalingen bij plakkaten, aan de katholieken verboden, maar het vrome volk liet zich zijn Heilig dom niet ontnemen en bleef, nu het meer „Wat zullen wij haar wedergeven?" herinnering aan de „Kapel" ook bewaard door tal van geschiedschrijvers, zooals wij in Paler Kronenburg's Maria's Heerlijk heid in Nederland uitvoerig kunnen lezen in het Vie deel. In bet jaar 1886 begon de devotie weder te herleven. Pastoor Kimman z.g. vestigde bij ge'egenheid van een Missie op de oude Devotie de aandacht. Er werd in de pa rochiekerk een altaar opgericht ter oere van Onze Lieve Vrouw ter Nood. In 1902 kocht zijn opvolger, pastoor Gee- nen z.g„ het oude Kapelleboschje, de plaats waar Maria's Heiligdom gestaan had, maar, daar Z.Eerw. kort daarna stierf, scheen het wel, dat er voorloopig aan dat bezit maar weinig aandacht zou worden geschonken. Maar wat niemand verwacht had geschiedde kort daarna. Want, zooals gemeld, had in het jaar 1904 d:t bijkans vergeto plekje op meer bijzondere wijze de aandacht van meer dere personen getrokken en dit had het verlangen doen ontwaken, om iets te doen ter eere van Onze Lieve Vrouw ter Nood. Het gevolg was dat in het begin van 1905 opleven en van den zegen, welke Maria daar heeft uitgedeeld, dankbaar zich de vraag stelde: „Wat zullen wij Haar wedergeven?" Het antwoord lag voor de hand. Toen, in het jaar 1906 de Bisschoppelijke Commissie den grondslag legde voor ds nieuwe kapel, welke zij in opdracht van Monseigneur moest trachten te bouwen, lieten de geldmiddelen niet toe, om deze definitief af te bouwen en werd er op die fundeeringen een voorloopige kapel ge sticht. Dierbaar is zij on6 geworden die devote kapel, maar als kapel van eerherstel en dank kan zij ons niet voldoen. Daarom besloot men verleden jaar op Maria's gloriedag, toen Monseigneur, onze beminde Bisschop aan Onze Lieve Vrouw ter Nood de hulde kwam brengen van Christus' Stedehouder, onzen Heiligen Va der Paus Pius XI, die met belangstelling van den beerlijken opbloei dezer oude de votie kennis nam om in Onze Lieve Vrouw's jubeljaar een nieuwe kapel op de heilige plaats te bouwen en men hoopt nu noodig was dan ooit, de hulp inroepen van de Troosteres der Bedrukten bij de ruïne van haar kapel, alle plakkaten ten spijt. Om dien stroom van pelgrims te keeren, had men in het jaar 1637 de ruïne der ka pel, gesloopt, den heuvel waarop de kapel gestaan had, geslecht, de Runxput vernield en met pin en zand gedempt. Maar trots al deze maatregelen, ondanks de nieuwe en strengere plakkaten, bleef het vrome volk naar „Kapel" trekken en wel in steeds grooter getale, want zooals het oude lied verhaalt: „Maar d' ijver van 't volk groeit sevenmaal soo groot, Daer men gevoelt de hulp van dees Lie-vrouw ter Noodt". Zoo bleef^ de heilige plaats voor onze voorouders cfe heen trekkende „Kapel', wel ke naam nog tot op'heden aan de geheele omgeving aldaar wordt gegeven. „Op het altaar groen", het op de heilige plaats groeiende gras, neergeknield, zongen zij Maria's lof en ondervonden haar moe derlijken bijstand in lijfs- en zielsgebrek; zij verhaalden elkaar va de „miraculen en singuliere gaven" en noemden het hun d:er- bare plekje volgens het mooie oude liedeke van Heyloo: „Capelle soet" en smeekten hun hemelsche Moeder, dat Zij toch van haar lieven Zoon zou verkrijgen, dat deze plaats toch nooit vergeten zou worden. „Verkrijgt, o Maagd door 't groot ver mogen Bij onsen Heer, Zijn Godheid niet te willen doogen, Dat immer meer Dees soete plaatse voor onze gedachten Verduieterd word' Waar menig ziel haar droeve klachten Heeft u:tgestort". Heerlijk is die ontroerende bede in ver vulling gegaan. Eeuw aan eeuw trokken tal van pelgrims naar het oude „Capeile". Eerst in het jaar 1830 of daaromtrent zien wij de devotie verminderen; het scheen dat zij zou uitsterven, maar de oude plek, „waar het", zooals een vrome in de nabijheid wonende vrouw 't zoo eenvoudig moo: vertelde, „zoo heerlijk was om te bid den", werd nooit geheel verceten. Men b'eef elkander van de „Kapel" verhalen. Nog leefde er in 1904 een negentigjarige grijsaard, die in zijn jeugd mede ter Beê- vaart