BIJ EENE B00DE
DE PAUSELIJKE TIARA
Het is niet met zekerheid bekend, op.
welk tijdstip de Pausen dè Tiara aanna
men. Het staat echter vast, dat zij eerst
tegen het einde der Middeleeuwen, in den
vorm, waarin wij ze nu kennen, ontstaan is
Haar oorsprong is te zoeken in een hoo-
ge mutsvormige hoofdbedekking, zooals die
door de oude Perzische Koningen en
Priesters gedragen werd. Men noemde die
toen Mitra en deze Mitra vormde later het
te eken der Bisschoppelijke waardigheid.
Paus Constantfjn zou deze in het begin
der 8ste eeuw voor het eerst gedragen heb
ben. In dien tijd werd zij algemeen door
de Byzantijnsche Waardigheidsbeldeeders
gebruikt. Zeker is het wel, dat -de Paus
deze hoofdbedekking alleen aangenomen
heeft met het doel om de groote beteekc-
uis die 't Pausdom reeds toen bezat, ook
naar buiten uit te bewijzen.
Het typische der tegenwoordige tiara
echter, de drievoudige kroon, droeg zij in
dezen tijd nog niet, zij was enkel de v.i.te
muts die Byzantijnen. In de 10de eeuw
twain de eerste kroon erbij, onder welken
Paus dit geschiedde is niet bekend. Waar
schijnlijk diende zij als onderscheiding voor
den Bisschop van Rome, wiens aanzien en
macht intusschen buitengewoon gestegen
was. De tweede kroon werd in het begin
der 13de eeuw door Paus Bonifacius VIII,
de derde in de 14de eeuw op last van Paus
Benedictus XII vervaardigd. De, drievou
dige kroon, waaruit de Tiara van dien tijd
af bestaat, wijzen op de drievoudige Pau
selijke macht, Uit den tijd van Benedictus
stamt ook de plechtige kroningsformule,
die de Kardinaal-deken bij gelegenheid
der Pauskroning uitspreekt en waarin deze
drievoudige Pauselijke macht geformuleerd
wordt: „Ontvang de" tiara, versierd met
drie kronen en vergeet nooit, dat Gij. zijt
de vader van alle vorsten en koningen, het
Opperhoofd der geheele aarde, de plaats-
bekleed er van Jesus Christus.
In het museum van Avignon worden
nog enkele overblijfselen van de eerste
tiara, versierd met drie kronen, bewaard.
Sinds den tijd van Benedictus XII is de
Tiara, in haar essentieel© deelen, niet
meer veranderd, al was de vorm en de ver
siering verschillend naargelang den smaak
der tijden. Zoo ontstond uit) de kleine en
eenvoudige Mitra, zooals die in het begin
gebruikelijk was, langzamerhand de
prachtige Tiara, die met kronen versierd
weid. In de Middeleeuwen had zij eenigs-
zins het model van een helm, maar toen
de wereldlijke heerschappijn der Pausen
meer en meer op den achtergrond teacl
voor har© geestelijke macht, veranderde zij
ia de Tiara van den nieuweren tijd en
kreeg een cylindrischen vorm.
Van oudsher hebben de Pauselijke kro
nen om. haar rijkdom van goud en edel
gesteenten de bewondering en de verba
zing der volkeren gewekt. Maar het schijnt
dat aan deze kroon een "wisselvallig lot
verbonden is: tijdens de verwoesting van
Bonis is zij eens verloren gegaan, terwijl
zij een andere keer als buit in de handen
van Napoleon I kwam.
De eerste Paus, die de Tiara tot een
groot pronkjuweel maakte, was Paulus
H, Barbo di Venezia. Kardinaal Egilio da
Viterbo zegt van deze kostbare tiara:
„Hij, (de Paus) kocht een groote .Mitra
van onschatbare waarde en versierde haar
met een overvloed van de kostbaarste edel
gesteenten. Zoo, in al haar pracht, werd
zij aan het volk vertoond en aller oogen
werden verblind door de schitterende stra
len. Van toen af werd de buitengewone
groote Mitra, „Regno" genoemd."
