10.000. Hij wenscht daaraan geen voor waarden te verbinden; een gemeente-gede legeerde in het bestuur geeft practisch niets. De heer v. Eek keert zich tegen een uitlating van den heer Wilbrink, als zou den sommige socialisten, hoewel anti-ka pitalist in principe, in feite niet afkeerig van het kapitalisme zijn. De S. D. A. P. duldt in deze geen uitzonderingen. De heer Spendol constateert, dat het debat niet bij den schouwburg blijft. Ook de heer Manders leidt de kwestie op zij wegen. Er is geen aanleiding om van het voorstel van B. en W. af te wijken. Wel zou spr. controle willen. De heer Parraenti er heeft maar één verlangen, dat dergelijke aanvragen niet werden gedaan. De A. R. doen dat ook niet. Men moet niet altijd alle last op de overheid schuiven. Wat doet de .Schouw burgcommissie? Niets. Spr. wijst op het voorbeeld der 3-October-coinniissie. Daar zit fut in; die bewerken het publiek, even als zooveel andere particuliere vereeni- gingen. De heer S ij t s m a verdedigt nogmaals zijn voorstel tot heb instellen van mede zeggenschap van de gemeente in het schouwburgbestuur. Spr. begrijpt niet, welk bezwaar men daartegen heeft. De heer Wilbrink licht zijn uitlating omtrent de kapitalistische socialisten na der toe. De v o o r z. antwoordt den heer Spen- del, dat het z.i. niet noodig was de com missie van financiën te hooren. De heer Wilmer is niet overtuigd, dat het geld niet uit particuliere 'middelen gevonden kan worden. Doch spr. weet uit ervaring, dat het schouwburgbestuur met geen mo gelijkheid weet hoe de exploitatie verbe terd kan worden. Weet de heer Wilmer een weg te vinden; dan moet hij dezen aangeven. De zaal wordt verhuurd aan de gezelschappen en deze bepalen de prijzen der plaatsen. Misschien kan het bestuur echter wel verandering brengen in de in deeling der plaatsen. Gevaar voor een de bacle ziet spr. voorloopig nog niet, doch als dat gebeurt, ja, dan zijn wij de f 10.000 kwijt. Maar verbetering van de schouw burg zal het bezoek zeker niet doen ver minderen. Wat betreft liet conditioneeren van een gedelegeerd lid, is spr. het met de heer Heemskerk eens, dat het karak ter van deze gift zich voor zulk een con ditie niet leent. Wat moet zoon gedelegeerd lid daar doen? Zijn invloed zou zeer gering zijn en zijn positie verre van prettig. Eenig con tact is wel gewenscht, doch dat is er vol doende. De heer v. Es heeft spr. per soonlijk er bij betrokken, doch spr. meent, dat de Christ. Hist, beginselen zich niet verzetten tegen schouwburgbezoek. Het voorstel van den heer Manders maakt wei nig verschil met het voorstel van B. en W. Den heer Parmentier geeft spr. den raad eens te informeeren wat het schouwburg bestuur doet, hoewel misschien niet in de richting, welke hij aangaf. Hij dringt ten slotte nogmaals aan op aanneming van het voorstel. Zooveel aantrekkelijkheden heeft de stad niet, dat wij een sluiting van den schouwburg kunnen riskeeren. Het amendement-Sijtsma wordt daarna in stemming gebracht, en verworpen met 18 tegen 13 stemmen. Vóór stemde de S. D. A. P. en de heeren Spendel, Manders en Sijtsma. Het voorstel van den heer Mandors wordt daarna aangenomen met 17 tegen 14 stemmen. Voor stemden de S. jD. A. P. en de heeren Manders. Tepe, Splinter, Gos- linga, Eikerbout, Wilmer en Huurman. Het aldus gewijzigd voorstel van B. en W. wordt daarna aangenomen met 19 te gen 12 stemmen. Tegen stemden de A. R. en C. H. en de heer v. Tol. Duel ParmentierSchüller. Daarna is aan de orde de rondvraag, waarbij allereerst ter behandeling komt het duel ParmentierSchüller over de beschuldiging van onbetrouwbaarheid, in dertijd door den heer Parmentier aan het adres van den heer Schüller geuit. De heer Parmentier zegt, dat het in .geen geval uit