BIJ EENE B00DE DE PAUSELIJKE TIARA Het is niet met zekerheid bekend, op. welk tijdstip de Pausen dè Tiara aanna men. Het staat echter vast, dat zij eerst tegen het einde der Middeleeuwen, in den vorm, waarin wij ze nu kennen, ontstaan is Haar oorsprong is te zoeken in een hoo- ge mutsvormige hoofdbedekking, zooals die door de oude Perzische Koningen en Priesters gedragen werd. Men noemde die toen Mitra en deze Mitra vormde later het te eken der Bisschoppelijke waardigheid. Paus Constantfjn zou deze in het begin der 8ste eeuw voor het eerst gedragen heb ben. In dien tijd werd zij algemeen door de Byzantijnsche Waardigheidsbeldeeders gebruikt. Zeker is het wel, dat -de Paus deze hoofdbedekking alleen aangenomen heeft met het doel om de groote beteekc- uis die 't Pausdom reeds toen bezat, ook naar buiten uit te bewijzen. Het typische der tegenwoordige tiara echter, de drievoudige kroon, droeg zij in dezen tijd nog niet, zij was enkel de v.i.te muts die Byzantijnen. In de 10de eeuw twain de eerste kroon erbij, onder welken Paus dit geschiedde is niet bekend. Waar schijnlijk diende zij als onderscheiding voor den Bisschop van Rome, wiens aanzien en macht intusschen buitengewoon gestegen was. De tweede kroon werd in het begin der 13de eeuw door Paus Bonifacius VIII, de derde in de 14de eeuw op last van Paus Benedictus XII vervaardigd. De, drievou dige kroon, waaruit de Tiara van dien tijd af bestaat, wijzen op de drievoudige Pau selijke macht, Uit den tijd van Benedictus stamt ook de plechtige kroningsformule, die de Kardinaal-deken bij gelegenheid der Pauskroning uitspreekt en waarin deze drievoudige Pauselijke macht geformuleerd wordt: „Ontvang de" tiara, versierd met drie kronen en vergeet nooit, dat Gij. zijt de vader van alle vorsten en koningen, het Opperhoofd der geheele aarde, de plaats- bekleed er van Jesus Christus. In het museum van Avignon worden nog enkele overblijfselen van de eerste tiara, versierd met drie kronen, bewaard. Sinds den tijd van Benedictus XII is de Tiara, in haar essentieel© deelen, niet meer veranderd, al was de vorm en de ver siering verschillend naargelang den smaak der tijden. Zoo ontstond uit) de kleine en eenvoudige Mitra, zooals die in het begin gebruikelijk was, langzamerhand de prachtige Tiara, die met kronen versierd weid. In de Middeleeuwen had zij eenigs- zins het model van een helm, maar toen de wereldlijke heerschappijn der Pausen meer en meer op den achtergrond teacl voor har© geestelijke macht, veranderde zij ia de Tiara van den nieuweren tijd en kreeg een cylindrischen vorm. Van oudsher hebben de Pauselijke kro nen om. haar rijkdom van goud en edel gesteenten de bewondering en de verba zing der volkeren gewekt. Maar het schijnt dat aan deze kroon een "wisselvallig lot verbonden is: tijdens de verwoesting van Bonis is zij eens verloren gegaan, terwijl zij een andere keer als buit in de handen van Napoleon I kwam. De eerste Paus, die de Tiara tot een groot pronkjuweel maakte, was Paulus H, Barbo di Venezia. Kardinaal Egilio da Viterbo zegt van deze kostbare tiara: „Hij, (de Paus) kocht een groote .Mitra van onschatbare waarde en versierde haar met een overvloed van de kostbaarste edel gesteenten. Zoo, in al haar pracht, werd zij aan het volk vertoond en aller oogen werden verblind door de schitterende stra len. Van toen af werd de buitengewone groote Mitra, „Regno" genoemd." Canesio