DE MAJESTEIT DER BERGEN derde blad. DE LEIDSCHE COURANT. ZATERDAG 20 juli 1929 „O, clroomcn van mijn jeugd en van |mijn langen nacht O zielsverlangen dat. mij langzaam [docfc verteeren, Tk reikhals naar den top der bergen [en ik smacht Ik hunker naar de blauwe meren". Ja, wel trekken ons de bergen met on weerstaanbare kracht. Gods natuur is onvergelijkbaar schoon ook in onze vlakke lage landen maar het is een geheel ander schoon dan de trotsclïo pracht der bergen dio voor alles in staat is ons de machtigo majesteit van Gods wer ken te doen bewonderen. Zooals de kerk torens omhoog rijzen, om ons het oog om hoog to doen richten en meteen het hart op te heffen tot God, zoo spitsen de ber gen omboog, wijzend naar boven naar hun nen maker en de erkenning stijgt op: Ja, waarlijk, groot en machtig is het werk I zijner handen. Maar, ook naar de bergen gaan er velen, j zooals ze gaan naar liet strand, zoekend de genietingen, waar ze niet meer buiten kunnen. Dezulken, zeker, willen de zee zien of de bergen, maar de zee alleen in een moderne badplaats en de berglucht genietend in een plaats waar ze de jazz band kunnen liooren, en waar ze dansen kunnen en waar vele anderen komen, even dwaas als zij zelve. Het is niet het ziels verlangen, waarvan de dichter spreekt, dat hen naar de bergen heeft gedreven. Toch zijn de bergen schoon en trekken zij altijd weer duizenden, ook uit onze lage landen bij de zee. Ons vlakke land. Wij kennen in ons land geen bergen. Een 'Amsterdamsche jongen spreekt van een „berg" als hij een hoop zand ziet op dc Vel uwe en in Overijsel hebben we wat heuvels die zich met den grootschen naam van berg tooien, en in Zuid-Limburg, ja, daar lijkt het er iets meer op, maar ber gen, een echt berglandschap vinden wc binnen onze landsgrenzen niet. Met dat te constateeren zeggen we niets kwaads van ons eigen natuurschoon, Nederland is mooi en we hebben er schit- v terende plekken O. Zuid-Limburg oefent juist door zijn hoog en laag grootc .aan trekkingskracht. Het is er zoo mooi, dat een dichter zegde: Italië begint in Zuid- Limburg, maar het is niet de majestueuze pracht der bergen, die men er vindon kan. Het middelgebergte. Trouwens, die krijgt men ook nog niet in de Duitsohe middelgebergten, hoe heer lijk het daar ook is. Neen, grootsoh en verheven is der bergen pracht eerst in heb Mtsersche hooggebergte, waar do toppen met maagdelijke sneeuw bedekt in heb zon licht glinsteren, waar ze den mcnsch lok ken hoog, hooger te klimmen, vermoeienis sen en gevaren te trotseeren, over rotsen en kloven, langs en over gletsehers, terwijl donderend in de verte een lawine -neer stort. Zwitserland., de Alpen! Ivunb gij u nog voorstellen hoe die steile ontoegankelijke hoogten een schier magi sche aantrekkingskracht uitoefenen. O, men kan er komen, hier en daar zelfs hoog, zeer hoog, tot het gebied van het eeuwige ijs, aan den rand der gletsehers, zonder, bij wijze van spreken, een voetstap te verzet ten. Men behoeft geen gevaar te. loopen, geen vermoeienissen te doorstaan, daar voor, maar de echte Alpen-reizigers vin den dat natuurlijk niet het ware. Zij moe ten toppen beklimmen waar liet niet ge makkelijk is te komen, zij moeten den top veroveren. Dat is wel een echte sport, dat bergbe klimmen, een sport, die zeer lioogc eischen stelt aan het moreele ën physicko uithou dingsvermogen van haar beoefenaars, die ongekende voldoeningen schenkt. Alpensport. De maanden Juli en Augustus en ook nog wel September, zoo die mooi genoeg is, zijn het meest geschikt voor liet beoefe nen van de Alpensport. Zij, die deze sport