WIE IS DE SCHRIJVER VAN DE „NAVOLGING VAN CHRISTUS"? Een pikante polemiek NEGENDE ZONDAG NA PINKSTEREN INLEIDING. Voortaan zal te dezer plaatse verschijnen do Hollandsche verta ling van de veranderlijke gebeden der H. Mis, opdat de Geloovigen dit zouden kun nen uitknippen en invoegen in hun gebe den- of gezangenboek, en zoo den Priester kunnen volgen bij liet eigen gebed der gc- heele Kerk, dat dus ook het eigen gebed dient te zijn van iederen geloovige afzon derlijk. Vooraf zal telkens zooveel mogelijk gegeven worden met een enkel woord de gedachte, die de Heilige Kerk juist op de zen bepaalden Zondag tot deze gebeden heeft geleid. HOOFDGEDACHTE: Hebt vretrouwen op God, uw Hulp, uw Beschremer, Die u niet beproeft boven uw krachten, met Wien gij één kunt blijven door het ontvangen van het Sacrament van Zijn Vleesch en Bloed. Introitus. Zie, de Heer helpt mij, en de Heer is de Beschermer van mijne ziel; wend de rampen af op mijne vijanden, en in getrouwheid (aan U beloften) vrenietig hen, o Heer, mijn Beschermer. Ps. O God, in Uwen Naam beveilig mij, en in Uwe kracht verschaf mij recht. Glorie zij den Vader. Oratie. Luister met de ooren Uwer barm hartigheid, o Heer, naar de gebeden Uwer smeekelingen, en. opdat gij aan die tot U roepen hun verlangens kunt inwilligen, maak, dat zij U smeeken om wat U be haagt. Door onzen Heer Jezus Christus, Uwen Zoon, die met U leeft en regeert in de eenheid van den H. Geest, God door alle eeuwen der eeuwen. Amen. Gedachtenis van den H. Fredericus. God', voor Wiens glorie de H. Fredericus door het zwaard der goddeloozen gevallen is, geef ons, smeeken wij, door Zijne voor spraak, aan de verlokkingen der zonde met ons verstand te weerstaan, en niet te vree zen voor de tegenspoeden dezer wereld. Gedachtenis der H. Praxedes. Verhoor ons, o God, ons heil! opdat, gelijk wij ons verheugen over het feest der H. Maagd Praxedes, wij ook mogen toenemen in ge voelens van diepe godsvrucht. Door onzen Heer enz. Graduale (wordt gezongen na den Epis tel). Heer, onze Heer, hoe wonderbaar is Uw naam over gansch de aarde Want verheven is Uw Majesteit boven dg. hemelen! Alleluja! AUleluia 1 Ontruk mij aan mijne vijanden, mijn God, en van hen, die tegen mij opstaan bevrijd mijAlleluia! Offertorium. De wetten des Heeren zijn rechtvaardig, en verblijden de harten! en Zijn oordeelen rijn zoeter den honing en maagdenhoning: daarom onderhoud ook uw dieenaar ze. Stil gebed. Geef ons, zoo smeeken wij, o Heer, deze geheimen waardig te vieren, omdat, telkens als de gedachtenis aan dit Offer wordt vernieuwd, het werk onzer Verlossing wordt verricht. Door onzen heer enz. S. Fredericus. Heilig, o Heer, de offers, die U zijn toegewijd, en door de voorspraak van den H. Fredericus. Martelaar en Bis schop, zie, door dit Offer verzoend, op ons neer. S. Praxedes. Aangenaam zij U. o Heer, de offerande van het L* toegewijde volk ter eere Uwer heiligen, wier verdiensten het erkent, hulp te hebben ontvangen in zijn nood. Door onzen Heer enz. Communio. Wie mijn Vleesch eet en mijn Bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem. zegt de Heer. Posicommunio. Ons geve, zoo smeeken wij. o Heer, het. ontvangen van uw Sacra mentzuivering (onzer zielen) en verleenc ons de eenheid. Door onzen Heer enz. S. Fredericus. Deze Communie, o Heer, zuivere ons van misdaden,.en door de voor spraak van den H. Fredericus ,Uw Marte laar en Bisschop, make zij ons deelachtig aan het hemelsch geneesmiddel. S. Praxedes. Gij hebt, o Heer, Uwe kin deren verzadigd met heilige gaven; ver sterk ons, smeeken wij, altijd door dc voor spraak van