Canesio vult dit bericht aan met de op
gave van de waarde, die dit stuk vertegen
woordigde: de tiara werd geschat op een
waarde van meer dan 300.000 scudi
(1.500.000 goud lires). Maar door al het
goud en de edelgesteenten werd de tiara
zóó zwaar, dat de Paus haar niet dragen
kon. Hij liet derhalve een tweede, een
lichtere maken, die eveneens rijk met
kostbaarheden versierd was en een waar
de had van 180.000 gouden scudi. Met deze
tweede tiara is het hoofd van Paulus II der
.beroemde buste van Bellano in het Palaz
zo Venezia gekroond.
Verschillende Pausen hebben later nog
eigen Tiara's, die him beter pasten, laten
vervaardigen. Toen Leo X de Tiara van
I Julius II niet dragen kon, omdat zij
veel te zwaar was, bestelde hij een zeer
lichte. Deze was vervaardigd uit pauwen
vederen en zeer fijne gouden blaadjes en
slechts met zeer weinig, doch uiterst zeld
zame edelsteenen versierd.
Toen kwam de plundering van Rome,
de bekende „Sacco di Roma".
Benvenuto Cellini vertelt: „Paus Cle
mens sloot zich met Cavalierino en mij in
een kamer op.zij legden de tiara met al
haar juweelen uit de Camera Apostolica
voor mij neer en Hij gaf mij het bevel om
ze alle uit het goud te breken, waarin ze
gezet waren. Ik deed het. Toen wikkelde
.ik de steenen ieder afzonderlijk, in een
stukje papier en wij naaiden ze toen in
een kleedingstuk van den Paus en ge
noemden Cavalierino. Toen gaven zij mij
al het goud dat ongeveer 200 pond woog,
en bevalen mij, dat in het geheim te be
graven, als ik er kans toe zag".
Benvenuto Cellini voerde het bevel uit,
maar het schijnt dat er toevallig eenige
steenen uit die tiara in zijn eigen zak
terecht gekomen waren, want spoedig
daarop was hij van vele groote zorgen ont
heven.
Zoo ging er in een verborgen kamer
van den Engelenburcht, onder angst en
verwarring een schat van kunst en on
schatbare waarde voorgoed verloren.
Door een onverwachte' gebeurtenis
kreeg Paulus III het middel en de gelegen
heid om de verdwenen Tiara in al haar
pracht te herstellen. Toen men in 1544 een
der groote pilaren voor den St. Pieters
koepel van Michel Angelo zette, vond men
het graf van Maria, een dochter van Etili-
chos, de gemalin van keizer Honorius, die
zij in het jaar 398 met al de edelsteenen
juweelen, en dat was een schat
die zij bezat, daar ter plaatse, waar nu de
St. Pieter staat, had laten begraven. De
Paus nam de juweelen en liet er een heer
lijke tiara uit .vervaardigen die tevens
versierd was met de leliën van het Huis
van Farnese.
Clemens VIIÏ liet een tiara vervaardi
gen van 300.000 scudi; eveneens Urbanus
VIII. En haast alle opeenvolgende Pausen
hebben dezen Pauselijken schat met zulke
kostbare kronen ver rij let.
Allen werden echter overtroffen door
Pius VI, die niet alleen de tiara's van
Paulus III, Clemens VIII eri Urbanus VIII
liet veranderen en vernieuwen, maar er
ook zelf een liet vervaardigen bij zijn Ro
meins chen juwelier Carlo Sartori en deze
tiara wordt door zijne tijdgenooten als een
wonder van kunst genoemd. Cancellieri
zegt bijv. in een beschrijving, dat de tiara
drie brillanten van ongewone grootte, 36
middelmatige en kleine, 24 zeer groote
exotische steenen, 24 Oostersche saphie-
ren van buitengewone grootte, 24 onyxen
cn een menigte paarlen droeg, die alle te
zamen een onschatbare waarde vertegen
woordigden, op de punt rustte een won
derbare smaragd waarop zich een diaman
ten kruis verhief.
Ook dezen Tiara was, evenals de ande
re, die bij de plundering van Rome verlo
ren gegaan, een treurig lot beschoren.
Wat de Napoleontische storm, die over
Italië ging, da-ar uitrichtte, meesleepte en
vernielde, is maar al te goed bekend, om
nog in bijzonderheden vermeld behoeven te
worden. De Tiara werd van hare versiering
beroofd en met andere gouden voorwerpen
heilige vaten, kelken, monstransen, opge-
smolten en van Rome naar Parijs ge
bracht.