was geweest, en in menig hart zal wel de stille wensch gesluimerd hebben, welken deze'fde vrome vtouw, van wie hierboven sprake was, ook uitte: „Wat zou het toch mooi wezen als er weer eens een kaneRet'e kwam, al was het maar een houten huisje"; een wensch. die kort daar na boven verwachting in vervulling zou gaan. Behalve door de plaats zelf, werd de aan het Kerkebestuur verlof werd ge vraagd en verkregen, om te onderzoeken of wellicht de grond van de heilige plaats ons iets kon verhalen van het verleden. Men begon een gedeelte van het kreupel hout, dat er groeide, uit te rooien, den grond om te spitten en werkend van Zuid naar Noord vond men op den 20en Maart meer dan een Meter diep onder den grond een afgebroken put, gedempt met puin en zand. De oude Runxput was wedergevon- den, het uur was geslagen, waarop Onze Lieve Vrouw ter Nood tot haar trouwe volk wederkeerde op de oude heilige plaats. Nadat de put gezuiverd was en voorloo pig tot aan het maaiveld was opgetrokken, werd van de merkwaardige vondst aan Z. D. H. Monseigneur Gallier kennis gegeven, die met belangstelling kennis nam van al wat er geschied was, maar tevens tot groo- te omzichtigheid aanspoorde, er op wij zend, dat men zich wel vergewissen moest, of de gevonden put wel inderdaad de Runxput zou blijken te zijn. Maar al werd er op aangedrongen om den loop der gebeurtenissen af te wachten, niets kon het vrome volk weerhouden om het luide te verkondigen, dat de oude Runxput op Kapel was weergevonden en van heinde en verre snelde men naar het oude „Kapel" om daar te bidden en Ma ria's lof te zingen. De „Vox populi" bleek dra, na ernstig onderzoek, de „Vox Dei" te zijn geweest. Is het wonder, dat Z. D. H. Monseigneur Callier, ziende dien heerlijken opbloei van de aloude devotie, „tot meerder eer en glorie van de allerheiligste Maagd en Moeder Gods Maria", een Bisschoppelijk Com:té instelde, dat zich ten doel zou stel len de kapel, welke eertijds bestond op de bedevaartplek van O. L. V. ter Nood of te Runxput, te herstellen en de devotie tot onze Lieve Vrouw ter Nood te herstel len en te verspreiden". Waar 25 jaren gelegen zich slechts een arm kreupelbosch bevond, daar staat nu sinds meer dan 20 jaren temidden van een heerlijk park de voorloopig opgerichte ka pel van O. L. Vrouw ter Nood, alsmede de voorloopige, fraaie, groote Bedevaartskerk. Al de omringende terreinen van de oude plek werden het eigendom van het B's- schoppelijk Comité en nu na een kwart eeuw prijkt, luistervoller dan ooit, onze lieve Moeder, „Als vlekkelooze roze, in Hol'ands tuin". Bij duizendtallen komen er jaarlijks de bedevaartgangers onder geestelijke leiding om daar Maria's voorspraak in te roepen; om Haar te danljen voor de vele gebeds- verhooringen, waarvan de Heilooër anna len getuigen. Is het wondei, dat de Bisschoppelijke Commissie, getuige van zulk een heerlijk deze kapel aan de H. Maagd als feest gave van hare dankbare kinderen aan te bieden, ter gelegenheid van haar jubelfeest. Het Bestuur van den R. K. Vrouwenbond verheugt er zich in, dat Monseigneur dezen bond den aangewezenen vond om onder Zijn aanbeveling en zegen eene actie te lei den om tot dit heerlijk iesultaat te gera ken. Om Gods onmisbaren zogen op die actie af te smeeken, is, zooals reeds bekend is, op Dinsdag den llen Februari, op den schoonen feestdag van de verschijning van O. L. Vrouw op de rotsen van Lourdes, ook in de verdwijnende noodkapel de laatste H. M's opgedragen op plechtige wijze en met het Te Deum besloten, om Onze Lieve Vrouw ter Nood dank te zeggen voor alle gunsten en genaden, voor allen zegen ge durende een kwart eeuw aan ons volk te Heiloo geschonken en revenB om daar haar machtige voorspraak Gods zegen af te smeeken over het nieuwe tijdperk, dat straks ingetreden zal zijn, en op de groot- sche plannen welke dit heerlijk te ver wachten tijdperk van zegen zullen inlui den. Wanneer dan straks de katholieke vron- wen zich tot u als kinderen van Maria zul len wenden om aan uw jubileerende Moe der als feestgeschenk een n'euwe, luister rijke woning aan te bieden, dan twijfelen ondergeteekenden