HERBOUW VAN HET LEIDSCH STADHUIS
asttrfs&wis
iMïïrSiS Sr?
HET ADVIES VAN MONUMENTENZORG
REDE MR. GOSELIXG.
„Lectuur."
In hrt St. Bavogebouw aan de Smede-
Rtraat hield mr. C. M. J. F. Goseling uft
Amsterdam een lezing over „Lectuur'.
1. Voor het geloof als akte van ver
stand en wil, onder inwerking der genade
dreigen uiteraard de grootste gevaren door
vertroebeling van liet. verstand en verslap
ping van den wil. welke op hun beurt de
inwieking der genade belemmeren of zelfs
verstikken.
2. Sterker dan in den regel bet gespro
ken woord werken de door de drukpers in
eiken vorm verspreide denkbeelden en
voorstellingen in op het denken der men-
schcn, door dc mogelijkheid van rustige en
herhaalde kennisneming, in een sfeer,
waarin de lezer alleen met zichzelf te doen
heeft. Bovendien werkt de lectuur op zeer
bijzondere wijze op de fantasie, omdat zon
der rcproduceereiide verbeelding eenigs-
zins aandachtig lezen niet mogelijk is.
3. Daarom kunnen juist uit de lectuur
zeer bijzondere gevaren voortvloeien voor
liet behoud des geloofs.
4. Dc plicht van eiken geloovigc om die
gevaren te vermijden, volgt zonder meer
uit *de natuurwet, c'ie vordert, dat men
zich niet zonder ernstige reden aan ge
vaar blootstelt. In de natuurwet wortelt
ook de kerkelijke boe.kenwetgeving. De
plicht der kerk om door stellige bepalin
gen die gevaren tegen te gaan, vloeit voort
uit haar Goddelijke zending voor liet heil
der zielen.
5. Uitsluitend door afwending van geva
ren is het behoud van een „levend" goed,
als het geloof moet zijn, allerminst verze
kerd.
6. Verstand en wil zullen moeten worden
verlicht en versterkt, en aan de genade zal
als 't ware de toegang moeten wor
den geëffend. Goede lectuur is daartoe een
machtig middel.
Den redelijken grondslag van het geloof
kau en moet men inzien met zijn ver
stand. Maar met? dit inzicht alleen i- nog
nooit iemand gaan of blijven ce'c.von. De
wil moe' leiden lot de daad der »v?rgsvc
en die cvergave is op haar beurt n^t werk
der genade Het is ten slotte de in laatste
instantie voor ons menschen onnaspeur
lijke samenwerking van deze drie.
Men voelt aanstonds de beteekenis der
lectuur in dit complex. Lectuur kau een
krachtig voedsel zijn voor ons verstand r.f
een gevaarlijk vergift Wat hebben wij, de
een meer, de ander minder, al niet uit
boeken moeten opsteken?
Feit is, dat men in brecde lagen kennis,
ontwikkeling en ontspanning tracht te
brengen door lectuur, in dagbladen en
tijdschriften, circuleerende portefeuilles,
bibliotheken en leeszalen.
Spr. komt hierna aan de bijzondere ge
varen, die uit de lectuur kunnen voort
vloeien, en de moeilijkheid om een crite
rium voor goede of toelaatbare boeken te
vinden, zonder de erkenning van een ob
jectieven norm van zedelijkheid.
Spr. behandelde voorts do Kerkelijke
wetgeving over censuur en boekenverbod.
Deze verbodsbepalingen vloeien alle lo
gisch voort uit den plicht der Kerk om
den schat des geloofs te bewaren, of uit
de natuurwet, wegens het gevaar voor de
zeden. Deze stellige v.cfc heeft degelijke
reden van bestaan ook naast de natuur
wet. Immers het gevaar moet worden ver
meden. omdat het anders :e laat zou kun
nen zijn. Het gevaar wordt nu eenmaal
niet altijd opgemerkt cn, door allerlei men-
schelijke zwakheden en drieften, evenmin
steeds juist geschot. Daarom kan een po
sitief verbod preventief werken.
De eigenlijke „Index" of „lijst der bij
name verboden boeken", bevat over dc
iicele aarde slechts ongeveer 1000 werken.
Een poovere lijst, zou men haast zeggeen
over alle landen en door alle eeuwen heen!
Uiteraard is bi deze universeele collectie
onze Nederlandsche literatuur spaarzaam
vertegenwoordigd.