vult dit bericht aan met de op gave van de waarde, die dit stuk vertegen woordigde: de tiara werd geschat op een waarde van meer dan 300.000 scudi (1.500.000 goud lires). Maar door al het goud en de edelgesteenten werd de tiara zóó zwaar, dat de Paus haar niet dragen kon. Hij liet derhalve een tweede, een lichtere maken, die eveneens rijk met kostbaarheden versierd was en een waar de had van 180.000 gouden scudi. Met deze tweede tiara is het hoofd van Paulus II der .beroemde buste van Bellano in het Palaz zo Venezia gekroond. Verschillende Pausen hebben later nog eigen Tiara's, die him beter pasten, laten vervaardigen. Toen Leo X de Tiara van I Julius II niet dragen kon, omdat zij veel te zwaar was, bestelde hij een zeer lichte. Deze was vervaardigd uit pauwen vederen en zeer fijne gouden blaadjes en slechts met zeer weinig, doch uiterst zeld zame edelsteenen versierd. Toen kwam de plundering van Rome, de bekende „Sacco di Roma". Benvenuto Cellini vertelt: „Paus Cle mens sloot zich met Cavalierino en mij in een kamer op.zij legden de tiara met al haar juweelen uit de Camera Apostolica voor mij neer en Hij gaf mij het bevel om ze alle uit het goud te breken, waarin ze gezet waren. Ik deed het. Toen wikkelde .ik de steenen ieder afzonderlijk, in een stukje papier en wij naaiden ze toen in een kleedingstuk van den Paus en ge noemden Cavalierino. Toen gaven zij mij al het goud dat ongeveer 200 pond woog, en bevalen mij, dat in het geheim te be graven, als ik er kans toe zag". Benvenuto Cellini voerde het bevel uit, maar het schijnt dat er toevallig eenige steenen uit die tiara in zijn eigen zak terecht gekomen waren, want spoedig daarop was hij van vele groote zorgen ont heven. Zoo ging er in een verborgen kamer van den Engelenburcht, onder angst en verwarring een schat van kunst en on schatbare waarde voorgoed verloren. Door een onverwachte' gebeurtenis kreeg Paulus III het middel en de gelegen heid om de verdwenen Tiara in al haar pracht te herstellen. Toen men in 1544 een der groote pilaren voor den St. Pieters koepel van Michel Angelo zette, vond men het graf van Maria, een dochter van Etili- chos, de gemalin van keizer Honorius, die zij in het jaar 398 met al de edelsteenen juweelen, en dat was een schat die zij bezat, daar ter plaatse, waar nu de St. Pieter staat, had laten begraven. De Paus nam de juweelen en liet er een heer lijke tiara uit .vervaardigen die tevens versierd was met de leliën van het Huis van Farnese. Clemens VIIÏ liet een tiara vervaardi gen van 300.000 scudi; eveneens Urbanus VIII. En haast alle opeenvolgende Pausen hebben dezen Pauselijken schat met zulke kostbare kronen ver rij let. Allen werden echter overtroffen door Pius VI, die niet alleen de tiara's van Paulus III, Clemens VIII eri Urbanus VIII liet veranderen en vernieuwen, maar er ook zelf een liet vervaardigen bij zijn Ro meins chen juwelier Carlo Sartori en deze tiara wordt door zijne tijdgenooten als een wonder van kunst genoemd. Cancellieri zegt bijv. in een beschrijving, dat de tiara drie brillanten van ongewone grootte, 36 middelmatige en kleine, 24 zeer groote exotische steenen, 24 Oostersche saphie- ren van buitengewone grootte, 24 onyxen cn een menigte paarlen droeg, die alle te zamen een onschatbare waarde vertegen woordigden, op de punt rustte een won derbare smaragd waarop zich een diaman ten kruis verhief. Ook dezen Tiara