VOOR
KINDEREN
RAADSELS.
Voor ik begin met jelui eenige raad
seltjes op te geven, wil ik eerst een
woord vooraf zeggen.
We hebben nu vacantia. Tijd in over
vloed zooveel zelfs, dat we vooral bij
regen of slecht weer, niet weten hoe den
tijd om te krijgen.
Nu dacht ik zoo. Ik geef én voor de
kleinen, én voor de groot en iedere week
een 5-tal raadsels. De oplossingen moe
ten niet opgestuurd worden. Jelui maakt
ze cn den volgenden Zaterdag geef ik
zelf de oplossingen in de krant. Zoo kun
je zien of ge alles goed had of niet. Dat
is dus goed begrepen
Voor de kleinen.
Raadsel I:
Als 'k met een k geschreven word,
Ben ik een dier, oen k
Maar schrijft men mij soms met 'n 1,
Dan ben 'k van hout, een 1....
Met s-c-h ben ik het liefst,
Men noemt mij dan een sch....
Raadsel II:
Wie kan zooiels met 7 letters schrijven 1
Aboeschadarimifonski.
Raadsel III:
Welke, steenen hebben oogen? (Noem
twee soorten)
Raadsel IV
Hoeveel is: 0 x 1 x 4 x S?
Raadsel V:
Kunt ge van elf lucifers één maken?
Voor de grooten.
Raadsel I:
Welke vogel wordt pas eoht, als men
hem tweemaal onthoofd en een rivier
in ons land, wanneer men hem nu een
anderen kop geeft.
Raadsel II:
Maak een ziekte van: Reus Pil.
Raadsel III:
Mijn eerste is een getal; mijn tweede
dient gewoonlijk ter versiering en mijn
geheel vertoont hoeken?
Raadsel IV: Mijn eerste is iets, wat we
nu en dan eten, mijn tweede en derde
vormen samen hoogten en mijn geheel
is een plaats in Gelderland.
Wie ben ik?
Raadsel V: f
Maak van onderstaande letters de
hoofdstad van een land en de rivier,
waaraan zij ligt
Wie van U een stel raadsels weet,
sture ze aan m'n adres op. Ik ^prg dan
voor plaatsing. Onderteekenen met naam,
voornaam cn woonplaats. De oplossingen
erbij geven.
OOM WIM.
CORRESPONDENTIE.
Antoon v. S w i e te n, Stom p-
w ij k. Vader hoeft groot gelijkDergelijke
dingen móet men ook bewaren, tot men
groeier is. Zie je nu wel, waar het mee
doen. goed voor is. Wie niet waagt, niet
wint. Don volgenden keer zie ik je zeker
weerDag Antoon
P i m Verhuist. L c i d e n. Ik dank
ie wel Pim! Om je een plezier te doen,
laat ik de beschrijving van flat uitstapje
plaatsen. Zie de volgende week eens? Krijg
ik eens van jou een meer uitvoerig ver
slag; van een uitstapje naar Soheveningen
of Noordwijk. Ik wacht af. Dag Pim! Ik
wen sch jou wederkeerig een prettige va
cant ie
J o s i n a v. d. M e e r, R ij n s b u r g.
Dat kleine verhaaltje laat ik plaatsen.
We zullen het bijna niet terugvinden,
maar toeh zal ik eens laten zien, hoe Jo-
siemje al we»t iels te schrijven. Dit geef
ik dan als voorbeeld voor de oudere nicht
jes, die den noodigen moed missen, om
ook eens wat te maken. Ik groet je har
telijk, Josina. en verwacht van jou een
veel langer verhaal. Wil je eens pro-
beeren
H n s B o kern, L e i cl e n. Zoo Hans,
ben jij den llder. Mei negen jaar gewor
den Ja. ik meen me nog zoowat te her
inneren. Hoe is het met de bruine boon,
die je zelf geplan hebt? Ik denk. dat je
al haast aan 'I: eten kunt gaan. Bruine
boonen met spek is voor velen een lek
kernij. Dag Hans! Krijg ik ook weer eens
een verhaal en zul je ook vader en moe
der en de broers van me groeten?
L a u r a w V a id eren, L e i d o n.