politieke hartstocht is, dat spr- deze zaak weer aanhangig maakt. Het is echter de plichi der raadsleden, de waarheid te dienen. Volgens den heer Schüller zou de parlementaire beleefdheid meebrengen, hem van te voren van spr.'s argumenten op de hoogte te brengen. Spr. ziet dat niet in. De feiten zijn den heer Schüller ©ven bekend als spr. zelf. Hij heeft geen lust de beschuldiging te herha len. De voorz.U moet de bewijzen leve ren, van uw beschuldiging, dat de heer Schüller onbetrouwbaar is of het intrek ken. De heer Parmentier: Ik herhaal die beschuldiging niet. Stemmen: Dan is de zaak uit. De heer Pannen,tier zal dan zeg gen, naar aanleiding waarvan hij die be sehuldiging geuit heeft. Het was naar aanleiding van de houding van den heer Schüller in de commissie van fabricage. Hij weigerde nota te nemen van bepaalde stukken, omdat hij dat niet noodig vond en beweerde in den raad, dat hij geen gelegenheid gehad 'had ze in te zien. Tn andere gevallen handelde de heer Schüller evenzoo, hetgeen spr. in don breede aan de hand van officieele stukken aantoont. Het gaat voornamelijk over beweringen van den heer Schüller dat hem geen ge legenheid wordt gegeven om de stukken van de commissie in te zien; wat niet. an ders kan zijn dan opzettelijk onwaarheid zeggen. In andere gevallen heeft de heer Schüller in de commissie zijn mond ge houden en direct in openbare vergadering verdachtmakingen geuit. De heer Schüller spreekt trouwens vaak voor de tribune. In een vergadering heeft de heer Schüller ge zegd te spreken namens zijn fractie, wat de heer v. Eek ontkende. Het. was spr. geen genoegen deze dingen naar voren te brengen, maar dergelijke onwaarheden be vorderen de goede verstandhouding niet. De heer Schüller vindt liet teeke nend. dal de heer Parmentier de beschul diging niet- heeft durven herhalen. Met een paar ongelukkige feiten tracht hij zijn aftocht te dekken. De kwestie had z. i. wel degelijk een po- litiekcn achtergrond. Het was in den ver kiezingstijd. Vroeger heeft men gepro beerd de S. D. A. P. uit de commissie van fabricage te weren en thans gaat de strijd tegen spr. als lid van deze commissie. Hij zegt, altijd eerlijk zijn meeuing en neemt daarbij geen blad voor den mond. Hij haalt cenige bewijzen aan van dien strijd tegen zijn persoon. De heer Spendel heeft spr. o. a. aangeduid als iemand, die dingen verklapt heeft aan den heer Starrenburg, terwijl spr. zich niet verdedigen kon. Spr. zal zich echter niet klein laten krijgen. Ingaande op de beschuldiging van den heer Parmentier, herinnert spr. aan het negende gebod, dat verbiedt valsche getui genis af te leggen tegen zijn evennaaste. Men moet voorzichtig zijn met beschuldi gingen, die men niet kan bewijzen. Het was echter de bedoeling om stemming te maken tegen de soc.-democraten voor de verkiezingen. De heer Parmentier heeft thans dingen naar voren gebracht, welke spr. niet kan controleeren. Hij wil er daarom later nog eens op terugkomen. De hearen van de rechterzijde hebben gelachen toen spr. het 9e gebod aanhaalde. De heer W i 1 b r i n k Ja wij zullen voor jouw aanhalingen nog eerbied hebben ook! De heer Schüller Neemt u dat dan niet voor uw rekening? De vergadering wordt zeer rumoerig, over en weer heftige interrupties. D-e voor zitter hamert cn dreigt met schorsing. Dc heer Schüller verdedigt zijn recht om aanhalingen te doen uit cle H. Schrift. Spr. zal nader op de zaak terug komen. Do V o o r z. resumeert de discussies. De lieer Parmentier heeft bedoeld te zeg gen dat er verschil bestond tusschen de houding van den heer Schüller in de com missie en in den raad cn heeft getracht dat aan te toonen. Daarmee kan het inci dent gesloten worden. Het is niet in het belang van de ge meente