Madhmskwestie Het Gezellen-Leven ZATERDAG 25 JANUARI 1930 DE LEIDSCHE COURANT DERDE BLAD PAG. 10 Eenige beschouwingen j Over een advies in de over de film i q. n Een der meest karakteristieke uit- I drukkingsmiddelen van de film, waar door deze zich onderscheidt van het tooneel, is de groot-opname of close- up", zooals de Amerikanen zeggen. Juist door de groot-opname komt de bizondere geaardheid van de film lot haar volle recht. Met de groot-opname bedoelen wij de sterk vergroote weergave van een of ander voorwerp, dat op een bepaald spelmoment onze speciale aandacht vraagt. De filmsche werking van dit uitdruk kingsmiddel is van buitengewoon sug gestieven aard. De regisseur kan hier mee de meest verrassende effecten be reiken en wat meer is, zij brengt ons in een wereld die tot nog toe voor ons on toegankelijk was. De groot-opname laat ons de onvermoede schoonheid zien van dingen, die anders aan onze aandacht ontsnappen. Zij laat ons de trillende woede zien van een krampachtig gebal de vuist, de doodsangst van een paar geheven handen, de wanhoop van een mensch, alleen door den moeden gang zijner voeten weer te geven. Wij herinneren ons een groot-opname van Conrad Veidt in ,,De Indische Graf- tempel" een onbelangrijke film overi gens waarin hij bij het lijk van zijn verongelukte vrouw staat. De smarte lijke uitdrukking van dat gezicht werd door de juiste toepassing van de groot opname tot zulk een tragische climax, dat iedere woordelijke toevoeging vol maakt overbodig was. Trouwens een bladzijden-lange beschrijving zou niet in staat geweest zijn weer te geven, wat rich op dat gelaat afspiegelde. Nu zal men zeggen, dat het tooneel ook over de middelen beschikt om de aandacht op een bepaalde situatie te lichten. Dat is juist, maar op het too neel blijven wij steeds het totaal-beeld zien. Wij zijn niet in staat een bepaald detail er uit te lichten en dit onder de uitsluitende aandacht van den toe schouwer te brengen. De groot-opname bij de film stelt den regisseur in de gelegenheid zijn artistie ke begaafdheid te bewijzen, omdat de juiste keuze der groot-opnamen voor een belangrijk deel de kunstwaarde van een film bepaalt. De groot-opname moet een logisch hoogtepunt zijn in het ont wikkelingsproces van een filmisch ge beuren. Op het goede moment toege past versterkt zij het geziene, terwijl zij in het andere geval het beoogde ef fect verstoort. De vraag, welk moment moet worden weergegeven, behoort daarom tot de moeilijkste opgaven van den filmregisseur. Anderzijds wordt de ïegisseur door de groot-opname in staat gesteld het stempel zijner persoonlijk heid op het filmwerk te drukken, omdat door die opnamen blijkt hoe de maker zich ten opzichte van het te verfilmen onderwerp verhoudt. Een ander karakteristiek uitbeel dingsmiddel, dat de film alleen bezit is de versnelde en vertraagde opname. De uitwerkingen hiermee verkregen, voor al met de vertraging, kunnen van zeld zame schoonheid zijn. Deze technische kunstgreep stelt ons in staat de snelheid van een beweging zoodanig te vertra gen, dat de rythmische schoonheid tot haar volle recht komt. Wij denken hier bij aan ,,De heilige Berg", waar de branding der zee b.v. door de vertraag de beweging, tot een sublieme schoon heid van beweging werd. Ook de plaats vanwaar uit een opname genomen wordt, is van grooten invloed op de beeldwerking. Ieder weet hoe suggestief een opname kan zijn vanuit een voor ons ongewonen gezichtshoek opgenomen Met al deze