Daardoor was de Pauselijke schat zóó
verminderd, ja. haast vervallen geraakt,
zoodat Pius VIII bij zijn vei'kiezing tot
Paus, een provisorische Tiara- moest laten
iuaken, vervaardigd uit stof en valsche
steenen, op karton bevestigd. Spoedig
echter schonk de edelmoedigheid der ge-
loovigen aan de Pausen weer nieuwe en
rijk versierde tiara's. Zoo kon men thans
de Tiara bewonderen, die koningin Isabel
la van Spanje aan Pius IX schonk; verder
nog een, die het bisdom Parijs Leo XIII
aanbood en nu heeft het Aartsbisdom van
Milaan Pius XI een nieuwe Tiara ge
schonken, die waarlijk prachtig en over
eenkomstig de eeuwen-oude traditie bui
tengewoon rijk en schitterend is. Deze
Tiara bestaat uit een zilverstof, die over
een onderlaag van stijf vilt getrokken is.
Drie rijk bewerkte gouden banden, en drie
kronen slingeren zich rond de tiara. Ieder
van deze gouden banden is omzoomd door
twee rijen paarlen, waartusscken rijke
versierselen van goud en edelgesteenten
"aangebracht zijn. Boven op de spits staat
een gouden met blauw emaille ingelegde
globe, die een kruis met „diamanten"
draagt- Afgezien van het goud en zilver is
deze Tiara versierd met 450 parels, 146
edelsteenen van de meest verschillende
kleuren; het kruis bestaat uit 11 bril
lanten.
De Pauselijke kronen, die tegenwoordig
in de Pontificale schatkist van het Vati-
caan bewaard worden, bevonden zich
vroeger in de „Sa-la de l'Terno", schatka
mer van den Engelenburcht, waar men
thans nog de zware eikenhouten kisten
met ijzeren sloten kan zien, waarin Sixtus
V geld en kostbaarheden opsloot.
De Tiara- werd gedragen bij Pauselijke
ceremoniën, die buiten den godsdiensti-
gen Ritus liggen. Bij liturgische plechtig
heden draagt de Paus, als Bomeinsch
Bisschop slechts de eenvoudige Mitra.
BARINGA.
In Basankusu, eenige weken geleden,
maakte ik kennis met den Catechist Julius.
Hij was gekomen van Baringa, 270 K.M.
gelegen va-n Basankusu, wegens de ziekte
van zijne vrouw, Anna, die genezing
zocht Voor hare hulpelooze kwaal. Van
Julius had ik veel hooren spreken. Dat
hij vele dienstjaren ha-d, wist ik, ook dat
hij oud was en bijna versleten, maar nooit
nog had ik hem gezien. Toen men mij
vertelde dat hij op de Missie was aange
komen, kon ik mijn nieuwsgierigheid niet
bedwingen en besloot den volgenden mor
gen kennis met hem te gaan maken. Hij
zat voor zijne woning met kleine verandah,
hij en Anna en zijne op het oog nog jeug
dige dochter. Julius maakte op mij den
indruk van een oud mannetje, die naar
de vijftig liep. Klein van stuk, mager,
met beenen welke achter hem aan slepen,
vooral als hij op zijne touwsc-hoenen liep
en de met gaten voorziene sokken, op de
enkels en. Een snorretje heel dun, lijk
vlas, siert zijn baardloos gezicht, zijn stem
is zacht, langzaam en muziekvol. De
kleine zwarte oogen kijken helder en
ernstig. Zijne vrouw, Anna, is eene kalme,
bezadigde, nog jonge vrouw, bleek-zwart-,
te bleek om gezond te zijn. Toen ik aan
kwam, was hij het vuur, op de verandah,
aan het aanwakkeren en zette de par*
met banganzu, bedekt met een groot blad,
vastgehouden met een liaan, op het vuur.
Oh, je bent Julius van Baringa, en dat
is je vrouw, niet waar?
Eééh, zeide Julius, en deze is mijn
kind, hierbij wijzend op het meisje dat
naast haar moeder zat.
