WIE IS DE SCHRIJVER VAN DE
„NAVOLGING VAN CHRISTUS"?
Een pikante polemiek
NEGENDE ZONDAG NA
PINKSTEREN
INLEIDING. Voortaan zal te dezer
plaatse verschijnen do Hollandsche verta
ling van de veranderlijke gebeden der H.
Mis, opdat de Geloovigen dit zouden kun
nen uitknippen en invoegen in hun gebe
den- of gezangenboek, en zoo den Priester
kunnen volgen bij liet eigen gebed der gc-
heele Kerk, dat dus ook het eigen gebed
dient te zijn van iederen geloovige afzon
derlijk. Vooraf zal telkens zooveel mogelijk
gegeven worden met een enkel woord de
gedachte, die de Heilige Kerk juist op de
zen bepaalden Zondag tot deze gebeden
heeft geleid.
HOOFDGEDACHTE: Hebt vretrouwen
op God, uw Hulp, uw Beschremer, Die u
niet beproeft boven uw krachten, met Wien
gij één kunt blijven door het ontvangen
van het Sacrament van Zijn Vleesch en
Bloed.
Introitus. Zie, de Heer helpt mij, en de
Heer is de Beschermer van mijne ziel;
wend de rampen af op mijne vijanden, en
in getrouwheid (aan U beloften) vrenietig
hen, o Heer, mijn Beschermer.
Ps. O God, in Uwen Naam beveilig mij,
en in Uwe kracht verschaf mij recht. Glorie
zij den Vader.
Oratie. Luister met de ooren Uwer barm
hartigheid, o Heer, naar de gebeden Uwer
smeekelingen, en. opdat gij aan die tot U
roepen hun verlangens kunt inwilligen,
maak, dat zij U smeeken om wat U be
haagt. Door onzen Heer Jezus Christus,
Uwen Zoon, die met U leeft en regeert in
de eenheid van den H. Geest, God door
alle eeuwen der eeuwen. Amen.
Gedachtenis van den H. Fredericus. God',
voor Wiens glorie de H. Fredericus door
het zwaard der goddeloozen gevallen is,
geef ons, smeeken wij, door Zijne voor
spraak, aan de verlokkingen der zonde met
ons verstand te weerstaan, en niet te vree
zen voor de tegenspoeden dezer wereld.
Gedachtenis der H. Praxedes. Verhoor
ons, o God, ons heil! opdat, gelijk wij ons
verheugen over het feest der H. Maagd
Praxedes, wij ook mogen toenemen in ge
voelens van diepe godsvrucht. Door onzen
Heer enz.
Graduale (wordt gezongen na den Epis
tel). Heer, onze Heer, hoe wonderbaar is
Uw naam over gansch de aarde
Want verheven is Uw Majesteit boven dg.
hemelen! Alleluja! AUleluia 1
Ontruk mij aan mijne vijanden, mijn God,
en van hen, die tegen mij opstaan bevrijd
mijAlleluia!
Offertorium. De wetten des Heeren zijn
rechtvaardig, en verblijden de harten! en
Zijn oordeelen rijn zoeter den honing en
maagdenhoning: daarom onderhoud ook
uw dieenaar ze.
Stil gebed. Geef ons, zoo smeeken wij,
o Heer, deze geheimen waardig te vieren,
omdat, telkens als de gedachtenis aan dit
Offer wordt vernieuwd, het werk onzer
Verlossing wordt verricht. Door onzen
heer enz.
S. Fredericus. Heilig, o Heer, de offers,
die U zijn toegewijd, en door de voorspraak
van den H. Fredericus. Martelaar en Bis
schop, zie, door dit Offer verzoend, op ons
neer.
S. Praxedes. Aangenaam zij U. o Heer,
de offerande van het L* toegewijde volk ter
eere Uwer heiligen, wier verdiensten het
erkent, hulp te hebben ontvangen in zijn
nood. Door onzen Heer enz.