mogelijkheden en er zijn er nog vele dient de regisseur reke- nino te houden. Het is zijn taak, uit de veelheid der hem ten dienste staande middelen, de juiste te kiezen. Maar die verbijsterende mogelijkheden bij de films leveren voor den regisseur het grootste gevaar op in artistiek opzicht. Wanneer hij niet de uiterste zelfbeheer- schmg bezit, zal hij aan de veelheid der uitdrukkingsmiddelen ten gronde gaan. Een typisch voorbeeld hiervan is de Duitsche regisseur Fritz Lang. ïn zijn Nibelungen-film is hij nog heer en meester over de f'lmstof. In Metropo lis" heeft hij zich, uiterst vakkundig weliswaar, bedronken aan den roes der onmogelijkheid het groote gevaar bij de film. Fritz Lang is een der velen, die zich bedwelmd hebben aan de schijn bare almacht van de films. In Metropolis" wordt de toeschou wer eenige uren lang ovej-stelot met een trommelvuur van techniek, hij is prijs gegeven aan de meest gezochte, leugen achtige symboliek, die een menschen- brein maar kan verzinnen. Het is één woestijn van wolkenkrabbers, sportpar- kens. machines, één bij elkaar geregis seerde wereld van koude, onzinnige droombeelden, zegt M. ter Braak in ..C'uema M'l'tans". De mogelijkheden om zich filmisch uit te drukken zijn zoo veelvuldig en gedifferentieerd, dat het ons niet te ver bazen behoeft, dat al deze middelen (Ingezonden). Ons artikel „Leiden in nood" wordt ander maal aangevallen in deze courant door zekeren G. uit Leiden Geen van onze aanvallers heeft ook maar de geringste poging gedaan een ad vies of raad te geven voor een schoon stadhuis voor Leiden. Dat durfden zij blijkbaar niet acn. De strijd gaat bij beiden tegen de christelijk middeleeuwsche kunst. Bewust of onbewust, wetend of onwetend, met of zonder „fanatis me", waarvan de schrijver G. uit Leiden ons beschuldigt: het gaat tegen de middeleeuwsche bouwkunst. Dat onze deskundige G. een „mo derne" is gelooven wij vast, ook als hij het met 7eide, dat hij „groote bewondering" heeft voor de grootsche werken der middeleeuwen gelno- ven wij eveneens: maar dat hij „onbevooroor deeld" is, reeds veel minder; want hij behoort tot degenen, waarvan wij in ons eerste artikel schreven, dat zij de middeleeuwsche wel voor schoon houden, maar voor dezen tijd niet meer paosend. Daardoor krijgt die waardeermg reeds een leelijken knak. Wat dus voor 500 jaren waar, schoon, doelmatig en sterk was, dat zou voor dezen lijd niet meer waar of schoon ziju, of ten minste niet meer passend. Dat is wel een veeg teeken voor den tegenwoordigen tiid; doch stemt wonderwel overeen met de „begrip- looze en onbenullige bouwsels, welke stad en land ontsieren" in dezen tijd en met dc ,heil- looze verwarring en den chaos van meeningen" nopens de bouwkunst, waarover juist de mo dernen zoo bitter klagen. En van wie zijn die begriplooze onbenullige bouwsels? Niet van Dr. Cuypers en de Neo- Gotbiekers; maar juist van de modernen uit den laatsten tijd. De groote grief van schrijver G. tegen ons is deze, dat wij de middeleeuwsche bouwkunst van 500 jaren her zonder meer naar den tegen- woordigen tijd zouden willen overplaatsen. En inderdaad dat wenschen en willen wij, omdat er absoluut geen andere weg lot herstel der bouwkunst te vinden is, dan terugkeer tot de „op het christelijk gelco'f en het gezond ver stand berustende beginselen" (Dr. Cuypers) van de middeleeuwen. En om zulks te bewij zen beginnen wij weer met een klein, eenvoudig lesje over de bouwkunst in 't algemeen. In de geschiedenis