10.000. Hij wenscht daaraan geen voor
waarden te verbinden; een gemeente-gede
legeerde in het bestuur geeft practisch
niets.
De heer v. Eek keert zich tegen een
uitlating van den heer Wilbrink, als zou
den sommige socialisten, hoewel anti-ka
pitalist in principe, in feite niet afkeerig
van het kapitalisme zijn. De S. D. A. P.
duldt in deze geen uitzonderingen.
De heer Spendol constateert, dat het
debat niet bij den schouwburg blijft. Ook
de heer Manders leidt de kwestie op zij
wegen. Er is geen aanleiding om van het
voorstel van B. en W. af te wijken. Wel
zou spr. controle willen.
De heer Parraenti er heeft maar één
verlangen, dat dergelijke aanvragen niet
werden gedaan. De A. R. doen dat ook
niet. Men moet niet altijd alle last op de
overheid schuiven. Wat doet de .Schouw
burgcommissie? Niets. Spr. wijst op het
voorbeeld der 3-October-coinniissie. Daar
zit fut in; die bewerken het publiek, even
als zooveel andere particuliere vereeni-
gingen.
De heer S ij t s m a verdedigt nogmaals
zijn voorstel tot heb instellen van mede
zeggenschap van de gemeente in het
schouwburgbestuur. Spr. begrijpt niet,
welk bezwaar men daartegen heeft.
De heer Wilbrink licht zijn uitlating
omtrent de kapitalistische socialisten na
der toe.
De v o o r z. antwoordt den heer Spen-
del, dat het z.i. niet noodig was de com
missie van financiën te hooren. De heer
Wilmer is niet overtuigd, dat het geld
niet uit particuliere 'middelen gevonden
kan worden. Doch spr. weet uit ervaring,
dat het schouwburgbestuur met geen mo
gelijkheid weet hoe de exploitatie verbe
terd kan worden. Weet de heer Wilmer
een weg te vinden; dan moet hij dezen
aangeven. De zaal wordt verhuurd aan de
gezelschappen en deze bepalen de prijzen
der plaatsen. Misschien kan het bestuur
echter wel verandering brengen in de in
deeling der plaatsen. Gevaar voor een de
bacle ziet spr. voorloopig nog niet, doch
als dat gebeurt, ja, dan zijn wij de f 10.000
kwijt. Maar verbetering van de schouw
burg zal het bezoek zeker niet doen ver
minderen. Wat betreft liet conditioneeren
van een gedelegeerd lid, is spr. het met
de heer Heemskerk eens, dat het karak
ter van deze gift zich voor zulk een con
ditie niet leent.
Wat moet zoon gedelegeerd lid daar
doen? Zijn invloed zou zeer gering zijn en
zijn positie verre van prettig. Eenig con
tact is wel gewenscht, doch dat is er vol
doende. De heer v. Es heeft spr. per
soonlijk er bij betrokken, doch spr. meent,
dat de Christ. Hist, beginselen zich niet
verzetten tegen schouwburgbezoek. Het
voorstel van den heer Manders maakt wei
nig verschil met het voorstel van B. en W.
Den heer Parmentier geeft spr. den raad
eens te informeeren wat het schouwburg
bestuur doet, hoewel misschien niet in de
richting, welke hij aangaf. Hij dringt ten
slotte nogmaals aan op aanneming van
het voorstel. Zooveel aantrekkelijkheden
heeft de stad niet, dat wij een sluiting van
den schouwburg kunnen riskeeren.
Het amendement-Sijtsma wordt daarna
in stemming gebracht, en verworpen met
18 tegen 13 stemmen. Vóór stemde de S.
D. A. P. en de heeren Spendel, Manders
en Sijtsma.
Het voorstel van den heer Mandors
wordt daarna aangenomen met 17 tegen 14
stemmen. Voor stemden de S. jD. A. P. en
de heeren Manders. Tepe, Splinter, Gos-
linga, Eikerbout, Wilmer en Huurman.