liefhebben, zijn vol vereering er voor; ach ten het de meest' belangwekkende, de meest aantrekkelijke toersport. En het aantal van lion, die zich er aan wijden, wordt jaar in, jaar uit grooter. Natuurlijk wordt in het algemeen het hoog-a-lpinisme niet béoefend zonder gids; voor de meesten is dat ook onverantwoor delijk. Maar voor enkelen van de allcrbe- kendsten, voor enkele uitblinkers in dezo schoone sport is do uitzondering der be vestiging van den regel. Onder die uitblin kers is onze bekende Alpinist Ph. O. Vis ser zeker de meest op den voorgrond tre dende. En juist deze Alpen-beklimmcr heeft eenige jaren geleden in heb mooie Mont-Blanc-bock van de Ned. Alpenver- eeniging eenige artikelen geschreven over gidsloos Alpinisme en over tochten, op die wijze ondernomen. Hij was daarbij steeds samen met Finch, den beroemden Mont-Blanc-kenner, een van die „ama teurs", die in ervaring en geoefendheid ver rcweg de meeste gidsen van professie overtrof Wc weten dat onze tegenwoordige Paus ^encdictus XV, do groote geleerde ter verpoozing van zijn studie, als de tijd »daar was, ook de Alpensport beoefende en een geducht bergbeklimmer geweest is», Nog kort geleden heeft dc Italiaanschc Alpenclub een bergtop naar hem genoemd. Er is oefening voor noodig en heb zijn maar enkelen die bergtochten kunnen ma ken zonder gids. Oefening. Aardig vertelt Visser, hoe Finch hem les gaf gedurende enkele regendagen in Courmayeur. „Die regendagen kwamen ons goed van pas^ want tusschen de traditioncele drup peltjes dooi', trokken we er op uit naar een groot, eenzaam gelegen rotsblok in een bergweide daar in overoudo tijden heen gebracht door een reeds lang verdwenen gletscher en op dat blok begonnen weer de oefeningen om het lichaam lenig te maken, na den langen, wcrkeloozen winter, die achter mij lag. Maar ook in de rotsen van de omringende bergen klau terden wij rond. Wij zochten er smalle scheuren en couloirs, waardoor we ons om hoog werkten; Finch toonde me, hoc men daar gebruik moest maken van knieën en armon'; hij deed me voor, hoc men langs een wand omhoog moet klimmen, zonder rukken of stooten, het lichaam dicht togen, het gesteente gedrukt; hij liet me zien, hoe ik overal het touw moest verzekeren, enz. enz." „Hier in 't dal moet je heb leeren, boven moet jc het kunnen", dat was Finch's steeds herhaalde les. En het gebeurde dan ook, dat we drie-, viermaal hetzelfde stuk omhoog klommen, eerst met behulp van het touw, daarna los en zoo werden deze oefeningen als het ware een voortzetting van de lessen, een vorig jaar in Zermatt begonnen. De invloed van het hooggebergte. Het is reeds lang bekend, dat het hoog gebergte een zeer bijzonderen invloed op het mcnsch olijk lithaam oefent. Do hoogc lucht prikkelt in sterke mate dc bloedvor- ming. Het aantal roode bloedlichaampjes, de roode bloeclkleurstof, ja zelfs het totale bloedvolume wordt cr door vermeerderd. Dc geleerden noemen als oorzaak van dit verschijnsel de mindere zuurstof in dc lucht. Het menschelijk lichaam moet zich aan dezen toestand probeeren aan te pas sen. Hierdoor ontstaat een verhoogde hart- werking, die zich eerst kenmerkt door snellere, daarna door krachtiger slagen. Natuurlijk oefent dit ook zijn invloed uit op de geheele stof- en gas wisseling. Het vergaat den menschen in het hooggebergte als de planten in het voorjaar, alle belang rijke levensorganen krijgen een nieuwen prikkel. Deze ondervinding trekt ieder jaar zoo veel menschen naar het hooggebergte. De Mont-Blanc. Van alle hooggebergten is de Mont- Blanc-groep de meest belangwekkende. De bekende