der bouwkunst bestaan volgens het oordeel der meest gezaghebbende schrijvers op dit gebied, slechts twee groote bouwperioden van hoogstaande kunst, namelijk de Grieksch-Romeinsche en de middeleeuw sche, of met andere woorden de heidensche en de christelijke. De eerste duurt vanaf het begin der geschiedenis tot in de 4de eeuw na Chris tus, de tweede begint met de vrijheid van het Christendom in 4de eeuw en bereikt haar hoog tepunt reeds voor liet begin der 14de eeuw. Zoo hoog nu het Christendom staat boven het heidendom, zoo hoog staat ook de christelijk- middeleeuwsche kunst boven de heidensche of Grieksch-Romeinsche. En wat de bouwkunst aangaat, staat deze ook van zuiver stoffelijk oogpunt bezien, dus betrekkelijk constructie en esthetiek ongemeen hooger dan de heidensche of classieke bouwkunst Hier kunnen wij ons beroepen op Muthesius, Violet-le Due en Berlage, mannen van het al lergrootste gezag op dit punt. De negentiende eeuw, op het gebied van bouwkunst de eeuw van eene chaotische ver warring, heeft zich uitgeput in de nabootsing van alle historische stijlen (der oudheid) met het resultaat, alleen bewezen te hebben dat geen van de oude architectuur-stijlen eenige v aarde heeft voor den tegenwoordigen tijd. Al dus Berlage volgens Muthesius. Doch n.u moge schrijver G. uit Leiden nog eens luisteren, wat Dr. Berlage verder zegt: „H et kan niet geloochend worden, dat het aan de middeleeuwsche kunst (de Neo- gothieke richting) voorbehouden bleef, ons den nieuwen weg te be reiden". Aldus Berlage in „Grundlagen der Architectur. En verder: „In de architectuur werd door de Renaissance ruw gebroken met een volontwikkelde kunst, eene rijk ontplooide kunstoverlevering, in den hoek geworpenAl dus Muthesius bij Berlage in hetzelfde werk, waar de Renaissance vergeleken wordt met eenen grog en de Neo-Renaissance met eenen grog, aan wien men door vergissing nog eens water toevoegde. Tusschen de middeleeuwsche bouwkunst en den tegenwoordigen tijd ligt (uitgenomen de Neo-Gothiek) niets dan on waardig knoeiwerk, ontaarding en nog- eens gewaterde kunstgrog. Berlage komt dan eindelijk tot deze slotsom: „Van al de pogingen op het gebied van bouw kunst in de 19de eeuw is alleen de Neo- Gothiek waardevol geweest; al leen zij bracht vruchten, door dien zij den blik naar de middel eeuwsche kunst gericht heeft, welke de kiemen 'voor de toe komst in zich draagt". Een groote stijl, zegt Berlage nog verder, rust op eene traditie, in welke het subjectivisme verdwijnt. „Daarom was de Gothiek de laat ste groote stijl". En ten slotte nog dit tdt Berlage's „Grundlagen und Entwiklung der Architectur". „In den tegenwoordigen tijd is het subjectivisme (persoonsuiting) het sterkst uitgedrukt. Had de Renaissance nog eene zekere traditie, welke in de antieke wortelde, heden ten dage heeft men in 't ge- nog niet altijd op de juiste wijze wor den toegepast. Ds filmkunst is nog zeer jong en het zijn de groote vergissingen, die ons tenslotte het best vooruithelpen, cmdat wij daaruit zoo duidelijk zien, hoe het niet moet. Maar al die uitdrukkingsmiddelen geven ons toch ook de overtuiging, dat de film een geheel apart gebied be strijkt, dat met het tooneel niets heeft uit te staan. Dost een of andere rolprent ons 'aan het tooneel denken, dan weten wij, dat deze film als film niet deugt. En /an deze producten znn er nog steeds meer in omloop dan wel wenschelijk ware. H. v. d. DEENECAMP. heel geene; zelfs de onbeduidendste wil zich