En, hoe gaat 'het op de Missie van
Baringa? Mon Père Lokofe (man van durf)
en Mon Père Johannesi nog gezond?
Eéénde (ja), alles in orde. Er zijn vele
doopjongens en bajé mokè (doopvrouwen).
Maar, Julius, waarom ben je hier. Er
zal toc-h veel werk zijn op de Missie,
niet?
Zie hier, Mon Père, Anna is zóó ziek,
erg ziek. Er is geen dokter jn Baringa.
Wat kon ik anders doen, dan naar hier
komen en kijken of Anna wil genezen?
Wat scheelt ze?
Pijn in den maag, in haar ingewanden.
Pijn, alle dagen. Zij eet niet, slaapt niet
en roept maar; ik weet niet wat te doen.
Wat zegt de dokter?
Hij spreekt niet, onderzoekt, geeft me
dicijnen, maar ik geloof niet dat zij nog
beter wordt.
Hij trok een droevig gezicht en keek
naar de ziekelijke vrouw op de verandah.
Hopen, Julius, en maar bidden. God zal
je wel helpen.
Als Anna dood gaat, Mon Père, zei hij
met trillende stem, is het de 3de vrouw,
welke ik door den dood verlies. Wat een
droefheid zal ik hebben, en de tranen
kwamen in zijne oogen. Met een veeg
over zijn gezicht en een zucht, ging hij
•bij het vuur zitten en ik vervolgde mijn
weg.
Zes weken later kwam mijne benoeming
voor. Baringa en werd de kapelaan van
Baringa naar Waka verplaatst, om zijne
krachten te wijden aan een nieuw te
openen Missie. Zulks vertelde ik aan
Julius, daar ik met hem of hij met mij
zou moeten werken. Hij sprak -toen met
een zekere vurigheid over de Baringa
Missie. De kerk was mooier dan hier, en
ook het huis der Pères. De Missie was
prachtig gelegen, een palmenlaan vanaf
de beach tot aa-n het huis. Groote tuin
en koffieplantage en er was nog zooveel
te doen. Neen, alsof hij mijn twijfel in
de oogen las, wacht, gij zult het zien. De
kalmte in zijn stem was verdwenen. Julius
sprak vlug, zijn hart was in Baringa, niet
in Basankusu. En, Julius, waagde ik het
te vragen, hoe gaat het met je vrouw,
Anna?
Niet goed, zij blijft hetzelfde, zij ge
n-eest niet meer.
Wel, zulks kon ik gemakkelijk zien. Zij
werd magerder, blëeker.
Ik ga weer naar Baringa terug, want,
als ze sterven moet, 'hier snikte hij, dat
zij dan sterve in Baringa, en ruste aan
den voet van het kruis.
En wanneer denkt ge dan te gaan?
Met U, laat ons samen gaan.
Goed dan, einde Februari.
Na mijn werk aan de daartoe aange
stelde Fathers overgedaan te hebben, nam
ik wat vacantie en ging naar Mampoko
en Bokakata. Na 2 weken was ik weer
terug en wachtte op den boot, welke mij,
Julius en zijne nog zieker geworden
•Anna naar Baringa zou brengen. De boot
kwam binnen een week en wij gingen
scheep. Na een reis van 21/2 dag kwamen
wij te Baringa aan en werd Anna in een
hamalc (draagstoel) naar haar huis gedra
gen, te zwak om te loope'n.
Op haar bed gelegd, heeft zij het niet
meer verlaten. Nu en dan kwam Julius
hulp vragen om te stillen de pijnen welke
deze arme vrouw leed, maar wij konden
niets doen. Met Pas chen werd haar biecht
gehoord en ontving zij de H. Communie,
en verschillende malen heeft zij nog ge
communiceerd na dien. De eerste weck na
Paschen ging mijn Pastoor naar Basan
Kusu voor zaken en gaf de instructies
omtrent Anna. Als zij bloed opgeeft, je
eigen niet ongerust maken, wordt zij erger
dan weet je het wel, en hij fietste naar
Basankusu, in 2 dagen, 270 K.M.
Er was gewoonlijk veel werk te doen
geweest, allen en alles moest gecontro
leerd worden en ik was blij mij een
oogenblik in mijn kamer terug te trekken
om wat te werken.