Nederlandsche Alpinist schreef voor den eersten keer, dat hij dc Monb-Blanc-groep te zien kreeg het vol gende Het hoog-toerisme, waartoe Zwitser land in verschillende deelen zooveel gele genheid biedt, brengt den Alpinist steeds weer terug. De bijzondere bekoring dwingt hem daartoe. En van al die hooggebergten mag de Mant Blanc-groep als dc meest aantrekke lijke, de meest belangwekkende worden genoemd. Heb was van af den Col de Balmc, dat ik don Mont Blanc voor do eerste maal zag. Van achter besneeuwde bergen en scherp gekartelde rotskammen rees zijn machtige, witte kruin voor mij op. Ik stond een oogenblik als gefascineerd door zijn blanke schoonheid, zijn rustige en impo- neerende alles overheerschende grootheid, waardoor de bergen, die zich om hem heen groepeerden, slechts een decoratieve rol schenen tc vervullen, als om den luister van dien éénen te vergrooten. Daarna is er geen jaar voorbijgegaan, dat ik dc Mont-Blanc-groep niet kon be wonderen. Wel niet steeds van dichtbij, want doorgaans was '"t van ver verwijder de toppen. Als dan het oog dwaalde over die onmetelijke wereld van witte bergen, dan was.het of het plotseling een rustpunt vond op het machtige bergmassief, dat in teergelen glans ver verwijderden sneeuw velden eigen uit een wazig donkeren ondergrond oprees, met zijn bijna 5000 M. hoogte de gansche Alpenketen beheer- sehend. Ook toen heeft telkens die berggroep mij weer geboeid, omdat zij grooter en schitterender was dan alle andere. Maar toch konden nóch haar grootheid, nóch haar blankheid zooveel bergliefdc bij mij opwekken als Wallis en Oberland vermoch ten. Ik kon niet verklaren wat daaiwan do oorzaak was. Ik vermoed, dat er voor mij aanvankelijk te weinig romantiek uitging van dit kolossale berg-complex. Dc ber gen zoo meende ik, bestonden tc weinig uit. gelijkwaardige grootheden, zooals in andere* berggroepen, waartusschen dan weelderige, groene dalen tot in het hart van het hooggebergte doordrongen, dalen, met nauw-omsloten, idyllisch gelegen plaatsjes, die onderling weer door mooie- pasovergangen met elkaar waren verbon den, waardoor het reizen in zulke gebie den zoo aantrekkelijk wordt. Zooals de meeste Hollandschc toeristen kende ik alleen Chamonix. Ik zou het niet durven wagen iets af te dingen op de be roemd geworden schoonheid, die dc natuur hier ten toon spreidt, doch do plaats zelf en haar ligging in het wijde, zij het ook grootsche dal, miste voor mij die bijzon dere charme van andere bergtoppen en berggroepen. En die opvatting bleef ik toegedaan tot op den dag. dat ik, met den ouden schok- kenden postwagen van Aosta komende, de Mont-Blanc-keten voor mij zag, aan het einde van het mooie, kleurenrijke Italiaan- sclio dal. Ik kon het mij bijna niet voor stellen, dat die steile geweldige wanden, met hun gletsehers, die als het ware ge wrongen hingen tusschen wilde rotsgevaar ten, dat dat dezelfde Mont Blanc was met zijn afgcronden top en- zacht hellende sneeuwvelden, zooals ik hem had gezien vanuit Chamonix. Wat ik hier zag was meer dan romantisch; ik kreeg een gevoel van eerbied voor het overweldigend groot sche; ik zag den Mont Blanc, zooals ik dien vroeger in mijn fantasie had opge bouwd. Heldhaftige gidsen. Zooals wij langs de kusten de helden der zee hebben, die op gevaarvolle tochten hun leven wagen om anderen, die in gevaar vcrkccren, tc redden, zoo kennen dc Alpen hun helden-gidsen, die desnoods zich zelf offeren voor degenen, met wie zij cr op uittrokken, of die zich zonder hem onvoor zichtig gewaagd hebben. Ieder jaar hoort men daarvan weer prachtige