Communio. Wie mijn Vleesch eet en mijn
Bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem.
zegt de Heer.
Posicommunio. Ons geve, zoo smeeken
wij. o Heer, het. ontvangen van uw Sacra
mentzuivering (onzer zielen) en verleenc
ons de eenheid. Door onzen Heer enz.
S. Fredericus. Deze Communie, o Heer,
zuivere ons van misdaden,.en door de voor
spraak van den H. Fredericus ,Uw Marte
laar en Bisschop, make zij ons deelachtig
aan het hemelsch geneesmiddel.
S. Praxedes. Gij hebt, o Heer, Uwe kin
deren verzadigd met heilige gaven; ver
sterk ons, smeeken wij, altijd door dc voor
spraak van Haar, wier plechtig feest wij
vieren. Door onzen Heer enz.
Al zou Europa dan ook haar tijd en ta
lent vergapen aan dans- en vliegrecorden,
aan renners- en boksertropheeën, en aan
niets beslissende beraadslagingen, en ten
slotte niet meer verdienen de leidster der
volkeren te zijn, dan blijft toch een eeu
wigheid swerk, een voortzetting der Pink-
s ter zending, in de zielen van goeden wil
op te bouwen geest-dienst tegenover geld-
dienst, zelftucht tegenover zelfzucht, ziels-
beschaving tegenover zielsverlaging.
SPERAXS.
Wie is de schrijver van het bekende, nog
door velen geliefde boekje: „De 'Navolging
van Christus'' van Thomas a Kempis'?....
Daar hebben we warempel den naam
van Thomas a Kempis er weer bijgevoegd.
Zóózeer is die naam voor het groote
publiek daaronder rekenen ook wij ons
in deze kwestie één geworden met de
Navolging, dat we over het boekje.niet
schrijven of spreken kunnen, of wc laten er
onmiddellijk, als van zelf, Thomas a Kem
pis op volgen.
Maar dc geleerden zijn 't over den auteur
der Navolging nog niet eens en ze hebben
over do kwestie al heele boekenkasten vol
geschreven.
De buitenwereld heeft daar tot nu toe
weinig van gemerkt, totdat dezer dagen in
de „Maasbode" twee geleerden slaags zijn
geraakt en zulk een pikante polemiek ge
voerd hebben dat we niet aan de verleiding
kunnen weerstaan om onzen lezers daar ook
enkele staaltjes van voor te leggen.
De kwestie is nu eenmaal, om met Pater
v. Ginneken te spreken, „op het galgen»-
veld van de groote dagbladpers" gebracht.
En nu dit eenmaal gebeurd is, hebben
onze lezers er in zekeren zin rcht op om
trent de zaak, die voor hen toch ook wel
van belang is omdat het hier een zeer
geliefd boekje geldt, te worden ingelicht.
Aldus de ..Gelcl.', waaraan wij het boven
staande en het hier volgend resumé ontke
nen.
Het requisitoir van Pater Kruitwagen
Dc polemiek is begonnen met een gewel
dig requisitoir door Pater Bonaventura
Kruitwagen. O.F.M. gericht tegen Pater van
Ginneken S.J.
In het kort ga-at de kwestie hierom.
Pater van Ginneken houdt 't er voor dat
do oorspronkelijke Navolging niet geschre
ven is door Thomas a Kempis, maar door
Geert Groote en wel het eerst in het Ne-
derlandsch. Spoedig word ze echter in het
Latijn vertaald, maar zoowel gedachten-
gang als taal en stijl waren nogal primi
tief. Toen hebben de Ivarthuizers met welke
Geert Groote in nauwe 'betrekking stond,
liet boekje wat meer leesbaar gemaakt.
Daarna heeft Jan van Schoonhoven te
Groenendaal' het hier en daar bijgevijld. En
eindelijk heeft Thomas'a Kempis het heele
werkje herzién en er den geacheveerdcn
vorm. aan gegeven dien de Navolging thans
heeft.