Haar, wier plechtig feest wij vieren. Door onzen Heer enz. Al zou Europa dan ook haar tijd en ta lent vergapen aan dans- en vliegrecorden, aan renners- en boksertropheeën, en aan niets beslissende beraadslagingen, en ten slotte niet meer verdienen de leidster der volkeren te zijn, dan blijft toch een eeu wigheid swerk, een voortzetting der Pink- s ter zending, in de zielen van goeden wil op te bouwen geest-dienst tegenover geld- dienst, zelftucht tegenover zelfzucht, ziels- beschaving tegenover zielsverlaging. SPERAXS. Wie is de schrijver van het bekende, nog door velen geliefde boekje: „De 'Navolging van Christus'' van Thomas a Kempis'?.... Daar hebben we warempel den naam van Thomas a Kempis er weer bijgevoegd. Zóózeer is die naam voor het groote publiek daaronder rekenen ook wij ons in deze kwestie één geworden met de Navolging, dat we over het boekje.niet schrijven of spreken kunnen, of wc laten er onmiddellijk, als van zelf, Thomas a Kem pis op volgen. Maar dc geleerden zijn 't over den auteur der Navolging nog niet eens en ze hebben over do kwestie al heele boekenkasten vol geschreven. De buitenwereld heeft daar tot nu toe weinig van gemerkt, totdat dezer dagen in de „Maasbode" twee geleerden slaags zijn geraakt en zulk een pikante polemiek ge voerd hebben dat we niet aan de verleiding kunnen weerstaan om onzen lezers daar ook enkele staaltjes van voor te leggen. De kwestie is nu eenmaal, om met Pater v. Ginneken te spreken, „op het galgen»- veld van de groote dagbladpers" gebracht. En nu dit eenmaal gebeurd is, hebben onze lezers er in zekeren zin rcht op om trent de zaak, die voor hen toch ook wel van belang is omdat het hier een zeer geliefd boekje geldt, te worden ingelicht. Aldus de ..Gelcl.', waaraan wij het boven staande en het hier volgend resumé ontke nen. Het requisitoir van Pater Kruitwagen Dc polemiek is begonnen met een gewel dig requisitoir door Pater Bonaventura Kruitwagen. O.F.M. gericht tegen Pater van Ginneken S.J. In het kort ga-at de kwestie hierom. Pater van Ginneken houdt 't er voor dat do oorspronkelijke Navolging niet geschre ven is door Thomas a Kempis, maar door Geert Groote en wel het eerst in het Ne- derlandsch. Spoedig word ze echter in het Latijn vertaald, maar zoowel gedachten- gang als taal en stijl waren nogal primi tief. Toen hebben de Ivarthuizers met welke Geert Groote in nauwe 'betrekking stond, liet boekje wat meer leesbaar gemaakt. Daarna heeft Jan van Schoonhoven te Groenendaal' het hier en daar bijgevijld. En eindelijk heeft Thomas'a Kempis het heele werkje herzién en er den geacheveerdcn vorm. aan gegeven dien de Navolging thans heeft. Om deze bewering waar te maken heeft prof. Van Ginneken de handschriften ver deeld in verschillende groepen: groep O. P. Q.. enz. en hij 'betoogt, dat o.a groep O reeds vóór Thomas bestaan heeft, wat Pater Kruitwagen weer ten- stelligste ontkent. Groep O, aldus Pater Kruitwagen, kan onmogelijk de oudste groep zijn. Waarom een talentvol philoloog als-prof. Van Ginneken dat niet heeft ingezien1? „Omdat" en nu citeeren we Pater Kruitwagen „de hoogleeraar, reeds zoo dra toen hij het Navol gin g vraagstuk ging bestudeeren, de methode van onderzoek op haar kop heeft gezet. Dientengevolge heeft hij ook alle feiten slechts kunnen zien als, staande op hun kop. En vooral heeft hem dat parten gespeeld bij het bestudeeren der varianten. In de handschriften trof hij een aantal varianten aan, die voor een nuchter- denbencl mensch niets anders zijn clan tam me, gezellige taalkundige huisdieren. Maar doordat de hoogleeraar die op hun kop ging zetten, zijn