VOOR ONZE KINDEREN
CORRESPONDENTE.
Jacques Plouvier, Leiden.
Wie voor is, voor maalt. Ja, geluksvogcltje
ik zal jou het eerste een briefje schrij
ven omdat jij het eerste was van allen. On-
noodig te zeggen, dat ik heel blij was, dat
jij zoo n mooi boek gewonnen hebt. Voort
aan altijd meedoen en den volgenden keer
doet Leo mee en Maria Thérèse en mis
schien ook nog Jan. Of zou die al te groot
zijn of te „oud" Jacqueske. Maak veel
groetjes aan alle huisgonooten. Ik kom
eens gauw aan! Dag vriendje!
Johnny Le 11 geveld, Leiden.
Dezen keer ben je niet zoo gelukkig ge
weest, hé J.ohnny? Heb opstel wordt ge
plaatst. Zie de volgende week eens. De
overzetting was „zeer goed". Hier en daar
herkende ik de hulp van Mama, doch dat
mocht! Ik zei het immers. Dag Johnny!
Maak ook de groeten aan Mama!
Hermande Bruyckere, Leiden
Zoo Herman, hoor ik nog eens wat van
jou. Het is lang geleden, dat ik bij jullie
voor de „volkstelling" zijn moest. Groet
vader en moeder van me Maak eens een
verhaaltje! Dag Herman!
Ini Raaphorst-, Leiden. Ik
zocht te vergeefs naar het briefje, dat je
anders speciaal bij de raadsels doet. En
het versje? "Wordt geplaatst. Ik zal het
bewaren, tot we „winter" hebben. Overi
gens vind ik het lief van je, dat je al een
versje gemaakt hebt. Groet vader en moe
der van me!
Bertus Beugelsdijk, Warmond
Ja, je hebt er ook je best op gedaan en
zoo hoort het ook. Half werk is geen
werk! En dat je nu eens niets gewonnen
hebt-, sluit niet in, dat dit een volgenden
keer ook zoo gaat. Volhouden! Met hand
en groet, ook voor de huisgenooten
Tonny Duindam, Leiden.
Heuscli Tonny, jij hebt zeker een prijs
verdiend en ik vind het ook jammer, dat
ik je moeite niet beter lean beloonen. Ver
beeld je, daar heeft me onze goeie Tonny
120 woorden gezocht in plaats van 10, die
omgekeerd een goed woord vormen en
keurig geschreven ook. Weet je wat-, kom
bij me, je krijgt van mij nog oen prijs
apart. Maar ook veel hartelijko groeten
aan Pa en Moe, de jongens en zus.
Gé Brand, Leiden. Welkom
vriendje in ons kringetje! Ik geloof graag,
dat zusje veel huiswerk heeft en geen tijd
heeft om te schrijven. Dit is jammer, naar
het is niet erg? je ziet wel, dat het feest
toch doorgaat zonder haar hulp en mede
werking. Dag Gerardl De groeten aan
alle huisgenooten!
Jan Du indam* en Piet van Leeu
wen, Bergen op Zoom. Dank voor
het 2de vervolg. De volgende week komt
no. 1. Dit is de weg. Wie schrijver wil wor
den, moet veel oefeningen maken. Difc is,
de eenige- en radicale weg. Het is vooral
hier: oefening baart kunst. Dag vrienden!
Jan Plouvier, Leiden. Ik dank
je wel Jan voor je bijdragen en voor de
toegezonden raadsels. Ik houd me aanbe
volen voor meer. Ik vind het echt leuk, dat
jij een prijs gewonnen hebt: voor wat-,
hoort wat, hé Jan! Veel groetjes thuis en
voor jou de stevige vijf. Dag Jan!
Joke de Keuning, Voorscho
ten. Ja Joke, ik herinner me Frans nog
heel goed. Wij konden het samen best
vinden. Blijf goed leeren Joke, in school en
ook piano spelen. En zul je ook de groeien
aan pa en moe maken en als ik eens in
Voorschoten kom, kom ik eens aan.
De volgende week ga ik door met het
beantwoorden der brieven en vragen.
Jullie liefhebbend,
[5 Oom Wim.
Oplossingen van de raadsel van
verleden week van Jan Plouvier.
1. Als je 't verschil niet kent, moet je
geen haring koopen, want dan kom
je met 'n piano thuis.