Om deze bewering waar te maken heeft
prof. Van Ginneken de handschriften ver
deeld in verschillende groepen: groep O. P.
Q.. enz. en hij 'betoogt, dat o.a groep O reeds
vóór Thomas bestaan heeft, wat Pater
Kruitwagen weer ten- stelligste ontkent.
Groep O, aldus Pater Kruitwagen, kan
onmogelijk de oudste groep zijn.
Waarom een talentvol philoloog als-prof.
Van Ginneken dat niet heeft ingezien1?
„Omdat" en nu citeeren we Pater
Kruitwagen „de hoogleeraar, reeds zoo
dra toen hij het Navol gin g vraagstuk ging
bestudeeren, de methode van onderzoek op
haar kop heeft gezet. Dientengevolge heeft
hij ook alle feiten slechts kunnen zien als,
staande op hun kop. En vooral heeft hem
dat parten gespeeld bij het bestudeeren der
varianten. In de handschriften trof hij een
aantal varianten aan, die voor een nuchter-
denbencl mensch niets anders zijn clan tam
me, gezellige taalkundige huisdieren. Maar
doordat de hoogleeraar die op hun kop ging
zetten, zijn het in zijn oog geworden: philo-
logische mastodonten, stegosaurussen, dino-
ceraten, en hoe die voorwereldlijke snui
ters ook hecten mogen.
En met zulke philologische gedrochten
land te bezeilen, is zelfs aan een Van Gin
neken niet gegeven".
Aan het requisitoir van Pater Kruitwa
gen ontleenen we verder nog het volgende:
In hei Navolging-vraagstuk heeft Van
Ginnekcn's intuitie vaat den beginne af mis
getast. En. de afgrond, waarin hij zich in '24
met open oogen heeft gestort, heeft, jam
mer genoeg, een reeks andere afgronden
„ingeroepenzooals Koning David dat uit
drukt. Wat Van Ginneken ons nu al vier
en en half jaar lang opdient als Weten
schap, is niet anders dan men vergeve
mij liet woord confictie-werk, dat éérst
met behulp van passer en liniaal op maat
wordt gesneden, en daarna als pure, gave,
spontaan-gegroeide wetenschap in de uit
stalkast wordt gezet. En wat Van Ginneken
tot nu toe als philologische methode en
dito resultaten heeft aangediend-, bestaat
enkel en alleen hierin, dat hij, groot-endccls
ook tengevolge van- zijn gebrek aan philolo
gische kennis, de eenvoudigste kwesties
eerst uit elkander rukt, daarna met de ver
kregen stukken een zwaarwichtig probleem
in elkaar timmert, en cr tenslotte met al
lerlei tierelantijntjes en verfjes een vorm
en kleur aan weet te geven, zóó, dat het
werkstuk precies komt tc passen in zijn
Geert Groote-conslructie. En als er hier
of daar een hoek te veel', of een kant te
weinig aan zit, -dan aarzelt Van Ginneken
niet, met behulp van materiaal, waan'an
hij bij eenig nadenken zeer goed weet. dat.
het allang verouderd, en zelfs positief af
gekeurd is. den boel tóch in elkaar te prut
sen.
Heusch, 'het gaat mij aan het hart, en
om meer dan één reden, dit alles te -moe
ten neerschrijven. Maar vooral met heb
oog op onze jóngeren kan het toch niet
geduld worden, dat de Wetenschap nog
langer wordt gehavend en onder den voet
geloopen. Herhaaldelijk heb ik getracht
mij,it protest tegen Vair Gtin-neken's philo
logische" methode in een milderen vorm in
te klecden. Maar iedere'bladzijde van zijn
boek 'brengt me telkens opnieuw, en haast
tegen mijn wiL tot de overtuiging, dat het
niet- anders kan, dan in den vorm van een
scherpe, felle wetenschappelijke oorlogs
verklaring.