het in zijn oog geworden: philo- logische mastodonten, stegosaurussen, dino- ceraten, en hoe die voorwereldlijke snui ters ook hecten mogen. En met zulke philologische gedrochten land te bezeilen, is zelfs aan een Van Gin neken niet gegeven". Aan het requisitoir van Pater Kruitwa gen ontleenen we verder nog het volgende: In hei Navolging-vraagstuk heeft Van Ginnekcn's intuitie vaat den beginne af mis getast. En. de afgrond, waarin hij zich in '24 met open oogen heeft gestort, heeft, jam mer genoeg, een reeks andere afgronden „ingeroepenzooals Koning David dat uit drukt. Wat Van Ginneken ons nu al vier en en half jaar lang opdient als Weten schap, is niet anders dan men vergeve mij liet woord confictie-werk, dat éérst met behulp van passer en liniaal op maat wordt gesneden, en daarna als pure, gave, spontaan-gegroeide wetenschap in de uit stalkast wordt gezet. En wat Van Ginneken tot nu toe als philologische methode en dito resultaten heeft aangediend-, bestaat enkel en alleen hierin, dat hij, groot-endccls ook tengevolge van- zijn gebrek aan philolo gische kennis, de eenvoudigste kwesties eerst uit elkander rukt, daarna met de ver kregen stukken een zwaarwichtig probleem in elkaar timmert, en cr tenslotte met al lerlei tierelantijntjes en verfjes een vorm en kleur aan weet te geven, zóó, dat het werkstuk precies komt tc passen in zijn Geert Groote-conslructie. En als er hier of daar een hoek te veel', of een kant te weinig aan zit, -dan aarzelt Van Ginneken niet, met behulp van materiaal, waan'an hij bij eenig nadenken zeer goed weet. dat. het allang verouderd, en zelfs positief af gekeurd is. den boel tóch in elkaar te prut sen. Heusch, 'het gaat mij aan het hart, en om meer dan één reden, dit alles te -moe ten neerschrijven. Maar vooral met heb oog op onze jóngeren kan het toch niet geduld worden, dat de Wetenschap nog langer wordt gehavend en onder den voet geloopen. Herhaaldelijk heb ik getracht mij,it protest tegen Vair Gtin-neken's philo logische" methode in een milderen vorm in te klecden. Maar iedere'bladzijde van zijn boek 'brengt me telkens opnieuw, en haast tegen mijn wiL tot de overtuiging, dat het niet- anders kan, dan in den vorm van een scherpe, felle wetenschappelijke oorlogs verklaring. Ha-dde 'Van Ginneken van den beginne af minder op zijn intuitie vertrouwd; had- de hij zijn bevinding eerst eens gepubli ceerd als een hypothese; hadde hij onder ons, bijvoorbeeld in de R, K. Wetenschap pelijke Vereeniging, een voordracht- erover gehouden, om een gemoedelijke gedachten- wisseling uit te lokken; ware hij wat toe schietelijker geweest om met- menschen. die het hartelijk en broederlijk met hem meen den, en die hem tevoren gewaarschuwd hebben, dat 'het op een fiasco moest- uit- loopen, eens kalm en zakelijk te praten, dan zou hij zichzelven de diepe teleurstel ling hebben bespaard, welke hij nu van het Navolgings-vraagstuk zal moeten beleven". Hoe het mogelijk is, dat Pater Van Gin neken er met groep O ingevlogen iml Pater Kruitwagen merkt daar het vol gende over op: „Mag ik 't maar in ronde woorden zeg gen1? Omdat de hoogleeraar niet- het min ste begrip heeft van philologische tekst kritiek. Toen prof. Van Ginneken voor he-t eerst op het idee kwam ik denk dat dat in den loop van 1927 geweest is dat de phi- lologie de finale redding zou brengen aan zijn Geert-Groote-intuitie, heeft hij zich niet in het minst gerealiseerd, dat- hij daarmee op een terrein kwam, waarop hij tot- dan toe nog geen voet had gezet. Ge-volgelijk is het niet tot hem doorgedrongen, dat de middeleeuwsche philologische tekstkritiek