niet, of bij de herinne ring aan al wat Maria voor ons is, vooral voor wat zij voor ons in het gezegend Hei loo is geweest, een ieder gaarne op de ge stelde vraag: „Wat zullen wij Haar we dergeven?" naar staat en vermogen met kinderlijke liefde een milde gift als ant woord voor zulk jeen heerlijk doel zal ge ven. En meer dan ooit te voren zal onze lieve Moeder haar kinderen daarvoor ze genen en zorgen dat niet alleen voor ons maar ook voor ons nageslacht Haar liefelijk Heiligdom te Heiloo met dankbaarheid steeds genoemd zal worden: „Capelle Soet". De Bisschoppelijke Commiss:e „Onze Lieve Vrouw ter Nood": W. NOLET, Professor Gr. Se minarie, Warmond. VAN MEEUWEN, Pastoor, Heiloo. METSTNG. Pastoor. Wassenaar. JAN STUYT, Architect, Bezui- denhout 195, 's-Gravenhage. G. TH. M. VAN DEN BOSCH, „Dumrust", Overveen. De Commissie voornoemd, verheugt zich er in, reeds nu te kunnen mededeelen, dat zij een fraaie klok voor de nieuwe kapel heeft gekregen en dat de lange rij van g'f- ten, welke zij verwacht, reeds ie begonnen met de aanbieding van 100; mogen zeer ve'e die „argumenteerende voorbeelden" volgen. Aan don Noordwestelijken hoek van hot Plein en ten Oosten van 't Hof aan den Vijver, begrensd door den Hofvijver en don „Korte Vijverberg", beviudt zich hot ko ninklijk kabinet van schilderijen, meer be- kend onder den naam van Mauritshuis. Vroeger stond daar ter plaatse vermoede lijk het „Duifhuis" door hertog Albrecht van Be'eren in 1370 gesticht. De bouw van het tegenwoordige huis werd door Prins Johan Maurits van Nassau, die van 1636 1644 gouverneur was van de bezittingen der West-Indische Compagnie, opgedragen aan Pioter Post, volgens het ontwerp van den beroemden schilder en architect Jacob van Campen, door wien o.a. ook het Am- sterdamsche stadhus werd gebouwd. Toen de bouw, na een tijd van zeven jaren in 1640 gereed was gekomen, zond de Prins uit Brazilië de fijnste houtsoorten en do kostbaarste sieraden en kunstgewrochten, ter inwendige verfraaiing. Maar de Prins was zijn budget aanmerkelijk te boven go- gaan (do gezamenlijke bouw- en instalfoe- ringskosten bedroegen de toen zoor aan- z:enlijke 6om van zes tonnen gouds). Om aan zijn schulden te voldoen, zond Maurits meermalen groote vrachten suiker naar Holland, waardoor spottenderwijs de naam van „Suikerpaleis" aan het Mauritshuis werd gegeven. Ten slotte gingen in 1652 door geldgebrek de meeste kostbaarheden over aan den Keurvorst van Brandenburg, van welke kunstschatten er zich vele thans bevinden op het slot Frederiksborg te De nemarken. Na lang onderhandelen verkreeg de Prins het bez't over het akkerland, dat tegenover het Mauritshuis gelegen was, waar ter plaatse zich thans het ministerie van koloniën bevindt. Een ondergrondsche doorgang verbond Paleis en tuin, doch word een veertigtal jaren geleden gedicht. Het voorple'n, dat thans door ijzeren hok ken is omgeven, was vroeger omringd van stevige muren, voorzien van oen zwaro poort. Het grootelijks met schuld bezwaar de pand ging bij den dood van Maurits in 1679 over aan de hypotheekhouders, die hot aan de Gecommitteerde Staten verhuur den om er vreemde gezanten in to doen huisvesten. Op den avond van het vertrek van den Hertog van Marlbourough, die or in het bog'n der 18e eeuw voor korten tijd zijn verblijf hield, ontstond or door de on voorzichtigheid van het personeel oen he vige brand, waardoor het geheele gebouw op do vier muren na in puin stortte. Het uitwendige werd wedorom geheel in den ouden toestand herschapen, echter kon do inwend:ge verfraaiing het bijlange niet ha len bij de voorgaande. In 1748 werd het Mauritshuis door stadhouder Willem IV tot een militaire school ingericht. Later werd de Hooge Raad van Oorlog daarin gevestigd. Na de Fransche revolutie in 1795 tot het beg;n der vorige eeuw verga derde or het Nationaal militair gerechts hof, totdat het in 1806 bestomd werd voor de openbare bibliotheek voor wolk dool bet gebouw dienst deed tot 1819. Bij den aan koop van het Mauritshuis in 1820 door het Rijk, werden de bovenzalen ingericht voor het mnseum van sch-lderijen, afkomstig van de Prinsen