Of wij dan zooveel beter zijn? Spr. zou
het niet durven 'uitmaken. Maar in ieder
geval zijn wij in onze taal universeel, zoo
veel minder gevaarlijk.
Over de zending, de laak, den plicht,
der Kerk behoeft spr. hier niet uit te wei-
den.
Spr. noemde als eenmacht ig middel tot
bevordering van een werkkadig geloof:
goede lectuur.
Van het meest, gedegone in de „Stutlia
Catholica", waarvan de kennisneming
uiteraard slechls tot een kleineren kring
beperkt, komt in uitgaven van het Geert-
Grootc-Genootscluip, van do Apologeti
sche Vereeniging Pel rus Canisius, in tijd
schriften als hel Schild, in dc grontc en
kleinere. Pers, in vele, aan de behoeften
Van den P&vochiekring aangepaste goed
geredigeerde Parochiebladen, een stroom
van degelijke kennis over de Katholieken,
in deze lage landen.
Ik kan mij zoo voorstellen, aldus spr.,
dat onze geestelijke overheid in het. dio
cees, waarin wij heden onzen geestelijken
wapenschouw houden, in den logischen op
bouw van de saamhoorigheid, meer dan
gewone beteekenis hecht aan een gods
dienstig weekblad voor liet gchecle Dio
cees. Dat is nu eens iels, dat nieuw onder
nomen moet worden. Dal weekblad is er
sinds 1898 St. Bavo. En in het eerste num
mer stond onder de medewerkers vermeld
onze tegenwoordige Bisschop van
Haarlem. En thans kunnen 32 jaargangen
getuigen hoe St. Bavo zijn doel heeft na
gestreefd.
Moge Gods goedheid, besloot spr.. aan
Nederland geven vele schrijvers, „onderwe
zen in het. Rijk der Hemelen", die uit dien
schat voor onze huisgezinnen putten de
onvergankelijke wijsheid, eeuwig oud en
altijd nieuw tevens.
In de drie ingediende amendementen
onderkende spr. als het wezenlijke het
element der lectuurvorspreiding. Natuur
lijk staat in dit opzicht het dagblad voor
aan. Voor onnoemelijk velen zal het het
eenige houvast zijn.
Voorlichting bij het aanschaffen van
boeken; in iedere plaats van beteekenis
een bloeiende R. K. Boekhandel.
Een feit is. dat zelfs in Arasterdam wij
op dit gebied er nog lang nie»t zijn.
öpr. s meening is: in de grootste plaat
sen decentralisatie in de distributie en va
riatie in de keuze der boeken, best. Maar
het geheel uitgaande van één centraal
punt. Anders zal dc groote lijn blijven ont
breken en staan goed willenden telkens
weer voor dezelfde en dan onoverkomelij
ke moeilijkheden.
REDE RECTOR KOK.
„De trek naar de stad".
In een der zalen van Gebr. Brinkmann,
Groote Markt, gaf rector J. P. J. Kok uit
Bloemendaal een beschouwing over „De
trek naar de stad".
Do kwestie van den trek naar de stad is
niet nieuw, zij jr al eeuwen oud. Het vraag
stuk heeft alleen weinig aandacht gehad
in de laatste dertig jaren.
De R. K. Algemcenc Landbouwbedrijfs-
raad is echter voor eenige jaren alarm
gaan luiden en is er in geslaagd, meer dan
gewone belangstelling voor dit brandende
vraagstuk te wekken.
Terwijl in het tijdvak van 18701911 de
stedelijke bevolking der belangrijkste
Europeesche industrieele landen meer dan
verdubbelde, verminderde daarentegen do
bevolking van het platteland met onge
veer 10 pet. Ook na 1911 heeft dat proces
zich voortgezet.
In 1884 waren 32.7 pet. van de Belgische
bevolking stedebewoners. In 1912 zijn er
53.7 pet. dus meer dan de helft en in 1920
was dit gestegen tot 78 pet.
Uit desbetreffende statistieken blijkt
bijv., dat van de bevolking van Parijs en
Weenen 2/3 van Rome 1/2, van Londen 1/3,
van Berlijn 1/4 elders is geboren.
Komt thans de vraag: Hoe staat het er
mede in ons eigen land?