was, evenals de ande re, die bij de plundering van Rome verlo ren gegaan, een treurig lot beschoren. Wat de Napoleontische storm, die over Italië ging, da-ar uitrichtte, meesleepte en vernielde, is maar al te goed bekend, om nog in bijzonderheden vermeld behoeven te worden. De Tiara werd van hare versiering beroofd en met andere gouden voorwerpen heilige vaten, kelken, monstransen, opge- smolten en van Rome naar Parijs ge bracht. Daardoor was de Pauselijke schat zóó verminderd, ja. haast vervallen geraakt, zoodat Pius VIII bij zijn vei'kiezing tot Paus, een provisorische Tiara- moest laten iuaken, vervaardigd uit stof en valsche steenen, op karton bevestigd. Spoedig echter schonk de edelmoedigheid der ge- loovigen aan de Pausen weer nieuwe en rijk versierde tiara's. Zoo kon men thans de Tiara bewonderen, die koningin Isabel la van Spanje aan Pius IX schonk; verder nog een, die het bisdom Parijs Leo XIII aanbood en nu heeft het Aartsbisdom van Milaan Pius XI een nieuwe Tiara ge schonken, die waarlijk prachtig en over eenkomstig de eeuwen-oude traditie bui tengewoon rijk en schitterend is. Deze Tiara bestaat uit een zilverstof, die over een onderlaag van stijf vilt getrokken is. Drie rijk bewerkte gouden banden, en drie kronen slingeren zich rond de tiara. Ieder van deze gouden banden is omzoomd door twee rijen paarlen, waartusscken rijke versierselen van goud en edelgesteenten "aangebracht zijn. Boven op de spits staat een gouden met blauw emaille ingelegde globe, die een kruis met „diamanten" draagt- Afgezien van het goud en zilver is deze Tiara versierd met 450 parels, 146 edelsteenen van de meest verschillende kleuren; het kruis bestaat uit 11 bril lanten. De Pauselijke kronen, die tegenwoordig in de Pontificale schatkist van het Vati- caan bewaard worden, bevonden zich vroeger in de „Sa-la de l'Terno", schatka mer van den Engelenburcht, waar men thans nog de zware eikenhouten kisten met ijzeren sloten kan zien, waarin Sixtus V geld en kostbaarheden opsloot. De Tiara- werd gedragen bij Pauselijke ceremoniën, die buiten den godsdiensti- gen Ritus liggen. Bij liturgische plechtig heden draagt de Paus, als Bomeinsch Bisschop slechts de eenvoudige Mitra. BARINGA. In Basankusu, eenige weken geleden, maakte ik kennis met den Catechist Julius. Hij was gekomen van Baringa, 270 K.M. gelegen va-n Basankusu, wegens de ziekte van zijne vrouw, Anna, die genezing zocht Voor hare hulpelooze kwaal. Van Julius had ik veel hooren spreken. Dat hij vele dienstjaren ha-d, wist ik, ook dat hij oud was en bijna versleten, maar nooit nog had ik hem gezien. Toen men mij vertelde dat hij op de Missie was aange komen, kon ik mijn nieuwsgierigheid niet bedwingen en besloot den volgenden mor gen kennis met hem te gaan maken. Hij zat voor zijne woning met kleine verandah, hij en Anna en zijne op het oog nog jeug dige dochter. Julius maakte op mij den indruk van een oud mannetje, die naar de vijftig liep. Klein van stuk, mager, met beenen welke achter hem aan slepen, vooral als hij op zijne touwsc-hoenen liep en de met gaten voorziene sokken, op de enkels en. Een snorretje heel dun, lijk vlas, siert zijn baardloos gezicht, zijn stem is zacht, langzaam en muziekvol. De kleine zwarte oogen kijken helder en ernstig. Zijne vrouw, Anna, is eene kalme, bezadigde, nog jonge vrouw, bleek-zwart-, te bleek om gezond te zijn. Toen ik aan kwam, was hij het