zelfstandig tot schepper (van een nieuwe kunst) opwerpen. En wat voor onheil deze persoons, deze Ik ui ting gesticht heeft, daarvan leveren helaas onze moderne straten liet gruwelijkste bewijs. Kunslanarchie is de wreedste vijand". Tot zoover Dr. Berlage, die zeker een van de beste kenners is van stijl en bouwkunst in ons vaderland, en zelf een man van internationale bekendheid. Bovengenoemd werk van Dr. Berlage is im mers niets anders dan 4 voordrachten, gehou den in 't Duitsch te Zurich. Daar stelt Ber lage ook Dog de vraag op, of wij weer tot eenen grooten stijl zullen komen zonder traditie; en hij antwoordt rond weg met: „neen". En inderdaad, zonder tradi tie is zooveel als zonder wet en zonder stijl, en als men wet en stijl verwerpt in de kunst blijft niets over dan willekeur of toeval. En daarover sprekend, zegt Berlage zeer juist: „Zoodra de bouwkunst den weg der willekeur inslaat, is zij verloren". Ja, verloren en vermoord, gelijk wij schre ven in ons eerste betoog, is de bouwkunst, sedert men „den s t ij 1" verworpen heeft en ieder architect z ij n stijl heeft. En zoo wordt het Wel aan iedereen duide lijk, waarom de moderne deskundigen zelf klagen moeten, dat stad en land ontsierd worden door begriplooze en onbenullige bcuwsels, waaraan zelf het meest elementaire begrip van bouwkundige samenstelling ont breekt. Dat klare, heldere, logische en ralio- neelc in de bouwkunst vindt men juist het volmaakst uitgedrukt in de christelijk middel eeuwsche bouwkunst. En daarom kon onze groote en geniale Dr. Cuypers met recht zeg gen: „dat hij Gothiek bouwde, om dat alleen die stijl gegrondvest op de waarheden van'het christe- iijk g e 1 o a sn op de wetten van het gezond verstan d". Zou men in den te genwoordigen tijd zoo afkeerig zijn van mid deleeuwsche kunst, omdat men ook van Chris tendom en gezond verstand is afgeweken? In ieder geval zal schrijver G. uit Leiden :'u reeds moeten inzien, dat wij ons in uitste kend goed gezelschap bevinden op bouwkun dig gebied. Want de namen van Cuypers, Berlage, Muthesius, Vio!et-le Due zeggen wel wat meer dan eenige dozijnen van moderne constructeurs, of om een nieuwe naam te ge bruiken) gcveleurs of gladmuurontwerpers. Tot hiertoe over bouwkunst in 't algemeen. De schrijver zal wel begrijpen, dat wij de overtuiging hebben, dat wij niet enkel eene bepaalde kunstuiting verdedigen, maar dat wij vooral een apologetisch werk meenen te verrichten door die kunstrichting te verdedi gen, welke niet enkel esthetisch en construc tief de volmaakste is; maar welke ook de duidelijkste uiting is van christelijk geloof en kuituur. Maar schrijver G. vindt het toch wat al te bar „eene kuituuruiting van 500 jaren geleden zoo maar in eens plotseling naar dezen nieu wen tijd over te plaatsen Welnu, weet schrij ver dan niet wat op bouwkundig gebied tus schen de middeleeuwsche en tegeD.woordige bouwkunst ligt? Wij willen het hem zeggen. Een veelmaal verdunde grog, een mengel moes van afgedankte en uitgeleefde vormen, welke als stijl genoemd worden: „Renaissan- se, Roccoco, Baroc, Impire, Biedermeijer, Wa terstaatstijl; waarbij men dan. nog in dezen laatsten den sovjet- of proleetstijl, en tot slot den sigarenkistjes- en lucifersdoosjesstijl zou kunnen bijvoegen. In Arasterdam heeft men r.og een soort stijl, die men het best zou kun nen n.oemen „Reuzenoregonzalmbussenstijl" en de ook nog elders opdoemende „stijl van het rioolprofiel", zoo genoemd naar den „ketting of