staaltjes en er zijn gidsen, die naam gemaakt hebben ais onverschrokken redders, zooals een Dorus Bijkers het deed op onze kust. Wc denken bijvoorbeeld aan den gids Grand, die talrijke reizigers, die den weg waren kwijt, geraakt of door storm of la wines waren overvallen, het leven heeft gered en ze naar het bekende klooster in den St. Bernards pas gebracht. In 1S87 reddo hij vijf toeristen, die tijdens een sneeuwstorm verdwaald waren, van oen wissen dood. Hij kreeg daarvoor als" bcloo- limg een zilveren medaille. Het volgende jaar verleende dc Italiaanschc koning hem het kruis van verdienste, omdat hij zes Ita lianen het leven had gered. Eenige jaren later werd een troepje Alpinisten in de nabijheid van den kleinen Sint Bernard door een lawine overvallen. Weer was het Grand, die, thans met zijn zoon, uitkomst bracht. Terwijl hij druk be zig was met dc ongelukkigen in veiligheid le brengen, gleed plotseling zijn zoon uit en voor de oogen van den vader stortte do jongen in den afgrond. Toen de zwaarbe proefde oude man zag, dat zijn kind red deloos verloren was, knielde hij neer en deed hij een stil gebed. Daarop ging hij weer aan het werk, groef nu geheel alleen de verongelukte toeristen uit de sneeuw en droeg den een na den ander op zijn rug naar zijn hut, die bijna een mijl van de plaats van het ongeluk gelegen was. Nog in J000 behoedde hij een geheelen troep sol daten voor den dood. Er ging zeker geen jaar voorbij of hij redde eenige -menschen het leven. Tot aan zijn dood heeft Grand den mensch, die in nood verkeerde, de hel pende hand geboden. Deze held der Alpen kreeg zeker niet onverdiend in 1905 het l.cgincn van Eer. Grand was een waarachtig hokl. Teder jaar eischen de Alpen hun offers, zooals ieder jaar bij ons liet ijs zijn dooden vergt. Maar zoomin daarom het ijsvermaak ach terwege blijft!, even weinig kans is cr, dat het beklimmen der Alpen zou worden na gelaten. Heldendood. Laten wij hier nog een van de vele ge beurtenissen uit de annalen der Alpensport weergeven, de heldendood verhalend van een bergtoerist en zijn gids. Zij waren bezig den Sint Jodok te bestij gen. Tijdens liet klimmen moest een kleine spleet overgetrokken worden en dat werd hun ongeluk. De gids viel en brak een bo venarm en een been. In zijn val trok hij den dokter met zich mede, die daardoor zijn knie ernstig bezeerde. Niettegenstaan de pijn die. hij leed, zorgde de toerist eerst voor den gids, dien hij met een mantel toe dekte en voor wien hij vleesch en brood gereocl maakte. Heb ongeluk was des och- tons om 7 uur gebeurd en om half acht begon dc toerist pogingen in liet werk le stellen "hulp te halen. Hij slaagde daarin echter niet; zijn gewonde knie belette hem het moeizame klimmen. Al spoedig gaf hij dan ook zijn pogingen op en zette hij zich aan het schrijven van een afscheidsbrief aan zijn vrouw en kinderen. In dien brief dien men veertien dagen later op het lijk vond, beschreef de toerist op treffende wijze zijn laatste levensuren, treffend voor al. omdat, hij een ongekenden moed had getoond. Na vrouw en kinderen vaarwel ie hebben gezegd, legde hij vast, dat aan de weduwe A-gn den gids een uitkeering moest worden gedaan, groette hij zijn vrien den en bekenden, regelde zijn begrafenis, gaf eenige bijzonderheden over enkele zij ner patiënten en besloot zijn brief met de woorden: „Gottes Segen über Euch". Deze laatste woorden, waarschijnlijk met een laatste krachtsinspanning neergeschreven, waren alleen eenigszins onregelmatig. Maar nu moet men niet gaan gelooven, dat naar Zwitserland gaan, levensgevaar lijk is. Men