een studieobject is, waarin men- niet thuis raakt dan na harde, langdurige, praktische oefening. Men kan nu eenmaal het manoeu vreeren mot varianten niet zoo maar in een vloek en een zucht onder de knie krijgen. Er bestaan wel eenige algemeene regels voor, maar grooteadeels moet men het vak leeren door oefening, en nóg eens oefening. Ie4gr terrein, ja- ieder han-dschrit stelt zijn eigen eischen. Bijbelhandschriften moeten anders „geleden" worden dan theologische juridische traktaten anclers dan ascetische een kroniek anders dan- een gramatica. En zelfs wanneer een vakman zoo'n ander ter rein betreedt, moet hij geduldiglij'k zich weer opnieuw inwerken in de eigenaardig heden van zijn nieuwe omgeving. Wel tragisch is het, dat de man, die ons 'n half jaar geleden- in het begin van zijn Gids-artikel zoo enthousiast kwam aan kondigen, dat „de eerste de beste philo loog* het Navolging-vraagstuk kon oplos sen, tot zulk een bitter fiasco is moeten ko men door zijn gebrek aan philologische kennis". Men ziet, het is lang niet malsch! Open brief van Pater Van Ginneken. Pater van pinne-ken heeft dit requisitoir, dat wij alhier slechts zeer onvolledig kun nen weergeven, natuurlijk niet onbeant woord gelaten. Hij schreef in de „Maas-bode" een open brief aa-n Pater Kruitwagen die ook lichte lijk pikant is, en welke aldus aanving: Beste Pater Kruitwagen, Heusch, ik ben een paar dagen nogal boos op je geweest, want waarlijk je spreekt met vrijmoedige zelfbewustheid, zonder aanzien des persoons; maar tenslot te is-, tusschen d'e opwellingen van mijn warme -bloed, een dieper zelf in mij naar boven gekomen, iets koel wijsgcerigs, waar door ik duidelijk ben gaan inzien, dat wij hier beiden een taak hadden te vervullen, ik die van den vooruitgang, gij die van het 'behouden dat d'ank zij beider inzet- van al onze beste krachten, het vraagstuk van den schrijver der Imitatio in de laat ste week door den vollen schok der tegen strijdige meeningen, aanmerkelijk dichter bij zijn oplossing is gekomen. Veel beter dan vroeger hob ik toch be grepen, dat wie het waagt, met eenige vol harding, in 't een- of ander heilig punt, de publieke opinie zijner land- of geloofsgenoo ten tegen te treden, zich ook vast voorbe reid moet houden op een niet al te zacht- handig verweer; en dat dit verweer der geprikkelde gemoederen een noodwendig overgangsverschijnsel is, door het- publiek van zijn leiders gevraagd, ja- gcëischt. eer het zoo maar goedgeloovig weer den kant der nieuwe gegevens uit wil. Onwillekeurig maakt- zich toch een .ver regaande ontevredenheid meester van de massa wegens onvoldoende voorlichting, als zij op een gegeven morgen, aan een van- haar mcestgeliefdc vaderlandsche heiligen figuren. zoo maar mir nichts dir nichts een zijner voornaamste eeretitels ziet ontroo- ven. Want omtrent de juiste waarde dei- oude en nieuwe gegevens kan de menigte natuurlijk niet zoo licht- een rijp oordcel vormen. En dan vraagt het collectief be wustzijn met feilen drang aan degenen, die tea deze als deskundig golden, dat zoo'n aanschenner van de traditioneele ver eering een* even wordt- aangepakt, en in geestelijken zin wordt opgebracht. En dat moet natuurlijk op hel galgenveld van de groote dac£j!ajdpers gebeureni want spe ciaal de volkskringen wenschen daarvan oog. en oor-getuige te zijn. Dit alles nu, Pater Bonaventura, liebt gij aangevoeld tmet een zekerheid van popu- lairen flair, hebt- gij uitgevoerd met een kleurigheid van welslagen, met een over geving aan den echten volkstoon zóó be wonderenswaardig. dat ik mij afvraag, of dit wel door iemand anders