Het aldus gewijzigd voorstel van B. en
W. wordt daarna aangenomen met 19 te
gen 12 stemmen. Tegen stemden de A. R.
en C. H. en de heer v. Tol.
Duel ParmentierSchüller.
Daarna is aan de orde de rondvraag,
waarbij allereerst ter behandeling komt
het duel ParmentierSchüller over de
beschuldiging van onbetrouwbaarheid, in
dertijd door den heer Parmentier aan het
adres van den heer Schüller geuit.
De heer Parmentier zegt, dat het
in .geen geval uit politieke hartstocht is,
dat spr- deze zaak weer aanhangig maakt.
Het is echter de plichi der raadsleden, de
waarheid te dienen. Volgens den heer
Schüller zou de parlementaire beleefdheid
meebrengen, hem van te voren van spr.'s
argumenten op de hoogte te brengen. Spr.
ziet dat niet in. De feiten zijn den heer
Schüller ©ven bekend als spr. zelf. Hij
heeft geen lust de beschuldiging te herha
len.
De voorz.U moet de bewijzen leve
ren, van uw beschuldiging, dat de heer
Schüller onbetrouwbaar is of het intrek
ken.
De heer Parmentier: Ik herhaal
die beschuldiging niet.
Stemmen: Dan is de zaak uit.
De heer Pannen,tier zal dan zeg
gen, naar aanleiding waarvan hij die be
sehuldiging geuit heeft. Het was naar
aanleiding van de houding van den heer
Schüller in de commissie van fabricage.
Hij weigerde nota te nemen van bepaalde
stukken, omdat hij dat niet noodig vond
en beweerde in den raad, dat hij geen
gelegenheid gehad 'had ze in te zien. Tn
andere gevallen handelde de heer Schüller
evenzoo, hetgeen spr. in don breede aan
de hand van officieele stukken aantoont.
Het gaat voornamelijk over beweringen
van den heer Schüller dat hem geen ge
legenheid wordt gegeven om de stukken
van de commissie in te zien; wat niet. an
ders kan zijn dan opzettelijk onwaarheid
zeggen. In andere gevallen heeft de heer
Schüller in de commissie zijn mond ge
houden en direct in openbare vergadering
verdachtmakingen geuit. De heer Schüller
spreekt trouwens vaak voor de tribune. In
een vergadering heeft de heer Schüller ge
zegd te spreken namens zijn fractie, wat
de heer v. Eek ontkende. Het. was spr.
geen genoegen deze dingen naar voren te
brengen, maar dergelijke onwaarheden be
vorderen de goede verstandhouding niet.
De heer Schüller vindt liet teeke
nend. dal de heer Parmentier de beschul
diging niet- heeft durven herhalen. Met
een paar ongelukkige feiten tracht hij zijn
aftocht te dekken.
De kwestie had z. i. wel degelijk een po-
litiekcn achtergrond. Het was in den ver
kiezingstijd. Vroeger heeft men gepro
beerd de S. D. A. P. uit de commissie van
fabricage te weren en thans gaat de strijd
tegen spr. als lid van deze commissie. Hij
zegt, altijd eerlijk zijn meeuing en neemt
daarbij geen blad voor den mond. Hij haalt
cenige bewijzen aan van dien strijd tegen
zijn persoon. De heer Spendel heeft spr.
o. a. aangeduid als iemand, die dingen
verklapt heeft aan den heer Starrenburg,
terwijl spr. zich niet verdedigen kon. Spr.
zal zich echter niet klein laten krijgen.
Ingaande op de beschuldiging van den
heer Parmentier, herinnert spr. aan het
negende gebod, dat verbiedt valsche getui
genis af te leggen tegen zijn evennaaste.
Men moet voorzichtig zijn met beschuldi
gingen, die men niet kan bewijzen. Het
was echter de bedoeling om stemming te
maken tegen de soc.-democraten voor de
verkiezingen.
De heer Parmentier heeft thans dingen
naar voren gebracht, welke spr. niet kan
controleeren. Hij wil er daarom later nog
eens op terugkomen. De hearen van de
rechterzijde hebben gelachen toen spr. het
9e gebod aanhaalde.