vuur, op de verandah, aan het aanwakkeren en zette de par* met banganzu, bedekt met een groot blad, vastgehouden met een liaan, op het vuur. Oh, je bent Julius van Baringa, en dat is je vrouw, niet waar? Eééh, zeide Julius, en deze is mijn kind, hierbij wijzend op het meisje dat naast haar moeder zat. En, hoe gaat 'het op de Missie van Baringa? Mon Père Lokofe (man van durf) en Mon Père Johannesi nog gezond? Eéénde (ja), alles in orde. Er zijn vele doopjongens en bajé mokè (doopvrouwen). Maar, Julius, waarom ben je hier. Er zal toc-h veel werk zijn op de Missie, niet? Zie hier, Mon Père, Anna is zóó ziek, erg ziek. Er is geen dokter jn Baringa. Wat kon ik anders doen, dan naar hier komen en kijken of Anna wil genezen? Wat scheelt ze? Pijn in den maag, in haar ingewanden. Pijn, alle dagen. Zij eet niet, slaapt niet en roept maar; ik weet niet wat te doen. Wat zegt de dokter? Hij spreekt niet, onderzoekt, geeft me dicijnen, maar ik geloof niet dat zij nog beter wordt. Hij trok een droevig gezicht en keek naar de ziekelijke vrouw op de verandah. Hopen, Julius, en maar bidden. God zal je wel helpen. Als Anna dood gaat, Mon Père, zei hij met trillende stem, is het de 3de vrouw, welke ik door den dood verlies. Wat een droefheid zal ik hebben, en de tranen kwamen in zijne oogen. Met een veeg over zijn gezicht en een zucht, ging hij •bij het vuur zitten en ik vervolgde mijn weg. Zes weken later kwam mijne benoeming voor. Baringa en werd de kapelaan van Baringa naar Waka verplaatst, om zijne krachten te wijden aan een nieuw te openen Missie. Zulks vertelde ik aan Julius, daar ik met hem of hij met mij zou moeten werken. Hij sprak -toen met een zekere vurigheid over de Baringa Missie. De kerk was mooier dan hier, en ook het huis der Pères. De Missie was prachtig gelegen, een palmenlaan vanaf de beach tot aa-n het huis. Groote tuin en koffieplantage en er was nog zooveel te doen. Neen, alsof hij mijn twijfel in de oogen las, wacht, gij zult het zien. De kalmte in zijn stem was verdwenen. Julius sprak vlug, zijn hart was in Baringa, niet in Basankusu. En, Julius, waagde ik het te vragen, hoe gaat het met je vrouw, Anna? Niet goed, zij blijft hetzelfde, zij ge n-eest niet meer. Wel, zulks kon ik gemakkelijk zien. Zij werd magerder, blëeker. Ik ga weer naar Baringa terug, want, als ze sterven moet, 'hier snikte hij, dat zij dan sterve in Baringa, en ruste aan den voet van het kruis. En wanneer denkt ge dan te gaan? Met U, laat ons samen gaan. Goed dan, einde Februari. Na mijn werk aan de daartoe aange stelde Fathers overgedaan te hebben, nam ik wat vacantie en ging naar Mampoko en Bokakata. Na 2 weken was ik weer terug en wachtte op den boot, welke mij, Julius en zijne nog zieker geworden •Anna naar Baringa zou brengen. De boot kwam binnen een week en wij gingen scheep. Na een reis van 21/2 dag kwamen wij te Baringa aan en werd Anna in een hamalc (draagstoel) naar haar huis gedra gen, te zwak om te loope'n. Op haar bed gelegd, heeft zij het niet meer verlaten. Nu en dan kwam Julius hulp vragen om te stillen de pijnen welke deze arme vrouw leed, maar wij konden niets doen. Met Pas chen werd haar biecht gehoord en ontving zij de H. Communie, en verschillende malen heeft zij nog ge communiceerd na dien. De eerste weck na Paschen ging mijn Pastoor naar Basan Kusu voor zaken en gaf de instructies omtrent Anna. Als zij bloed opgeeft, je eigen