kan dansen, al is het niet met dc bruid, men kan er bergklimmen en werkelijk van dc schoone machtige bergen genieten, zonder z'n leven te wagen, ook al wenscht men meer tc zien dan de berg op een afstand, ook al wil men een top bereiken. „Ik reikhals naar den top der bergen". Jammer, dat maar zoo weinigen van ons zoo gelukkig ziju, dat verlangen tc bevre digen. (Nadruk verboden). W. Z0NNE-0PGANG. Als een die gaat, heel blij gemoed en sterk bewust van 't diep geluk, dat in hem is gekomen, zoo ging 'k met blij verlangen en vol lieve lust de zonnc tegemoet;... die weer zou komen Troosten de donk re aard,* die lag te smachten naar haar gouden stralen;... hoog in do lucht hing blij het zilv'rig zingen en schoon wachten van duizend vogelen; maar verder geen gerucht dan 't zachte ruischen van dc golven;... daar kwam dc zon!!;... in purp'ren gloed... ze steeg ze steeg. de eeuwig schoone... eeuwig milde... en nam al donkerheid van fl'aard;... ze steeg... ze steeg. al goudener;.uit duin en dal weck schaduw zacht omhoog;.ik knielde neer en strekte bei mijn armen wijd gelukkig uit... en slechts te stame len zaeht wist ik het eenc woord: o God! o God! RIE BATENBURG. HIJ?.... O, DAT IS DE CONCIERGE VAN ONS HUIS! Het was een sterke, forschc kerel. Poo- tig. Met snorren als een oerwoud. Zag men, als hij zijn hemdsmouwen opstroopte, iets dat geleek op een groot pak rimpelige Koorden, zwart berookt: dat waren zijn Do meeste klcedingstukkcn hinderden hom. Gewend zich zonder hindering in zijn smidse te kunnen bewegen, had zijn vrouw al haar behendigheid noodig om hem 's Zondags een gesteven overhemd te laten dragen. En wat oen das betrefto, dat nooit! Heeft men ooit gezien een soort van touw dab je hals omklemt, dat jo doet stikken, dab je wurgt? O neen.... Versta jc, vrouwlief dat nooit.... en clan wil jo me een boord laten dragen, daar jo stijfsel in gedaan hebt en dat harder is dan 't ijzer dat ik te bewerken heb.... dat nooit.... dank je wëlü Dat daargelaten was Hurtot een van do beste smeden, die ooit op tien aard bodem hebben geleefd. Hoefsmid, bestond cr geen betere om dc paarden van z'n dorpsgenooten te beslaan. Daarbij hacl Hurtot een warme, welluidende stem, zoo dat, als hij met den arbeid bozig was, dc dorpsstraat weerklonk van forsche hamer slagen, vermengd met een vroolijk gezang. Waarom had deze flinke man, met zulk een helderen kop, met zooveel gezond ver stand, met zooveel verachting van wereld- sche dingen, van zijn zoon niet gemaakt een flinken smid, zooals hij zelf Avas cn aan wien hij had kunnen nalaten zijn smidse, zijn klanten en zijn goeden naam? Door Avclke tegenstrijdigheid, door Avclken verborgen hoogmoed of verkeerd begrepen teederheid had hij dien jongen op 't col lege gedaan, waardoor de zuurverdiende spaarpenningen langzaam maar zeker ver smolten? Dat heeft niemand ooit kunnen begrij pen. En als men hem dan zcidc: Waarom, vadertje Hurtot, maak je van jo zoon een saletjonker met een bi nocle?een fat?een gediplomeerde zonder betrekking? terwijl hij tooh had kunnen worden een flinke smid, dio keuze kon doen onder allo erfdochters van do streek? Dan schudde Hurtot zijn grooten kop. Ja, Avat is daaraan te doen? Het komt er van dat jc zooA'ecl van dien jon gen houdt 1. Jo bemint hem op oen verkeerde pia- nicr Een sprcckkamcr-dag op het college. Hot is einde Octobor; ,dc namiddag is schoon, maar cr waait een frisscho wind, dio de tranen in do oogen brengt en roode kleur op de wangen Alle mama's, allo zusters trekken hun Avavmo jassen cn boa's dichter aan en ver stoppen dc handen in de mouwen; de papa's den stok tusschen de beenen, vra gen hun jongens uit Dn hocveclsto ben jc geweest van de Avcek? Do moeders inforinecrcn: Hoest je nog?heb je ;e flanel wel aangetrokken?Krijg je 's mor gens avcI Avarmo pap? Dc jongens -antwoorden verstrooid, kij ken rechts on links naar de familie van hun kameraden. 