VOOR ONZE KINDEREN CORRESPONDENTE. Jacques Plouvier, Leiden. Wie voor is, voor maalt. Ja, geluksvogcltje ik zal jou het eerste een briefje schrij ven omdat jij het eerste was van allen. On- noodig te zeggen, dat ik heel blij was, dat jij zoo n mooi boek gewonnen hebt. Voort aan altijd meedoen en den volgenden keer doet Leo mee en Maria Thérèse en mis schien ook nog Jan. Of zou die al te groot zijn of te „oud" Jacqueske. Maak veel groetjes aan alle huisgonooten. Ik kom eens gauw aan! Dag vriendje! Johnny Le 11 geveld, Leiden. Dezen keer ben je niet zoo gelukkig ge weest, hé J.ohnny? Heb opstel wordt ge plaatst. Zie de volgende week eens. De overzetting was „zeer goed". Hier en daar herkende ik de hulp van Mama, doch dat mocht! Ik zei het immers. Dag Johnny! Maak ook de groeten aan Mama! Hermande Bruyckere, Leiden Zoo Herman, hoor ik nog eens wat van jou. Het is lang geleden, dat ik bij jullie voor de „volkstelling" zijn moest. Groet vader en moeder van me Maak eens een verhaaltje! Dag Herman! Ini Raaphorst-, Leiden. Ik zocht te vergeefs naar het briefje, dat je anders speciaal bij de raadsels doet. En het versje? "Wordt geplaatst. Ik zal het bewaren, tot we „winter" hebben. Overi gens vind ik het lief van je, dat je al een versje gemaakt hebt. Groet vader en moe der van me! Bertus Beugelsdijk, Warmond Ja, je hebt er ook je best op gedaan en zoo hoort het ook. Half werk is geen werk! En dat je nu eens niets gewonnen hebt-, sluit niet in, dat dit een volgenden keer ook zoo gaat. Volhouden! Met hand en groet, ook voor de huisgenooten Tonny Duindam, Leiden. Heuscli Tonny, jij hebt zeker een prijs verdiend en ik vind het ook jammer, dat ik je moeite niet beter lean beloonen. Ver beeld je, daar heeft me onze goeie Tonny 120 woorden gezocht in plaats van 10, die omgekeerd een goed woord vormen en keurig geschreven ook. Weet je wat-, kom bij me, je krijgt van mij nog oen prijs apart. Maar ook veel hartelijko groeten aan Pa en Moe, de jongens en zus. Gé Brand, Leiden. Welkom vriendje in ons kringetje! Ik geloof graag, dat zusje veel huiswerk heeft en geen tijd heeft om te schrijven. Dit is jammer, naar het is niet erg? je ziet wel, dat het feest toch doorgaat zonder haar hulp en mede werking. Dag Gerardl De groeten aan alle huisgenooten! Jan Du indam* en Piet van Leeu wen, Bergen op Zoom. Dank voor het 2de vervolg. De volgende week komt no. 1. Dit is de weg. Wie schrijver wil wor den, moet veel oefeningen maken. Difc is, de eenige- en radicale weg. Het is vooral hier: oefening baart kunst. Dag vrienden! Jan Plouvier, Leiden. Ik dank je wel Jan voor je bijdragen en voor de toegezonden raadsels. Ik houd me aanbe volen voor meer. Ik vind het echt leuk, dat jij een prijs gewonnen hebt: voor wat-, hoort wat, hé Jan! Veel groetjes thuis en voor jou de stevige vijf. Dag Jan! Joke de Keuning, Voorscho ten. Ja Joke, ik herinner me Frans nog heel goed. Wij konden het samen best vinden. Blijf goed leeren Joke, in school en ook piano spelen. En zul je ook de groeien aan pa en moe maken en als ik eens in Voorschoten kom, kom ik eens aan. De volgende week ga ik door met het beantwoorden der brieven en vragen. Jullie liefhebbend, [5 Oom Wim. Oplossingen van de raadsel van verleden week van Jan Plouvier. 1. Als je 't verschil niet kent, moet je geen haring koopen, want dan kom je met 'n piano thuis. 2. Ik kwam in de keuken en zag twee appels liggen. Ik nam geen appels, maar een appel weg en liet geen ap pels, maar een appel liggen. 