2. Ik kwam in de keuken en zag twee
appels liggen. Ik nam geen appels,
maar een appel weg en liet geen ap
pels, maar een appel liggen.
3. en.
4. met 'n s.
5. koos, roos doo§. boos.
6. boekenkast, boek bok, nat, kees. cn.
7. om z'n beenen.
8. aan 'n zijtak van oen rivier.
9. haring.
10. lucht.
Overzetting van het stukje uit de 16e eeuw
in goed Hollandsch.
Er zijn 15 mededingers komen opdagen,
die zich gewaagd hebben aan het stukje
uit de zestiende eeuw. Van deze vijftien
zijn er, zeven uitgevallen, die er totaal
niets van begrepen en het dus bijna zoo
weergaven, met alleen te letteu op de
schrijfwijzeè Ik wist wel, dat het niet mee
zou vallen, en ik schreef dan ook, dat va
der en moeder een handje mochten hel
pen. De volgende jongens hebben meegc-
loot en hebben getoond, dat ze hei stuk
verstonden.
1. Johnny Langeveld, Da Costastvaat.
Leiden.
2. Rika van Berkum, Stevinstraafc 10, Al
phen'aan den Rijn.
3. Leo Witsenburg. Geergrachó 4, Lei
den.
4. Jacob Hagen, Pelikaanstraat 22, Lei
den.
5. Wim van Haarlem, Leliestraat 37,
Leiden.
6. Mien Goddijn, Gasstr. 76, Leiden.
7. Ad. van Noort, Haarlemmerstraat 139
Leiden.
8. Antoon Timmermans, de Laat de Kan
terstraat 13, Leiden.
Bij loting is de prijs ten deel gevallen
aan: No. 8 dus aan Antoon Timmermann.
Proficiat Antoon! Laat dit prijsje een
spoorslag zijn om vaker wat van je voor
„Ons Hoekje" te laten hooren. Hieronder
laat ik zijn overzetting in onze gewone taal
volgen.
Er is nooit iemand onder de menschen
geweest, die meer genade heeft ontvan
gen, en er is ook nooit iemand geweest, die
meer smarten heeft- geloden, dan Maria.
Zij stond vol geloof en vertrouwen en
vol vurige begeerten onder het kruis.
Zij stond daar, de onuitsprekelijke en
de onbluschbare vlammen der liefde,
waarvan Haar Zoon de ontsteker was, in
Haar hart te overwegen. Ook andere vrou
wen stonden vol droefheid onder het kruis.
Toen, (aldus de Evangelist) ag de
Heer Jesus Zijne Moeder staan. (Treffend
beeld om dat wederzien te aanschouwen).
O, hoe bitterlijk en onbeschrijfelijk is de
blik welke in Jesus' oogen komt wanneer
Hij ze tot Zijn Moeder keert. De krachi
en 't geweld van den dood deed Jesus de
oogen sluiten, maar de kracht der bran
dende liefde, deed ze Hem weder openen
om Zijn Moeder te aanschouwen.
O, hoe diep was, o Maria, deze laatste
straal in uw hart geprent, toen Ge Uw
Zoon zaagt-, met dat gebroken lichaam, cn
het gelaat mismaakt als van een mciaat-
sche.
O heilige Moeder! toen de Verlosser dei-
wereld, U stervende aaD het kruis aan
zag, was het zeker niet enkel als een pijl,
die uw hart doorschoot, maar eer als
een scherp zwaard, dat geheel uw binnen
ste doorwondde.
Antoon Timmermans.
Had ik te beschikken over nog meer
ruimte, dan zou ik nog een paar overzet
tingen" hier laten afdrukken, die het
spreekt van zelf niet ver uit elkaar 'un
pen, al is hier en daar de zin anders ge
bouwd: de inhoud der gedachte blijft toch
steeds paralel loopen.
Ik dank mijn Neefjes en Nichtjes voor
hun bereidwilligheid om mee te doen en
reken ook later op jullie.
Met hand en groet,
Oom W i ni.
DE SNUGGERE TEUN
door Oom Wim,
in.