2e vertellen van do Avintcrplannen; zo zullen Aan 't gymnas tieklokaal een prachtige ijsbaan maken Kijk eens, wie is daar ginds bij Hurtot? En de jongen wijst een makker aan, gestoken in een gloednieuw uniform, die heel rood, bijna beschaamd staat te pra ten met een op zijn Zondags uitgedoste boer, Avaarvatn dc handen een kleur bob ben als van verroest ijzer. Hurtot, is dat een van jc vrienden? Ja, een beetje blufferig, maar hij heeft altijd geld op zak. Dc donkerte komt over de spreekkamer, het stervende licht valt nog op de unifor men van enkele Saint-Cyriens, dio hun broeders of hun oud-kameraden kwamen bezoeken; het glijdt over de elegante toi letten der dames en over de correcte cos- tuums A-an de hccren. Door de reeds ontbladerde boomen van don tuin ziet men nog hier en daar wat van de blauwe lucht; dc zon heel laat al, verdwijnt Avazig achter, de huizen. Do spreekkamer is afgeloopen; de bel duidt; iedereen staat op. Overal worden handen gegeven en goeden dag gezegd. Vooral pas goed op je eigen. Ja, moeder. Moet ik nog zeggen, dat ze jc des avonds wat warms laten drinken? Neen, dat is niet noodig. Zorg nu, dab je een betere plaats krijgt hoor! Ja, vader. Hij verdient betrekkelijk toch al zoo weinig; hij moest niet meer zulke nutte- loozo reizen maken Eindelijk vormen zich twee groepen, dc ouders cn familieleden die heengaan, en de leerlingen, die naar de cour terug kec- ren- -*1 Vertel cons, Hurtot, wat Avas dat voor een boertje, die je straks is komen opzoeken?. Die! antwoordde met een ijzige kalmte dc aangesprokene, terwijl hij naar zijn vader wijst, die daar ginds heen loopt: dat is dc concierge van ons huis!" Arme vader Hurtot; als gij, zooals ik, dat woord gehoord hadt, zoudt gij niet uw hand over uw voorhoofd hebben ge streken in een bcAveging van niet goed be grijpen; maar als dan tob uw eenvoudige ziel dc beteckenis er van zou zijn door gedrongen, stel ik me voor dat gij u to taal gebroken zou hebben neergezet bij dc deur van uw smidse met het vage be wustzijn, dat ge uw hamers zoudt. achter laten om het hoofd te vermorzelen .van- den vader, die zoo dom zou wezen je voorbeeld te volgen. „Gld.". PIERRE L'ERMITE. KALENDER DER WEEK X.B. 'Als niet anders wordt aangegeven dagelijks Gloria, geen Credo. Dc gewone Prefatie. ZONDAG, '21 Juli. Negende Zondag na Pinksteren. Mis: Ecce. 2e gebed v. d. H. Frcdericus, Bisschop cn Martelaar (Zie in het feesteigen v. h. Bisdom); .'3c a-, d. H. Praxodis, Maagd. Credo. Prefatie v. d. Al- lerh. Drieëenheid. Kleur: Groen. Mochten ook Avij erkennen, Avat ons den waró hartovredc brengt (Evangelie). Mocht ook ons hart zich in vrede verblijden door een getrouwe onderhouding a-an Gods ge boden (Offertorium). Dc Apostel spoort ons in lifcb Epistel aan tot een getrouwe naleving A-an Gods H. Wet! 't Kost strijd, maar onmogelijk is voor ons die strijd niet, Avant God houdt rekening met onze krachten cn daarbij: God, Wiens heerlijk heid verheven is tot dc hemelen en Wiens Naam wonderbaar is op aarde, Hij is ouzo hulp, bereid ons tc onttrekken aan onze vijanden. (Epistel; Graduale: Alleluja- vers). Geve God ons do genade om Zijn hulp af tc smcoken. Om Zijn liefdcbevel: „Neemt cn eet dit is Mijn Lichaam", op tc volgen door onze veelvuldige H. Commu nie (Communio) waardoor Avij met Hem steeds één zullen ziju cn in onze eenheid sterk. (Postcommunio). MAANDAG, 22 Juli. Mis-v. d. H. Maria, Magdaler.a, Boetelinge: Me exspcctaverunt Credo. Kleur:Wit. DINSDAG, 23 Juli. Mis v. d. H. Apolli- naris, Bisschop cn Martelaar: Saccrdotcs. 