3. en. 4. met 'n s. 5. koos, roos doo§. boos. 6. boekenkast, boek bok, nat, kees. cn. 7. om z'n beenen. 8. aan 'n zijtak van oen rivier. 9. haring. 10. lucht. Overzetting van het stukje uit de 16e eeuw in goed Hollandsch. Er zijn 15 mededingers komen opdagen, die zich gewaagd hebben aan het stukje uit de zestiende eeuw. Van deze vijftien zijn er, zeven uitgevallen, die er totaal niets van begrepen en het dus bijna zoo weergaven, met alleen te letteu op de schrijfwijzeè Ik wist wel, dat het niet mee zou vallen, en ik schreef dan ook, dat va der en moeder een handje mochten hel pen. De volgende jongens hebben meegc- loot en hebben getoond, dat ze hei stuk verstonden. 1. Johnny Langeveld, Da Costastvaat. Leiden. 2. Rika van Berkum, Stevinstraafc 10, Al phen'aan den Rijn. 3. Leo Witsenburg. Geergrachó 4, Lei den. 4. Jacob Hagen, Pelikaanstraat 22, Lei den. 5. Wim van Haarlem, Leliestraat 37, Leiden. 6. Mien Goddijn, Gasstr. 76, Leiden. 7. Ad. van Noort, Haarlemmerstraat 139 Leiden. 8. Antoon Timmermans, de Laat de Kan terstraat 13, Leiden. Bij loting is de prijs ten deel gevallen aan: No. 8 dus aan Antoon Timmermann. Proficiat Antoon! Laat dit prijsje een spoorslag zijn om vaker wat van je voor „Ons Hoekje" te laten hooren. Hieronder laat ik zijn overzetting in onze gewone taal volgen. Er is nooit iemand onder de menschen geweest, die meer genade heeft ontvan gen, en er is ook nooit iemand geweest, die meer smarten heeft- geloden, dan Maria. Zij stond vol geloof en vertrouwen en vol vurige begeerten onder het kruis. Zij stond daar, de onuitsprekelijke en de onbluschbare vlammen der liefde, waarvan Haar Zoon de ontsteker was, in Haar hart te overwegen. Ook andere vrou wen stonden vol droefheid onder het kruis. Toen, (aldus de Evangelist) ag de Heer Jesus Zijne Moeder staan. (Treffend beeld om dat wederzien te aanschouwen). O, hoe bitterlijk en onbeschrijfelijk is de blik welke in Jesus' oogen komt wanneer Hij ze tot Zijn Moeder keert. De krachi en 't geweld van den dood deed Jesus de oogen sluiten, maar de kracht der bran dende liefde, deed ze Hem weder openen om Zijn Moeder te aanschouwen. O, hoe diep was, o Maria, deze laatste straal in uw hart geprent, toen Ge Uw Zoon zaagt-, met dat gebroken lichaam, cn het gelaat mismaakt als van een mciaat- sche. O heilige Moeder! toen de Verlosser dei- wereld, U stervende aaD het kruis aan zag, was het zeker niet enkel als een pijl, die uw hart doorschoot, maar eer als een scherp zwaard, dat geheel uw binnen ste doorwondde. Antoon Timmermans. Had ik te beschikken over nog meer ruimte, dan zou ik nog een paar overzet tingen" hier laten afdrukken, die het spreekt van zelf niet ver uit elkaar 'un pen, al is hier en daar de zin anders ge bouwd: de inhoud der gedachte blijft toch steeds paralel loopen. Ik dank mijn Neefjes en Nichtjes voor hun bereidwilligheid om mee te doen en reken ook later op jullie. Met hand en groet, Oom W i ni. DE SNUGGERE TEUN door Oom Wim, in. Trui is in den zevenden hemel. Zij waant zich rijk en voornaam. Nu ziet zij zich reeds gestoken in een nieuwen mantel, d'e de bewondering zal opwekken van al de vrouwtjes uit jie buurt. Nu ziet ze zich gaan met een nieuwen hoed op het hoofd en aan haar voeten een paar laarzen van fijner, zachter en soepelder leer, zooals de dames dragen, die komen van verre, op het landgoed van den heer. Trui