niet ongerust maken, wordt zij erger dan weet je het wel, en hij fietste naar Basankusu, in 2 dagen, 270 K.M. Er was gewoonlijk veel werk te doen geweest, allen en alles moest gecontro leerd worden en ik was blij mij een oogenblik in mijn kamer terug te trekken om wat te werken. Heb is half 7. Buiten heerscht de duis ternis. De lamp is aan in mijn kamer en ik zit verdiept in mijn boek. Plotseling een stem buiten, welke mij schrikken doet. Fafaa, yaka wawa, Anna. (Vader, kom gauw, Anna). Telegramstijl. En weg was de vrouw. Kom hier, schreeuwde ik, wat is er met Anna? Zij is aa-n het sterven. O God, vlug de lamp gehaald, H. Oliën en ik vloog de trap van de verandah af. Mijn houd liep voor mij, blaffend. Kom hier, zei ze, och, hier, Anna sterft. In de haast stootte ik mij niet zachtjes tegen de vooruitstekende balken van de lage verandah van het huisje, liep twee vertrekken door, alles versperd door pot ten en pannen en blokken hout. Menschen kwamen, menschen gingen, gehuil, ge schreeuw, hier, da-ar voor mij. Anderen volgden achter me. Een lichtje. Wat een schouwspel ontrolde zich voor mij. Julius als gek op het bed zijner vrouw. De neus en mond van haar met z'n vingers bedekkend. Hij huilde, neen schreeuwde, schudde haar, omhelsde haar, sprak haar toe, trok aan zijn haar en sloeg zich uit wanhoop en verdriet op het lijf, riep haar bij haar naam en zong zijn leefd, terwijl een tranenvloed de handen zijner stervende vrouw bevochtigde. Er waren er in dat vertrekje wel een 30 andere mensehen, Christenen en heidenen, jong en oud, en allen huilden, jammerden, neen, schreeuwden hun leed en droefheid. Met moeite kon ik het gejammer een oogenblik doen ophouden, om mijzelve te kunnen verstaan bij de woorden der H. Absolutie en H. Oliesel. Ik was klaar, en Anna was niet meer. Het gehuil brak weer los van alle kanten, droevig om te zien. Om een einde .te maken aan zoo'n pijn lijke scène begon ik voor te bidden en allen knielden neer en baden mede. Het was er zoo benauwd, dat ik spoedig het huis verlaten moest en het geschreeuw begon opnieuw. Om 7 uur riep ik allen naar de kerk om daar de rozenkrans te bidden voor de zoo juist ontslapene. De nacht zou een slapelooze nacht voor mij geweest zijn, als ik niet allen had weg gestuurd en slechts eenigen had toege laten om des nachts bij het lijk te blijven bidden. Des morgens werd de H. Mis voor haar zielsrust opgedragen. De kist werd ge maakt en Julius versierde de kist met plaatjes van Heiligen. Om 4 uur zou de beaarding plaats vinden, daar de lijken na één dag reeds tot ontbinding over gaan. Maar Julius vroeg nog één dag te wachten, daar Anna in geen dagen meer iets had kunnen nuttigen. En zoo ge schiedde het. Des avonds lag het lijk bij Julius op de verandah, gekleed in haar beste kleed, wit met blauw. Haar me daille had zij om haar hals en de rozen krans in haar vingers. Het hoofd was met witte doeken omzwachteld, zoodat de oogen alleen zichtbaar waren. Anna moet geen doodsstrijd gekend hebben. De gelaatstrekken waren zoo regelmatig, het - gelaat zoo kalm, alsof zij ingeslapen was. Rondom de baar waren kaarsen, een sym> •bool van het Eeuwige Licht, waarin zij nu waadde, en boven haar hoofd hing haar houten kruis met blëemen versierd. Christenen en doopleerlingen knielden rondom en baden zachtjes en stemmig het „Maria isanga, Wees gegroet". Den volgenden morgen, na de „Requiem" werd Anna grafwaarts gedragen, onder rozen kransgebed barer mede-christenen en nog heidfensche broers en zusters. Anna werd begraven aan den voet van den Calvarie berg, in de schaduw van heb Kruis, tee- ken onzer verlossing en opstanding, en wacht daar den dag des laatsten oor deels, waarin de lichamen der zaligen heerlijk en in glorie zullen verrijzen. D. J. SIMONS, pr.