Trui is in den zevenden hemel. Zij waant
zich rijk en voornaam. Nu ziet zij zich
reeds gestoken in een nieuwen mantel, d'e
de bewondering zal opwekken van al de
vrouwtjes uit jie buurt. Nu ziet ze zich
gaan met een nieuwen hoed op het hoofd
en aan haar voeten een paar laarzen van
fijner, zachter en soepelder leer, zooals de
dames dragen, die komen van verre, op het
landgoed van den heer. Trui lacht en haar
witte tanden schitteren erger dan ooit.
„Onder den rozelaar!" zegt hij.
Vergenoegd stapt ze de deur uit en sal
een speciaal potje koken en uog wel een
lievelingskostje van Teun. Verdiend heeft
hij het dubbel en dwars. Wie zou dat ooit
gedacht hebben!"
Onder den rozelaar!" zegt hij. Ik
zal die plaats niet vergeten.
En Teun? Hij begraaft middelerwijs het
kistje niet onder den rozelaar, maar in
de schuur op een plaats, waar niemand
ook, het verwachten zou enhij lacht.
Met iets ondeugends in het oog en met
een versche prnim tabak achter zijn kie
zen, zoekt hij Trui op. Deze is in de keu
ken met haar werk bezig.
Vrouw, ik ga nog eVen naar het land.
Onze dag is goed. Het werken zal van
zelf gaan vandaag. Denk om je belofte.
Blijf niet te laat manDe pot zal iets
lekkers „schaften" en zwijgen zal ik voor
tien.
Ik kom zoo terug! En eten zal ik als
een paard, dat vertel ik je nu al. Laat het
lekker zijn en veel, want het kan „leien"
Je zult tevreden zijn. Dag Teun!
Teun gaat!
„Voor tien? Voor tien zal zij zwijgen,
herhaalt Teun hoofdschuddend. Ik zal ze.
Ik ken ze! Ik ken mijn luidjes. Neen
Trui! Teun is zoo dom niet, als ie lijkt.
Teun vliegt er niet in. Teun is jou te glad
dezen keer.
Kom Bles! Jou vertrouw ik alleen! Jou
en niemand anders.
Werken doen we vandaag niet meer.
Wat jij? Neen, neen, daar is de dag te
mooi voor. Daarvoor schijnt de zon ic fel
en zingen de vogeltjes te lief. Neen, wij
zullen het beter doen! Wij gaan santen
zien of we geen haasje gevangen hebben
in een der strikken, die ik uitspande in
het bosch van den landheer en dan
gaan we nog meer doen Blesje! Versta je
dat of versta je me niet? Dan gaan we
samen zien, of veel baarsjes spartelen in
het net, dat- ik heel voorzichtig heb neer
gelaten in het riviertje, dat je daarginder
ziet en waaraan jij zoo vaak je dorst
hebt gelescht. Zoo zullen we doen! Maar
we doen nog meer samen!
We doen dan nog iets, waaraan uog
slimmere menschen dan ik nooit gedacht
hebben of zullen denken. Zoo zullen we
doen Blesje! Ja, ja, hinnik maar eens! Jij
verstaat me. Maar mijn plan, zal me geen
advokaat verbeteren en dat is toch een
man,, die een wonder van goleerdheid is.
Kom. Bles, zeg ook eens wat tegen je baas?
Of zwijg je bijgeval ook voor tien evenals
Trui? Vooruit dan maar! Als je niets zegt,
zeg je ook niets te veel en heb je ook
niets te verantwoorden.
Teun gaat naar 't net, haalt het uit hot
water; neemt de baarsjes mee, die spar
telend in de openingen verward zitten cn
legt het net behoedzaam aan den kant.
Straks zal Teun weerom komen en het
niet neerlaten.
„De vangst is niet kwaad. Kon beter!
Toch ben ik tevreden! Wol ja! Zes baars
jes zijn er nog twee teveel, waar ik er
slechts vier voor mijn doel gebruiken zal.
Teun spreekt als in raadsels. Wie ech
ter nauwkeurig toeziet, zal dra de oplos
sing vinden en de clou snappen van Teun
zijn slimmen inval. Teun komt tor
plaatse.
(Wordt vervolgd).
UIT HE? LEVEN DER DIEREN
door Johan de Graaf.
De Mieren.
n.
Het pleïzier duurt echter niet erg lang
en eindigt wel een beetje tragisch. Man
netjes en wijfjes komen omlaag en de eer
sten moeten nu van honger omkomen.