om daarop telkens weer terug te komen en elkanders woorden tot in het oneindige uit te pluizen. Dc heer Spendel vraagt maatregelen, dat de volgende maal de raad niet weer vergast zal worden op dezelfde onverkwik kelijke debatten. De heer Parmentier vraagt het woord. De heer Huurman stelt voor, de de batten'over deze kwestie te sluiten. De heer Schüller: Dat voorstel ont neemt mij het recht, om mij te verdedigen. De heer Groeneveld is vóór het voorstel. Anders komt er nooit een eind aan. De heer Parmentier wil ook slui ting der debatten. Het leidt tot niets. De heer Kooistra kan daar niet mee meegaan. De heer Schüller kan nu niet in gaan op de geuite beschuldigingen. De heer v. Eek sluit zich daarbij aan. De indruk wordt nu gevestigd, alsof de heer Schüller niet kan ingaan op de be schuldigingen van den heer Parmentier. Spr. wil thans wel de debatten sluiten, maar later moet den heer Schüller gele genheid worden gegeven om erop terug te komen. De voo r z. merkt op, dat de discussie ook later onvruchtbaar moet blijven. Do heeren moeten maar eens een brochure te gen elkaar schrijven. De heer Parmentier zegt nog, dat de heer Schüller best had kunnen ant woorden, vanavond nog. Het voorstel van den heer Huurman wordt aangenomen met 17 tegen 14 stem men. De kwestie-v. Schaik. Thans komt aan de orde cle mot ie van do A. C. O. P. over de kwestie-v. Schaik en cle vragen van clen heer Sijtsma over dezelf de kwestie. De heer S ij t s m a stelt thans zijn vra gen over deze kwestie, welke bekend ge noeg is, zoodat het niet noodig is, de vragen nog eens in extenso te vermelden. Spr. zegt dat. de handelwijze van B. en W. groote on gerustheid heeft verwekt onder het over heidspersoneel. Hij had verwacht, dat de Vrijheidsbond zich direct verzetten zou te gen deze vrijheidsschennis. Doch dat is niet het geval geweest. Ook had spr. deze houding niet verwacht noch van den voor zitter, die van liberalen huize is, noch van den heer Reimeringer, noch van den heer Goslinga, die zelf ambtenaar is De Voorz.: Meneer Sijtsma, licht uw vragen toe en zeg niet allerlei persoonlijk© dingen. De heer S ij t s m a had deze houding ook niet verwacht van wethouder Tepe. Wel misschien van wethouder Splinter, die als werkgever de stelregel wil toepassen: wiens brood men eet, dien woord men spreekt, Wethouder T e p e antwoordt, dat het juist is, dat B. en W. den heer v. Schaik berispt hebben. B. en W. achten het niet ongeoorloofd, dat een onderwijzer op be hoorlijke wijze zijn meening uit. De heer v. Schaik deed het echter op oubehoorlijkc wijze. Omdat deze interpellatie niet het karakter draagt van een verantwoording wil spr. daarop nader ingaan. De heer Sijtsma en hel college van B. en W. zijn het in beginsel met elkaar eens, het gaat alleen om het onbehoorlijke van de critiek. P. en W. meenden dat de insinuaties «en beschuldigingen al zeer onbehoorlijk moes ten worden geacht zij gingen in tegen de meest, elementaire begrippen van fatsoen. De heer Sijtsma kan niet inzien, dat het ingezonden stuk van den heer v. Schaik onbehoorlijk was. Als het zoo onbehoorlijk was .hadden B. en W. een aanklacht tegen hem moeten indienen. Thans heeft dc heer v. Schaik zich niet kunnen verdedigen. Bovendien had de heer v. Schaik dan niet liet recht om de waarhpid te zeggen? Spr. stelt een mol ie voor, om uit te spreken, dat ieder ambtenaar zich vrijelijk» mag uitspreken, behoudens zijn verantwoordelijkheid voor de wet, on dat de raad de houding van B. en W. afkeurt. De Voorz. stelt voor deze motie niet te behandelen. De interpellatie is gewei gerd. Hel is niet de gelegenheid om een motie in te dienen. INGEZONDEN MEDEDEELING. Prima Tafellakens en Servetten Linnen Huishoudgoetleren enz. enz. voor de/t)aSvA