-miss. Congo. VROUWELIJKE WAARDIGHEID. In de „N. H. Crt." schrijft Ma-chteld het volgende: Ik geloof, dat- wij er al te zeer a-an ge wend zijn, met het begrip „waardigheid" het 'begrip „ouderdom" te verbinden. Wit te haren, een lange zwarte japon, een fijn-gerimpeld gezicht waarin alle wen- schen tot rust gekomen zijn Soms, in de stille schemering, wanneer onze gedachten ongehinderd wegzwermen van de plichtmatige beslommeringen van den dag, dalen- uit- oude lijsten statige, mooie vrouwen in starre zij. En voor hun ruis oliënd schrijden wijken de wanden en kamers worden tot zalen-, waarin de meubels even fier en hoogmoedig voor zich uitstaren als de vrouwen die daar- tusschen heen en weer gaan Een afgelegen dorp op Zondagmorgen. Door de klare win ter stilte beiert klokge lui. En uit de lage huisjes treden vrouwen naar buiten. In zware zwarte plooien han gen hun kleeren- af; zij kijken recht voor zich uit en houden in hun gevouwen han den hun groot kerkboek. En de huisvrouw uit de middeleeuwen, de moeder, bij wier binnenkomen de kin deren behooren op te staan van1 hun. plaat sen zij allen zijn voor ons begrip nog steeds de verpersoonlijkte vrouwelijke waar digkeid. Het moet wel heel gemakkelijk zijn, zich rustige en waardige gedragingen aan te wennen in kleeding, die daar tot- in de kleinste bijzonderheden toe meewerktiv» gewaden, die slechts een afgemeten, be daarden gang toelaten, met mouwens die elke handbeweging tot een voorn-aam gracieus gebaar maken, met een hoofd tooi, die een bijna koninklijke majesteit verleent aan elk omzien, eiken blik over den schouder, elk hoofdbuigenGroot is de invloed, die van het kleed uitgaat, vérstrekkend zijn. inwerking op ons zelf respect. Zijn de veranderde gebruiken en gedragingen der hedendaagsche vrouw, die de veranderde kleeding op den voet gevolgd hebben, daarvoor niet het beste bewijs? Er zijn er velen, die dat (meereen. "Wat voor waardigheid heeft zo eigenlijk nog over, de vrouw van tegenwoordig, de vrouw van middelbaren leeftijd vooral', met haar belachelijken gang, hortend voorthob belend op haar Louis-hakjes, vee.l te hoog en te broos voor haar respectabel gewicht, met haar rokje tot de knieën, haar lichte glimmende kousen-, haar geschoren nek cn ■het hoedje dat haar dochter va-n. twintig niet zou durven opzetten, omdat ze het te opzichtig vindt? Maar we moeten bedenken, dat de vróu wen die zich zoo aanstellen gelukkig zijn zo in onze ouderwet-sche-degelijke mi lieu's nog «liet zoo talrijk wanneer ze een paar honderd jaar vroeger geleefd had den, uit hun sleepjaponnen en wijde mou wen evenmin waardigheid hadden kunnen putten, die ze van nature niet bezaten Hun belachelijkheid is niet een gevolg van de veranderde gebruiken, maar de manier waarop ze zich toetakelen en die gebrui ken uitbuiten, vloeit- voort- uit hun innerlijk gemis aan zelfrespect en gevoel van eigen waarde En van den anderen kant: wanneer we ons zelf weten- hoog- te houden, is 't vol strekt niet noodig, ons zelf daar voortdu rend aan te berinneren en