Allereerst wijst de statistiek uit, dat de
bevolking van de groepen van gemeenten
met 20.000 tot 100.000 en meer inwoners
sterk toeneemt en die van 20.000 tot 5000
inwoners afneemt, terwijl die van 5000
en minder het sterkst afneemt.
Vooropgesteld, dat dc landbouw in
hoofdzaak beoefend wordt iu dc landelijke
gemeenten en de nijverheid, handel en
verkeer, in hoofdzaak in de gemeenten
met stedelijk karakter, dan wijst ook de
beroepstelling op een sterke verschuiving
van dc bevolking van het platteland naar
de steden.
Woonde in 1S59 nog 30.03 pet. der Neder
landsche bevolking in gemeenten met
plattelandskarakter, in 1889 was dit ver
minderd tot 31.62 pet. en in 1920 tot 25.32
pet., derhalve in vergelijking met 1889 een
afneming met 10.71 pet. In deze zelfde pe
riode nam de bevolking der groote steden
(in percentage der rijksbevolking) toe met
niet. minder dan 9.64 pel. En terwijl de be
volking van Nederland sedert 1810 bijna
2 1/2 maal grooter werd, werd de' bevol
king der grootste steden (van 100.000 en
meer inwoners) meer dan viermaal grootcv
en die der plattelandsgemeenten (van 5000
en minder inwoners) slecHïs ruim 1 1/2
maal. Hieruit blijkt dus ook, dat liet be
volkingsaccres voor het grootste deel in
de gemeenten met stedelijk karakter te
recht komt.
Van meer belang, dan deze algemeen
percentages, is het percentage voor elke
streek of gemeente afzonderlijk.
In Zeeuwsch-Vlaandercn en op dc
Zeeuwsche eilanden kwamen slechts wei
nige gemeenten boven een aanwas van 10
pet., alleen het industrieele Sas van Gent
kwam boven het gemiddelde uit. Middel
burg, Vlissingen en Tholen gingen achter
uit-
In Noord-Holland, ten Noorden van het
TJ, bracht de Zaanstreek het cr beier af.
Doch Enkhuizen. Den Helder en Hoorn
bleven verre beneden het rijksgemiddelde.
Groot was daarentegen de bevolkingsaan
was in bloeiende tuinbouwgeineenten (Aals
meer. Beverwijk, Hillcgom, Lisse, Sassen-
heim en Haarlem en omgeving 30 a 40 cn
meer pet.) en natuurlijk in de gemeenten,
aan Amsterdam palende.
Komt thans de vraag: Vanwaar de trek
van het platteland naar de steden?
Met eenige fantasie is hot zeer wel mo
gelijk, ons voor te stellen, hoe velen wor
den gedreven door genot zucht, door den
geest van onafhankelijkheid, om dan in dc
stad, vrij van de controle van vader en
moe-der, meester of patroon, zich gemak
kelijker over te geven aan al hetgeen de
stad te genieten geeft aan bioscoop, dan
cings, theathers, enz.
Toch kan wel worden aangenomen, dat
de economische redenen het sterkst zijn.
Het landbouwbedrijf, hetwelk op onze
dorpen en plattelandsgemeenten overhecr-
sehend is, heeft geen expansie genoeg om
de toenemende bevolking te kunnen plaat
sen.
Daarbij komt voor de landbouwers-on
dernemers, dat èn het kapitaal èn de ar
beid nergens zoo slecht beloond worden
als in don landbouw, en daardoor menig
landbouwer er toe komt, zijn bedrijf te
liquidoeren en in industrie of handel in de
stad zijn kapitaal, ondernemerstalent en
arbeidskracht weer productief te maken.
Maar ook de landarbeiders zeggen in
verschillende landbouwstreken hot platte
land vaarwel, om het uiterst sober be
staan, hetwelk men van loondienst daar te
verwachten heeft.
Behoudens gunstige uitzonderingen,
komt- er van overheidszorg in vele plaatsen
weinig of niets terecht. Sommige gemeen
ten (pijn. 300) zijn zelfs niet eens toegetre
den tot de regeling, vervat in het werkloos
heidbesluit 1917. De steden, waar men in
het algemeen andere opvattingen heeft en
ook wel hebben moet, werken ook in deze
dus als een voortdurende zuigkracht.