lacht en haar witte tanden schitteren erger dan ooit. „Onder den rozelaar!" zegt hij. Vergenoegd stapt ze de deur uit en sal een speciaal potje koken en uog wel een lievelingskostje van Teun. Verdiend heeft hij het dubbel en dwars. Wie zou dat ooit gedacht hebben!" Onder den rozelaar!" zegt hij. Ik zal die plaats niet vergeten. En Teun? Hij begraaft middelerwijs het kistje niet onder den rozelaar, maar in de schuur op een plaats, waar niemand ook, het verwachten zou enhij lacht. Met iets ondeugends in het oog en met een versche prnim tabak achter zijn kie zen, zoekt hij Trui op. Deze is in de keu ken met haar werk bezig. Vrouw, ik ga nog eVen naar het land. Onze dag is goed. Het werken zal van zelf gaan vandaag. Denk om je belofte. Blijf niet te laat manDe pot zal iets lekkers „schaften" en zwijgen zal ik voor tien. Ik kom zoo terug! En eten zal ik als een paard, dat vertel ik je nu al. Laat het lekker zijn en veel, want het kan „leien" Je zult tevreden zijn. Dag Teun! Teun gaat! „Voor tien? Voor tien zal zij zwijgen, herhaalt Teun hoofdschuddend. Ik zal ze. Ik ken ze! Ik ken mijn luidjes. Neen Trui! Teun is zoo dom niet, als ie lijkt. Teun vliegt er niet in. Teun is jou te glad dezen keer. Kom Bles! Jou vertrouw ik alleen! Jou en niemand anders. Werken doen we vandaag niet meer. Wat jij? Neen, neen, daar is de dag te mooi voor. Daarvoor schijnt de zon ic fel en zingen de vogeltjes te lief. Neen, wij zullen het beter doen! Wij gaan santen zien of we geen haasje gevangen hebben in een der strikken, die ik uitspande in het bosch van den landheer en dan gaan we nog meer doen Blesje! Versta je dat of versta je me niet? Dan gaan we samen zien, of veel baarsjes spartelen in het net, dat- ik heel voorzichtig heb neer gelaten in het riviertje, dat je daarginder ziet en waaraan jij zoo vaak je dorst hebt gelescht. Zoo zullen we doen! Maar we doen nog meer samen! We doen dan nog iets, waaraan uog slimmere menschen dan ik nooit gedacht hebben of zullen denken. Zoo zullen we doen Blesje! Ja, ja, hinnik maar eens! Jij verstaat me. Maar mijn plan, zal me geen advokaat verbeteren en dat is toch een man,, die een wonder van goleerdheid is. Kom. Bles, zeg ook eens wat tegen je baas? Of zwijg je bijgeval ook voor tien evenals Trui? Vooruit dan maar! Als je niets zegt, zeg je ook niets te veel en heb je ook niets te verantwoorden. Teun gaat naar 't net, haalt het uit hot water; neemt de baarsjes mee, die spar telend in de openingen verward zitten cn legt het net behoedzaam aan den kant. Straks zal Teun weerom komen en het niet neerlaten. „De vangst is niet kwaad. Kon beter! Toch ben ik tevreden! Wol ja! Zes baars jes zijn er nog twee teveel, waar ik er slechts vier voor mijn doel gebruiken zal. Teun spreekt als in raadsels. Wie ech ter nauwkeurig toeziet, zal dra de oplos sing vinden en de clou snappen van Teun zijn slimmen inval. Teun komt tor plaatse. (Wordt vervolgd). UIT HE? LEVEN DER DIEREN door Johan de Graaf. De Mieren. n. Het pleïzier duurt echter niet erg lang en eindigt wel een beetje tragisch. Man netjes en wijfjes komen omlaag en de eer sten moeten nu van honger omkomen. Zelf kunnen ze niet voor voedsel zorgen en de arbeiders bekommeren zich niet meer om hen, ze hebben hun plicht gedaan. De wijfjes echter krijgen hun levens taak pas. ofschoon ongeveer het grootste deel der wijfjes, bij aankomst op de aarde ook verongelukt. De overblijvende graven zich