Ha-dde 'Van Ginneken van den beginne
af minder op zijn intuitie vertrouwd; had-
de hij zijn bevinding eerst eens gepubli
ceerd als een hypothese; hadde hij onder
ons, bijvoorbeeld in de R, K. Wetenschap
pelijke Vereeniging, een voordracht- erover
gehouden, om een gemoedelijke gedachten-
wisseling uit te lokken; ware hij wat toe
schietelijker geweest om met- menschen. die
het hartelijk en broederlijk met hem meen
den, en die hem tevoren gewaarschuwd
hebben, dat 'het op een fiasco moest- uit-
loopen, eens kalm en zakelijk te praten,
dan zou hij zichzelven de diepe teleurstel
ling hebben bespaard, welke hij nu van het
Navolgings-vraagstuk zal moeten beleven".
Hoe het mogelijk is, dat Pater Van Gin
neken er met groep O ingevlogen iml
Pater Kruitwagen merkt daar het vol
gende over op:
„Mag ik 't maar in ronde woorden zeg
gen1? Omdat de hoogleeraar niet- het min
ste begrip heeft van philologische tekst
kritiek.
Toen prof. Van Ginneken voor he-t eerst
op het idee kwam ik denk dat dat in
den loop van 1927 geweest is dat de phi-
lologie de finale redding zou brengen aan
zijn Geert-Groote-intuitie, heeft hij zich niet
in het minst gerealiseerd, dat- hij daarmee
op een terrein kwam, waarop hij tot- dan
toe nog geen voet had gezet. Ge-volgelijk is
het niet tot hem doorgedrongen, dat de
middeleeuwsche philologische tekstkritiek
een studieobject is, waarin men- niet thuis
raakt dan na harde, langdurige, praktische
oefening. Men kan nu eenmaal het manoeu
vreeren mot varianten niet zoo maar in een
vloek en een zucht onder de knie krijgen.
Er bestaan wel eenige algemeene regels
voor, maar grooteadeels moet men het vak
leeren door oefening, en nóg eens oefening.
Ie4gr terrein, ja- ieder han-dschrit stelt zijn
eigen eischen. Bijbelhandschriften moeten
anders „geleden" worden dan theologische
juridische traktaten anclers dan ascetische
een kroniek anders dan- een gramatica. En
zelfs wanneer een vakman zoo'n ander ter
rein betreedt, moet hij geduldiglij'k zich
weer opnieuw inwerken in de eigenaardig
heden van zijn nieuwe omgeving.
Wel tragisch is het, dat de man, die ons
'n half jaar geleden- in het begin van zijn
Gids-artikel zoo enthousiast kwam aan
kondigen, dat „de eerste de beste philo
loog* het Navolging-vraagstuk kon oplos
sen, tot zulk een bitter fiasco is moeten ko
men door zijn gebrek aan philologische
kennis".
Men ziet, het is lang niet malsch!
Open brief van Pater Van Ginneken.
Pater van pinne-ken heeft dit requisitoir,
dat wij alhier slechts zeer onvolledig kun
nen weergeven, natuurlijk niet onbeant
woord gelaten.
Hij schreef in de „Maas-bode" een open
brief aa-n Pater Kruitwagen die ook lichte
lijk pikant is, en welke aldus aanving:
Beste Pater Kruitwagen,
Heusch, ik ben een paar dagen nogal
boos op je geweest, want waarlijk je
spreekt met vrijmoedige zelfbewustheid,
zonder aanzien des persoons; maar tenslot
te is-, tusschen d'e opwellingen van mijn
warme -bloed, een dieper zelf in mij naar
boven gekomen, iets koel wijsgcerigs, waar
door ik duidelijk ben gaan inzien, dat wij
hier beiden een taak hadden te vervullen,
ik die van den vooruitgang, gij die van
het 'behouden dat d'ank zij beider inzet-
van al onze beste krachten, het vraagstuk
van den schrijver der Imitatio in de laat
ste week door den vollen schok der tegen
strijdige meeningen, aanmerkelijk dichter
bij zijn oplossing is gekomen.