Weet je wel waar ik nog altijd op wacht
Ik wacht op eer. lang en mooi verhaal
van een van de zusjes. Dc vorige opstel
len waren altijd éen plaats waard. Pro
beer nog eens! Dag Laura!
W i m L e s c m o n .1, 8 t o m p w ij k.
Waarom niet durven? Een flinke jongen
durft alles. wat. goed is. En raadsels
oplossen en Ons Hoekje lezen is.... goed.
Dus.... blijven meedoen en blijven lezen,
wat wij Zaterdags voor jclie schrijven.
Dag Wini! Schrijf ilcn volgenden eens met-
inkt?
G r c i ha v. d. Zon. Z o c t e r w o u d e.
Ik dank je wol voor \lc beschrijving van
dat uii"a; i'- naar Den Haag. Zoo moet
je ook eens iels maken, "als ;-e naar zee
gaat. Dergelijke beschrijvingen worden met
graagte g. Ik hou me dus aanbevo
len! Dag lief dichtje. Antoon en Jan
worden ook flink en verdienen ook oen
pluimpje v<> Ie koine opstelletjes.
N i c o B o o n, L e i d e n. Dal. uitstapje
naar hef. bos oh wa<s zoo kwaad nog niet
als het twee keer zoo lang was en met
wai moer zorg gemaakt was. Toch laat
ik het plaatsen. Zie de volgende week
eer", of de weck daarop!
Kootje v. d. H tl 1st, V o or h o u t.
Ja. Koot-je, als jij dat nu eens zelf ge
maakt had, dan had jij niet één, maar
twee boeken verdiend. Ik zal het laten
plaatsen, maar dan moet je mij beloven,
een groot opstel tc maken over een of
ander uitstapie; ■■aar naar toe is me het
zelfde. Dag Kootje.
Hierbij zullen wc het laten. De vol
gende week ga ik door met het beant
woorden der brieven en der vragen. Wie
wat te vragen heeft, vrage! Denkt er om,
een mooi opstel of vers te maken en mij
op te sturenIk zal eens zien, wie het
doet
Jullie liefhebbende
OOM WIM.
Pietje de Klepper
door Wim Simons.
XI.
Piet vlucht m c> t 'n vriend.
'n Jaar was verloopen cn Piet begon
weer m beetje vroolijker te worden. Over
14 dagen zou hij vacantie krijgen, hij zou
dan naar Brussel gaan. Maar hij kwam
10 te kort. Hij had dien morgen veel ver
kocht en tot z'n groote vreugde zag hij dat
als hij 10 van '*t bedrag, dat dc couranten
hadden opgebracht, nam dal cr dan nog
30 overbleef. En Piet stal voor den eer
sten keer van z'n leven....
Toen hij 't geld in z'n zak had gestopt
werd hij waanzinnig. Als 'n idioot ging hij
te keer. klom over 't hek van 't station en
was in "n minimum van tijd tusschcn dc
auto's verdwenen. Daar kwam hij Gcrrit
de Buik tegen. „Hallo Piet, a-1 vacantie?"
Piet keek schuchter op en kwam toen op
z'n vriend af. Met snikken cn brokken ver
telde Piet het gebeurde.
„Zoo", zei Gcrrit, „dat is leelijk, maar
ik weet wat, laten we achter op de buf
fers van een trein gaan zitten, dan zijden
we naar Amsterdam en daar zullen we wat
te doen zien te krijgen,, loopjongen, koekjes
bakker of zoo iets".
„Goed", zei Piet, „il* ga mee en dan liet
hij- erop volgen: '„Kijk daar al 'n trein".
„Ja, gelukkig. Stap niet mis Piet, an
der word je overreden". De vrienden gre
pen de buffers cn reden naar de hoofdstad
Rotterdam, Schiedam, Delft, Rijswijk, Den
Haag, Leiden en Haarlem waren reeds
lang achter den rug cn men reed door.-...
Amsterdam. Dc jongens durfden niet hee
lemaal tot 't Centraalstation mee te rijden
want zé waren bang gezien te worden. Bij
'n boschje stapten ze af en klommen over
'n hek dé straat op. Piet had 'n doos bij
zich waarin schoenborstels, schoencrême
en andere dingen zatenAls ze eens
schoenpoetsers werden. Hoeragevon
den! Ze ging naar het Stationsplein en
zetten zich daar neder terwijl ze riepen:
„Schoenpoetsen, Iaat hier alleen uw schoe
nen poetsen.... slechts één dubbeltje!"