echter een hol in de vochtige aarde, waar ze nu hun eitjes kunnen leggen en de larven en pop pen verzorgen. Andere worden door uit het nest toeschietende werkmieren meege nomen en in het nest opgesloten. De "Icu- gels zijn de wijfjes nu tot last. Degenen, die zich zelf een hol graven draaien zichzelf deze lichaamsdeelen af. De gevangen wijf jes worden echter door de werkmieren van hun vleugels beroofd. Deze opratie schijnt in het geheel niet pijnlijk te zijn. In tegenstelling met bovenstaande be weert men ook, dat niet die mieren, die aan het zwermen hebben deedgenotnee, door de werkmieren in het nest worden te ruggehaald om daar hun eitjes te leggen, doch slechts degenen, die op het nest be vrucht zijn geworden. Ik zal daar echter niet verder over uitwijden, doch ik vil alleen zeggen, dat men deze laatste mee ning voor de meest waarschijnlijke hoa.it. Het aantal koninginnen, zooals mert de wijfjes noemt ais, ze bevrucht zijn, bedraagt ongeveer 2030 of nog meer. Bij de mees te soorten heeft iedere koningin een ge volg van pl.ro. tien arbeiders, die haar borstelen, reinigen, voeden cn de door haar gelegde eieren wegbrengen. Men moet echter geen verkeerde mee ning opvatten over die z.g. koninginnen. Feitelijk is deze naam niet juist. Een ko ningin heeft niets te bevelen, ze staat ge heel onder toezicht van de werkmieren, die haar weliswaar uitstekend verzorgen, doch niet zoozeer om de koningin, dan wel om haar nageslacht. We zullen nu eens gaan kijken hoe de eiei'en en larven verzorgd worden. Zoodra de eieren gelegd zijn worden ze door de werkmieren naar een der beste zalen met keurig gladde vloeren gebracht, waar ze tot kleine hoopjes opgestapeld worden. Geregeld belikken de werkmieien de eieren met hun tongeu, waardoor de eitjes groeien. Dit komt doordat voedings stoffen door het likken in het ei dringen, hegteen men endosmose noemt. De eieren worden dagelijks nu eens iaar een def bovenste en dan weer naar een be nedenverdieping getransporteerd, al naar gelang de temperatuur van den dag. Na ongeveer veertien dagen komen de aldus verzorgde eieren uit en komen de larfjes ter wereld, die nu een bijna nog grootere zorg voor de ijverige werkmieren vergen dan de eitjes. Ze worden door de werk mieren gevoederd, doordat deze het voed sel, dat ze in hun krop hebben verza meld uitbraken en in den mond der jonge diertjes brengen. Daartoe zijn ze erg be- lusfcop zoete sappen, niet zoozeer voor zichzelf dan wel voor hun pleegkinderen. Verder worden ze gedurig belikt en schoongehouden. (Wordt vervolgd). Dinant en zijn omstreken. Door Jan Plouvier. I. Ik ben in de vacant-ie naar België ge weest.' Daarvan zal ik jullie iets vertellen. 't Was op 'n Maandag, toen we naar Dinant gingen. We gingen met z'n zeve nen in 'n auto, we hadden Zondagavond de wekker naar de slaapkamer gebracht mot 'n bord dat ie hard zon afloopen en als de eene nog niet wakker was, zouden we elkaar wekken. Om half vijf ging ik met mijn vader de auto halen en de koffer in de groote koffer doen, die achter aan de auto zat. Om vijf uur vertrokken we. Nog een laatste groet aan 't huis en., we waren verdwenen, 't Was goed weer, maar jammer genoeg begon het bij Delft te regenen. Dat bleef voortduren tot de Lage Zwaluwe. In Delft hebben we de Universiteits-gebouwen gezien. Daarna zijn we door Rotterdam gegaan en kwamen we voor 't Hollandsch Diep. De pont was juist vertrokken; er zat dus niet anders ■op dan een half uur te wachten. Eindelijk kwam de pont aanstoomen en we gingen er op. 