rioolboog", naar men zegt uitgevonden door een schoenmaker in de „Langstraat". Wij willen echter niet beweren, dat deze optelling van „stijlen" volledig is; maar blij ven toch bij onze meening in ons vorig ver veer uitgedrukt, dat er niet meer dan drie in dezen verschillende stijlen zijn: namelijk de architraafstijl met met de rechte lijnen, de rondboog-stijl (Romaansch) en de spitsboog stijl (Gothiek).. Wat daartusschen ligt is „tus- schenwerpsel", mengelmoes of stijlgrog. En daarom noemt de zeer deskundige architect E. Enlart met volle recht alle na-de mid deleeuwen uitgedachte bouwvor men en constructies „inferieur" of minderwaar dig. De Renaissance-raannen keerden opeens circa 1500 naar eene kuituuruiting terug, wel ke driemaal 500 jaren achter hun lag, en meenden opeens d e ware kunst en schoon heid opnieuw ontdekt te hebben. En die kui tuuruiting der heidenen stond op kunstgebied in alle betrekking vèr onder die der mi-ddel- I eeuwen. Zou het nu zoo erg zijn als wij op kunstgebied ook eens terugkeerden naar een periode in de bouwkunst, welke volgens de meest gezaghebbende deskundigen in alle be trekking de meerdere is, en „op de waarhe den van ons geloof en op de wetten van het gezond verstand rust". Het is en blijft een al- gemeene wet: „Wie de waarheid en schoon heid verloren heeft, moet weer naar haar te rug. Wie de geopenbaarde waarheden verlo ren of verworpen heeft, zal naar Christus cn zijn leer terug moeten; wie de geboden ver worpen heeft, zat zelf naar den Sinaï terug moeten circa 1450 voor Christus; en wie naar eene rationeclc, gezonde en „tijdmatige" bouwkunst wil terugkeeren zal bij de middel eeuwsche bouwkunst moeten aansluiten. En was soms de bouwkunst van Dr. Cuypers de Neo-Gothiek niet modern en tijdpassend? Waren niet do materialen zelf, profielsteen en gekleurde baksteen en de toepassing daar van modern en tijdpassend en landeigen? j Heeft de Neo-Gothiek soms ook „stad en land ontsierd met be- j griplooze en onbenullige bouw sels"? En toch wordt dat nu gezegd van de I laatste, nieuwste en modernste bouwsels in i „van Nelle's Koffie en Bijenkorf stijl". En op het gebied van kerkelijke bouwkunst i is het ai niet veel beter. In het jubileum- I nummer van het gildeboek wordt daarover geklaagd door den deskundige van Harde- veld: „Wal is er overgebleven van Dr. Cuy pers' baanbrekend werk? Waar is de invloed van Thijm's goede lessen en zijn helder in- j zicht? Plat en laag lijkt -.vel 't parool, in te genstelling met b.v. Dr. Cuypers' kerkenEn dan verder deze treurige bekentenis: „Van i de pl.m. twee honderd kerken en j kapellen, zijn er slechts enkele, die geslaagd mogen heetc n". En wie 't niet zou willen gelooven die doorbla- dere maar even genoemd nummer van het gildeboek. Als voornaamste gebreken noemt van Hardeveld dan „gebrek aan een heid en gebrek aan geestelijke bezonkenheid" zeer juist, en waarom? Omdat eenheid en bezonkenheid alleen in een bepaalden stijl te vinden zijn, en deze is op de eerste plaats de spitsboogstijl met zijne volmaakt logische en rationeele constructie. Na dat alles begrijpen wij dan ook deze ernstige vermaning van v. Hardeveld aan den katholieken bouwmeester: „De katholie ke architect hoede zich voor den oppervlakkige n, onvaste n, steeds sneller loopenden stroom van tijdgeest en modernism e". Eigenlijk zogl de genoemde schrijver is er geen stroo- m i n g; bij ouderen een algemeenc achteruit gang; bij de jongeren een groote verdeeldheid van opvatting". En