Veel beter dan vroeger hob ik toch be
grepen, dat wie het waagt, met eenige vol
harding, in 't een- of ander heilig punt, de
publieke opinie zijner land- of geloofsgenoo
ten tegen te treden, zich ook vast voorbe
reid moet houden op een niet al te zacht-
handig verweer; en dat dit verweer der
geprikkelde gemoederen een noodwendig
overgangsverschijnsel is, door het- publiek
van zijn leiders gevraagd, ja- gcëischt. eer
het zoo maar goedgeloovig weer den kant
der nieuwe gegevens uit wil.
Onwillekeurig maakt- zich toch een .ver
regaande ontevredenheid meester van de
massa wegens onvoldoende voorlichting, als
zij op een gegeven morgen, aan een van-
haar mcestgeliefdc vaderlandsche heiligen
figuren. zoo maar mir nichts dir nichts een
zijner voornaamste eeretitels ziet ontroo-
ven. Want omtrent de juiste waarde dei-
oude en nieuwe gegevens kan de menigte
natuurlijk niet zoo licht- een rijp oordcel
vormen. En dan vraagt het collectief be
wustzijn met feilen drang aan degenen, die
tea deze als deskundig golden, dat zoo'n
aanschenner van de traditioneele ver
eering een* even wordt- aangepakt, en in
geestelijken zin wordt opgebracht. En dat
moet natuurlijk op hel galgenveld van de
groote dac£j!ajdpers gebeureni want spe
ciaal de volkskringen wenschen daarvan
oog. en oor-getuige te zijn.
Dit alles nu, Pater Bonaventura, liebt gij
aangevoeld tmet een zekerheid van popu-
lairen flair, hebt- gij uitgevoerd met een
kleurigheid van welslagen, met een over
geving aan den echten volkstoon zóó be
wonderenswaardig. dat ik mij afvraag, of
dit wel door iemand anders er zóó keurig
had kunnen worden afgebracht".
„Geloof mij", zoo gaal Pater Van Ginne
ken dan verder, „ik heb de tcekenen des
tijds goed begrepen; en ik twijfel niet lan
ger aan het in-eluctabile factum, dat ik in
de oogen van onze goede luyden een ver-
schrikkelijken flater heb begaan of neen,
dat is niet erg genoeg gezegd, dat ik bij hen
onteerd en gedegradeerd ben voor goed:
door het plegen van aartsdommen laster
als het maar geen moord wordtop de
vrome nagedachtenis van Thomas a Kem
pis en geloof mij, ik aarzel in- dezen uiter
sten nood, niet langer het toe te geven:
daar hang ik nu voor je oogen- te ben-gelen
aan het touw, en te zuchten: was ik er
maar nooit aan begonnenIk geloof zelfs,
dat ik deze nachten in al je zenuwachtig
heid de Akerstraat va«n Heerlen en om-
gering onveilig gemaakt heb door er rond
te spoken als een nieuwe Lady Macbeth,
met ook zoo'n bloedige moordvlek op mijn
'handen en helaas „Alle reukwerken van
Ara-bië zullen nimmer die smet kunnen uit
wis sch en."
Pater Van Ginneken gaat dan verdel
en zegt dat liij het, terwijl zich al deze
droevigheden in de opgezette verbeeldin
gen voltro'kkeai, in zijn koele wijsgeerig-
'heid wonderlijk wel maakte.
Alles moest zoo gebeuren.
Het was de gewone proef, die elke nieu
we meening moet -doorstaan.