er zóó keurig had kunnen worden afgebracht". „Geloof mij", zoo gaal Pater Van Ginne ken dan verder, „ik heb de tcekenen des tijds goed begrepen; en ik twijfel niet lan ger aan het in-eluctabile factum, dat ik in de oogen van onze goede luyden een ver- schrikkelijken flater heb begaan of neen, dat is niet erg genoeg gezegd, dat ik bij hen onteerd en gedegradeerd ben voor goed: door het plegen van aartsdommen laster als het maar geen moord wordtop de vrome nagedachtenis van Thomas a Kem pis en geloof mij, ik aarzel in- dezen uiter sten nood, niet langer het toe te geven: daar hang ik nu voor je oogen- te ben-gelen aan het touw, en te zuchten: was ik er maar nooit aan begonnenIk geloof zelfs, dat ik deze nachten in al je zenuwachtig heid de Akerstraat va«n Heerlen en om- gering onveilig gemaakt heb door er rond te spoken als een nieuwe Lady Macbeth, met ook zoo'n bloedige moordvlek op mijn 'handen en helaas „Alle reukwerken van Ara-bië zullen nimmer die smet kunnen uit wis sch en." Pater Van Ginneken gaat dan verdel en zegt dat liij het, terwijl zich al deze droevigheden in de opgezette verbeeldin gen voltro'kkeai, in zijn koele wijsgeerig- 'heid wonderlijk wel maakte. Alles moest zoo gebeuren. Het was de gewone proef, die elke nieu we meening moet -doorstaan. „Beste Tater Kruitwagen", zoo zegt hij, „het was op 't eerste oogenblik minder aangenaam, dat heli je zelf wel gevoeld en bedoeld), maar nu ik alles wel overweeg, moet ik je toch oprecht bedanken voor je uit de sociale orde der dingen noodwendig geboren parti pris. en je niet willen in gaan op mijn argumentenvoor je heftige afbreking van mijn werk zonder feiten, kortom voor je -echte populaire reactie op •mijn wetenschappelijk betoog, .die toch een maal komen moest, en om jc vriendschap torts alles, ben ik dubbel blij, dat ze van jouw kant gekomen is." Pater Van Ginneken besluit dan zijn Open brief met dit- verzoek: Kruitwagen, als je nu weer een heele- maal beter bent, en in Woerden bij je boeken en jc papieren, en dus wat meer „gelegenheid" krijgt, „voor een gezet-te studie van het vraagstuk" dan „in de laakte drie ja-ren", en zoodoende van den geheel nieuwen stand der kwestie om trent de Lat-ijnsclie tekstfamilies Q. P. en O., en de volkstaalteksten Z. en Omega wat beter op de hoogte begint- te komen die O-tekst zit je nu al dwars in de maag nu je er eenige zinnetjes uit kent, ma-ar het zal er niet beter op worden, als je hem eens heelem-aal met P- en Q. hebt vergeleken en als dan binnenkort de groote Brussclsche prachteditie van De Standaard -met den oertekst in het Latijn en Midden-Nederlandsch naast elkander verschenen is, en je ook nog in de eerste nummers der Bibliotheca Universalis Neerlandica, de met volkomen kritisch apparaat uitgegeven Middel-N ede rlandsche alpha- en bèta-tekstfamilies zoudt willen afwachten; evenals het kleine studieboekjè waarin ik in kleine letter de vier Latijn- sehe hoofdteksten en de acht voornaamste volksteksten van het eerste boek zal laten afdrukken heusch, je wetenschappelijke helft, meende het niet, toen je in arren volkswoede den schijn aannam, dit alles naar de haaien te willen torpedeeren dan zul je, als je nog eenige gezonde jaren leven te goed hebt wat ik je met al onze wederkeerige vrienden op je patroons feest- zoo uit heeler harte toewensch misschien den dag nog beleven, dat wij uit touter broedermin, de immers een beetje te veel in den volkstoon geschreven Maas bode-artikelen van 7 tot 11 Juli 1929, toch maar niet in do Bibliographic van den Imi- tatio-strijd zullen opnemen, maar ze stil letjes met den mantel der