't Regende nog, dus konden we niet naar boven op 't dek. Toen wc nog 'n eindje gereden hadden, begon de lucht, weer op te klaren. Nu kwamen we in Breda. Toen zijn we door gereden naar Tilburg, waar men veel si garen en testiel-fabrieken zag staan. Daarna zijn we naar Eindhoven gegaan over Woensel. Daar zagen we de reuze groote Philips' gloeilampenfabriek, Ver volgens naar de laatste plaats in Neder land, Valkensivaard genaamd. üÉStt. In België. Voor ik begin, zal ik jullie eerst eens vragen, welk deel van je lichaam was 't eerst in België? Velen van jullie zullen de neus raden, maar dat is verkeerd, 't Is, 't isde groote teen van mijn vader, want z'n voet hield ie op de gaspedaal. Je kunt altijd merken, wanneer je in België komt, en wel aan de slechte we gen. We hadden eerst °P de kinderhoofd jes gereden, zoo noemde mijn vader ze, omdat de keien hoog en laag stonden. Je hobbelde van 't eene eind naar 't andere. Na 'n uur gehobbeld te hebben, kwa men we te Hasselt aan. Daar was 't juist processie. Eigenlijk was 't gisteren ge weest, maar de lampionnen en vlaggen hingen er nog. Toen kwamen we in Namur aan; op 't plern stond een beeld van Leopold, 't Is daar mooi! We hebben even gekeken en zijn toen doorgereden naar het belangrijke en het bewuste dorp Anseremrue. We kwamen er om half zes aan. Met gejoel stapten we de auto uit. Eerst naar boven, naar de slaapkamers, en toen gingen we op 't balcon zitten; 't was 'n terras. Zoo was 't gauw half acht en 't souper begon, dat ons smaakte als suiker, zooals jullie begrijpen kunt. Zoo was de dag te ganw haast voor ons ver streken. Den volgenden dag gingen we om half tien naar de Citadelle van Dinant. Er wa ren 408 trappen. 't Was er mooi. Er waren soldatenhelmen enz. van den oorlog tus- schen Duibschland en België. De Maas brug kon je vanaf de Citadelle goed zien. Toen zijn we naar t hotel gegaan, 's Mid dags lekker gedineerd en om 2 uur gin gen we naar Walsoord met 'n pleizier- bootje. We znn teen de hooge bergen in geweest' en om zeven uur waren we weer in 't hotel. Den volgenden dag zijn we met onze familie naar Le Hérou gegaan.; daar zagen we de Onrthe. Dit dal is bui tengewoon mooi. La Roche, waar we voorbijkwamen, was niet veel bijzonders. We waren toen 's avonds om acht uur thuis gekomen. Daarna lekker gesoupeerd. Zooals te begrijpen is na een tocht van klimmen en dalen. Den volgenden dag zijn we 's ochtends naar Dinant geweest, 't Was er erg druk. 's Middags zij we naar de Grotte van Haaine sur Lesse geweest. Deze grot is wereldberoemd. Duizenden vreemdelingen komen er. Als jullie daar 'ns inkomt, blijf dan maar goed bij je vader of moeder, want je bent je leven niet zeker, zoo don ker is het er- 't bezichtigen van de Grot zijn we met zijn negenen naar Ro- chefort geweest. Toen zijn er een mijn heer en mevrouw uitgestapt, die vader op sleeptouw nam, omdat ze de tram gemist hadden. Zo vonden het in den auto lekker. We gingen wel voldaan naar huis. Vrij dag zijn we 's ochtends naar Walzin gaan loopen, en 's middags met 't zelfde plei- zïerboctje naar Frankrijk geweest naar Givet, het stadje waar de Maas in België komt. Zaterdag zijn we 's middags naar Bouillon geweest. Dat is een aardig stad je, waar we vooral 't kasteel van Godfried van Bouillon zagen en mooi vonden. Zon dag zijn we, zoaols 't hoort, eerst naar