2e gebed v. d. H. Liborius3c tot den H. Geest (vauAvcgo de priesterretraite in ons Bisdom). Kleur: Rood. Dc H. Apollinaris, tijdgenoot en mei ge zel van den H. Apostel Petrus, Avcrd door dezen gewijd cn aangesteld lot Bisschop Aan Ravenna. Zijn Apostolisch leven be kroonde hij met het offer van zijn leven. WOENSDAG, 21 Juli. Mis v. d. H. Ber- r.ulphus, Bisschop en Belijder: Statuit. (Zie in liet feesteigen v. h. Bisdom). 2c. gebed v. d. Vigilie v. d. H. Jacobus, Apostel; 3e v. d. H. Christina, Maagd en Martelares; 4c tot den H. Geest. Laats!c Evangelie v. d. Vigilie. Kleur: Wit. Ook mag gelezen avorden de H. Mis al d. Vigilie: Ego auteni.' Geen Gloria. 2c ge bod v. d. IL Bernnlphus; 3c v. d. II. Chris tina; 4c tot den H. GeestKleur: Paars. Do H. Bernnlphus, Bisschop van Utrecht is een ijvcraar geweest voor den bloei der kerkelijke tucht cn den luister van den kerkdijken ccredicnst. Om de vele kerken, welke hij in zijn Bisdom gebouwd heeft on welke. getuigenis gaven van zijne kunstzinnigheid, wordt hij afgebeeld, dragende oen kerk. Ook wordt hij aangeroepen als patroon tegen dc kinkhoest. DONDERDAG, 23 Juli. Feestdag v. d. H. Jacobus dc Meerdere, Apostel. P/lis: Mihi autem. 2c gebed (alleen in stille IJ. Missen) tot don H. Ohrislophoru.s. Tn alle IT. H. Missen liet gobcd \*oor den Bisschop avc- gens den verjaardag van zijne bisschops wijding. Credo. Prefatie v. d. Apostelen. Kleur: Rood. De H. Jacobus dc Meerdere, getuige van dc gedaanteverandering op den Thabor cn A-an Christus' doodstrijd, predikte na Christus' Hemelvaart eerst, in Samaria, la ter in Spanje. Na zijn marteldood, door onthoofding, is -ijn lichaam overgebracht, naar Conijxoslclla, nu nóg dc beroemde Spaanschp bedevaartplaats hem ter ccrc. VRIJDAG, 20 Juli. Feestdag v. d. H. Anna, Moeder v. d. Alierh. Maagd. Mis: Gaudeamus. Kleur: Wit. Echo vrouw, die den Heer vreest, wordt geprezen. Heilige Moedor Anna, bid met uw allerheiligst. Kind, voor alle christelij ke huismoeders den Waren c.hristclijken geest af en help haar die overstorten in hare kinderen. ZATERDAG, 27 Juli. Mis v. d. Allcrh. Maagd op een Zaterdag: Salve. 2e gebed v. d. H. Pantaloon; 3e. tot den H. Geest: 4o voor den Paus. Prefatie v. d. Allcrh. Maagd (invullen: Eu U om dc vereering). Kleur: Wit. IN DE KERKEN DER E.E. P.P. FRANCISCANEN: Alles in bovenstaande kalender, behalve; ZONDAG. 2c gebed v. d. Z. Angelina van Marsciano, Weduwe; 3o v. h. octaaf v. d. H. Bonavcntura; 4c v. d. II. Praxo dis. MAANDAG. Mis v. d. H. Lauren tins a-. Briudisi, Belijder; In scrmonibus. 2c gebed v. d. H. Maria Magdalen a. WOENSDAG. Mis v. <1. Cunegundis, Maagd: Diloxisti. 2e gebed en laatste Evangelic v. d. Vigilie; 3c v. d, H. Chris tina. ZATERDAG. Mis v. d. Z. Maria Magda lena Martinengo, Maagd; Dilexisti. 2e ge bed v. d. H. Pantaloon; Sc voor den Paus. Amsterdam. ALB. M. KOK. Pr. Zie ommezijde. Zoo hard als Ergens in Friesland ontm ïttcn twee vrachtrijders elkaar vlak voor een smal bruggetje. Natuurlijk wilde geen van beiden uitwij ken. Eindelijk sloeg dc een do leidsels om den arm, nam de courant uit den zak en ging zitten lezen. De ander, daardoor hoc- lemaal niet ongeduldig gemaakt, riep hem toe: „Als je dc krant uit hebt, mag ik haai dan eens inzien?"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1929 | | pagina 9