Willem IV on Willem V. bracht, word aanmerkolijk vergroot, on be draagt thans ruim 500, waaronder oen vijf- en-twintig tal, die door den oud-diroctour dr. A. Bredius welwillend in bruikleen worden afgestaan. Do grooto beteckenis van dit door zijn kleinen omvang zoo in tieme museum is vooral gelegen in het feit, dat daar do eigen kunst der Neder landen is bijeengebracht. Wel vindt men er kostbare doeken van buitenlanders, zoo als b.v. van don Italiaan Piero di Cosimo, van den Spanjaard Bartholomé Estébor Murillo het bekende „Maria met het Kind" en van den Duitscher Huns Holbein de Jonge (o.a. portret van den Valkenier). Maar het interessantste van hot Maurlts- museum "is wel, dat men or de geheele ge schiedenis der Hollandsche schilderkunst kan volgen, te beginnen bij do Vlaamsche primitieven: Hans Memlinc, Rogier van der Weijden. Dan de schilders dor renaissance. d:e onder Italiaangohen invlood stonden: Goltzius, Antonio Moro en de boroemdo Vlamingen: Bruoghol, Anthonio van Dijck en Petrus Pnulus Rubens (mot zijn por tretten van Michiel Onhovius en Isabella Brant). Daarna de Hollandsche school (pl.rn. 1620): Microvolt, Ravestoijn. Dc schilders van don Gouden oeuw zijn or zoowel in aantal als in hoedanigheid goed vertogenwoord:gd. Daar is b.v. Frans Hals met zijn portretten, dan de genia'c werken van den meesterschilder en licht-kunsto- naar Rembrandt Harmensen van Rijn, waarvan zich in het Mauritshuis o.a. be vindt de „Anatomische les van Xicolaes Tulp", welk stuk door Koning Willem I werd aangekocht voor dit museum, waar van het een der waardevolste bez'ttingen is. Verder zijn er oa. zijn bijbeltaforeo'en „Saul en David", „Su/.anna in het bad", „Simeon in den Tempel", voorts zijn zelf portret „do officier" on een portret, van zijn vader cn een zijner moeder. Van zijn 17do eeuwschc leerlingen ziiu er o.a. verte genwoordigd Johannes Vermoor, wiens „Gezich op Delft" eveneens door Koning Willom I was aangekochtnog is van hem bekend „Meisje". Van dezelfde school noe men wc nog Carol Fubritius („Putterti©") en Aort de Gelder. Van do landschapschil ders zijn er aanwezig: van Goven. van der Neer, Ruysdacl. Voortreffelijko gcnrc- schilderinRen vindt men er van Gerard Dou Gabriël Metsu („Dc Muziekliefhebbers"), Gerard Torborch („Do onwelkome Tijding") en als hun navolgers oa. F. van M'eris en do van leven Bprankelonde volksstukken van Jan Sleen, o»a. „Het bezoek van den dokter". Dicrenschildorijen vindt men er van Borchem cn Wouwerman c.n van Pnu lus Potter „Dc St-ier", het waardevolste cn bekendste schilderij van het Maurits huis. Van Bartholomcus van der Holst hangt er een portret van Potter. Het werk van deze zeventiendo-oeuwsche schilders vormt do kern on het leeuwendool van deze schilderijencollectie. Uit do volgondo eouw willen wc nog als voornaamste incmoTooren Corn. Troost, voor wiens werken een apart kabinet word gereserveerd, dat hot moest bezocht wordt. Mot deze opsomming, dio geenszins vol ledig is, willen we enkol oen boknopt over- In do benedenzalen werden gevestigd het kabinet van Japansche en Chineescho kost baarheden en dat van voorwerpen van his torisch nationale merkwaardigheden, welke kunstproducten en merkwaardigheden, nu eerst verhuisd to zijn respectievelijk naar do Pr'n6egTacht en Vijverberg, later wer den ondergebracht in het Rijksmuseum te Amsterdam. Het aantal schilderstukken, die in veertien zalen werden onderge zicht geven van den in hot Mauritshuis verscholen rijkdom, dio niet alleen als stn- d:emateriaal voor de historie dor Holland sche schilderkunst bijzonder belangwek kend is, maar ook oen lust is voor do oogen en den bezoekerB een waar geestelijk genot schenlct. Zoo is hef Mauritshuis voor Den Haag zoowel architectonisch, als historisch, maar vooral uit cnlturool oogpunt oen waar devol bezit. Lieve hemel, man, je bebt den roeor- ve-band meegenomen, inplaata van de rouwkrans. Die dame daar gaf mijn eon gulden, omdat ik haar vertold heb, dat ik oen 24 uur op een wrak had gezel en. Op wat voor wrak dan? Nou, waar ik op zit.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1930 | | pagina 9