Al heel gauw hadden ze 5.50 op zak
en ze gingen 'n anderen kant op waar het
echter niet zoo 'goed ging. Daarom keer
den ze weer terug en kregen nog 10 meer
in htm bezit, wat waren ze blij. Den der
den dag kochten ze ieder een pak en gin
gen netjes aangekleed de Bijenkorf in. Zo
gingen met de lift van beneden tot boven
en toen ze alles bezichtigd hadden gingen
ze voldaan weder den straat op. 's Mid
dags gingen ze naar het Stadion en woon
den hier de motorrennen bij. Sommigen
der motorijders gingen wel eens bij de hoe
ken over den kop, maar -slug stonden ze
weer op en gingen cr weer van door. Voor
'n val waren ze dus met bang. Er waren in
't geheel 400 motoren op 't veld. Ook hier
vandaan gingen de schoenpoetsers vroolijk
naar huis. (Wordt vervolgd).
UIT HET LEVEN DER DIEREN
door: Johan de Graaf.
III.
Teelt.
Half Februari moet voor 't cierenlëg-
gen alles in orde zijn.
De broedhokken zijn natuurlijk in ord""-,
helder gewit, een laagje zand cn een broed-
bak erin.
Op den bodem van de volière strooi je,
flink nestmateriaal, kortgeknipt stroo, hei
de takjes uit een bezem, tabaksstelen tegen
de luis.
Ht nestbouwen neemt een aanvang In
den regel sleept de doffer het nestmate
riaal aan en de duif bouwt het in de brood
bak.
Na een dag of 1014, soms later, soms
vroeger legt de duif haar eerste ci en twee
dagen later het tweede. Het eieren leggen
geschiedt meestal 's namiddags tusschcn
vier en zes uur. Als er twee eieren zijn
vangt de broedperiodê aan, waarin doffer
en duif elkaar aflossen. De doffer broedt
van ongeveer 's morgens tien tot 's mid
dags drie uur. Dat is echter niet altijd pre
cies. De een doet het langer dan dc ander.
De "duif broedt den overigen tijd.
Na zeventien tot achttien dagen komen
de jongen uit. Het ei wordt eerst door het.
jong zelf „aangepikt" totdat het open
barst. Dc jonge diertjes hebben in den regel
gele- donsharen, zij zijn tot. den vierden
dag blind. Dc eerste vier dagen voeden
de ouden hen met pap, een gele brei, die
vanaf den. vijftienden broeddag in de krop
der ouden aanwezig is.
Als de duiven vier a vijf dagen oud zijn
i-s het den mooisten tijd ze Ir- ringen. Het
gaat dan het gemakkelijkst. Na tien dagen
gaat het niet meer.
Als de jongen een dag of negen zijn, be
ginnen de eerste „stoppels" door te komen
en na drie weken zit de jonge vogel al aar
dig in de veeren.
Op 'tien dagen leeftijd moet het vuije.
oude nest met- broedhok en al verwijderd
worden. Het broedhok wordt schoon ge
maakt en oen nieuwe nestbak met nest,
erin geplaatst. Het nest moet nu "geregeld
tweemaal per week verversckt worden.
Zoo op vier weken beginnen dc jonge
duiven „levensmoed" te krijgen en wagen
ze zich al eens op de uitvliegklep van het
broedhok, om vandaar irit hun eerste vÜ3g-
pogingen te gaan aanwenden. Laat z© maar
gaan als zc de vleugels al flink voeren
kunnen. Kijk echter 's avonds het hok eens
na of er geen jongen op den vloer van de
volière zitten, die niet naar hun hokje kun
nen komen, en plaatst zc dan erin.
Als de jongen drie weken oud zijn, heb
ben de ouden in den regel weer een nieuw
paar eieren. Het mooiste is als je ruimte
hebt voor twee nestbakken, dan hebben
jongen en ouden ieder een nest.
Op vijf a, zes weken leeftijd zijn de jon
gen oud genoeg om «zelf hun fortuin te zoe
ken. Vliegen en eten gaat hun dan al aar
dig af.