Zelf kunnen ze niet voor voedsel zorgen
en de arbeiders bekommeren zich niet
meer om hen, ze hebben hun plicht gedaan.
De wijfjes echter krijgen hun levens
taak pas. ofschoon ongeveer het grootste
deel der wijfjes, bij aankomst op de aarde
ook verongelukt.
De overblijvende graven zich echter een
hol in de vochtige aarde, waar ze nu hun
eitjes kunnen leggen en de larven en pop
pen verzorgen. Andere worden door uit
het nest toeschietende werkmieren meege
nomen en in het nest opgesloten. De "Icu-
gels zijn de wijfjes nu tot last. Degenen, die
zich zelf een hol graven draaien zichzelf
deze lichaamsdeelen af. De gevangen wijf
jes worden echter door de werkmieren van
hun vleugels beroofd. Deze opratie schijnt
in het geheel niet pijnlijk te zijn.
In tegenstelling met bovenstaande be
weert men ook, dat niet die mieren, die
aan het zwermen hebben deedgenotnee,
door de werkmieren in het nest worden te
ruggehaald om daar hun eitjes te leggen,
doch slechts degenen, die op het nest be
vrucht zijn geworden. Ik zal daar echter
niet verder over uitwijden, doch ik vil
alleen zeggen, dat men deze laatste mee
ning voor de meest waarschijnlijke hoa.it.
Het aantal koninginnen, zooals mert de
wijfjes noemt ais, ze bevrucht zijn, bedraagt
ongeveer 2030 of nog meer. Bij de mees
te soorten heeft iedere koningin een ge
volg van pl.ro. tien arbeiders, die haar
borstelen, reinigen, voeden cn de door
haar gelegde eieren wegbrengen.
Men moet echter geen verkeerde mee
ning opvatten over die z.g. koninginnen.
Feitelijk is deze naam niet juist. Een ko
ningin heeft niets te bevelen, ze staat ge
heel onder toezicht van de werkmieren,
die haar weliswaar uitstekend verzorgen,
doch niet zoozeer om de koningin, dan wel
om haar nageslacht.
We zullen nu eens gaan kijken hoe de
eiei'en en larven verzorgd worden.
Zoodra de eieren gelegd zijn worden ze
door de werkmieren naar een der beste
zalen met keurig gladde vloeren gebracht,
waar ze tot kleine hoopjes opgestapeld
worden. Geregeld belikken de werkmieien
de eieren met hun tongeu, waardoor de
eitjes groeien. Dit komt doordat voedings
stoffen door het likken in het ei dringen,
hegteen men endosmose noemt.
De eieren worden dagelijks nu eens iaar
een def bovenste en dan weer naar een be
nedenverdieping getransporteerd, al naar
gelang de temperatuur van den dag. Na
ongeveer veertien dagen komen de aldus
verzorgde eieren uit en komen de larfjes
ter wereld, die nu een bijna nog grootere
zorg voor de ijverige werkmieren vergen
dan de eitjes. Ze worden door de werk
mieren gevoederd, doordat deze het voed
sel, dat ze in hun krop hebben verza
meld uitbraken en in den mond der jonge
diertjes brengen. Daartoe zijn ze erg be-
lusfcop zoete sappen, niet zoozeer voor
zichzelf dan wel voor hun pleegkinderen.
Verder worden ze gedurig belikt en
schoongehouden.
(Wordt vervolgd).
Dinant en zijn omstreken.
Door Jan Plouvier.
I.
Ik ben in de vacant-ie naar België ge
weest.' Daarvan zal ik jullie iets vertellen.
't Was op 'n Maandag, toen we naar
Dinant gingen. We gingen met z'n zeve
nen in 'n auto, we hadden Zondagavond
de wekker naar de slaapkamer gebracht
mot 'n bord dat ie hard zon afloopen en
als de eene nog niet wakker was, zouden
we elkaar wekken. Om half vijf ging ik
met mijn vader de auto halen en de
koffer in de groote koffer doen, die achter
aan de auto zat. Om vijf uur vertrokken
we. Nog een laatste groet aan 't huis en.,
we waren verdwenen, 't Was goed weer,
maar jammer genoeg begon het bij Delft
te regenen. Dat bleef voortduren tot de
Lage Zwaluwe. In Delft hebben we de
Universiteits-gebouwen gezien. Daarna zijn
we door Rotterdam gegaan en kwamen
we voor 't Hollandsch Diep. De pont was
juist vertrokken; er zat dus niet anders
■op dan een half uur te wachten.