De heer W i 1 b r i n k Ja wij zullen
voor jouw aanhalingen nog eerbied hebben
ook!
De heer Schüller Neemt u dat dan
niet voor uw rekening?
De vergadering wordt zeer rumoerig,
over en weer heftige interrupties. D-e voor
zitter hamert cn dreigt met schorsing.
Dc heer Schüller verdedigt zijn
recht om aanhalingen te doen uit cle H.
Schrift. Spr. zal nader op de zaak terug
komen.
Do V o o r z. resumeert de discussies.
De lieer Parmentier heeft bedoeld te zeg
gen dat er verschil bestond tusschen de
houding van den heer Schüller in de com
missie en in den raad cn heeft getracht
dat aan te toonen. Daarmee kan het inci
dent gesloten worden.
Het is niet in het belang van de ge
meente om daarop telkens weer terug te
komen en elkanders woorden tot in het
oneindige uit te pluizen.
Dc heer Spendel vraagt maatregelen,
dat de volgende maal de raad niet weer
vergast zal worden op dezelfde onverkwik
kelijke debatten.
De heer Parmentier vraagt het
woord.
De heer Huurman stelt voor, de de
batten'over deze kwestie te sluiten.
De heer Schüller: Dat voorstel ont
neemt mij het recht, om mij te verdedigen.
De heer Groeneveld is vóór het
voorstel. Anders komt er nooit een eind
aan.
De heer Parmentier wil ook slui
ting der debatten. Het leidt tot niets.
De heer Kooistra kan daar niet mee
meegaan. De heer Schüller kan nu niet in
gaan op de geuite beschuldigingen.
De heer v. Eek sluit zich daarbij aan.
De indruk wordt nu gevestigd, alsof de
heer Schüller niet kan ingaan op de be
schuldigingen van den heer Parmentier.
Spr. wil thans wel de debatten sluiten,
maar later moet den heer Schüller gele
genheid worden gegeven om erop terug te
komen.
De voo r z. merkt op, dat de discussie
ook later onvruchtbaar moet blijven. Do
heeren moeten maar eens een brochure te
gen elkaar schrijven.
De heer Parmentier zegt nog, dat
de heer Schüller best had kunnen ant
woorden, vanavond nog.
Het voorstel van den heer Huurman
wordt aangenomen met 17 tegen 14 stem
men.
De kwestie-v. Schaik.
Thans komt aan de orde cle mot ie van do
A. C. O. P. over de kwestie-v. Schaik en
cle vragen van clen heer Sijtsma over dezelf
de kwestie.
De heer S ij t s m a stelt thans zijn vra
gen over deze kwestie, welke bekend ge
noeg is, zoodat het niet noodig is, de vragen
nog eens in extenso te vermelden. Spr. zegt
dat. de handelwijze van B. en W. groote on
gerustheid heeft verwekt onder het over
heidspersoneel. Hij had verwacht, dat de
Vrijheidsbond zich direct verzetten zou te
gen deze vrijheidsschennis. Doch dat is
niet het geval geweest. Ook had spr. deze
houding niet verwacht noch van den voor
zitter, die van liberalen huize is, noch van
den heer Reimeringer, noch van den heer
Goslinga, die zelf ambtenaar is
De Voorz.: Meneer Sijtsma, licht uw
vragen toe en zeg niet allerlei persoonlijk©
dingen.
De heer S ij t s m a had deze houding
ook niet verwacht van wethouder Tepe.
Wel misschien van wethouder Splinter, die
als werkgever de stelregel wil toepassen:
wiens brood men eet, dien woord men
spreekt,
Wethouder T e p e antwoordt, dat het
juist is, dat B. en W. den heer v. Schaik
berispt hebben. B. en W. achten het niet
ongeoorloofd, dat een onderwijzer op be
hoorlijke wijze zijn meening uit. De heer v.