„Beste Tater Kruitwagen", zoo zegt hij,
„het was op 't eerste oogenblik minder
aangenaam, dat heli je zelf wel gevoeld
en bedoeld), maar nu ik alles wel overweeg,
moet ik je toch oprecht bedanken voor je
uit de sociale orde der dingen noodwendig
geboren parti pris. en je niet willen in
gaan op mijn argumentenvoor je heftige
afbreking van mijn werk zonder feiten,
kortom voor je -echte populaire reactie op
•mijn wetenschappelijk betoog, .die toch een
maal komen moest, en om jc vriendschap
torts alles, ben ik dubbel blij, dat ze van
jouw kant gekomen is."
Pater Van Ginneken besluit dan zijn
Open brief met dit- verzoek:
Kruitwagen, als je nu weer een heele-
maal beter bent, en in Woerden bij je
boeken en jc papieren, en dus wat meer
„gelegenheid" krijgt, „voor een gezet-te
studie van het vraagstuk" dan „in de
laakte drie ja-ren", en zoodoende van den
geheel nieuwen stand der kwestie om
trent de Lat-ijnsclie tekstfamilies Q. P. en
O., en de volkstaalteksten Z. en Omega
wat beter op de hoogte begint- te komen
die O-tekst zit je nu al dwars in de maag
nu je er eenige zinnetjes uit kent, ma-ar
het zal er niet beter op worden, als je
hem eens heelem-aal met P- en Q. hebt
vergeleken en als dan binnenkort de
groote Brussclsche prachteditie van De
Standaard -met den oertekst in het Latijn
en Midden-Nederlandsch naast elkander
verschenen is, en je ook nog in de eerste
nummers der Bibliotheca Universalis
Neerlandica, de met volkomen kritisch
apparaat uitgegeven Middel-N ede rlandsche
alpha- en bèta-tekstfamilies zoudt willen
afwachten; evenals het kleine studieboekjè
waarin ik in kleine letter de vier Latijn-
sehe hoofdteksten en de acht voornaamste
volksteksten van het eerste boek zal laten
afdrukken heusch, je wetenschappelijke
helft, meende het niet, toen je in arren
volkswoede den schijn aannam, dit alles
naar de haaien te willen torpedeeren
dan zul je, als je nog eenige gezonde jaren
leven te goed hebt wat ik je met al
onze wederkeerige vrienden op je patroons
feest- zoo uit heeler harte toewensch
misschien den dag nog beleven, dat wij uit
touter broedermin, de immers een beetje
te veel in den volkstoon geschreven Maas
bode-artikelen van 7 tot 11 Juli 1929, toch
maar niet in do Bibliographic van den Imi-
tatio-strijd zullen opnemen, maar ze stil
letjes met den mantel der spoedig verge
tende liefde zullen bedekken.
Met het oprechte gevoelen van „vrien
den mogen kijven maar moeten vrienden
blijven" houd ik je op jc patroonsdag
feestelijk Gode bevolen aan het altaar.
JAC. VAN GINNEKEN SJ.
Open brief-je van Pater Kruitwagen.
De polemiek werd hierna door Pater
Kruitwagen besloten met het volgende
open Brief-je:
Respice finem (Geert Groote).
Beste Van Ginneken.
Ofschoon familie-omstandigheden het
niet gemakkelijk maken, is het toch zoo
wel voor het belangstellend publiek als
voor mijzelven heb handigste, wanneer ik
je Open Brief van gisteren maar dadelijk
beantwoord.
Dat je niet boos op me blijven zou, wist
ik wel vooruit. En feitelijk heb ik dat ook
niet aan je verdiend. Want- het heeft me
al moeite genoeg gekost, om ieder woord
op z'n plaats te krijgen, zóó, dat- ik niet
te veel en niet te weinig zou zeggen.
Dat ik nog reconvalescent ben, bleek
achteraf eer "n voordeel dan 'n nadeel.