Heb is half 7. Buiten heerscht de duis
ternis. De lamp is aan in mijn kamer en
ik zit verdiept in mijn boek. Plotseling
een stem buiten, welke mij schrikken doet.
Fafaa, yaka wawa, Anna. (Vader, kom
gauw, Anna). Telegramstijl. En weg was
de vrouw. Kom hier, schreeuwde ik, wat is
er met Anna? Zij is aa-n het sterven.
O God, vlug de lamp gehaald, H. Oliën
en ik vloog de trap van de verandah af.
Mijn houd liep voor mij, blaffend.
Kom hier, zei ze, och, hier, Anna sterft.
In de haast stootte ik mij niet zachtjes
tegen de vooruitstekende balken van de
lage verandah van het huisje, liep twee
vertrekken door, alles versperd door pot
ten en pannen en blokken hout. Menschen
kwamen, menschen gingen, gehuil, ge
schreeuw, hier, da-ar voor mij. Anderen
volgden achter me. Een lichtje.
Wat een schouwspel ontrolde zich voor
mij. Julius als gek op het bed zijner
vrouw. De neus en mond van haar met
z'n vingers bedekkend. Hij huilde, neen
schreeuwde, schudde haar, omhelsde haar,
sprak haar toe, trok aan zijn haar en
sloeg zich uit wanhoop en verdriet op het
lijf, riep haar bij haar naam en zong zijn
leefd, terwijl een tranenvloed de handen
zijner stervende vrouw bevochtigde. Er
waren er in dat vertrekje wel een 30
andere mensehen, Christenen en heidenen,
jong en oud, en allen huilden, jammerden,
neen, schreeuwden hun leed en droefheid.
Met moeite kon ik het gejammer een
oogenblik doen ophouden, om mijzelve te
kunnen verstaan bij de woorden der H.
Absolutie en H. Oliesel. Ik was klaar, en
Anna was niet meer. Het gehuil brak
weer los van alle kanten, droevig om te
zien.
Om een einde .te maken aan zoo'n pijn
lijke scène begon ik voor te bidden en
allen knielden neer en baden mede. Het
was er zoo benauwd, dat ik spoedig het
huis verlaten moest en het geschreeuw
begon opnieuw. Om 7 uur riep ik allen
naar de kerk om daar de rozenkrans te
bidden voor de zoo juist ontslapene. De
nacht zou een slapelooze nacht voor mij
geweest zijn, als ik niet allen had weg
gestuurd en slechts eenigen had toege
laten om des nachts bij het lijk te blijven
bidden.
Des morgens werd de H. Mis voor haar
zielsrust opgedragen. De kist werd ge
maakt en Julius versierde de kist met
plaatjes van Heiligen. Om 4 uur zou de
beaarding plaats vinden, daar de lijken
na één dag reeds tot ontbinding over
gaan. Maar Julius vroeg nog één dag te
wachten, daar Anna in geen dagen meer
iets had kunnen nuttigen. En zoo ge
schiedde het. Des avonds lag het lijk bij
Julius op de verandah, gekleed in haar
beste kleed, wit met blauw. Haar me
daille had zij om haar hals en de rozen
krans in haar vingers. Het hoofd was
met witte doeken omzwachteld, zoodat
de oogen alleen zichtbaar waren. Anna
moet geen doodsstrijd gekend hebben. De
gelaatstrekken waren zoo regelmatig, het
- gelaat zoo kalm, alsof zij ingeslapen was.
Rondom de baar waren kaarsen, een sym>
•bool van het Eeuwige Licht, waarin zij
nu waadde, en boven haar hoofd hing haar
houten kruis met blëemen versierd.
Christenen en doopleerlingen knielden
rondom en baden zachtjes en stemmig
het „Maria isanga, Wees gegroet". Den
volgenden morgen, na de „Requiem" werd
Anna grafwaarts gedragen, onder rozen
kransgebed barer mede-christenen en nog
heidfensche broers en zusters. Anna werd
begraven aan den voet van den Calvarie
berg, in de schaduw van heb Kruis, tee-
ken onzer verlossing en opstanding, en
wacht daar den dag des laatsten oor
deels, waarin de lichamen der zaligen
heerlijk en in glorie zullen verrijzen.
D. J. SIMONS,
pr.-miss. Congo.