Eindelijk kwam de pont aanstoomen en
we gingen er op. 't Regende nog, dus
konden we niet naar boven op 't dek.
Toen wc nog 'n eindje gereden hadden,
begon de lucht, weer op te klaren. Nu
kwamen we in Breda. Toen zijn we door
gereden naar Tilburg, waar men veel si
garen en testiel-fabrieken zag staan.
Daarna zijn we naar Eindhoven gegaan
over Woensel. Daar zagen we de reuze
groote Philips' gloeilampenfabriek, Ver
volgens naar de laatste plaats in Neder
land, Valkensivaard genaamd.
üÉStt.
In België.
Voor ik begin, zal ik jullie eerst eens
vragen, welk deel van je lichaam was 't
eerst in België?
Velen van jullie zullen de neus raden,
maar dat is verkeerd, 't Is, 't isde
groote teen van mijn vader, want z'n voet
hield ie op de gaspedaal.
Je kunt altijd merken, wanneer je in
België komt, en wel aan de slechte we
gen. We hadden eerst °P de kinderhoofd
jes gereden, zoo noemde mijn vader ze,
omdat de keien hoog en laag stonden. Je
hobbelde van 't eene eind naar 't andere.
Na 'n uur gehobbeld te hebben, kwa
men we te Hasselt aan. Daar was 't juist
processie. Eigenlijk was 't gisteren ge
weest, maar de lampionnen en vlaggen
hingen er nog. Toen kwamen we in Namur
aan; op 't plern stond een beeld van
Leopold, 't Is daar mooi! We hebben
even gekeken en zijn toen doorgereden
naar het belangrijke en het bewuste dorp
Anseremrue. We kwamen er om half zes
aan. Met gejoel stapten we de auto uit.
Eerst naar boven, naar de slaapkamers,
en toen gingen we op 't balcon zitten; 't
was 'n terras. Zoo was 't gauw half acht
en 't souper begon, dat ons smaakte als
suiker, zooals jullie begrijpen kunt. Zoo
was de dag te ganw haast voor ons ver
streken.
Den volgenden dag gingen we om half
tien naar de Citadelle van Dinant. Er wa
ren 408 trappen. 't Was er mooi. Er waren
soldatenhelmen enz. van den oorlog tus-
schen Duibschland en België. De Maas
brug kon je vanaf de Citadelle goed zien.
Toen zijn we naar t hotel gegaan, 's Mid
dags lekker gedineerd en om 2 uur gin
gen we naar Walsoord met 'n pleizier-
bootje. We znn teen de hooge bergen in
geweest' en om zeven uur waren we weer
in 't hotel. Den volgenden dag zijn we
met onze familie naar Le Hérou gegaan.;
daar zagen we de Onrthe. Dit dal is bui
tengewoon mooi. La Roche, waar we
voorbijkwamen, was niet veel bijzonders.
We waren toen 's avonds om acht uur
thuis gekomen. Daarna lekker gesoupeerd.
Zooals te begrijpen is na een tocht van
klimmen en dalen.
Den volgenden dag zijn we 's ochtends
naar Dinant geweest, 't Was er erg druk.
's Middags zij we naar de Grotte van
Haaine sur Lesse geweest. Deze grot is
wereldberoemd. Duizenden vreemdelingen
komen er. Als jullie daar 'ns inkomt, blijf
dan maar goed bij je vader of moeder,
want je bent je leven niet zeker, zoo don
ker is het er- 't bezichtigen van de
Grot zijn we met zijn negenen naar Ro-
chefort geweest. Toen zijn er een mijn
heer en mevrouw uitgestapt, die vader op
sleeptouw nam, omdat ze de tram gemist
hadden. Zo vonden het in den auto lekker.
We gingen wel voldaan naar huis. Vrij
dag zijn we 's ochtends naar Walzin gaan
loopen, en 's middags met 't zelfde plei-
zïerboctje naar Frankrijk geweest naar
Givet, het stadje waar de Maas in België
komt.