Juist, omdat ik in de laatste jaren geen
-enkel geleerd boek meer had ingekeken,
voelde ik, mc dezen keer bijzonder frisch
van hoofd en geest. En daardoor kon ik
niet alleen^vrij gauw een duidelijk beeld
krijgen omtrent je Geerf Groote-betoo-
gen, maar ook slaagde ik erin, een en
ander in duidelijke, populaire taal uiteen
le zetten. En zooiets wil den eenen keer
al eens beter vlotten dan den anderen.
Met graagte accepteer ik dan ook je
herhaaldelijk uitgesproken lof, dat- ik de
zaken zoo populair heb uiteengezet. Want
je weet wat- onze groote geschiedschrijver
philoloog Willem Moll gezegd heeft:
Werkelijk populair schrijven kan alleen
hij, die over hetzelfde onderwerp ook een
geleerd boek kan samenstellen.
Met belangstelling wacht, ik dan ook de
diverse publicaties af, die je in het uit
zicht- stelt.
Als je nu maar zorgt dat er genoeg dik
hout in zit-, zal ik er wel de noodige plan
ken van zagen.
In beproefde vriendschap,
je werkelijk toegenegen
BONAVENTURA KRUITWAGEN
O. F. M.
Rotterdam, den dag na
Sint Bonaventura, 1929.
Met belangstelling wachten we de ver
dere afwikkeling dezer kwestie af, waar
bij, behalve beide geleerden in kwestie,
ook nog andere betrokken zijn, o.a. Dom
Jacobus Huijben, die vroeger reeds met
Pater Jacobus van Ginneken slaags raak
te. Dom Huijben staat aan de zijde van
Pater Kruitwagen.
„Er wordt", a-ldus Pater Kruitwagen
in een zijner artikelen, waarin hij spreekt
over Dom Huijben en Pater van Ginne
ken, „in de binnenkameren tegenwoordig'
druk gewed, wie van de twee zal blijken
te zijn Jacobus de Meerdere, en wie Ja
cobus de Mindere. Op Huijben worden
lieele fortuinen gezet".
Wij vermoeden, dat er ook wel fortuï-
nen op Bonaventura zullen worden gezet.
ONS HUIZEKEN VOL
Vol is ons huizeken. Vol kinderen. Et
heele bende. De eene is een vuist hoog
dan de andere. 3
Dat gaat er bij ons, in ons huizeken, mi
zoo'n hoop! Praten en lachen, zingen
dansen, loopen en spelen! Om vreemd
menschen doof te makenEon gi((
kwetter en gekakel 'lijk bij de kiekens o
der werf. "j
Wel bleef er soms eene als hij valt e
zijnen neus stoot. Maar dat gaat s-effen
over. Want- de anderen dansen en lache
rond hem. En dan worden de traantjes J v
geslikt en is de neus genezen.
Vader en moeder kijken altijd eve
vriendelijk.
Die moeten wel jong blijven, met al da
jong gedocn. 3
Als 't rumoer wat geweldig wordt, da
zegt moeder:
Gaat nu allemaal spelen in den hol
En dan loopen wij mekaar plat, in j
deurgat.
Vader heeft zijn werk, heel den da
door.
Maar 's avonds rijden wij te peerd o[
zijn knieën, getweeën, gedrijen, gevieren
dat hij zijn pijp uit zijnen mond moet leg
gen.
En dan vliegen wij omhoog, tot bove
de tafel uit.
En moeder staat dan de tellooren af ti
wasschen en laat ze kletsen en kletteren
Dat is de muziek.
Ja, ja, vader en moeder blijven altij;
jong en vriendelijk en plezierig.
Bij Bettens, nevens ons daar is maai
één kind, één Fransken.
En daar moet het niet plezierig zijn, ic
huis. Want Fransken.loopt om van huis
weg te zijn. En Bettens en zijn vrouw kij
ken alle dagen even zuur.
Die hebben meer last met dat ééi
jong, dan wij met onzen vollen nest, ze
vader.