waarde C,.rs( Trictstl tSjjüergoederen 'QT&fEDKOQB. HAARLSTRAAT^PDONKERSTEEG 2-4-6 Halfwollen" Kampeerdekens 1 zeer sterk. - Groote maten. RESTANTEN WOLLEN DEKENS 50 o ,-, BENEDEN de waarde. Bij stemming wordt met 19 tegen 10 stemmen besloten dc motie van den heer Sijtsma niet in behandeling te nemen. De lieer v. E c k heeft liet getroffen, dat B. en W. hun oorspronkelijk standpunt niet hebben gehandhaafd en de vragen toch hebben toegestaan. Spr. doet dat genoegen. De raad heeft ten slotte cle leiding van het gemeentebestuur en de verhoudingen zou den te zeer gespannen worden. Wethouder Tepe heeft het recht van het. overheids personeel erkend om critiek uit te oefenen op B. en W„ doch hij heeft dat met de an dere hand teruggenomen, door daaraan de voorwaarde te verbinden, dat deze critiek behoorlijk moet zijn. Critiek is steeds on aangenaam en dat heeft ook het college van B. en W. parten gespeeld. Het geïn crimineerde stukje is geschreven in veront waardiging, doch er staat geen scheld woord in. Wethouder Tepe: Wel beleedigingen. De heer v. Eek: Dat is een kwestie van appreciatie. De overheid moet voorzichtig zijn met het maken van inbreuk op de rechten, die ook dc ambtenaar als staats burger bezit. Stemmen: Ook vrijheid om beleedi gingen te zeggen? De heer v. Eek meent dat critiek in overheidszaken wel eens goed is. De heer v. Schaik gaf trouwens weer wat gevoeld werd in onderwijzerskringen. Het gezag wordt daardoor niet aangerand. Integendeel, de uitwerking van dc be. risping is totaal anders geweest. De raad moet thans uitspreken, dat iedere ambte naar het vecht heeft critiek te uiten, be houdens zijn verantwoordelijkheid voor dc wet. Daarom stelt spr. een motie voor in dezen geest.-. De heer Heemskerk had aanvanke lijk den indruk dat B. en W. op hei stand punt stonden, dat een ambtenaar geen recht van critiek had. Dat is gelukkig on juist gebleken. De kwestie gaat thans over de vraag: wat is al óf niet onbehoorlijk. Dat is een kwestie van appreciatie. Spr. kan niet zeggen, dat het geïncrimineerde stuk op oen enkele zinsnede na zoo onbe hoorlijk is. al had spr. zelf zich anders uit gedrukt. Hij "betreurt hel daarom, dat B. en W. een berisping hebben toegediend waardoor de zaak boven haar beteekenis is uitgegroeid. Naar aanleiding van dit in cident zullen vele ambtenaren bevreesd zijn om hun 'meening to uiten, omdat zij bang zijn. dat B. en W. onbehoorlijk zullen vin den. wat zij zelf wel behoorlijk vinden. Wanneer wij echter de motie van den heer v. Eek aannemen, geven wij wel een •beetje te groote vrijheid aan de ambtena- De heer R o m ij n zegt. dat de heer Sijtsma zoo snel er bij was, dat geen ander tijd had om hem vóór te zijn. De heer Sijtsma is wel wat te gehaast geweest, met zijn oordcel. Hij heeft zich aan verdacht makingen schuldig gemaakt, om het ge wicht- van zijn vragen zwaarder te maken. De geheele zaak is opgeblazen met veel bombarie. De hetze is zoo doorzichtig, dat het moeilijk is om er sympathie voor te hebben. De heer v. Eek heeft nog eens in een motie willen vastleggen, wat reeds op alle mogelijke manieren in de wet is ge waarborgd. He* gaat om het al of niet be hoorlijke van de critiek. De motie slaat heelemaal niet op het geval-v. Schaik en daarover gaat het thans. Van een onder wijzen mag men verwachten, dat hij weet wat al of niet behoorlijk is, speciaal tegen over zijn superieuren. Mcenen B. en W. dat zijn houding onbehoorlijk is, dan hebben zij het recht, om te straffen en de raad heeft zich daar buiten te houden. De hoeren v. Eek en Sijtsma- zijn te par tijdig om als rechter op te treden. Spr. be treurt het, dat de straf in den vorm van een waarschuwing is gekleed, mede om de gevolgen. Hier w;as alle aanleiding