Schaik deed het echter op oubehoorlijkc
wijze. Omdat deze interpellatie niet het
karakter draagt van een verantwoording
wil spr. daarop nader ingaan. De heer
Sijtsma en hel college van B. en W. zijn
het in beginsel met elkaar eens, het gaat
alleen om het onbehoorlijke van de critiek.
P. en W. meenden dat de insinuaties «en
beschuldigingen al zeer onbehoorlijk moes
ten worden geacht zij gingen in tegen de
meest, elementaire begrippen van fatsoen.
De heer Sijtsma kan niet inzien, dat
het ingezonden stuk van den heer v. Schaik
onbehoorlijk was.
Als het zoo onbehoorlijk was .hadden B.
en W. een aanklacht tegen hem moeten
indienen. Thans heeft dc heer v. Schaik
zich niet kunnen verdedigen. Bovendien
had de heer v. Schaik dan niet liet recht
om de waarhpid te zeggen? Spr. stelt een
mol ie voor, om uit te spreken, dat ieder
ambtenaar zich vrijelijk» mag uitspreken,
behoudens zijn verantwoordelijkheid voor
de wet, on dat de raad de houding van B.
en W. afkeurt.
De Voorz. stelt voor deze motie niet
te behandelen. De interpellatie is gewei
gerd. Hel is niet de gelegenheid om een
motie in te dienen.
INGEZONDEN MEDEDEELING.
Prima Tafellakens en Servetten
Linnen Huishoudgoetleren enz. enz.
voor de/t)aSvA waarde
C,.rs(
Trictstl tSjjüergoederen
'QT&fEDKOQB.
HAARLSTRAAT^PDONKERSTEEG 2-4-6
Halfwollen" Kampeerdekens 1
zeer sterk. - Groote maten.
RESTANTEN WOLLEN DEKENS
50 o ,-, BENEDEN de waarde.
Bij stemming wordt met 19 tegen 10
stemmen besloten dc motie van den heer
Sijtsma niet in behandeling te nemen.
De lieer v. E c k heeft liet getroffen, dat
B. en W. hun oorspronkelijk standpunt niet
hebben gehandhaafd en de vragen toch
hebben toegestaan. Spr. doet dat genoegen.
De raad heeft ten slotte cle leiding van het
gemeentebestuur en de verhoudingen zou
den te zeer gespannen worden. Wethouder
Tepe heeft het recht van het. overheids
personeel erkend om critiek uit te oefenen
op B. en W„ doch hij heeft dat met de an
dere hand teruggenomen, door daaraan de
voorwaarde te verbinden, dat deze critiek
behoorlijk moet zijn. Critiek is steeds on
aangenaam en dat heeft ook het college
van B. en W. parten gespeeld. Het geïn
crimineerde stukje is geschreven in veront
waardiging, doch er staat geen scheld
woord in.
Wethouder Tepe: Wel beleedigingen.
De heer v. Eek: Dat is een kwestie van
appreciatie. De overheid moet voorzichtig
zijn met het maken van inbreuk op de
rechten, die ook dc ambtenaar als staats
burger bezit.
Stemmen: Ook vrijheid om beleedi
gingen te zeggen?
De heer v. Eek meent dat critiek in
overheidszaken wel eens goed is. De heer
v. Schaik gaf trouwens weer wat gevoeld
werd in onderwijzerskringen. Het gezag
wordt daardoor niet aangerand.
Integendeel, de uitwerking van dc be.
risping is totaal anders geweest. De raad
moet thans uitspreken, dat iedere ambte
naar het vecht heeft critiek te uiten, be
houdens zijn verantwoordelijkheid voor dc
wet. Daarom stelt spr. een motie voor in
dezen geest.-.
De heer Heemskerk had aanvanke
lijk den indruk dat B. en W. op hei stand
punt stonden, dat een ambtenaar geen
recht van critiek had. Dat is gelukkig on
juist gebleken. De kwestie gaat thans over
de vraag: wat is al óf niet onbehoorlijk.