de kerk geweest, 's Middags zijn we ber gen aan beklimmen gegaan. Je had daar een pracht gezicht ot> de groote brug van de Maas bij den Waterval. Ook hadden we hier nog in de Lesse gebaad. Zoo schoot de tijd al aardig op. Wij ver veelden ons niet. En dachten met smart aan het vertrek, dat zoo zachtjes aan komen zou en wij weer r»aar ons goeie Leiden zouden moeten gan. Den laatsten heelen dag, dat we in Arseremme waren, was Maandag. We hebben teen aan die bergen den laatsten groet gebracht. Over 'n steil heu veltje klommen we a-1 hooger en hooger, tot we tens'otte distels en d-orers in over- vlced aantroffen. Maar het uitzicht was heel mooi. 's Avonds hebben we de kof fers ingepakt-. Dinsdag, den dag van ver trek, moesten we afscheid nemen. Wij zijn langs den mooien weg Namur naar BroxeFes gegaan. Daar hebben we de stad bezichtigd en zijn we langs Til burg langs de-zelfde route van de vorige week naar Leiden gegaan en arriveerden hier om half tien in den avond, en weldra sliepen we, voor het eerst na acht dagen, in ons eigen bedje, denkende: Oost West, thuis best! En zoo is het. Zoo was de pleizierige vacantieweek voor on-s geëindigd. Ondank is 's werelds loon. Er was eens een boer, die naar het bosch ging om een vracht hout te balen. Onderweg kwam hij een beer tegen, die tot hem zei: „Ik heb honger, je moet me dadelijk een paard geven anders ver scheur ik al je schapen." „Neen ik moet eerst hout halen, dan zal ik je een paard geven." „Nu, dat is ook goed", zei de beer. Even later kwam Heintje de Vos aan. „Wat scheelt er aan dat je zoo droevig bent". „Omdat ik de beer eon paard moest beloven". „Dat is niets", zei de vos: „Als je mij een vet schaap geeft red ik je uit den nood." „Nu, dat zal ik doen", ant woordde de boer." „Als je met het paard komt", zei de vos, „moet je een slee mee brengen". „Als je morgen in het bosch komt en de beer je ziet, roep ik van verre, „hallo, hallo 1. Dan vraagt bruintje wel „wie roept daar?" Don moet je zeggen dat het een jager is. Dan moet je zien hoe hij beteuterd kijkt." De man deed alles wat de vos gezegd had. Toen hij in hot bosch kwam, stond beeroom daar al op de uitkijk. Toen riep de vos: „Hallo, hallo!" „Wie roept daar", vroeg de beer. „Dat is de jager van het dorp", antwoordde de boer. „Heb je hier ergens een beer gezien" riep de vos. „Neen, nergens", loog de man. „Wat is dat dan, dat er naast je staat", klonk het weer. „Zeg dat het maar een blok bont is", fluisterde de beer. „Och. 'n blok hout, an ders verlies je die nog", dat deed de boer hem maar op de slede laden". Dat deed de boer, on bond hom stevig vast. Een poosje had hij zoo gereden. Toen ri* vos weer: „Zet je bijt in het blok ho? ders veriles je die nog", dat deed 4e ook. En de beer lag dood op de Toen kwam de vos naderbij, en vroeg het schaap. „Je moer hem maaT brp. want ik ben bang vaai je honden", vos. Dat deed de boer en ging naar'. Thuis gekomen vertelde hij alles aa- vrouw. Deze zeide: „Je moet jo hei in den zak doen dan zij" wij ook mis;; van die lastpost bevrijd." Dat vond man nog zoo dom niet. Hij riep de hor en deed ze in den zak. Toen hij b; kwam stond de vos zijn lippen al af ken. „Zit het schaap daarin", vroeg „Ja", zed de boer, en hij maakte de zal De honden snrongen er uit en vlogen den vos af. En wat er toen gebeurdei ieder van U wel raden, maar voortaan 1 den ze geen last meer van den vos ook, Keetje Schuur, Zoeterwoai Een tijger los. Op zeker schip was, natuurlijk goed gesloten) een tijger. Een prachtig dier.i echte koningstijger. Het was voor dei trozen wel een angstig ide3 een tijger; boord te hebben. Stel je eens voor, dat losbrak! Dit zon a-1 spoedig gebeuren. 