Mooi kan men die halfwasjongen niet,
noemen. Kop en snavel zijn nog niet mooi
ontwikkeld. Glans op de veeren ontbre'c kt.
Uitgegroeid zijn zc ook nog niet. Na de rui
zijn dc duiven het mooist. Piepen kunnen
ze dc eerst© maanden niet. Dan worden zc
schor en eindelijk koe-ren zc gelijk dc
ouden.
Jonge duiven wennen het gemakkelijkst
op zes weken leeftijd. Zc hebben day in hun
oude omgeving nog niet gevlogen en wen
nen dan spelenderwijs aan het nieuwe hok
en zijn omgeving.
(Wordt vervolgd).
Lourdes.
Reeds meermalen heb ik Lourdes be
zocht, het genade-oord van Maria. O, wat
is dal oen lange reis-, 36 uur in den trein
zitten. Maar toch zou ik cr zoo wel weer
naar toe willen gaan. Eerst naar Rozen-
daal. dan naar Esschen, Antwerpen, Brus
sel, dan naar Feignies. In Fcignies maakte
ik kennis met de douane. Wat was ik blij
dat ik er voorbij was, alles, zelfs dc riemen
van mijn koffc-rs trokken ze stuk. Van Feig
nies naar Parijs, waar ik dc leuke lichtre
clame zag van Citroen, de Eifeltorcn was
goed zichtbaar. Van Parijs naar Bordeaux,
waar ik de lekkere druiven, die ik reeds
eerder had zien hangen en ter plaatse
geproefd had. Heerlijk hoor! Toen door Les
Landes, waar ik de steltloopers over bosch-
jes zag springen of het niets was. Dat was
een leuk gezicht, vooral oen man, clie op
stelten liep, te zien breien. Toen kwam ik
na een dag en nacht in den trein gezeten te
hebben in de Pyreneën. Wat een bergen
O, wat werd 't ineens donker! Wat was
dat? Het was een tunnel, waar ik wel 5
minuten in 't donker moest zitten. Hé, hé,
eindelijk licht, ik was blij toe. Eindelijk
zag ik in de verte het doel van mijn reis.
3t Was reeds avond, ik zag de Grot van
Lourdes, wat leek die kleinMaria werd
door een zee van kaarsen verlicht, 't Duur
de nog wel 5 minuten voordat de trein
stopte. Hé, hé, eindelijk waren wc cr dan.
Een auto stond klaar om ons af te halen,
want. ik was met nog twee huisgeirooten.
Hij bracht ons naar ons hotel, waar wc de
koffers brachten en waar we ons verfrisch-
ten. Onze eerste reis was naar de Grot,
o, wat was 't daar mooi. Daar zijn wij Ma
ria gaan groeten en hebben goed gebeden
voor alle intenties. Ik had daar den heelen
nacht wel willen blijven, maar ik moest
ga,an eten en 't was al zoo laat. geworden,
dat ik naar bed too moest. Des morgens
om vijf n. gingen we al op stap naar de Grot,
om daar te Communie te gaan. Dan naai
de kraantjes, waaruit 't Lourdeswalor van
de bron komt en daar gaan drinken. Daar
na bracht ik mijn dagelijksch bezoek in 't
bad. 't Water is zeer koud, 't gelijkt wel
ijs. Van 't bad naar 't hotel om te eten en
dan naar de Hoogmis, '"s Middags om half
vijf begint de Sacramentsprocessie. Daar zag
ik veel zieken. Elke zieke wordt afzonderlijk
gezegend. Wat ik toen gezien hob, zal ik
nooit vergeten n.l. een Zuster uit de Elzas
werd onder de zegening volkomen genezen.
Zij lag uitgestrekt op 't bed en stond toen
ineens met dc zegening op. 's Avonds om
half negen begint de flambouwenprocessie.
Alle pelgrims van elke nationaliteit zingen
daar 't Ave Maria. In 't begin van die liede
ren hoort men verschillende talen, maar "t
refrein luidt van allen 't zelfde n.l.; Ave, ave,
ave Maria, Ave, ave, ave. Op 't einde dei-
processie zingt 't geheelc volk 't Credo,,
en dan is het voor dien avond afgeloopen,
maar wij gaan eerst nog even naar de Grot
om Maria te bedanken cn goeden nacht te
wenschen. Dan ook zoeken wij ons hotel
op, om naar bed te gaan. Ook zijn wc
'<s nachts naar :t Lof en dc H. Mis gewqest.