Ja, en tien keeren minder plezier, zei
moeder.
Want vol is ons huizekeru
La-st hebben zij zeker, ons vader en om
moeder. Maar dat zeggen ze nooit. Last om
rond to komen, om elk van ons treffelijk
op te tuigen, om elk zijn testje vol te schep,
pen.
Werken moeten zij zeker en hard.
Moeder soms tot laat in den nacht. Want
overt-ijd ben ik eens wakker geworden, en
kwam er nog licht onder de spleet van de
deur. En hoorde ik haar scheer op de tafel
neerleggen.
Ze zat zeker nog te naaien en te lappen
en te stoppen. Opdat wij 's anderendaags
weer proper naar de school zouden kun
nen.
De schoenen, dat is 't ergste, zegt zi
soms. Die van de jongens vooral, 't Is pre
cies of ze de zolen en liet- overleer afras
pen.
We zouden een heel beddeken schoe
nen moeten zaaien, lachte vader. Gelijk ra
dijskens.
Alia, als er iets noodig is, 't komt er
toch.
Ja, wij zijn nog nooit in den sukkel
blijven zitten.
Waar 't vandaan komt, dat weet Om
Heer. Hoe meer kinderen, hoe meer in
komsten.
't Gaat van jaar tot jaar omhoog.
Zeker. Elke kleine brengt zijn lepel
mee. En onze pot wordt grooter om elk
zijn telloor vol te scheppen.
E11 wacht maar, tot wij allemaal groot-
zijn.
Dan moeten vader en moeder niet meer
werken dan zij willen.
Dan zullen de meiskens den koffie op
schenken, den pot koken, 't huis uitkeeren,
'fc stof afvegen, het bedden opdekken, de
koeien melken, de kousen stoppen, de Idee-
ren naaien, en nog van alles doen.
Dan zullen de jongens met 't peerd rij
den, den akker omploegen, 't graan afpik
ken, 't koren dorschen, op een ander gaan
werken, geld verdienen, veel.
En 's Zaterdags te huis komen, de deur
vierkant open gooien, en roepen:
Moeder, houd uwen schoot open!
En haren voorschoot vol blauwe bank
noten schudden.
Dan zullen vader en moeder het goed
hebben, ja!
Niet in den hoek ga-sin zitten, want daar
zijn ze te vlug voor. Maar werken en doen
wat zij willen, en meer niet. Op hun ge
mak.
Want ze verdienen allebei een pluim op
hunnen kop. Neen, veel pluimen.... Of lie
ver, 'nen lieelen haan.
Want vol is ons huizeken.
En wacht dan nog maar tot wij allemaal
in den Hemel zijn.
Want- ons vader en ons moeder komen
daar zeker in.
Die zóó gezorgd en gewerkt hebben voor
hun kinderen.
Dat staat daarboven opgeschreven, met
een gouden pen.
En wij komen hen achterna. Want wij
doen wat zij ons voor houden. Zij gaan ons
voor en trekken ons mee. Dat kan niet an
ders.
Wat zij daar op hunnen kop zullen heb
ben, dat kan ik niet zeggen. Zeker gouden
pluimen of gouden hanen.
Dan is ons huizeken daar weer vol.
„Volkskrant". TH. VAN TICHELEN.
In Frankrijk geen kranten meer op Zondag-
De Fira-nsche Staatscourant publiceerde
dezer dagen de wet op de uitvoering der
Zondag-rust ook in het courantenbedrijf.
Volgens de wot zal er van Zaterdag
middag tot Maandagmiddag geen enkele
krant meer verschijnen, noch op eenige an
dere manier berichten gepubliceerd wor
den. Het werk in de drukkerijen en op de
redactiebureaux moet in dien tijd geheel
stop gezet worden.
Werkelijk een benijdenswaardige wet!
Zoo ver zijn we in Holland nog niet.