VROUWELIJKE WAARDIGHEID.
In de „N. H. Crt." schrijft Ma-chteld het
volgende:
Ik geloof, dat- wij er al te zeer a-an ge
wend zijn, met het begrip „waardigheid"
het 'begrip „ouderdom" te verbinden. Wit
te haren, een lange zwarte japon, een
fijn-gerimpeld gezicht waarin alle wen-
schen tot rust gekomen zijn
Soms, in de stille schemering, wanneer
onze gedachten ongehinderd wegzwermen
van de plichtmatige beslommeringen van
den dag, dalen- uit- oude lijsten statige,
mooie vrouwen in starre zij. En voor hun
ruis oliënd schrijden wijken de wanden
en kamers worden tot zalen-, waarin de
meubels even fier en hoogmoedig voor
zich uitstaren als de vrouwen die daar-
tusschen heen en weer gaan
Een afgelegen dorp op Zondagmorgen.
Door de klare win ter stilte beiert klokge
lui. En uit de lage huisjes treden vrouwen
naar buiten. In zware zwarte plooien han
gen hun kleeren- af; zij kijken recht voor
zich uit en houden in hun gevouwen han
den hun groot kerkboek.
En de huisvrouw uit de middeleeuwen,
de moeder, bij wier binnenkomen de kin
deren behooren op te staan van1 hun. plaat
sen zij allen zijn voor ons begrip nog
steeds de verpersoonlijkte vrouwelijke waar
digkeid.
Het moet wel heel gemakkelijk zijn,
zich rustige en waardige gedragingen aan
te wennen in kleeding, die daar tot- in de
kleinste bijzonderheden toe meewerktiv»
gewaden, die slechts een afgemeten, be
daarden gang toelaten, met mouwens die
elke handbeweging tot een voorn-aam
gracieus gebaar maken, met een hoofd
tooi, die een bijna koninklijke majesteit
verleent aan elk omzien, eiken blik over
den schouder, elk hoofdbuigenGroot
is de invloed, die van het kleed uitgaat,
vérstrekkend zijn. inwerking op ons zelf
respect. Zijn de veranderde gebruiken en
gedragingen der hedendaagsche vrouw,
die de veranderde kleeding op den voet
gevolgd hebben, daarvoor niet het beste
bewijs?
Er zijn er velen, die dat (meereen. "Wat
voor waardigheid heeft zo eigenlijk nog
over, de vrouw van tegenwoordig, de
vrouw van middelbaren leeftijd vooral', met
haar belachelijken gang, hortend voorthob
belend op haar Louis-hakjes, vee.l te hoog
en te broos voor haar respectabel gewicht,
met haar rokje tot de knieën, haar lichte
glimmende kousen-, haar geschoren nek cn
■het hoedje dat haar dochter va-n. twintig
niet zou durven opzetten, omdat ze het te
opzichtig vindt?
Maar we moeten bedenken, dat de vróu
wen die zich zoo aanstellen gelukkig
zijn zo in onze ouderwet-sche-degelijke mi
lieu's nog «liet zoo talrijk wanneer ze
een paar honderd jaar vroeger geleefd had
den, uit hun sleepjaponnen en wijde mou
wen evenmin waardigheid hadden kunnen
putten, die ze van nature niet bezaten Hun
belachelijkheid is niet een gevolg van de
veranderde gebruiken, maar de manier
waarop ze zich toetakelen en die gebrui
ken uitbuiten, vloeit- voort- uit hun innerlijk
gemis aan zelfrespect en gevoel van eigen
waarde
En van den anderen kant: wanneer we
ons zelf weten- hoog- te houden, is 't vol
strekt niet noodig, ons zelf daar voortdu
rend aan te berinneren en bij te helpen
door het dragen van sombere kleuren en
theatrale draperieën. Wèl is het waar, dat-
de kleeding een uiting, een zinnebeeld is
van de innerlijke opvatting en geen vrouw,
die eerbied wenscht af te dwingen, zal al
de gestes van de mode van haar tijd weuon
te verzoenen met 'haar eigen schaamtege
voel of begrip van fatsoen. Maar toch is het
voor een vrouw mogelijk, midden, in haar
tijd te staan, korte, slappe rokjes te dra
gen en een minimum van haartooi, te roo-
ken desverla-ngd en alleen te reizen en toch
ongenaakbaar-waardig te zijn
Waardigheid zit 'm niet- in de dingen die
we dragen, maar in de wijze waarop we ze
dragen: niet- in wat we doen of niet doen
allééns, maar in de manieren, die ons daarbij
eigen zijn. Je kunt je lichtzinnig aanstellen
in 'n middel eeuw sch costuum met 'n Stuart
kraag en in een korte jurk de straat over
steken als een prinses!