Zaterdag zijn we 's middags naar
Bouillon geweest. Dat is een aardig stad
je, waar we vooral 't kasteel van Godfried
van Bouillon zagen en mooi vonden. Zon
dag zijn we, zoaols 't hoort, eerst naar
de kerk geweest, 's Middags zijn we ber
gen aan beklimmen gegaan. Je had
daar een pracht gezicht ot> de groote
brug van de Maas bij den Waterval. Ook
hadden we hier nog in de Lesse gebaad.
Zoo schoot de tijd al aardig op. Wij ver
veelden ons niet. En dachten met smart
aan het vertrek, dat zoo zachtjes aan
komen zou en wij weer r»aar ons goeie
Leiden zouden moeten gan.
Den laatsten heelen dag, dat we in
Arseremme waren, was Maandag.
We hebben teen aan die bergen den
laatsten groet gebracht. Over 'n steil heu
veltje klommen we a-1 hooger en hooger,
tot we tens'otte distels en d-orers in over-
vlced aantroffen. Maar het uitzicht was
heel mooi. 's Avonds hebben we de kof
fers ingepakt-. Dinsdag, den dag van ver
trek, moesten we afscheid nemen.
Wij zijn langs den mooien weg Namur
naar BroxeFes gegaan. Daar hebben we
de stad bezichtigd en zijn we langs Til
burg langs de-zelfde route van de vorige
week naar Leiden gegaan en arriveerden
hier om half tien in den avond, en weldra
sliepen we, voor het eerst na acht dagen,
in ons eigen bedje, denkende: Oost West,
thuis best! En zoo is het.
Zoo was de pleizierige vacantieweek
voor on-s geëindigd.
Ondank is 's werelds loon.
Er was eens een boer, die naar het
bosch ging om een vracht hout te balen.
Onderweg kwam hij een beer tegen, die
tot hem zei: „Ik heb honger, je moet me
dadelijk een paard geven anders ver
scheur ik al je schapen." „Neen ik moet
eerst hout halen, dan zal ik je een paard
geven." „Nu, dat is ook goed", zei de beer.
Even later kwam Heintje de Vos aan.
„Wat scheelt er aan dat je zoo droevig
bent". „Omdat ik de beer eon paard moest
beloven". „Dat is niets", zei de vos: „Als
je mij een vet schaap geeft red ik je uit
den nood." „Nu, dat zal ik doen", ant
woordde de boer." „Als je met het paard
komt", zei de vos, „moet je een slee mee
brengen". „Als je morgen in het bosch
komt en de beer je ziet, roep ik van verre,
„hallo, hallo 1. Dan vraagt bruintje wel
„wie roept daar?" Don moet je zeggen
dat het een jager is. Dan moet je zien
hoe hij beteuterd kijkt." De man deed alles
wat de vos gezegd had. Toen hij in hot
bosch kwam, stond beeroom daar al op de
uitkijk. Toen riep de vos: „Hallo, hallo!"
„Wie roept daar", vroeg de beer. „Dat is
de jager van het dorp", antwoordde de
boer. „Heb je hier ergens een beer gezien"
riep de vos. „Neen, nergens", loog de man.
„Wat is dat dan, dat er naast je staat",
klonk het weer.
„Zeg dat het maar een blok bont is",
fluisterde de beer. „Och. 'n blok hout, an
ders verlies je die nog", dat deed de boer
hem maar op de slede laden". Dat deed
de boer, on bond hom stevig vast. Een
poosje had hij zoo gereden. Toen ri*
vos weer: „Zet je bijt in het blok ho?
ders veriles je die nog", dat deed 4e
ook. En de beer lag dood op de
Toen kwam de vos naderbij, en vroeg
het schaap. „Je moer hem maaT brp.
want ik ben bang vaai je honden",
vos. Dat deed de boer en ging naar'.
Thuis gekomen vertelde hij alles aa-
vrouw. Deze zeide: „Je moet jo hei
in den zak doen dan zij" wij ook mis;;
van die lastpost bevrijd." Dat vond
man nog zoo dom niet. Hij riep de hor
en deed ze in den zak. Toen hij b;
kwam stond de vos zijn lippen al af
ken. „Zit het schaap daarin", vroeg
„Ja", zed de boer, en hij maakte de zal
De honden snrongen er uit en vlogen
den vos af. En wat er toen gebeurdei
ieder van U wel raden, maar voortaan 1
den ze geen last meer van den vos ook,
Keetje Schuur, Zoeterwoai
Een tijger los.