bij te helpen door het dragen van sombere kleuren en theatrale draperieën. Wèl is het waar, dat- de kleeding een uiting, een zinnebeeld is van de innerlijke opvatting en geen vrouw, die eerbied wenscht af te dwingen, zal al de gestes van de mode van haar tijd weuon te verzoenen met 'haar eigen schaamtege voel of begrip van fatsoen. Maar toch is het voor een vrouw mogelijk, midden, in haar tijd te staan, korte, slappe rokjes te dra gen en een minimum van haartooi, te roo- ken desverla-ngd en alleen te reizen en toch ongenaakbaar-waardig te zijn Waardigheid zit 'm niet- in de dingen die we dragen, maar in de wijze waarop we ze dragen: niet- in wat we doen of niet doen allééns, maar in de manieren, die ons daarbij eigen zijn. Je kunt je lichtzinnig aanstellen in 'n middel eeuw sch costuum met 'n Stuart kraag en in een korte jurk de straat over steken als een prinses! Uiterlijke waardigheid kan alleen voort komen uit een diep en fier besef van onze waarde: als vrouw, als Christen. We moe ten ons zelf te goed weten om een van de ziellooze popen met starre gezichten te wor den die het- hedendaagsche stadsbeeld be volken en ontsieren. Wc moeten de heer- schende drachten .en gebruiken volgen, maar niet ondergaan in de karakt-erlooze eenvor migheid ervan. We moeten ons van de mas sa der weinig fiere, weinig zelfachliug be zittende vrouwen onderscheidenniet door opvallende verschillen, maar door de fijne distinctie, die van elke vrouw die haar rwaarde kent, kan uitgaan, of ze de hoog ste kringen behoort of va-n een eenvoudige geboorte is. Het is aan ons, te bewijzen, dat vrouwe lijke waardigheid geen anachronisme is, geen overwonnen standpunt, geen historisch verschijnsel, samenhangend met verouder de uiterlijkheden, maar wel degelijk eén deugd, een ingeschapen eigenschap van de goede vrouw van alle tijden. We moeten haar onafhankelijkheid van alle traditio- neele gebruiken bewijzen, in dezen tijd van verblee-kende traditie. Het behoud van die waardigheid wordt niet- langer verzekerd en gedekt door allerlei hulpmiddelen van conventie en ridderlijkheid. Heel alleen en uit onze intuïtie moeten we haar bescher men en in al haar schoonheid bewaren. En dat lukt- velen van ons en do hooge, vrije afkomst van die niet te de-finieeren eigen schap wordt er zonneklaar door bewezen: Ze stamt niet van sleur en bangelijke be nepenheid van een voorbijen tijd, maar is, met de andere christelijke vrouwendeug den, een genade Gods, een talent om map. te woekeren f AGENDA'S. NED. R. K. VOLKSBOND (Afd. Leiden). (Secretariaat Leliestraat 7.) Maandag. Rechtskundig Bureau voor de leden van do afd. Leiden en voor het Gew. Leidon, zitting van 6.308 uur. Dinsdag. Bestuur R. K. Volksbond 8 uur. Dinsdag Zitting bestuur R. K. Bouwvak arbeidersbond voor inschrijving van jeugd leden op het kantoor Steenschuur 15 van 7.30 tot 8.30 uur. Woensdag. Repetitie Rederijkerskamer „Vondel", tevens aanmelden van nieuwe leden, van 8 tot 10 uur. Vrijdag. Ropetitio R. K. Gem. Zangver-' eeniging „Pulchri Studio" van 8 tot 10 uur tevens aanmelden van nieuwe leden. Zaterdag Spaar- en Voorschotbank 7S uur; Zitting „Eigen Huis", 89 uur. INTERPAROCHIëELE ST. JOSEPH'S- GEZELLEN-VEREENIG3NG. Rapenburg 52. Gelegenheid om zich a-ls lid van de Ka tholieke Gezellen-Vereeniging te doen in schrijven R. Iv. Jongelingen vanaf 17 jaar iederen Illen Maandag van de maand, 's avonds om half 