Verder heb ik ook de omstreken van
Lourdes bezocht. nJ. de Pic du Jez en Ga-
vernie. In Gavernie heb ik op 'n ezeltje
gereden en ben naar de sneeuwvelden ge
weest. Ja ik zou u nog veel meer kunnen
vertellen maar dan mag u nog wel een af
zonderlijk kranjje er bij doen. Maar dit
raad ik al mijn nichtjes en neefjes en vooral
Oom Wim aan, om zelf eens een kijkje te
gaan nemen, en op tè sparen om dat schoo
nt» genade-oord van Maria te bezoeken.
Maria heeft toch zelf gezegd aan Berna-
detta: „Ik wensch vele menschen hier te
zien". Nu dan, wie zou nu niet gehoorzaam
willen zijn aan Maria, wanneer zij ons
roept. Nu ik hoop, dat. er velen naar toe
gaan en dan hoop ik mijn nichtjes en neef
jes en Oom Wim daar te ontmoeten. Nu
tot ziens, in Lourdes.
Nolly.
Doen. Ik vind het zeer interessant en.
ik zou niets liever wenschen dan jou daar
het volgend jaar te ontmoeten.
Oom WIM.
Kees zijn vischjes.
Kees was jarig. Hij kreeg van Moeder
een kom met goudvisschen. En van Vader
een blokkendoos. Kees verzorgde ze goed.
Keesje zat den heelen dag bij zijn visschen
Hij gaf ze iederen dag frisoh water. Hij
gaf' ook wat broodkruimels. Met zijn blok
kendoos speelde hij nooit mee. Keesje had
er geen tijd voor. 'n Paar dagen later had
hij de goudvisschen vergeten. Moeder zei
„eerst de visschen verzorgen", hoor! Op
een mooi en dag, toen de zon heerlijk
scheen. Ik ga op stap, zei Kees, en dan
loop ik de wereld uit. Zoover dat. niemand
mij vinden kan. Met zijn paardje onder den
arm. wilde hij den tuin uitgaan. Maar het
mocht niet van Moeder. „Nee, nee", zei ze,
,,je mag niet hoor! Dan zie ik je niet meer.
Ga maar met je paardje in den tuin. Daar
mag je loopen, zoover je wilt. Maar zet je
visschen in de zon. Dat deed hij. Hij droeg
den kom naar buiten. Op een mooi plekje
zette hij hem neer. Toen draafde hij dooi
den tuin, zoolang, dat hij er moe van werd.
En daarna ging hij op de bank zitten.
Daar speelde hij met zijn paardje. „Ver
geet je vischjes niet", zei Moeder! Nee,
Kees zal ze niet vergeten! Maar toen Kees
in zijn bedje lag, stonden de visschen nog
in den tuin. Heel koud was het. Het vroor,
dat er een ijskorst kwam op het water.
Och, die arme vischjes! Ga eens kijken
naar je visschen zeide moeder den volgen
den morgen. De kom was kapot. De vis
schen waren dood. En Kees stond te hui
len, Arme vischjes!
Toch verhoord.
Zusje kwam huilende uit. school thuis,
en zag er erg bleek uit. Moeder schrok
er van cn vroeg wat er toch gaande was.