spoedig verge tende liefde zullen bedekken. Met het oprechte gevoelen van „vrien den mogen kijven maar moeten vrienden blijven" houd ik je op jc patroonsdag feestelijk Gode bevolen aan het altaar. JAC. VAN GINNEKEN SJ. Open brief-je van Pater Kruitwagen. De polemiek werd hierna door Pater Kruitwagen besloten met het volgende open Brief-je: Respice finem (Geert Groote). Beste Van Ginneken. Ofschoon familie-omstandigheden het niet gemakkelijk maken, is het toch zoo wel voor het belangstellend publiek als voor mijzelven heb handigste, wanneer ik je Open Brief van gisteren maar dadelijk beantwoord. Dat je niet boos op me blijven zou, wist ik wel vooruit. En feitelijk heb ik dat ook niet aan je verdiend. Want- het heeft me al moeite genoeg gekost, om ieder woord op z'n plaats te krijgen, zóó, dat- ik niet te veel en niet te weinig zou zeggen. Dat ik nog reconvalescent ben, bleek achteraf eer "n voordeel dan 'n nadeel. Juist, omdat ik in de laatste jaren geen -enkel geleerd boek meer had ingekeken, voelde ik, mc dezen keer bijzonder frisch van hoofd en geest. En daardoor kon ik niet alleen^vrij gauw een duidelijk beeld krijgen omtrent je Geerf Groote-betoo- gen, maar ook slaagde ik erin, een en ander in duidelijke, populaire taal uiteen le zetten. En zooiets wil den eenen keer al eens beter vlotten dan den anderen. Met graagte accepteer ik dan ook je herhaaldelijk uitgesproken lof, dat- ik de zaken zoo populair heb uiteengezet. Want je weet wat- onze groote geschiedschrijver philoloog Willem Moll gezegd heeft: Werkelijk populair schrijven kan alleen hij, die over hetzelfde onderwerp ook een geleerd boek kan samenstellen. Met belangstelling wacht, ik dan ook de diverse publicaties af, die je in het uit zicht- stelt. Als je nu maar zorgt dat er genoeg dik hout in zit-, zal ik er wel de noodige plan ken van zagen. In beproefde vriendschap, je werkelijk toegenegen BONAVENTURA KRUITWAGEN O. F. M. Rotterdam, den dag na Sint Bonaventura, 1929. Met belangstelling wachten we de ver dere afwikkeling dezer kwestie af, waar bij, behalve beide geleerden in kwestie, ook nog andere betrokken zijn, o.a. Dom Jacobus Huijben, die vroeger reeds met Pater Jacobus van Ginneken slaags raak te. Dom Huijben staat aan de zijde van Pater Kruitwagen. „Er wordt", a-ldus Pater Kruitwagen in een zijner artikelen, waarin hij spreekt over Dom Huijben en Pater van Ginne ken, „in de binnenkameren tegenwoordig' druk gewed, wie van de twee zal blijken te zijn Jacobus de Meerdere, en wie Ja cobus de Mindere. Op Huijben worden lieele fortuinen gezet". Wij vermoeden, dat er ook wel fortuï- nen op Bonaventura zullen worden gezet. ONS HUIZEKEN VOL Vol is ons huizeken. Vol kinderen. Et heele bende. De eene is een vuist hoog dan de andere. 3 Dat gaat er bij ons, in ons huizeken, mi zoo'n hoop! Praten en lachen, zingen dansen, loopen en spelen! Om vreemd menschen doof te makenEon gi(( kwetter en gekakel 'lijk bij de kiekens o der werf. "j Wel bleef er soms eene als hij valt e zijnen neus stoot. Maar dat gaat s-effen over. Want- de anderen dansen en lache rond hem. En dan worden de traantjes J v geslikt en is de neus genezen. Vader en moeder kijken altijd eve vriendelijk. Die moeten wel jong blijven, met al da jong gedocn. 