Dat is een kwestie van appreciatie. Spr.
kan niet zeggen, dat het geïncrimineerde
stuk op oen enkele zinsnede na zoo onbe
hoorlijk is. al had spr. zelf zich anders uit
gedrukt. Hij "betreurt hel daarom, dat B.
en W. een berisping hebben toegediend
waardoor de zaak boven haar beteekenis
is uitgegroeid. Naar aanleiding van dit in
cident zullen vele ambtenaren bevreesd zijn
om hun 'meening to uiten, omdat zij bang
zijn. dat B. en W. onbehoorlijk zullen vin
den. wat zij zelf wel behoorlijk vinden.
Wanneer wij echter de motie van den
heer v. Eek aannemen, geven wij wel een
•beetje te groote vrijheid aan de ambtena-
De heer R o m ij n zegt. dat de heer
Sijtsma zoo snel er bij was, dat geen ander
tijd had om hem vóór te zijn. De heer
Sijtsma is wel wat te gehaast geweest, met
zijn oordcel. Hij heeft zich aan verdacht
makingen schuldig gemaakt, om het ge
wicht- van zijn vragen zwaarder te maken.
De geheele zaak is opgeblazen met veel
bombarie. De hetze is zoo doorzichtig, dat
het moeilijk is om er sympathie voor te
hebben. De heer v. Eek heeft nog eens in
een motie willen vastleggen, wat reeds op
alle mogelijke manieren in de wet is ge
waarborgd. He* gaat om het al of niet be
hoorlijke van de critiek. De motie slaat
heelemaal niet op het geval-v. Schaik en
daarover gaat het thans. Van een onder
wijzen mag men verwachten, dat hij weet
wat al of niet behoorlijk is, speciaal tegen
over zijn superieuren. Mcenen B. en W. dat
zijn houding onbehoorlijk is, dan hebben
zij het recht, om te straffen en de raad
heeft zich daar buiten te houden.
De hoeren v. Eek en Sijtsma- zijn te par
tijdig om als rechter op te treden. Spr. be
treurt het, dat de straf in den vorm van
een waarschuwing is gekleed, mede om de
gevolgen. Hier w;as alle aanleiding geweest
om den betrokkene ernstiger te straffen.
Van een waarschuwing is geen beroep mo
gelijk. Vaak wordt een ernstige straf op
gelegd alleen voor de mogelijkheid van be
roep. in dit geval schorsing. Dan was de
hccle hetze overbodig geweest. Spr. hoopt,
dat een volgenden keer de aangegeven weg
zal worden gevolgd.
De heer Groeneveld is blij, dat hij
geen ambtenaar is. anders was hij allang
opgehangen geweest. De wethouder heeft
gezegd, dat de critiek onbehoorlijk was,
maar hij heeft dat niet aangetoond. Het
college is hier rechter in eigen zaak ge
weest. en het heeft zijn vonnis niet eens
gemotiveerd. Op die manier worden de
ambtenaren slaven en heeft het college al
tijd gelijk.
De keer Verwcy sluit zich bij den
heer v. Eek aan. Hij ontkent, dat de heer
v. Schaik uitdrukkingen heeft gebezigd, die
als beleedigingen bedoeld zijn. De tijd, dat
de overheid critiek onderdrukt is voorbij.
Wethouder Goslinga: In socialisti
sche landen. In Rusland!
De heer V erwey: Rusland heeft niets
met ons sociaal-democraten te maken. Het
is nimmer onze bedoeling geweest om van
deze zaak een bombarie-zaak te maken.
Wanneer wij zoo'n ophef er van hebben
gemaakt, dan komt dat, omdat wij mee-
nen, dat B. en W. zich belachelijk hebben
gemaakt. Gaat zoo door, dat alles zal onze
beweging groot maken. De methode van
B. en W. herinnert aan de staatkunde van
Zuid-Europa. Spr. heeft dit conflict reeds
lang zien aankomen. Herhaaldelijk heeft
hij er op aangedrongen, dat. de wethouder
meer contact zal zoeken met de onderwij
zers. Thans heeft spr. den indruk, dat de
wethouder te weinig de hoogte is van
wat er leeft onder het lagere onderwijzers
personeel.