Zusje vertelde aan haar Moeder, dat, ze
op school niet goed was geworden cn erge
hoofdpijn had. Moeder dacht dat ze mis
schien last van de warmte had en kleedclc
zusje maar gauw uit en legde zc gauw in
haar bcd;-c en maakt 'n sinaasappel voor
haar klaar met suiker er op. Maar den
volgenden morgen had ze hooge koorts en
liet moeder gauw den dokter komen. De
dokter vond haar niets in orde en schreef
gauw een receptje voor een drankje. Va
der cn moeder waren erg bezorgd voor
haar en de zusjes en broertjes baden
's avonds bij hun avondgebedje oen extra
weesgegroetje voor haar, dat zc maar
gauw beter mocht zijn, maar zusje werd
steeds erger ziek. En de pastoor kwam
ook eens naar haar kijken. Toen wilde
zusje zoo graag eens de H. Communie
ontvangen. Nu, dat vond Pastoor erg goed
en kwam den anderen morgen heel vroeg;
toen moesten dc zusjes en broertjes heel
zoet en stil zijn en vader en moeder wa
ren in dc kamer. Moeder had zusje een
mooi schoon nachtjaponnetje aan getrok
ken cn een strik in haar haar gedaan, en
een mooi kleedje op tafel gelegd en twee
brandende kaarsen er op geplaatst. Zusje
was erg gelukkig, 's Middags kwam weer
de dokter, die zeide, dat ze niet hard
vooruit ging en naar t ziekenhuis moest.
Dat vonden ze allemaal erg naar, maar
't was beter voor zusje. Toen heeft, zc drie
maanden gelegen. Nu gingen we haar na
tuurlijk dikwijls bezoeken. Dat was een
hcele afleiding voor haar. We kochten
dan wat voor haar, want als je zoolang
ziek bent, mag je wel iets extra's hebben.
Er waren een heeleboel kinderen op de
zaal. Dat was erg prettig, dan kon je nog
eens wat babbelen of spelen. Zoo ging de
tijd toch wel gauw voorbij en we bleven
al maar bidden, dat zc beter zou worden.
Nu is ons gebod verhoord, want ze is
nog wel niet heelemaal beter, maar ze is
toch weer thuis, en de dokter zegt, dat
t mooie weer jtaar wel weer heelemaal
op zal knappen. Nu, dat hopen we dan
ook. want ziek zijn is niets prettig, vooral
als je zoo jong bent. Dan loop of spring je
liever! Dus hopen we maar, dat ze gauw
heelemaal herstel zal zijn. En dat ze weer
met ons kan spelen. En ook weer naai
school kan gaan, want ze wil zoo graag
weer l_eeren, dan haalt ze gauw -de schade
in en is al het le-ed weer spoedig vergeten.
Gerarda Catelein.
Het zieltje, dat niet naar 't vagevuur wilde.
Er was een kleine jongen, een lief on
schuldig jongetje, dat de Zuster op school
had hooren vertellen van 't vagevuur, van
de pijnen, en van alle nare dingen welke
de zieltjes daar moeten lijden, eer dat ze
bij O. L. Heer in den mooien Hemel mogen
komen, en dat voncNons ventje verschrik
kelijk.
Ei i altijd bij zijn avondgebed je bad hij:
„Heilige Maria, Moeder Gods, bidt voor
ons, zondaars, nu en in 'b uur van onze
dood, maar niet naar 't vagevuur alstu
blieft".
En grooter werd de jongen, hij deed zijn
Eerste H. Communie en altijd was zijn
avondgebedje: „Maar niet naar 't vagevuur
alstublieft".
Toen moest hij onder de menschen, de
groote mensehen waar er zooveel slecht
van zijn en waar er zooveel bij zijn die ook
kleine jongens willen slecht maken.
Maar nooit vergat hij zijn avondgebedje
en altijd riep hij Maria's voorspraak in, om
toch niet in het vagevuur te komen.
Hij werd een jongeman en kreeg veel
vrienden, goede, maar helaas ook slechte;
hij ging zoo graag uit en hield zooveel van
preimaken, en toen werd, o zoo jammer,
zijn ziel besmeurd met heel veel vlekken
en vlekjes, en toch hoorde Maria njaar
steeds de bede: ..Maar niet naar 't vage
vuur H. Moeder Gods". En Maria sprak tot
Jezus cn tot de H. Jozef: „Wat moet ik.toch
beginnen, nu heeft me die jongen altijd
maar gebéden én ik kan hem toch zoo niet
in den Hemel halen, och wat is dat toch
moeilijk, zijn ziel is zoo verschrikkelijk vol
leelijke vlekken". En St. Jozef keek eens
naar beneden en zucht, en de Lieve Je
zus dacht aan al Z'n lijden en durfde zijn
„Lieve Goedo Moeder" niets zeggen op dat
o ogen blik.