Op zeker schip was, natuurlijk goed
gesloten) een tijger. Een prachtig dier.i
echte koningstijger. Het was voor dei
trozen wel een angstig ide3 een tijger;
boord te hebben. Stel je eens voor, dat
losbrak! Dit zon a-1 spoedig gebeuren. 1
matroos, die 's morgens vroeg de n
hield, hoorde een eigenaardig ge$
Daar zag hij plotseling de geweldige
ningsfcijger. Ya-n sohrik kon Janmaat f
enkele- stap meer verder doen. Hij 1
ron,d om naar een verdedigingsmiddel
zoeken. Een emmer met vuil zeep
stond vlak in zijn bereik. Net wil d?
eer een sprong nemen cf de matroos
de emmer beet en gooit deze precis
het gezicht van den tijger. Deze, daan
op berekend, trok terug. Toch zat Jacs
deerlijk in het nauw want nu had hij t
meer om den lastigen klant, van zich
houden.
De tijger was wel teruggetrokken, n
een paar minuten later kwam hij waari
tig weer terug. Plotseling kwam een
dachte bij hem (de matroos) op. Hij
een baas in 't fluiten op de vingers,
tijger lag nu stilletjes te kijken naar
prooi. Daar weerklonk plotseling een st
gefluit. De tijger schrok, deed de 0:
dicht, en schoof een eindje achteruit,
de matroos, die zag, dat de tijger
oogen dicht deed, schoof een eindje r
achteren. Nog eens een schel gefluit, 1
de tijger naar achteren, de matroos p;
eens. Toch bleef de tijger in de nabijb
en de positie van den matroos was al
behalve prettig. Als de tijger woedend)
worden, en op hem af zou springen,
was hij zeker verloren. Maar dit gebec
niet.
Steeds fluitende, schoof de matroos»
teruit. Wie komt daar aan? Ha, het ii
kapitein! Deze zag al spoedig, wat ir;
de hand was. Hij nam zijn bootsfluitjc,
nu floten zij samen zoo hard, dat de t'
steeds met zijn oogen knipperend aé
uitschoof, in zijn hok. Ganw stopte del
nitein een stuk zeildoek in het gat,
de tijger door gekropen was, en de
troos was gered. Toch had het niet
gescheeld of hij zon door den koningsS
verscheurd geworden zijn. De emmer
vuil water, had hem eigenlijk van een
sen dood gered.
J. v. d. Kwartel, Leü
Meer geluk dan wijsheid.
Na de Nederlandsche taalles,
Die weer zeer slecht was gegaan,
Bleef Mijnheer nog heel even
Yoor de vierde klasse staan.
„Wie van jullie" vroeg hij colrjfc,
„Weet een zin, vier woorden laaf
Die we dagelijks hier hooren,
Jq soms Gijs? Kom, wees niet bangf
Gijs keek schuchter naar den mecsii
Toen om hulp naar buurman Piet,
Daarna zei hij, heel verlegen:
„Mijnheer „da-1 weet ik niet!"
„Mooi! Jij hebt den zin geraden!
„Tk weethet niet", zoo is 't Gijs!
Met dit antwoord, verdien je
Heuseh den eersten prijs.
Kees Leeuwenburg
De zomer, die ging.
Bladeriooze hoornen,
Woeste, dolle stroomen.
Storm- en regenvlagen,
Spreken sedert dagen
Mij van den herfst, die
Kwam en den zomer, die
Henen ging en verdween
In den schoot der tijden.
En nu n 't heên,
Denken we aan 't verleen,
Liefst aan den zomertijd,
Met zijn zonne, wijd en zijd.
Zijn bloemtapijt in pracht
Van kleuren, hel en zacht,
En zijn nachten, vol van schijn
Van sterren groot en klein.
Heerlijke zomertijd,
Als om strijd
Roemen we uw Hed
Uit volle kelen, niet?
Van 't machtig koor
Der gevederde zangers, hoor!
In bosch, en veld en wei,
Op H. land en op de hei.
O, gouden tijd,
Die verdwenen zijt,
Op den adem van den wind.
En als 't spelend kind
Ons schonk oneindige vreugd,
Bij zooveel geneugt
Van schoonheid, zang en spel....
Zou dit gemis,
De herfst vergoeden wel?
Oom Wi*