Wethouder Tepe vindt het onbegonnen
werk om in te gaan op de chaos van mee-
ningen. die alle min of meer om de zaak
zelf heen draaien.
Alleen dit wil spr. zeggen: de hecle zaak
is niet voortgevloeid uit. persoonlijke gepi
keerdheid. Wat zou de S. D. A. P. zeggen,
als men de soc.-dem. fractie verwijten zou,
dat zij vergeten heeft te bedenken, dat ar
beiders ook m ens ch en zijn? Zouden zij
dat niet opvatten als oen beleediging De
bevoegdheid tot critiek staat als een paal
boven water, maar dat moet op behoorlijke
wijze geschieden. Sommige meenen echter
dat alles wat niet voor de strafwet straf
baar is, wel behoorlijk is. Spr. meent dat
dit een te ruime opvatting is en degenen,
die boven de ambtenaren staan, zijn op de-
eerste plaats aangewezen om uit te maken,
wat al of niet behoorlijk is. Spr. ontraadt
de motie-v. Eek, welke hij pernicieus voor
do gemeente acht. omdat zij uitspreekt, dat
alles, wat niet strafbaar is voor dc straf
wet, voor do ambtenaren geoorloofd is.
De heer Heemskerk zegt. wel dege
lijk overtuigd te zijn, dat critiek behoorlijk
moét zijn. Nu heeft de wethouder precies
de. eenige regel opgediept, die spr. ook on
behoorlijk vindt. Maar overigens staat er
niets in. wat onbehoorlijk is te noemen.
De heer v. Eek kan zich niet vereenigen
met het standpunt van clen weihouder. Wie
maakt- uit, of het al of niet onbehoorlijk is?
Dat doet juist één van de partijen, die
wordt aangevallen. Dat gaat toch niet.
Men had eerst eens moeten praten, alvo
rens te straffen.
Een entijjdig einde.
Het is intussehen al ongeveer kwart voor
twaalf geworden en nadat de heer W i 1-
brink reeds een paar malen geprobeerd
had om een voorstel van orde in te dienen,
zet thans de heer Huurma n het voorste]
door en stelt schorsing voor.
De heer Kooistra: Dan' vraag ik het
woord over dit voorstel van orde.
(De Voorzitter maakt een wanhopig ge
baar).
Ik heb nog in het geheel niet gesproken.
Waarom raag ik nu ook niet een paar
woorden zeggen?
Wethouder Goslinga: Dan gaan we
heen. En de daad bij het woord voegende
verlaten nagenoeg alle raadsleden behalve
de soc.-democratisehe fractie de zaal, zoo
dat tot groote verontwaardiging van de
S. D. A. P. de vergadering gesloten moet
worden wegens onvoltalligheid.
KERKNIEUWS
Pater Amandus (B. A.) Kruitwagen
0. F. M. f
Zondagmiddag overleed in het Sint
Franeisc u s-Ga s thui s te Rotterdam de
Zeereerw. Pater Amandus (B. A.) Kruit
wagen, laatstelijk pastoor der Sint Fran-
ciscus-paroehie aan clen Doddenclaal te
Nijmegen. Geboren in 1S60 te Rotterdam,
trad hij op 20-jarigen leeftijd in het no
viciaat van de Orde der Minderbroeders
te Maastricht, werd in 1S86 priester gewijd,
daarna eerst benoemd tot leeraar aan het
Gymnasium te Venray, kort daarop tot
kapelaan te Zalt-Bommel, en na eenigen
tijd tot kapelaan te Amsterdam aan het
Waterlooplein. Te Amsterdam openbaarde
zich een ernstige ziekte, die den ijverigen
kapelaan dwong tot eenige jaren rust. Na
gedeeltelijke genezing werd hij in 1S92
aangesteld tot. kapelaan in de parochie
van den Bosehkant te 's-Gravenhage, cn
was daar 18 jaar lang werkzaam. In 1910
werd hij benoemd tot pastoor van de pa
rochie aan den Doddendaal te Nijmegen,
als opvolger van den toen tot Provinciaal
gekozen pastoor Pater Simon Bennenbroek.