3 Als 't rumoer wat geweldig wordt, da zegt moeder: Gaat nu allemaal spelen in den hol En dan loopen wij mekaar plat, in j deurgat. Vader heeft zijn werk, heel den da door. Maar 's avonds rijden wij te peerd o[ zijn knieën, getweeën, gedrijen, gevieren dat hij zijn pijp uit zijnen mond moet leg gen. En dan vliegen wij omhoog, tot bove de tafel uit. En moeder staat dan de tellooren af ti wasschen en laat ze kletsen en kletteren Dat is de muziek. Ja, ja, vader en moeder blijven altij; jong en vriendelijk en plezierig. Bij Bettens, nevens ons daar is maai één kind, één Fransken. En daar moet het niet plezierig zijn, ic huis. Want Fransken.loopt om van huis weg te zijn. En Bettens en zijn vrouw kij ken alle dagen even zuur. Die hebben meer last met dat ééi jong, dan wij met onzen vollen nest, ze vader. Ja, en tien keeren minder plezier, zei moeder. Want vol is ons huizekeru La-st hebben zij zeker, ons vader en om moeder. Maar dat zeggen ze nooit. Last om rond to komen, om elk van ons treffelijk op te tuigen, om elk zijn testje vol te schep, pen. Werken moeten zij zeker en hard. Moeder soms tot laat in den nacht. Want overt-ijd ben ik eens wakker geworden, en kwam er nog licht onder de spleet van de deur. En hoorde ik haar scheer op de tafel neerleggen. Ze zat zeker nog te naaien en te lappen en te stoppen. Opdat wij 's anderendaags weer proper naar de school zouden kun nen. De schoenen, dat is 't ergste, zegt zi soms. Die van de jongens vooral, 't Is pre cies of ze de zolen en liet- overleer afras pen. We zouden een heel beddeken schoe nen moeten zaaien, lachte vader. Gelijk ra dijskens. Alia, als er iets noodig is, 't komt er toch. Ja, wij zijn nog nooit in den sukkel blijven zitten. Waar 't vandaan komt, dat weet Om Heer. Hoe meer kinderen, hoe meer in komsten. 't Gaat van jaar tot jaar omhoog. Zeker. Elke kleine brengt zijn lepel mee. En onze pot wordt grooter om elk zijn telloor vol te scheppen. E11 wacht maar, tot wij allemaal groot- zijn. Dan moeten vader en moeder niet meer werken dan zij willen. Dan zullen de meiskens den koffie op schenken, den pot koken, 't huis uitkeeren, 'fc stof afvegen, het bedden opdekken, de koeien melken, de kousen stoppen, de Idee- ren naaien, en nog van alles doen. Dan zullen de jongens met 't peerd rij den, den akker omploegen, 't graan afpik ken, 't koren dorschen, op een ander gaan werken, geld verdienen, veel. En 's Zaterdags te huis komen, de deur vierkant open gooien, en roepen: Moeder, houd uwen schoot open! En haren voorschoot vol blauwe bank noten schudden. Dan zullen vader en moeder het goed hebben, ja! Niet in den hoek ga-sin zitten, want daar zijn ze te vlug voor. Maar werken en doen wat zij willen, en meer niet. Op hun ge mak. Want ze verdienen allebei een pluim op hunnen kop. Neen, veel pluimen.... Of lie ver, 'nen lieelen haan. Want vol is ons huizeken. En wacht dan nog maar tot wij allemaal in den Hemel zijn. Want- ons vader en ons moeder komen daar zeker in. Die zóó gezorgd en gewerkt hebben voor hun kinderen. Dat staat daarboven opgeschreven, met een gouden pen. En wij komen hen achterna. Want wij doen wat zij ons voor houden. Zij gaan ons voor en trekken ons mee. Dat kan niet an ders. Wat zij daar op hunnen kop zullen heb ben, dat kan ik niet zeggen. Zeker gouden pluimen of gouden hanen. Dan is ons huizeken daar weer vol. „Volkskrant". TH. VAN TICHELEN. In Frankrijk geen kranten meer op Zondag- De Fira-nsche Staatscourant publiceerde dezer dagen de wet op de uitvoering der Zondag-rust ook in het courantenbedrijf. Volgens de wot zal er van Zaterdag middag tot Maandagmiddag geen enkele krant meer verschijnen, noch op eenige an dere manier berichten gepubliceerd wor den. Het werk in de drukkerijen en op de redactiebureaux moet in dien tijd geheel stop gezet worden. Werkelijk een benijdenswaardige wet! Zoo ver zijn we in Holland nog niet.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1929 | | pagina 10