Uiterlijke waardigheid kan alleen voort
komen uit een diep en fier besef van onze
waarde: als vrouw, als Christen. We moe
ten ons zelf te goed weten om een van de
ziellooze popen met starre gezichten te wor
den die het- hedendaagsche stadsbeeld be
volken en ontsieren. Wc moeten de heer-
schende drachten .en gebruiken volgen, maar
niet ondergaan in de karakt-erlooze eenvor
migheid ervan. We moeten ons van de mas
sa der weinig fiere, weinig zelfachliug be
zittende vrouwen onderscheidenniet door
opvallende verschillen, maar door de fijne
distinctie, die van elke vrouw die haar
rwaarde kent, kan uitgaan, of ze de hoog
ste kringen behoort of va-n een eenvoudige
geboorte is.
Het is aan ons, te bewijzen, dat vrouwe
lijke waardigheid geen anachronisme is,
geen overwonnen standpunt, geen historisch
verschijnsel, samenhangend met verouder
de uiterlijkheden, maar wel degelijk eén
deugd, een ingeschapen eigenschap van de
goede vrouw van alle tijden. We moeten
haar onafhankelijkheid van alle traditio-
neele gebruiken bewijzen, in dezen tijd van
verblee-kende traditie. Het behoud van die
waardigheid wordt niet- langer verzekerd
en gedekt door allerlei hulpmiddelen van
conventie en ridderlijkheid. Heel alleen en
uit onze intuïtie moeten we haar bescher
men en in al haar schoonheid bewaren. En
dat lukt- velen van ons en do hooge, vrije
afkomst van die niet te de-finieeren eigen
schap wordt er zonneklaar door bewezen:
Ze stamt niet van sleur en bangelijke be
nepenheid van een voorbijen tijd, maar is,
met de andere christelijke vrouwendeug
den, een genade Gods, een talent om map.
te woekeren f
AGENDA'S.
NED. R. K. VOLKSBOND (Afd. Leiden).
(Secretariaat Leliestraat 7.)
Maandag. Rechtskundig Bureau voor de
leden van do afd. Leiden en voor het Gew.
Leidon, zitting van 6.308 uur.
Dinsdag. Bestuur R. K. Volksbond 8 uur.
Dinsdag Zitting bestuur R. K. Bouwvak
arbeidersbond voor inschrijving van jeugd
leden op het kantoor Steenschuur 15 van
7.30 tot 8.30 uur.
Woensdag. Repetitie Rederijkerskamer
„Vondel", tevens aanmelden van nieuwe
leden, van 8 tot 10 uur.
Vrijdag. Ropetitio R. K. Gem. Zangver-'
eeniging „Pulchri Studio" van 8 tot 10 uur
tevens aanmelden van nieuwe leden.
Zaterdag Spaar- en Voorschotbank 7S
uur; Zitting „Eigen Huis", 89 uur.
INTERPAROCHIëELE ST. JOSEPH'S-
GEZELLEN-VEREENIG3NG.
Rapenburg 52.
Gelegenheid om zich a-ls lid van de Ka
tholieke Gezellen-Vereeniging te doen in
schrijven R. Iv. Jongelingen vanaf 17
jaar iederen Illen Maandag van de
maand, 's avonds om half 9, in de Presi
dentskamer van het Gezellenhuis.
Zondag is de zaal geopend van 12.30
2.30 en van 710.15; verplichte bijeen
komst van 8.159.45.n Om 10.15 wordt de
zaal gesloten. Na het Lof prijsbiljarten.
Van 1 tot 2 uur zitting St. Joseph-
Spaarkas in de bestuurskamer.
Maandag bijeenkomst voor de leden van
8 uur tot 10.15 uur.