Als pastoor heeft, hij ruim 15 jaar lang
zijn beste krachten gegeven aan het wel
zijn van zijn parochie, en eerst in latere
jaren, toen zijn zwakke gezondheid niet
meer tegen het werk en de zorgen bestand
waren, begon de arbeid hem boven zijn
krachten te gaan.
Tn Januari 1926 trof hem een -hevige
aanval van beroerte, die hem tot eiken
arbeid ongeschikt maakte, zoodat hij in
Mei werd overgebracht naar het Sint
Franciscus-Gasthuis te Rotterdam, waar
hij drie jaren lang zijn lijden met volko
men overgeving aan Gods H. Wil en met
opgeruimdheid heeft gedragen.
Kapelaan en Pastoor Kruitwagen leeft
zoowel in Den Haag als in Nijmegen, nog
tot op heden voort in de herinnering van
menig dankbaar hart.. Met de meeste be-
langelooze toewijding stond hij altijd voor
iedereen klaar, vooral voor armen en zie
ken. en niet het. minst voor de godsdien
stige opvoeding der kinderen van zijn
parochie. Voor al zijn mede-priesters was
hij een oprecht en gedienstig medebroeder,
en te Nijmegen was zijn clruk-bezoehte
pastorie steeds een gastvrij en gezellig
tehuis, waaraan menigeen nog een dank
bare herinnering in zich meedraagt. Hij
was een ware, een oprechte en eenvoudige
Minderbroeder. Hij ruste in vrede.
„Msb.".
Plechtige Omgang te Den Bosch.
Zondag werd onder enorme belangstel
ling te Den Bosch de openbare Plechtige
Omgang gehouden ter eere der Zoete Lieve
Vrouwe van Den Bosch.
In den schitterenden langen sloet blonk
dit jaar uit de historische groep, welke
herinnerde aan den tijd van het beleg
en de inname van Den Bosch dit jaar drie
INGEZONDEN MEDEDEELING.
W2rieffi37§jl8
^erzacl\Hnif en genezing van stuk.
zadelpijn, schrijnen et
mugojcbcten en zonne
braijl, raoet\i#fc opj^ljR^oorzicn zijn var-
Doos 30, Tube
eeuwen geleden. Bij de beschieting der
stad door Prins Frederik Hendrik werd
het beroemde beeld der Zoete Moedei
naar Brussel in veiligheid gebracht door
Anna van Hoensbroelc.
Dit feit werd in den rijken Mariastoet
prachtig uitgebeeld.
De stoet, gevormd uit 84 groepen, was
zeer indrukwekkend en afwisselend werd
muziek en zang ten gehoore gebracht.
Na, de plechtigheid stroomden duizen
den Maria vereerders naar de basiliek van
St. Jan om het wonderbeeld te vereeren,
dat dit, jaar prijkte in een nieuw gewaad.
Het onderkleed zilverlaken, rijk met goud
geborduurd, de, koninklijke mantel scha»
laken rood, eveneens met goud borduu»
werk heeft naast lelies en rozen in den
rand in het Latijn de spreuk: „Gelijk een
lelie tusschen de doornen."
Ook de stille omgang was tot in het
late avonduur langs de zeer talrijke Maria-
versieringen voor de ramen der woningen
langs den bidweg zeer druk.
De Mariafeesten kerden mede opge
luisterd door beiaard-concert van den to
ren cler basiliek.
INGEZONDEN STUKKEN
Het Zieken-Triduum.
Nu de blijde dagen van het Triduum
weer voorbij zijn, wil ik, en andere zieken
met mij, onzen hartelijken dank betuigen
aan allen, die ons in staat stelden, dit
heerlijk feest te vieren, waarvan de her
innering ons nog langen tijd zal verheu
gen.
Hoe goed deed het ons, gedurende drie
dagen, getuigen te mogen zijn van zooveel
toewijding en hartelijke liefde.
Dank aan den Zeereerw. Pastoor der St..