En. daar beneden werd onze vriend steeds
vroolijker, en vergat bijna heelemaal dat
hij toch eigenlijk een kind van Maria was,
alleen des avonds vergat hij zijn Goede
Moeder niet. Toen werd er in den Hemel
een groote vergadering gehouden en alle
Heiligen waren er van overtuigd, een ziel
met vlekken kunnen wij bij O. L. Heer niet
toelaten; alleen lijden maakt schoon die
ziel van dien armen jongen.
Er gebeurde een groot ongeluk. Kermen
de word de jongeman onder de pitinnoo-
pen gevonden, net leven mocht hij geluk
kig behouden. Maar o hoe smartelijk was
zijn lijden. Thuis bij zijn Moedor als de
erge pijn wat minder werd, bedacht hij hoe
zijn laatste jaren waren geweest- Maria
hielp haar kind deze groote beproeving te
dragen. De Priester die telkens de H. Com
munie bracht, sprak veel met hem en daar
hij wist, hoe vreeselijk hij het vagevuur
vond, leerde hij hem zijn lijden geduldig
dragen. Lang nog duurde zijn pijnen, maar
toch kwam de dag dat alles wat hij gele
den en gebeden had genoeg was om zijn ziel
schoon te maken.
En toen, toen werd zijn levenslange bede
verhoord, hij behoefde niet naar 't vage
vuur, maar z'n ziel steeg zoo maar op naar
den schoonen Hemel.
Mies v. Dijk.
Waar woont 't geluk?
Ja 't lag er zoo landelijk en schoon het
buitengoed „Rozengaarde" van de familie
Rijnders. En 't mocht met eerc den naam
„Rozengaarde" dragen. Immers bijna het
heele huis was begroeid met rozen, de tuin
stond vol rozen tot zelfs de priëeltjes wa
ren begroeid met rozen. Gedurende den
zomer werd 'b bewoond door 'n schatrijke
familie uit de stad waar dat buitengoed
van was.
Wat moeten die menschen gelukkig zijn,
dachten: de menschen in dat dorp al!
Maar zon men eens een kijkje bins
nomen hebben, dan zou men wel lot, I
gedachten gekomen zijn. In de tuit
zat 'n vrouw te weenen. Ach, zuchi
ik zou hem zoo graag als priestc
mijn oudste zoon. Aan het andere
van dc kamer zat de vader met zijn
tienjarig zoontje. Neen, sprak de
toornig en kwaad, er is geen denk]
dat jij ooit priester wordt. Ik hej
jongens en ik zal er nooit mijn toj
raing voor geven dat er één priester
Die malle praat is zeker door jé ni
in je hoofd gepraat. Neen, sprak d(
gen. Moeder, weet 'l pas sinds gisten
heb t aan' haai- zelf voorgesteld. R
je voor niks niet zoo'n opvoeding gev
je allerhande scholen laten bezoeken
als priester te zien. Neen, ik geef er
mijn toestemming toe. Je moet later
opvolger in de zaak worden. Neen'
één van mijn kinderen sprak de vafl 1
hij stampte daarbij zoo hard met- zijn
op den grond, dat de moeder verst
opkeek. Haastig droogde zij haar ti1
af en verliet, de kamer. i
't Is veertien dagen later in dezelfc
mor ligt 't veertienjarig zoontje zwaai
Dc dokter zegt tegen Mijnheer en i
vrouw uw zoontje kan onmogelijk met
ter .worden, alleen O. L. Heer kan he
Hij 't wil beter maken. Bid veel
vrouw
Mevrouw doet veel goede werken
bidt veel, omdat God haar zoontje
als 't Hem behaagt, betier zal maken
Maar hij wordt maar nog niet gé
In zijn koorts ijlt de jongen, och vader
zou ik gelukkig zijn als ik priester
Ach vader, laat me toch priester woi
geef me toch uw toestemming!
Nu de vader eiken dag 't zelfde 1
begint hij er ernstig over na te denke
hij hield zielsveel van zijn oudsten
hij zou voor geen geld van de wereld
len, dat hij stierf. Alleen God kan
genezen, had de "dokter gezegd, bidt
Maar hij kan niet .meer bidden. Hij
al in geen jaren 'n kerk- bezocht
zijn godsdienstplichten waargenomen,
jongen wordt eiken dag minder: hij.
niet lang meer maken, zegt de d<
h oofdsohuddend
De vader is wanhopig. Hij luister
naar Gods genade, valt voor het 1
beeld neer en bidt: „O, Jezus, als Gij
zoontje beter maakt, dan mag hij pri
worden cn dan zal ik ook mijn godsdi
plichten weer vervullen"!