Als men verder bedenkt, dat men stre
ken aantreft, waar van het toch al scha
mele loon nog worden afgetrokken de voor
komende k&th. en alg. chr. feestdagen, het.
regenverzuim, waar arbeiders na 20 of
meer dienstjaren zoo maar aan den dijk
.worden gezet, waar men het collectief ar
beiderscontract niet naleeft, dan zult u
met mij overtuigd zijn, dat de economisehe
redenen bij den trek Daar de stad zich het
sterkst doen gelden.
Waar vaststaat dat ook do katholieken
sterk mededoen aan dit verhuizen, hebben
wij tevens met leedwezen te getuigen, dat
de gevolgen hiervan op godsdienstig en
zedelijk gebied werkelijk ontzettend zijn.
En al ontbreken hier ook statische gege
vens, om een waar beeld van die treurigen
toestand te geven, zoo is daar toch vooral
het eenparig getuigenis van dc zielzorgers
der groote steden, die eenstemmig verkla
ren, dat do katholieke plattelanders voor
een zeer groot- deel betrokken worden Bij
den geloofsafval der grooter© steden.
Van een parochie in Den Haag is mij
bekend, dat op 6000 parochianen 3000 geen
Paschen houden, waarvan het- leeuwen
aandeel afkomstig is van het platteland.
Een mijner klasgcnoolen, die in Rotter
dam een nieuwe parochie heeft gesticht,
verzekerde, dat zijn parochie voor 7/8 uit
Brabanders bestaat, waarvan 3/4 verloren
is en volbloed socialist is geworden.
Volgens dc volkstelling van 1920 waren
er in Amsterdam ongeveer 70.000 katho
lieke mannen en vrouwen boven de 25 ja
ren. Er werden bij de verkiezingen slechts
54000 stemmen uitgebracht.
Bij het. nagaan van dc oorzaken ter ver
klaring dezer feiten, valt allereerst ons
oog op de gevaren van de groote stad.
Met opzet schenkt spr. hierna aan de
propaganda van dc socialisten meer dan
gewone aandacht, omdat dikwijls dc ge
loofsafval der plattelanders niet -zoozeer
zijn oorzaak vindt in godsdienstige rede
nen, dan wel in de sociale ontevredenheid.
Ongodsdienstigheid cu onkunde op
godsdienstig gebied, het geregeld lezen
van neutrale bladen (ook vakbladen) en
onbekendheid met het R. K. vcreenigings-
lcvcn op sociaal en politiek terrein, vooral,
pok met do R. K. Aakorganisatie, zijn ver
dere oorzaken. Het gemis van dergelijke
organisatie op de plaats van inwoning is
voor menigeen het groote struikelblok ge
worden bij den trek naar de stad.
Hierna gaf spr. de middelen ter verbe
tering aan.
Op 't platteland zelf moet. meer dan tot
nu toe aan zorg voor de werkloozen wor
den gedaan.
Ook dc landarbeiderswet moet op
breeder basis geplaatst worden en .uitge
breid tot andere groepen der landelijke
bevolking, zooals kleinpacht boeren en
plattelandsarbeiders bijv. wegwerkers,
steenfabrieksarbeiders, voerlieden, werk
lieden aan een zuivelfabriek, die niet val
len onder de stricte, wettelijke omschrij
ving van landarbeider, welke luidt: „Ieder
persoon, die van het in loondienst verricht
van landarbeid zijn hoofdberoep maakt."
Gedurende de tien jaren, waarin deze
zegenrijke wet- nu in werking is. werd aan
voorschotten toegekend oen bedrag van
rond tien millioen gulden. Met dit bedrag
konden 2905 „plaatsjes" (land met landar-
beiderswoning, zoodanig vereenigd, dat zij
een geheel vormen) aan landarbeiders wor
den uitgegeven en ruim 518 H.A. ..los land"
voor andere landarbeiders worden aange
kocht. Eigenaardig is de opmerking van
de Staatscommissie voor den Landbouw
van 1906 (Algemeen overzicht van den
economisehcn toestand der landarbeiders
iu Nedreland): „De trok naar de stad of
de Industriestreken openbaart zich het
meest bij do. arbeiders, die geen grond in
eigen gebruik hebben."
Ten slotte moeten ook dc pachtwetten
dc pachters gaan beschermen tegen over
matige lasten en vooral tegen rechteloos
heid.
Dient het aangegevene vooral om den
ongezonden trek naar de stad tegen te
gaan, de gezonde trek naar de stad ver
dient niet minder aller aandacht.