9, in de Presi dentskamer van het Gezellenhuis. Zondag is de zaal geopend van 12.30 2.30 en van 710.15; verplichte bijeen komst van 8.159.45.n Om 10.15 wordt de zaal gesloten. Na het Lof prijsbiljarten. Van 1 tot 2 uur zitting St. Joseph- Spaarkas in de bestuurskamer. Maandag bijeenkomst voor de leden van 8 uur tot 10.15 uur. Dinsdag 8.45 uur verplichte maandverga dering Afdeeling Ongehuwde Gezellen. Ge zellen, bezoekt brouw de maandvergaderin gen en brengt andere mede. Woensdag 8.15 uur repetitie Liedertafel „Sebastian Schaeffer". Donderdag bijeenkomst voor de leden van 8 tot 10.15 uur. R. K. Arbeidsbeurs voor Jongelingen va-ca-ntie. Vrijdag 8.30 uur repetitie Tooneelclub „A-dolf Kolping". Zaterdag bijeenkomst voor de leden vau S uur tot 10.15 uur; 8.15 uur kegelclub „De Poedelaars". lederen Zondag van 1 tot 2 uur zitting van de St.-Joseph's Spaarkas in de be stuurskamer. Verdere mededeelingen: De Retraite voor Gehuwde Gezellen van 36 Augustus is voltallig. A..s Zondag 28 Juli fietstocht naar Wassenaar en Voorschoten vanwege de Studio- en Debatingsclub „St. Petrus Canisius"; spoedige opgave bij W. Nicolai. Wijziging in het bestuur der Tooneel club: Benoemd zijn in het bestuur: do hee- ren J. Mank als penningmeester en L. F. M. Groffie als socretaris. ST. ANTONIUS PATRONAAT. (Hartebrug). Zondag. Half 5 Godsdienstonderricht waarna ontspanning. Maandag van 8 tot 10 uur bijeenkomst Gezellen. Donderdag idem. Zaterdag van 6 tot 7 uur bibliotheek, be taling van contributie, gelegenheid tot spa ren cn retraitefonds. Vanaf 27 Juli is de bibliotheek tot nader or der* gesloten. Iedereen wordt ver zocht de boeken in te leveren. N.B. Don 4en en den 18den Augustus is er een excursie naar Oegstgecst. N.B. Dc jongens die opgaan ter Dioce sane Jougddomonstratie te Den Haag op Zondag 1 September a.s. moeten zich uiter lijk op Zondag 28 Juli a.s. opgeven, met betaling van 50 cent voor reis en ver blijfkosten. (Zangboekjes medebrengen). Zondag 25 Juli Alg. H. Communie en ver gadering voor de jeugdafd. 3e Ordo. R. K. INTERPAROCH IALE MEISJESVEREENIGING. Dinsdag 23 Juli 's avond» kwart over 8 uur Tooneelclub (Mare). ZITA-VEREENIGING Pieterskerkkoorsteeg 15. Zondag vanaf 2 uur zijn de zalen ge opend. Woensdag van 810.35 uur bijeenkomt Hollandsere meisjes. Donderdag vanaf 8 uur tot 10.15 bijnan- komst Hollandfiche en Duitsche meisje». De bibliotheek is geopend Maandag, Woensdag en Vrijdag va-n 7—8.30 uur. Ook niet-leden kunnen van de biblio theek gebruik maken. Maandag van 2—5 uur is het bemidde lingsbureau geopend. DERDE ORDE. Zondag 21 Juli 's avonds 7 uur vergade ring voor de leden der D. O. ST. JOSEPH'S GEZELLEN-VEREEN. Oegstgeest. Zondag na de Hoogmis repetitie van het Congr.-koort-je. Vergadering Maria-Congr. -van 6.30 tot 7.30 uur. Om 7.30 urn* bijeenkomst der Gezellen in de Gezcllenzaal van 7.30 tot 10 uur. Dinsdag om 8 uur vergadering van com missarissen. Donderdag om 830 uur verplichte ver gadering van 8.30 tot 10 uur. Tevens gele genheid tot betalen der contributie. Iederen laatsten Donderdag van de maand gelegenheid om zich op te geven als lid der Gezellen-Vereen, bij den Vice- Praeses. St Aloysius Patronaat. Zondag van 6.30 tot 7.30 uur vergadering van de Maria-Congregatie. Om 7.30 uur tot 9 uur verplichte bijeen komst in de groote zaal van St. Willibrord. 3—2

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1929 | | pagina 7