alweer om dezelfde re den: omdat men geen sti'l meer hoeft en geen stijl meer wil, dan de stijl van het „eigen Ik" (zichzelf zijn). Wij nemen gaarne aan dat G. uit Leiden een groote bewor.deraar is van middeleeuw sche kunst en stijl. Maar wij willen toch even opmerken, dat de logica, het rationeele, de sterkte en schoonheid der middeleeuwsche bouwkunst niet enkel daar zijn om ze te be wonderen, maar om ze te beoefenen en in de praktijk om te zetten gelijk Dr. Cuypers en de Neo-Gothiek gedaan en geleerd hebben. En wanneer schrijver G. dan nog waagt te schrijven van „fanatisme", dan moet hij dat niet zoeken in de kringen van het traditiona- lirme, maar wel bij de modernen, die met een haat en fanatisme, gelijk men zulks alleen in het tijdperk van Renaissance en Humanisme kende, alles wat traditie, stijl, en middel eeuwsche kunstpraktijk aangaat, verwerpen, verwenschen of doodzwij'gen. Wordt daar er gens in een hoek van ons land een modern prulwerk van een kerk gebouwd, zonder stijl of traditie, echt r.cutraal en karakterloos, ban binnen en van buiten onbenullig, maar echt modern en tijdgeestig, dan komt dat ding in alle kunsttijdschriften met of 7 illustraties en nog het potrait van den „genialen" schep per van dat misbaksel,' of zelf een geheel extra-nummer van een groot tijdschrift zingt den lof en de eer en den roem van het werk en den maker; en dat alles omdat het modern is. En nu het tegendeel: Een kathedraal waar- t.#n men circa 62 jaren gebouwd heeft, die circa 9 millioen gulden, gekost heeft, een van de grootste monumenten van bouwkunst, die sedert 2 a 3 eeuwen voltooid werden. Een kathedraal, welke met de grootste en schoon ste domen der middeleeuwen kan konkurree- ren, en welke mat ean mondialen pompe en plechtigheid werd ingewijd voor nog geen 10 jaren. Van zulk een monument, zeggen wij, mocht in geen enkel Kath. geï'lus- treerd tijdschrift een prent of foto verschijnen, en met geen wooid, om niet te spreken van. eene beschrijving of artikel, gerept worden. Waarom? Om dat het een monument in stijl, in middeleeuwschen 'tijl in zuiver Gothiek is. Dat is niet enkel fanatisme, maar tevens haat, afkeer, be krompenheid en moderne kleingeestigheid be trekkelijk stijl, traditie en christelijk middel eeuwsche bouwkunst, waaraan men niets zoo zeer vreest, dan hare ontegenzeggelijke supe rioriteit over alle andere bouwkunst. Misschien vraagt G- uit Leiden hier niet meer naar eene behoorlijke argumentatie; wij zouden hem dan verwijzen naar onze geïllus treerde kunsttijdschriften, over de laatste 10 20 jaren. Hij zou dan wel onder een !aw;ne van argumentaties van modern fanatisme je gens de christelijke middeleewusche bouw- knust bedolven worden. Eene verschijning trouwens welke zich ook voordeed bij de Re naissancemannen in dc 16e eeuw, welke uit fanatisme tegen de middeleeuwsche bouwkunst den spitsboogstijl „barbaarsch" of „Gothiek" ncemden. De Gothiek werd toen. vervloekt, verbannen, vergeten en zelfs gedood of ver'o- ren; maar toch in de vorige eeuw weer ont dekt en in ecre hersteld. Thans leeft de Gothiek zoowat in de ver banning, of zij moet zich schuil houden voor modern fanatisme; maar zij zal .uit de verban ning terugkeeren, gelijk ook nog met andere dingen zal gebeuren, welke gelijk de Gothiek „op de waarheden van ons geloof en op de wetten van het gezond verstand gevestigd is" aldus Dr. Cuypers. En zou de middeleeuwsche bouwkunst niet zegevieren door haar eigen onbetwistbare