Het contact met den priester, dat op
liet platteland gelukkig nog zeer sterk is,
zal de parochianen brengen lot de katho
lieke sociale A'crcenigingen, vooral ook
tot de vakorganisatie. Maar ook im-loedrij-
ke leeken hebben hierin een geAvichtige
taak te vervullen. Zii hebben den priester
allereerst in het reeds genoemde te steu
nen, maar hebben Aerder te overwegen of
het niet hoog tijd is geAvorden om te gaan
aanAvenden het middel, ruim hvintig jaar
geleden door oud-niinister Aalbersc reeds
krachtig aanbevolen.
Om nl. op het platteland een plaatselijk
of dekenaal comité te stichten, Avaarvan
A-oor alle goede sociale werken verder het
initiatief kan uitgaan.
Tn alle bisdommen bestaat het voor
schrift, dat de priesters van de dorpen dc
geestelijkheid A-an de steden moeten waar
schuwen, zoodra dc plattelanders Aertrck-
ken. Hoe kunnen dc leeken ook hierbij hun
diensten beAvijzen als lid Aan dergelijk co
mité, door zich bijv. in verbinding te stol
len met katholiek comité's van «actie of
verecnigingen tot bescherming van meis
jes in de steden, om op die wijze zooveel
mogelijk aan de trekvogels voorlichting te
geven.
Verder zal het 11 duidelijk zijn, dat ook
de zielzorger in de stedon volle aandacht
hebben te schenken aan de brandende
kwestie: Hoe moeten do nieiiAvkomers
worden ontA'angen? Hoe zal hel contract
tusschen priester en plattelander Avorden
gelegd of hersteld?
De A'olksrotraites zullen volgens spr. een
uitstekend middel daartoe zijn. En ook
de leelten-apostelen kunnen hier groot
werk verrichten.
Spr. kwam tenslotte lot de volgende
conclusie:
1. De trek naar de stad neemt op on
rustbarende wijze toe in de ons omringen
de landen en in ons eigen hand.
2. Bij het A-aststellcn van de vele oorza
ken dezer A'olkshuisvesting kan Avorden
aangenomen, dat in verschillende land
bouwstreken van ons land, de economische
zich het sterkst doen gelden.
3. Bij den geloofsafv-al der groot ere ste
den worden voor een zeer groot deel ka
tholieke plattelanders betrokken.
4. Oorzaken van dezen geloofsafval der
plattelanders liggen eenerzijds voor een
groot deel in dc stad, anderzijds voor een
niet gering deel op het platteland.
5. Naast ingrijpende veranderingen ter
keering van de plattelandsvlucht, zullen
èn op het platteland èn in de steden ziel
zorgers en in\*loedrijke leeken geen raiddel
onbeproefd mogen laten om den platte
lander bij zijn trek naar de stad te bewa
ren voor afval op godsdienstig, sociaal en
politiek gebied.
L
Verschenen is het advies van de Rijk*- j
commissie voor de Monumentenzorg over
dra herbouw van het Leid .cue Stadhuis,
uitgebracht, aan B. en AV. A\i| hebben reeds
oenigen tijd geleden een kort resumé vau
dit adres gegeven.
Voor de belangstellenden en deskundi-
gen lezer willen wij het rapport, vandaag
en morgen in zijn scheel publiceercn.
Gesteld voor de vraag, of het wcnschr-
liik is bij den herbouw van het stadhuis
den grootendcels nug aanwezigen ouden
voorgevel te bel,ouden, l.eeft do Afdceling
gemeend, dat do beantwoording daarvan
afhangt van twee omstandigheden;
lo of van den gevel voldoende is over
gebleven om het mogelijk te maken hem
te herstellen op zoodanige wijze, dat met
een nagemaakte anti-,uitrit ontslaa maar
een in hoofdzaak oud werk bewaard blijft,
■>o of het. mogelijk is, bij behoud van
den gevel, daarachter een stadhuis te bou
wen dat aan de in don tegenwoordige.!
lijd daaraan tc stellen eischeft volkomen
voldoet.
Voor het vestigen van li are meening heelt
onze Af deeling deze beide vragen onder
de oogen gezien.
Daar de onderbouw van den toren,
nog stond, loon zij met haar onderzoek
begon, se 'ert, op haar advies, grootendeels
ges-looot is moeten worden, kan i»n „Her
stelling" vau den toren geen sprake meer
zijl) en blijft alleen ae vraag, of het wen-
scheliik is hem in den ouden vorm te her-
Het verslag van hare bevindingen laat
zich aldus splitsen in drie hoofdstukken:
A. Dc mogelijkheid van restauratie van
den voorgevel.