Joseph-parochie, die ons zijn prachtige
kerk afstond en al maanden te voren
werkte en zorgde om het feest te doen
slagen.
Dank aan de Eerw. Priesters, die hun
tijd en talenten voor ons Jen beste gaven.
Dank aan allen, die ons gedurende de
plechtigheden deden genieën door hunne
schoone lofzangen. Dank aan de ijverige
leden van het Comité: de heeren, die alles
zoo goed regelden, de vriendelijke dames,
die ons telkens kwamen verkwikken en
verfrisschen, de goede Zusters en verpleeg
sters, die den heelen dag in de weer wa
ren om ons te helpen.
Dank aan de flinke jongelieden, die ge
durende drie dagen cle edele sport van
brancardier beoefenden.
Dank aan de inwoners van onze goede
Sleutelstad en omgeving, die door hun
milde gaven en geldelijke offers tegemoet
zijn gekomen in de groote kosten van het
Triduum.
Dank aan allen die ons zoo voorzichtig
naar cle kerk en huiswaarts 'brachten.
Moge Gods beste zegen rijkelijk op
hen neerdalen. Daarvoor willen wij bid
den.
Een gelukkige zieke.
RECHTZAKEN
KANTONGERECHT TE LEIDEN.
Te sr.el in de bocht.
Voor den plaatsvervangend kantonrech
ter Mr. Vos stond gisteren terecht H. J.
M., uit Haarlemmermeer die met
groote snelheid van den Warmouderdam te
Sassen h ei m den straatweg zou zijn
opgereden en daarbij een andere auto aan
den kant zou hebben gedrongen.
Bij een daarop gevolgde woordenwisse-1
ling zou verd. ook nog eenige onvriende
lijke woorden hebben gebruikt.
Als getuigen traden op de gebrs. S. die
dit verbaal bevestigden. Een broer van
verd.. theologisch student, verklaarde ech-j
ter, dat verd. niet snel had gereden,
gaf tevens de omstandigheden, waaronder
het zou zijn geschied.
De ambt. van hét O. M. eisohte 10 of
5 dagen, maar de kantonrechter achtte
het feit niet overtuigend bewezen en sprak
'verd. vrij.
Barbertje moet hangen.
P. v. I. Ie Oegstge est had, met een
auto rijdende op den Oegstgeesterst-raat-
wèg, een jongen aangereden, die per fiets
Tiit den Rhijnzichterweg kwam. De jon
gen was zeer ernstig gewond geworden. i
Een drietal getuigen werd gehooid, die
allen verklaarden, dat verd. den jongen
had kunnen zien aankomen en dat hij zeer
snel reed.
Dc ambt. eischte 10 of 5 dagen hechte
nis.
Voor verd. was er een gemachtigde, die
betoogde, dat verd. alles heeft gedaan om
een ongeluk te voorkomen en dei'halve vrij
spraak vroeg.
Do kantonrechter achtte dit fe.it zeer
ernstig en veroordeelde verd. tot 8 dagen
hechtenis.
Burgerlijke Stand
LEIDEN.
Ondertrouw dJ. C. v. d. Wetering
jin, 25 j. en B. v. Weerlee jd. 19 j. J. H.
P.r v. Steenbergen jm. 21 j. en 8. v. Pola-
nen jd. 18 j. W. Kikkert jm. 26 j. en J.
Bergman jd. 24 j. A. Tegelaar jm. 21 j.
en C. S. v. d. Berg jd. 20 j. L. Prins j
19 j. en M. T. Vinkestijn jcl. 20 j. M.
■Vreckeii jm. 32 j. en T. v. d. Wilden jcl. 32 j.
A. v. Dam jm. 28 j. en S. Ivorpershoek
jd. 27 j. P. cle Vries jm. 28 j. en A. J. A
Scheepmaker jd. 30 j. J. H. Keunen jm.
27 j. en A. M. H v Noort jd 23 j. H. P.
J.J. Caminada jm 28 j. cn S. A. Cornelis-
sen jd. 26 j. L. J. v. d". Meij jm. 22 j. en
J. de Bolster jd. 21 j.