Den volgenden morgen komt de d<
en zijn gezicht klaart 6p, hij zegt "t is
zoo erg meer. Na 'n paar dagen zeg
dokter weer: „Het ergste is niet mei
vreezen, O. L. Heer heeft hem betel
maakt, want menschenhanden hadden
onmogelijk beter kunnen maken. Na
weken of een maand kan hij weer
buiten gaan zegt de dokter.
De vader vergeet ook zijn gelofte
hij vervult weder zijn Godsdienstpli
en over twee maanden zal de jongen
het Seminarie vertrekken. De jongen
dol gelukkig ma-ar de vader en de mc
niet minder. De vader heeft weer :t
geluk des levens gesmaakt nu hij
naar dc kerk gaat. j
Twaalf jaren later droeg de zoon
Eerste H. Mis op in zijn geboortedorp
kerk was geheel gevuld met geloovigen
priester zijn vader en moeder waren
eersten die uit zijn handen de H. Oor
nie ontvingen. De vader weende van g
hij zeide. al willen al mijn zeven an
zonen priester worden, ik zou men erf
lukkig gevoelen. yi
Een jaar daarna gingen .er weer i
jongens voor priester studeeren maar
werdén nu missiepriester.
De vader had nu begrepen waar hel
luk woonl nl. niet in rijkdom maar in
braaf godvruchtig leven.
Josina Hazendoï
'rr Sneeuwongeiuk.
'*t Had dik gesneeuwd, 't Was nu
pret voor de kinderen. Ze maakten bi
en gooiden sneeuwballen, dat het een
was. Zoo stond cr 'n troepje jongens snf
ballen te gooien. Elke voorbijganger i
er een. Er kwam ook een klein, meisje
de jongens gooiden, 't Kind wou den
ontglippen en gleed uit. Ze kwam opl
hoofd terecht; 't Bloed gutste er uit
reel stonden er 'n heeleboel menschei
heen. Ze droegen het kind een huis bï
want ze kon niet loopen. Ze had sol
baar d'r beenen gebroken. Dat bleek 1
ook, want toen 'n dokter d'r beenen oiv
zocht, zei hij, dat haar beide beenen
broken waren. Men vroeg hoe ze hef
Mientje Borkel zei ze. Mientjè werd i
het ziekenhuis vervoerd waar ze liefdf
bij zusters werd opgenomen. Onder
schen waren enkele jongens naar de 3
der van Mientje gegaan. Was 'n w>
we; haar man was 'n paar jaar geleden
s tor ven. En ze verdiende met naaien
kost. De jongens vertelden, hoe zij snee
ballen gooiden cn hoe ze naar Mie)
gooiden. En dat ze uitgleed en haar 1
rien brak, en naar het ziekenhuis verve
was. De moedor barstte in tranen uit, 1
eenigste wat ze had was haar Mientje
nou lag. ze in het ziekenhuis. De vrouw
niet tot bedaren te brengen.
Do jongens waren heel bedroefd, o
wat ze vrouw Borkel hadden aangedf
en ze bespraken dat zij samen, alle on)
ten, die Mientje in 'f ziekenhuis fco
zouden betalen.
De wonde in 't hoofd was niet erg
.weest, en wat gauw genezen.
Dc jongens bezochten Mientje ht
iederen dag. En brachten haar dan
kleinigheidje of 'n ruikertje bloemen.'
was nu hun vriendinnetje.
Na heel lang in het ziekenhuis gelf
te hebben mocht. Mientje er eindelijk
wat was ze blij. D'r beenen waren gelul
recht aangegroeid. En toen ze voor
eerst weer wandelen mocht, liep ze
schen Moeder en de jongens. Nadert
zag men Mientje altijd met. de jon!
naar school gaan. Ze was hun zeer ds
baar. Als er weer sneeuw was, gooide»
jongens nooit meer naar kleine met
maar wel naar flinke stevige jongen?- I
Annie