B. De bruikbaarheid van dien gevel
voor een nieuw stadhuis.
C. De toren.
A DE MOGELIJKHEID VAN
RESTAURATIE VAN DEN VOORGEVEL.
I. BOUWGESCHIEDENIS.
Tot. recht verstand van hare beAindiu-
gen cn daarop gegronde beschouwingen
moet de Afdceling beginnen met een be
knopt overzicht van -lo bouAvgeschiedenis
van het stadhuis, waarvoor, behoudens
kleine afwijkingen, liet i;esiiltaat 'Ier on-
derzoekingen van Uwen t.rmeente-urehi-
vnris, Mr. Dr. Overvoordc, kan worden ge
vuld'. ii-
Tïcl stadhuis in zijn gedaante van voor
den brand is ontstaan door dc verbouwing,
en vergrooling van een vijttiende-eeuwsch
stadhuis, bestaande uit een f
renden rechthoek van ruim 12 bij 11 M„ °P
welks noordoosthoek een oudere toren
slond, met enkele kleine vertrekken er
omheen. Dit stadhuis was met ineens ge-
bound, maar in den loop vnn ilc vijftiend.
ppuav tot de genoemde afmetingen 0e-
"loeid door op verschillende tijdstippen
uitgevoerde vergroo'tingoh, waarvan m den
plattegrond slechts zeer enkele sporen zijn
terug te vinden, omdat de zware dwars-
muren - gewezen buitenmuren die men
als gevolg van dezen gang van zaken
verwachten, geheel ontbreken.
Men schijnt Ie moeten aannemen, dat het
stadhuis, loen het tegen het e.nc der vijf-
I iendc eeuw zijn Sr™t5tc "Prcrv lakte vel"
kregen had, uil twee verdaymgon bestond,
"clilkvloers in hoofdzaak voor Koophal be
stemd en op de verdieping voor raadzaal
en secretarie, welke ruimten alleen door
lichte muren en schoften waren on
dl eld. Dit gemis aan zware, to! in de kap
doorgaande dwarsverbindingen is mede
o, rzaak geweest, dat de in den
telijken hoek begonnen brand zich
snel en gemakkelijk door hel gansehe ge
bouw heeft kunnen uitbreiden.
Ten noorden sloot bij liet hoofigebou
een wat hoogere. 6.80 M. bicedo aanbouw
ailë,ilkPegnestrdekg:ki"u:Jr afbcciding in bet
Chaertbouc" van pl.m. 1-.88, waren de
voorgevels van het hoofdgebouw en den
aanbouw bekleed met wil ie natuursteen.
Ill 1595 besloot men ,.et booldgebouw
da: tijdens, het beleg nogal bad ge.eden,te
voorzien van een meuAve faqado, Aolgens een
olftvverp, dat - naar ons inzien 'ereent
aan den Haarlemsehen bouwmeester Lieven
de Ivey wordt toegeschreven. Mr. Over-
voorde heefl betoogd, en ons ondeizock
heeft bevestigd, dat deze verbouwing
heeft bestaan in hot plaatsen van een nieu
wen gevel tegen het bestaande gebouw.
Wij hebben inderdaad bevonden, dat men,
blijkbaar na den voorgevel tc habbcp ont
daan van de natuursleonbeklecrling, le
gen de omstreeks 0.70 M. zware kern, e-
staande uit tamelijk «acute baKbtoon van
■>o x 10 a Min» 5 cnl-> ee" h»"4t®cn«
muurtje Weeft opgetrokken van een Klei
nere maar veel hardere steen (-0
3.Ö cm.) en op ecnigen afstand daarvan
de nieuwe bekleeding gesteld, bestaande
„it slechts S a 10 cm. dikke P aten van uit
Bückeburg aangevoerde zandsteen. De 3
a 1 cm. wijde spouw werd gevuld met een
vette kalkspecie, die, daar staartstukken
nf andere verankeringen geheel ontbreken,
de eenige verbinding vormt lussohcn dc
bekleeding en den eigenlijken muur.
Het aantal vensters bleef hetzelfde, m.ar
de assen werden hier en daar een weinig
verschoven, zoodat de nieuwe neggen niet
overal onmiddellijk aansloten b.J de ouoe,
waardoor ruimten overbleven, ulo men om-
kokerde en opvulde met puin "n ka.K.