geweest om den betrokkene ernstiger te straffen. Van een waarschuwing is geen beroep mo gelijk. Vaak wordt een ernstige straf op gelegd alleen voor de mogelijkheid van be roep. in dit geval schorsing. Dan was de hccle hetze overbodig geweest. Spr. hoopt, dat een volgenden keer de aangegeven weg zal worden gevolgd. De heer Groeneveld is blij, dat hij geen ambtenaar is. anders was hij allang opgehangen geweest. De wethouder heeft gezegd, dat de critiek onbehoorlijk was, maar hij heeft dat niet aangetoond. Het college is hier rechter in eigen zaak ge weest. en het heeft zijn vonnis niet eens gemotiveerd. Op die manier worden de ambtenaren slaven en heeft het college al tijd gelijk. De keer Verwcy sluit zich bij den heer v. Eek aan. Hij ontkent, dat de heer v. Schaik uitdrukkingen heeft gebezigd, die als beleedigingen bedoeld zijn. De tijd, dat de overheid critiek onderdrukt is voorbij. Wethouder Goslinga: In socialisti sche landen. In Rusland! De heer V erwey: Rusland heeft niets met ons sociaal-democraten te maken. Het is nimmer onze bedoeling geweest om van deze zaak een bombarie-zaak te maken. Wanneer wij zoo'n ophef er van hebben gemaakt, dan komt dat, omdat wij mee- nen, dat B. en W. zich belachelijk hebben gemaakt. Gaat zoo door, dat alles zal onze beweging groot maken. De methode van B. en W. herinnert aan de staatkunde van Zuid-Europa. Spr. heeft dit conflict reeds lang zien aankomen. Herhaaldelijk heeft hij er op aangedrongen, dat. de wethouder meer contact zal zoeken met de onderwij zers. Thans heeft spr. den indruk, dat de wethouder te weinig de hoogte is van wat er leeft onder het lagere onderwijzers personeel. Wethouder Tepe vindt het onbegonnen werk om in te gaan op de chaos van mee- ningen. die alle min of meer om de zaak zelf heen draaien. Alleen dit wil spr. zeggen: de hecle zaak is niet voortgevloeid uit. persoonlijke gepi keerdheid. Wat zou de S. D. A. P. zeggen, als men de soc.-dem. fractie verwijten zou, dat zij vergeten heeft te bedenken, dat ar beiders ook m ens ch en zijn? Zouden zij dat niet opvatten als oen beleediging De bevoegdheid tot critiek staat als een paal boven water, maar dat moet op behoorlijke wijze geschieden. Sommige meenen echter dat alles wat niet voor de strafwet straf baar is, wel behoorlijk is. Spr. meent dat dit een te ruime opvatting is en degenen, die boven de ambtenaren staan, zijn op de- eerste plaats aangewezen om uit te maken, wat al of niet behoorlijk is. Spr. ontraadt de motie-v. Eek, welke hij pernicieus voor do gemeente acht. omdat zij uitspreekt, dat alles, wat niet strafbaar is voor dc straf wet, voor do ambtenaren geoorloofd is. De heer Heemskerk zegt. wel dege lijk overtuigd te zijn, dat critiek behoorlijk moét zijn. Nu heeft de wethouder precies de. eenige regel opgediept, die spr. ook on behoorlijk vindt. Maar overigens staat er niets in. wat onbehoorlijk is te noemen. De heer v. Eek kan zich niet vereenigen met het standpunt van clen weihouder. Wie maakt- uit, of het al of niet onbehoorlijk is? Dat doet juist één van de partijen, die wordt aangevallen. Dat gaat toch niet. Men had eerst eens moeten praten, alvo rens te straffen. Een entijjdig einde. Het is intussehen al ongeveer kwart voor twaalf geworden en nadat de heer W i 1- brink reeds een paar malen geprobeerd had om een voorstel van orde in te dienen, zet thans de heer Huurma n het voorste] door en stelt schorsing voor. De heer Kooistra: Dan' vraag ik het woord over dit voorstel van orde. (De Voorzitter maakt een wanhopig ge baar). Ik heb nog in het geheel niet gesproken. Waarom raag ik nu ook niet een paar woorden zeggen? Wethouder Goslinga: Dan gaan we heen. En de daad bij het woord voegende verlaten nagenoeg alle raadsleden behalve de soc.