superioriteit; dan zal zij toch tenslotte overwinnen door de geheel abnor male inferioriteit en „onbenulligheid der mo derne bouwkunst. J. M. KEULERS, Pastoor, ong. Karmeliet, Groenendijk, 14 Jan. 1930. MICROFOON-GEHEIMEN. Waar moet de microfoon, hangen? Ziedaar een gewichtig probleem, dat tot heel wat discussies aanleiding heeft gegeven. Weber en Fields, een zeer bekend tooneel-duo in Ame rika, dat thans optreedt in de nieuwe tevce, welke in de Metro Goldwyn Mayer studio's gemaakt wordt, zijn van opinie, dat de micro foon liefst zoo onzichtbaar mogelijk moet wor den aangebracht. „Wij willen heelemaal niet weten, waar dat ding zit", bekenden zij laatst, ..in we doen ons werk, zonder ons ook maar een seconde om dien verklikker te bekomme- Buster Keaton, daartentegen, heeft veel meer respect voor het trillende vlies. In zijn eerste sprekende film „On the Set", let hij altijd zeer zorgvuldig op, hoe en waar men de microfoon bevestigt en telkens neemt hij proeven om te controleeren of zijn stem goed „overkomt". Buster verklaarde, dat het voor een filmac teur even belangrijk is, om te weten, waar de microfoon hangt, als waar de lens van de Zooals men wellicht weet letten filmacteurs steeds nauwkeurig op hun plaats voor de lens cn de meesten doen als Buster Keaton en be palen precies welke plaatsen het best geschikt zijn om voor de microfoon te spreken. Over 't algemeen bemoeien de acteurs en actrices, die van het tooneel komen, zich heelemaal niet met deze kwestie. Zij zijn noch aan de lens, Tioch aan de microfoon gewend en laten de uiste opstelling maar liever aan de technici GESCHIEDENIS VAN DE ST. JOSEPH- GEZELLEN-VEREEN I GING. V. Tot do reorganisatie behoorde het con tact zoeken met. het Centraal praesidium to Amsterdam, waardoor dc eigenlijke stichting der St. Jcseph Geziven-Vereeni- ging tot stand kwam. Op 5 Mei 1887 werd in dc Stads-Gehoorzaal eon buitengewone vergadering belegd waarbij de to eenmalige Burgemeester eveneens tegenwoordig was. A's inleider trad op do zecreerw. heer jhr. H. J. J. M. van Nissen tct- Keveneer. Na een heldero uiteenzetting van het Kol- pingsprogram kreeg het plan eon meer vasten vorm. Den den Juni vclgde de aan sluiting met het Nederlam'scli Vc Jnd, welke aansluit'ng op 9 Juli d. a. v. officieel bekrachtigd werd. Heb internationaal verband was dus ce- legd, wat beteekende, uniformi'.eit in be stuur, internationaal erkend lidmaatschap en bii mogelijke reizen on het ambacht vrij of billijk 103'es in de Gezellenhuizen. Dankbaar voor e''es wat be-eikfc was, noodigde praeses Hogercats bestuur en le den uit Zondag 10 Juli 1887 arnwezig to zijn bij de H. Mis wc'ke te acht uur zou worden opgedragen in de St. Lodewijks- kerk. Tweede Tijdperk 1887—'1901. De daadwerkelijke beleving van Kolpïnga schoon devies, Godsdienst, Arbeidzaam- he'd, Vroolijkheid en Eensgezindheid werd het veelomvattend plan der nieuwe ver- ceniging. De invoering van den Koipirrs- groet bij het binnenkomen en verlaten dei- zaal „God ze-gene het eerzame handwerk", waarop den wedergroet „God zegene het", de godsdienstige toespraken op bepaalde tijden do-or den Eerw. Praeses, het geza menlijk bijwonen van de H. Mis, werkten mede tot Godsdienstzin. Ter eere van het gouden priesterfeest van Z. H. Paus Leo XIII in December 1887 werd in de Stads- Gehoorzaal een heerlijk feest gevierd. Dc liederer.tafel versterkt, met eenige bekwa me kerkzangers maakte zich zeer verdien stelijk. In Januari 1888 kwam het gewich