1 matroos, die 's morgens vroeg de n hield, hoorde een eigenaardig ge$ Daar zag hij plotseling de geweldige ningsfcijger. Ya-n sohrik kon Janmaat f enkele- stap meer verder doen. Hij 1 ron,d om naar een verdedigingsmiddel zoeken. Een emmer met vuil zeep stond vlak in zijn bereik. Net wil d? eer een sprong nemen cf de matroos de emmer beet en gooit deze precis het gezicht van den tijger. Deze, daan op berekend, trok terug. Toch zat Jacs deerlijk in het nauw want nu had hij t meer om den lastigen klant, van zich houden. De tijger was wel teruggetrokken, n een paar minuten later kwam hij waari tig weer terug. Plotseling kwam een dachte bij hem (de matroos) op. Hij een baas in 't fluiten op de vingers, tijger lag nu stilletjes te kijken naar prooi. Daar weerklonk plotseling een st gefluit. De tijger schrok, deed de 0: dicht, en schoof een eindje achteruit, de matroos, die zag, dat de tijger oogen dicht deed, schoof een eindje r achteren. Nog eens een schel gefluit, 1 de tijger naar achteren, de matroos p; eens. Toch bleef de tijger in de nabijb en de positie van den matroos was al behalve prettig. Als de tijger woedend) worden, en op hem af zou springen, was hij zeker verloren. Maar dit gebec niet. Steeds fluitende, schoof de matroos» teruit. Wie komt daar aan? Ha, het ii kapitein! Deze zag al spoedig, wat ir; de hand was. Hij nam zijn bootsfluitjc, nu floten zij samen zoo hard, dat de t' steeds met zijn oogen knipperend aé uitschoof, in zijn hok. Ganw stopte del nitein een stuk zeildoek in het gat, de tijger door gekropen was, en de troos was gered. Toch had het niet gescheeld of hij zon door den koningsS verscheurd geworden zijn. De emmer vuil water, had hem eigenlijk van een sen dood gered. J. v. d. Kwartel, Leü Meer geluk dan wijsheid. Na de Nederlandsche taalles, Die weer zeer slecht was gegaan, Bleef Mijnheer nog heel even Yoor de vierde klasse staan. „Wie van jullie" vroeg hij colrjfc, „Weet een zin, vier woorden laaf Die we dagelijks hier hooren, Jq soms Gijs? Kom, wees niet bangf Gijs keek schuchter naar den mecsii Toen om hulp naar buurman Piet, Daarna zei hij, heel verlegen: „Mijnheer „da-1 weet ik niet!" „Mooi! Jij hebt den zin geraden! „Tk weethet niet", zoo is 't Gijs! Met dit antwoord, verdien je Heuseh den eersten prijs. Kees Leeuwenburg De zomer, die ging. Bladeriooze hoornen, Woeste, dolle stroomen. Storm- en regenvlagen, Spreken sedert dagen Mij van den herfst, die Kwam en den zomer, die Henen ging en verdween In den schoot der tijden. En nu n 't heên, Denken we aan 't verleen, Liefst aan den zomertijd, Met zijn zonne, wijd en zijd. Zijn bloemtapijt in pracht Van kleuren, hel en zacht, En zijn nachten, vol van schijn Van sterren groot en klein. Heerlijke zomertijd, Als om strijd Roemen we uw Hed Uit volle kelen, niet? Van 't machtig koor Der gevederde zangers, hoor! In bosch, en veld en wei, Op H. land en op de hei. O, gouden tijd, Die verdwenen zijt, Op den adem van den wind. En als 't spelend kind Ons schonk oneindige vreugd, Bij zooveel geneugt Van schoonheid, zang en spel.... Zou dit gemis, De herfst vergoeden wel? Oom Wi*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1929 | | pagina 12