De vloeren bleven liggen op de oude bm-
ten, ondersteund door karboois, verbonden
aan muurstijlen, die geplzatst waren in de
muren uitgespaarde sleuven van A
UZoo komt het, dat de zoo monumentaal
en massief schijnende muur reeds vóór uen
brand op verschillende plaatsen innerlijk
was verzwakt en overal weinig samen
hang had.
Terwijl de vijftiende-ceuwsche gevel ho
rizontaal bekroond was door een uitge-
kraagde weergang mei zes spietorentjes,
kreeg de nieuwe gevel sterke verticale ao
ha^plaats'fn'd^jaren'^roT' '"t S'ad,1"i»
de .lidelute vleugel me, 11
Rij dit nieuwe deel Averrl ,ir> - i
handeld eclmel in nn,r„ ^veI bc-
Daar de -ovel van l ,oMaa"do 'oppen,
werd opgetrokken, bestaat "f "T""
van baksteen in hnii V-- 0Pn kern
s-U et een boMeedh p!"™'uil RCmcl-
zandsteen 3 ln Mokken van
bouw bestaan, die i.,' 11 aau-
dMijk b,j de busfauS,™" .fnn'lsr"OC-
topgevel had lerloren Jn
door™e!ra:'iLön',r0iding V'""1" in H
Jen van den aanbouw",, 'C" noor"
'"Wovel
'ot .735, toen^ht^orbouwJeln a"'
trant van het overige -le.l v don
kwam een drielieh'tv^'i.?1^ vecr'w "|S
belumd5 b?cekd°el hCt ">sen let "mr'
Later i3 het stadhuis nog verwroet
den aankoop van. i wee J r
920m,eMgeVellengt° «""M' daardoor' k.t
H. TOESTAND^VAN^DEN GEVEL NA
invdóëd"^ Imrvimr hertj' ""mi'1<JfI'ïkcn
den door de tijdens en m, !l i g°V°, goI°-
veiligheidsmaatregelen" v™ g0"°-
die hebben bestaan i„ l,.i mover 1
vel toppen" de drie ^beeïdho^e" ge? l'
°°rf°ZeL4"ChIZrtaner^Lrlk0'^ b°" i'
x,ca;r™;:r
wat le vstaau van den gevel redden
Jewee t deeVaS'
f Je toPPc» te scheren of f.
tuien, dat zij „og enkeIo r|agcn
unncn blijven staan, om daarna behoed
«aam afgebroken le worden.
Mocht hierbij inderdaad overijld
panden, dan grfoof,-,,. dat de oLZ
dl heden dit goeddeels verontschuldigen
Onverdedigbaar echter komt hel haar
2 0,nstoote„ van de,, mi"
n iop, geen maatregelen zijn -en
Zï'dho TB"°'"C" an Je hek™»-de
zakken ln'"" !°gSCn "»d-
zakken legen en op de balustrade, „m do
monumentale stoep beschermen ,Jn
heeR M n",'8 d0°r Ta"ende "frrkken Men
heeft blijkbaar al te zeer vertrouwd, dat
de geheele top naar adderen zou vallen
kmnT-H Cke"inp ",etlC SCh°"d™. d>"
terecht t daartI°01' ,oor deel
terecht komen op de stoep.
Nu de toppen grootendcels waren ver
.nder\oek°rweeleddiVdj:lrCSe,e" "ei
«fveer^cs^deo1 T d""
elkander eelc-d nm I ats aa'1
er van. Een voort-reffehiko nimf*
bereid 'biWk^hiertoo^herS gemeC,nt®
Wsy di ^»M
Kjiksmonumcnten de heër H tn°H d0
tWefbedschikki"gMiniSnr.V'''' Ó- K' cnw!
gesteld, is erin" gedaagd 'u'r'"eCj"e'jCSt'i""'
stukken en brokken d- ren e„ n"
volledig samen te stellen ™S»noeg
Nadat de s*tciirer AA'as rtn.i 11
dekZ™D!
A'el flip vieelcn Aan don ge-
afgebroken en ëëf: aa"' ",0Ct?" "'OTd-
de noordelijke aanbouwen uit ln6e
de laST dCr benedenvensters tol onde'r"
v"nb07Vb"dCTIS V""
fees in den zuidelijken aanbouwf""™'8-