tige besluit tot aankoop van het perceel Rapenburg 52 en aan den penningmeester H. P. L. Vorst werd de opdracht gegeven tot den ombouw. De in twee talen, in loo- den bus ingemotseldo oorkonde, geplaatst achter den 'marmeren gedenksteen was van den volgenden inhoud: (Wordt vervolgd). ONS JAARBOEKJE 1930. .Eindelijk dan is ons jaarboekje versche nen en tegen den prijs van 0.20 te koop gesteld. Ter aanbeveling van dit handige boekje volgc hioronder eenigszins verkort ©en beoordeeling uit do „Mebd.": De sprekende kleuren van Kolpings vlag op den smaakvollen omslag, dwingen om er gretig naar te grijpen; kort en bond'g leidt de Centraal-Praeses het in en hij kan or zeker van zijn dat het een plaats vindt op Presidentenkamer, Bestuurstafel en vooral in de zakken der leden. De saamhoorigheid en dc corpsgeest der Gezellen waarborgm dat; wat in het Kolpingsgezin van boven af komt, wordt tot beneden too op prijs ge steld. De geheelo actie van het Centraal Ver band ligt in open beek vóór'u, 't is open kaartspel; wie de Gez. Ver. niet kent, komt volledig op do hoogte; wie haar wel kent, vindt de bevestiging der tot viermaal too herhaalde uitspraak van Haarlem's Bisschop bij zijn laatste bozoek, dat zij te „meest ideale" vereeniging is voor den jongen werker. In woord en beeld komt het wezen der Goz. Ver. naar voren; zij is een gezin mot den Priester als Praeses, wiens vader ,.:e macht in de liefde wortelt, uitgedrukt in het zinrijke standbeeld van Keulen, waar Kolping en zijn Gezel bij elkander staan, oog in oog, hand aan hand, hart aan hart. Het staat er op blz. 25 zoo kort: „aan gesloten Vereenigingen" en het spreekt boekdee'.en. In één Vereeniging wei ken 182 Priesters voor dc rijpere jeugd; welke andere organisatie in Nederland lean zich daarop beroepen? Honderd twee en tach- t:g Priesters, die er niet naast staan als adviseurs, maar die als Praeses cf Vice- Praeses de ziel, het meng, dc harteklop der Ver. zijn; de Gezel'en hebben hun Priesters met hoofd en hart maar vooral met het harts De Godsdienst-zin uit zich iu Derde Or de, H. Familie, Congregatie, Euchar'sti- scho actie, missie en retraiteclub. Het heeft allen zin om het Tetraitewerk afzonderlik te noemen, als 1142 leden in 1929 retraite hielden. Spaarbank, Zieken- en Werklozenfonds leeren offcrz'n voor kwade dagen; clubs voor ontwikkeling, cursus vcor moderne talen, bibliotheken geven gelegenheid om den tijd productief tc maken voor het ko mende leven. Muziek, zang en allerlei ontspanning zijn bij de Gez. Ver. veilig, omdat Kolping na ins-nann'ng de ontspanning veilig steHe onder de drie „G's" van Godsdienst, Ge weten en Gezondheid. Over heel de linie sprankelt frisch, blij leven; er zit pit en fut in; heel het Ge- zellen'even wordt dienstbaar gemaakt, aan Godsdienstzin, Arbeidzaamheid, Eensge zindheid en Vroolijkheid; deze vier devie zen zijn door Frans Bcsen kunstzinnig in symbolische voorstellingen uitgebeeld. Het Jaarboekje 1930 ver telle maar bui ten de Vereeniging en buiten het Bisdom dat Kolpingswerk Godsarbeid is, dat Kol ping oen man is van de Voorzienigheid, dat hij den jongeman goed heeft begrepen en dat. zijn beginselvaste opvced'ng nou; door geen ander is verbeterdal stierf hij in 1865, hij spreekt nog goed verstaanbaar tof. de zielen en de harten der rijpere jeugd. Zoo zegge dit Jaarboekje dat c'e Gez. Ver. nog onveranderd geeft, wat Kolping heeft- gesticht.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1930 | | pagina 10