Dinsdag 8.45 uur verplichte maandverga
dering Afdeeling Ongehuwde Gezellen. Ge
zellen, bezoekt brouw de maandvergaderin
gen en brengt andere mede.
Woensdag 8.15 uur repetitie Liedertafel
„Sebastian Schaeffer".
Donderdag bijeenkomst voor de leden
van 8 tot 10.15 uur. R. K. Arbeidsbeurs voor
Jongelingen va-ca-ntie.
Vrijdag 8.30 uur repetitie Tooneelclub
„A-dolf Kolping".
Zaterdag bijeenkomst voor de leden vau
S uur tot 10.15 uur; 8.15 uur kegelclub „De
Poedelaars".
lederen Zondag van 1 tot 2 uur zitting
van de St.-Joseph's Spaarkas in de be
stuurskamer.
Verdere mededeelingen: De Retraite
voor Gehuwde Gezellen van 36 Augustus
is voltallig. A..s Zondag 28 Juli fietstocht
naar Wassenaar en Voorschoten vanwege
de Studio- en Debatingsclub „St. Petrus
Canisius"; spoedige opgave bij W. Nicolai.
Wijziging in het bestuur der Tooneel
club: Benoemd zijn in het bestuur: do hee-
ren J. Mank als penningmeester en L. F. M.
Groffie als socretaris.
ST. ANTONIUS PATRONAAT.
(Hartebrug).
Zondag. Half 5 Godsdienstonderricht
waarna ontspanning.
Maandag van 8 tot 10 uur bijeenkomst
Gezellen.
Donderdag idem.
Zaterdag van 6 tot 7 uur bibliotheek, be
taling van contributie, gelegenheid tot spa
ren cn retraitefonds. Vanaf 27 Juli is
de bibliotheek tot nader or
der* gesloten. Iedereen wordt ver
zocht de boeken in te leveren.
N.B. Don 4en en den 18den Augustus is
er een excursie naar Oegstgecst.
N.B. Dc jongens die opgaan ter Dioce
sane Jougddomonstratie te Den Haag op
Zondag 1 September a.s. moeten zich uiter
lijk op Zondag 28 Juli a.s. opgeven,
met betaling van 50 cent voor reis en ver
blijfkosten. (Zangboekjes medebrengen).
Zondag 25 Juli Alg. H. Communie en ver
gadering voor de jeugdafd. 3e Ordo.
R. K. INTERPAROCH IALE
MEISJESVEREENIGING.
Dinsdag 23 Juli 's avond» kwart over 8
uur Tooneelclub (Mare).
ZITA-VEREENIGING
Pieterskerkkoorsteeg 15.
Zondag vanaf 2 uur zijn de zalen ge
opend.
Woensdag van 810.35 uur bijeenkomt
Hollandsere meisjes.
Donderdag vanaf 8 uur tot 10.15 bijnan-
komst Hollandfiche en Duitsche meisje».
De bibliotheek is geopend Maandag,
Woensdag en Vrijdag va-n 7—8.30 uur.
Ook niet-leden kunnen van de biblio
theek gebruik maken.
Maandag van 2—5 uur is het bemidde
lingsbureau geopend.
DERDE ORDE.
Zondag 21 Juli 's avonds 7 uur vergade
ring voor de leden der D. O.
ST. JOSEPH'S GEZELLEN-VEREEN.
Oegstgeest.
Zondag na de Hoogmis repetitie van het
Congr.-koort-je.
Vergadering Maria-Congr. -van 6.30 tot
7.30 uur.
Om 7.30 urn* bijeenkomst der Gezellen
in de Gezcllenzaal van 7.30 tot 10 uur.
Dinsdag om 8 uur vergadering van com
missarissen.
Donderdag om 830 uur verplichte ver
gadering van 8.30 tot 10 uur. Tevens gele
genheid tot betalen der contributie.
Iederen laatsten Donderdag van de
maand gelegenheid om zich op te geven als
lid der Gezellen-Vereen, bij den Vice-
Praeses.
St Aloysius Patronaat.
Zondag van 6.30 tot 7.30 uur vergadering
van de Maria-Congregatie.
Om 7.30 uur tot 9 uur verplichte bijeen
komst in de groote zaal van St. Willibrord.
3—2