-democratisehe fractie de zaal, zoo dat tot groote verontwaardiging van de S. D. A. P. de vergadering gesloten moet worden wegens onvoltalligheid. KERKNIEUWS Pater Amandus (B. A.) Kruitwagen 0. F. M. f Zondagmiddag overleed in het Sint Franeisc u s-Ga s thui s te Rotterdam de Zeereerw. Pater Amandus (B. A.) Kruit wagen, laatstelijk pastoor der Sint Fran- ciscus-paroehie aan clen Doddenclaal te Nijmegen. Geboren in 1S60 te Rotterdam, trad hij op 20-jarigen leeftijd in het no viciaat van de Orde der Minderbroeders te Maastricht, werd in 1S86 priester gewijd, daarna eerst benoemd tot leeraar aan het Gymnasium te Venray, kort daarop tot kapelaan te Zalt-Bommel, en na eenigen tijd tot kapelaan te Amsterdam aan het Waterlooplein. Te Amsterdam openbaarde zich een ernstige ziekte, die den ijverigen kapelaan dwong tot eenige jaren rust. Na gedeeltelijke genezing werd hij in 1S92 aangesteld tot. kapelaan in de parochie van den Bosehkant te 's-Gravenhage, cn was daar 18 jaar lang werkzaam. In 1910 werd hij benoemd tot pastoor van de pa rochie aan den Doddendaal te Nijmegen, als opvolger van den toen tot Provinciaal gekozen pastoor Pater Simon Bennenbroek. Als pastoor heeft, hij ruim 15 jaar lang zijn beste krachten gegeven aan het wel zijn van zijn parochie, en eerst in latere jaren, toen zijn zwakke gezondheid niet meer tegen het werk en de zorgen bestand waren, begon de arbeid hem boven zijn krachten te gaan. Tn Januari 1926 trof hem een -hevige aanval van beroerte, die hem tot eiken arbeid ongeschikt maakte, zoodat hij in Mei werd overgebracht naar het Sint Franciscus-Gasthuis te Rotterdam, waar hij drie jaren lang zijn lijden met volko men overgeving aan Gods H. Wil en met opgeruimdheid heeft gedragen. Kapelaan en Pastoor Kruitwagen leeft zoowel in Den Haag als in Nijmegen, nog tot op heden voort in de herinnering van menig dankbaar hart.. Met de meeste be- langelooze toewijding stond hij altijd voor iedereen klaar, vooral voor armen en zie ken. en niet het. minst voor de godsdien stige opvoeding der kinderen van zijn parochie. Voor al zijn mede-priesters was hij een oprecht en gedienstig medebroeder, en te Nijmegen was zijn clruk-bezoehte pastorie steeds een gastvrij en gezellig tehuis, waaraan menigeen nog een dank bare herinnering in zich meedraagt. Hij was een ware, een oprechte en eenvoudige Minderbroeder. Hij ruste in vrede. „Msb.". Plechtige Omgang te Den Bosch. Zondag werd onder enorme belangstel ling te Den Bosch de openbare Plechtige Omgang gehouden ter eere der Zoete Lieve Vrouwe van Den Bosch. In den schitterenden langen sloet blonk dit jaar uit de historische groep, welke herinnerde aan den tijd van het beleg en de inname van Den Bosch dit jaar drie INGEZONDEN MEDEDEELING. W2rieffi37§jl8 ^erzacl\Hnif en genezing van stuk. zadelpijn, schrijnen et mugojcbcten en zonne braijl, raoet\i#fc opj^ljR^oorzicn zijn var- Doos 30, Tube eeuwen geleden. Bij de beschieting der stad door Prins Frederik Hendrik werd het beroemde beeld der Zoete Moedei naar Brussel in veiligheid gebracht door Anna van Hoensbroelc. Dit feit werd in den rijken Mariastoet prachtig uitgebeeld. De stoet, gevormd uit 84 groepen, was zeer indrukwekkend en afwisselend werd muziek en zang ten gehoore gebracht. Na, de plechtigheid stroomden duizen den Maria vereerders naar de basiliek van St. Jan om het wonderbeeld te vereeren, dat dit, jaar prijkte in een nieuw gewaad. Het onderkleed zilverlaken, rijk met goud geborduurd, de, koninklijke mantel scha» laken rood, eveneens met goud borduu» werk heeft naast lelies en rozen in den rand in het Latijn de spreuk: „Gelijk een lelie tusschen de doornen." Ook de stille omgang was tot in het late avonduur langs de zeer talrijke Maria- versieringen voor de ramen der woningen langs den bidweg zeer druk. De Mariafeesten kerden mede opge luisterd door beiaard-concert van den to ren cler basiliek. INGEZONDEN STUKKEN Het Zieken-Triduum. Nu de blijde dagen van het Triduum weer voorbij zijn, wil ik, en andere zieken met mij, onzen hartelijken dank betuigen aan allen, die ons in staat stelden, dit heerlijk feest te vieren, waarvan de her innering ons nog langen tijd zal verheu gen. Hoe goed deed het ons, gedurende drie dagen, getuigen te mogen zijn van zooveel toewijding en hartelijke liefde. Dank aan den Zeereerw. Pastoor der St.. Joseph-parochie, die ons zijn prachtige kerk afstond en al maanden te voren werkte en zorgde om het feest te doen slagen. Dank aan de Eerw. Priesters, die hun tijd en talenten voor ons Jen beste gaven. Dank aan allen, die ons gedurende de plechtigheden deden genieën door hunne schoone lofzangen. Dank aan de ijverige leden van het Comité: de heeren, die alles zoo goed regelden, de vriendelijke dames, die ons telkens kwamen verkwikken en verfrisschen, de goede Zusters en verpleeg sters, die den heelen dag in de weer wa ren om ons te helpen. Dank aan de flinke jongelieden, die ge durende drie dagen cle edele sport van brancardier beoefenden. Dank aan de inwoners van onze goede Sleutelstad en omgeving, die door hun milde gaven en geldelijke offers tegemoet zijn gekomen in de groote kosten van het Triduum. Dank aan allen die ons zoo voorzichtig naar cle kerk en huiswaarts 'brachten. Moge Gods beste zegen rijkelijk op hen neerdalen. Daarvoor willen wij bid den. Een gelukkige zieke. RECHTZAKEN KANTONGERECHT TE LEIDEN. Te sr.el in de bocht. Voor den plaatsvervangend kantonrech ter Mr. Vos stond gisteren terecht H. J. M., uit Haarlemmermeer die met groote snelheid van den Warmouderdam te Sassen h ei m den straatweg zou zijn opgereden en daarbij een andere auto aan den kant zou hebben gedrongen. Bij een daarop gevolgde woordenwisse-1 ling zou verd. ook nog eenige onvriende lijke woorden hebben gebruikt. Als getuigen traden op de gebrs. S. die dit verbaal bevestigden. Een broer van verd.. theologisch student, verklaarde ech-j ter, dat verd. niet snel had gereden, gaf tevens de omstandigheden, waaronder het zou zijn geschied. De ambt. van hét O. M. eisohte 10 of 5 dagen, maar de kantonrechter achtte het feit niet overtuigend bewezen en sprak 'verd. vrij. Barbertje moet hangen. P. v. I. Ie Oegstge est had, met een auto rijdende op den Oegstgeesterst-raat- wèg, een jongen aangereden, die per fiets Tiit den Rhijnzichterweg kwam. De jon gen was zeer ernstig gewond geworden. i Een drietal getuigen werd gehooid, die allen verklaarden, dat verd. den jongen had kunnen zien aankomen en dat hij zeer snel reed. Dc ambt. eischte 10 of 5 dagen hechte nis. Voor verd. was er een gemachtigde, die betoogde, dat verd. alles heeft gedaan om een ongeluk te voorkomen en dei'halve vrij spraak vroeg. Do kantonrechter achtte dit fe.it zeer ernstig en veroordeelde verd. tot 8 dagen hechtenis. Burgerlijke Stand LEIDEN. Ondertrouw dJ. C. v. d. Wetering jin, 25 j. en B. v. Weerlee jd. 19 j. J. H. P.r v. Steenbergen jm. 21 j. en 8. v. Pola- nen jd. 18 j. W. Kikkert jm. 26 j. en J. Bergman jd. 24 j. A. Tegelaar jm. 21 j. en C. S. v. d. Berg jd. 20 j. L. Prins j 19 j. en M. T. Vinkestijn jcl. 20 j. M. ■Vreckeii jm. 32 j. en T. v. d. Wilden jcl. 32 j. A. v. Dam jm. 28 j. en S. Ivorpershoek jd. 27 j. P. cle Vries jm. 28 j. en A. J. A Scheepmaker jd. 30 j. J. H. Keunen jm. 27 j. en A. M. H v Noort jd 23 j. H. P. J.J. Caminada jm 28 j. cn S. A. Cornelis- sen jd. 26 j. L. J. v. d". Meij jm. 22 j. en J. de Bolster jd. 21 j.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1929 | | pagina 6