HET BLINDE PAARD WEEK-END LIED VAN DEZEN TIJD OD.CVPN VAN EEN WANDELAAR LXXIII. Op een van mijn wandelingen door de stad, waar de Technische Hoogeschool staat, werd op c>ens mijn aandacht getrok ken door een in het oog loopende drukte, Welke zich concentreerde in en om den Doelen, waar de bijzondere gebeurtenissen plachten plaats te grijpen Wat was toch wel de reden van dr drukke verkeer en waarheen gingen al die officieele personen in galakleeding. Het raadsel werd mij al spoedig bij navraag opgelost. Hier stond te gaan gebeuren de promotie van Deter- ding en Stork tot doctor honoris causa in de technische wetenschappen. Een onder scheiding van zoo groote beteekenis en van zoo verstrekkende draagkracht, dat wij er aanleiding in vinden er even bij te blijven stilstaan. Gelukkig het land dat zijn groote mannen weet te eeren, dat weet te beloonen, wat door de jaren met onver- moeiden ijver en steeds werkzame energie is\ gedaan voor de gemeenschap en de cul tuur en zoodoende onschatbare diensten bewees aan land en volk, ja. tot ver buiten de grenspalen den roem des lands wisten te vestigen, vaak onder de meest ongun stige omstandigheden en met bekampen van groote moeilijkheden, die de ontplooi ing van de energie 'tegenhouden en ook veel werks tot onvruchtbaarheid doemen. Doch dat was voor die twee eminente man nen geen beletsel, dat alles kon hun ex pansieve talent van orgamseeren niet aan banden leggen; integendeel, de tegenslag heeft hen vaak tot de grootst mogelijke krachtsinspanning geinspireerd en boven mate bevrucht den zoo krachtigen geest, die tot initiatief, als het ware, was gebo ren. En hun arbeid aan den openbaren weg is niet gespaard gebleven van critiek, scherp, soms vernietigend doch dat kon niet beletten, dat. wat zij zich voorstelden te bereiken, inderdaad tot verwezenlijking kwam, ten spijt van de albedillers, de stuurlui aan den wal, die wel critiek kon den leveren, doch niet in staat waren, om den uitbouw te bevorderen. Zoodat wij maar willen zeggen dat De- terding en Stork een paar menschen zijn, waar een wereld tegen opziet en wier groote werkkracht de bewondering trekt van elkeen, die arbeid weet te waardeeren en deze ziet als bron van welvaart. Of in het maatschappelijk leven door al len er evenzoo over gedacht wordt, meenen at ij sterk te mogen in twijfel trekken. Im- meis, er zijn er in onze dagen zooveel die werken als een soort spielerei" beschou wen, als een vermaak, waarbij de vrucht A^an den arbeid op de laatste plaats "komt. Dezulken beschouwen deze arbpid als een als een zware last, en geen spier blij heid vergezeld dezen arbeid, integendeel, talent en lichaamskracht worden vaak ver waarloosd en de resultaten zijn dan ook meestal beneden nul. Komt het niet dage lijks voer, dat menschen, op een bijzondere wijze toegerust met eigenschappen, die den arbeid tot de hoogst mogelijke productivi teit kunnen opvoeren, door eigen schuld niets bereiken. En daar tegenover staan er middelmatige talenten, die op bijzondere wijze slagen en in breede kringen de a-an- daohfc -trekken, door hun praesfcatres. De wil, zijn tijd goed te besteden en de ge meenschap zoo krachtig mogelijk te die nen, zijn de factoren, die vaak de middel- matigen opvoeren tot krachten, die ons ver rijken met de producten van hun steeds werkzamen en speurende geest. Ook op de gemoedsgesteldheid werkt dit in; blijheid en tevredenheid zijn bij dezen in ruime mate aanwezig en met opgewektheid ver richten zij gaarne hun arbeid, terwijl de tragen vaak ongenietbare naturen hebben, niet vrij van vadsigheid, en zuurkouwerij. Het heeft de wereld nooit ontbroken aan mannen en vrouwen, die den arbeid hoog hielden en hem begrepen als de grootste schat, die' blijheid, scheppings vermogen en de middelen tot onderhoud aan den mensch verschaft. En als wij in onze dagen wel eens twijfelen of dat juist begrip nog wel leeft in dit geslacht, dan is daar alle reden toe; dan staan wij met een bang hart ook gade de mentaliteit van het jongere geslacht, dat in breede lagen zich een houding geeft, alsof arbeid voor hen een dwaalbegrip -is, een woord uit het verre verleden. Meer nog, er zijn er velen, die tegenover het handwerk staan met een diepe verachting, als ware dit iets min derwaardigs. Kantoren zijn vaak overbe volkt en er wordt een schamel stukje brood verdiend; de studiegelegenheden zijn even eens meer dan belast: studeeren. En, als men dan nog na een tal van teleurstellin gen en slechte examens slaagt, dan eerst begint de zoo moeilijken strijd op den ar beidsmarkt, waar er zoovelen zijn, die reeds jaren dingen naar een emplooi, doch anderen telkens zien voorgaan, ook omdat deze rijker aan kennis zijn en niet schro men den arbeid, die zoo noodig is om op den maatschappelijken ladder «enige spor ten hooger te stijgen. En daartegenover vragen de werkplaatsen handAverkers, die toegerust met een ernstigen wil en een do sis levensblijheid, volop gelegenheid heb ben, om zich een eerlijke en gocdbeloonde positie in de maatschappij te verschaffen. Wij willen niet beweren dat'liet misluk ken van velen alleen ligt aan den jongen mensch. Ook vele ouders hebben schuld. De idee, dat uit hun kinderen wel wat an ders kan groeien dan een vakman of win kelier doet hen reeds in de wieg den weg afbakenen door hun spruit te betreden, en het is eénriiooge zeldzaamheid als men daarin verandering brengt. Als Deterding en Stork hun energie in andere richting hadden moeten ontwikke len en gestuit waren in de ontplooiing van een ongebreidelde energie, een wijs door zettingsvermogen. wij zouden verstoken zijn gebleven van de gelegenheid onzen Hollandsche jongens een weg te openeh, waarlangs een levenspositie is te bereiken. Want dit is ontegenzeggelijk waar: er zijn er zeer velen, die aan deze twee menschen hebben te danken, wat zij nu zijn geworden. Waarin voor het levende geslacht een les van zeer groote waarde ligt: werk met energie ,met lust en blijheid en span er alle krachten voor in Wandelaar. Een vertelling van Anton Höfer. Er zijn van die menschen die al wat God hun aan goedheid, vriendelijkheid, naasten liefde en andere schoone deugden geschon ken heeft altijd op de beste manier weten te gebruiken, zoodat zij door iedereen ge acht en bemind worden terwijl iedereen hun dankbaar gezind is; hun naam zal steeds met eere genoemd worden. Er zijn echter ook menschen die deze goede eigenschappen eveneens bezitten, maar dan verborgen onder allerlei gebre ken en ondeugden. De mensch heeft helaas maar al te veel gebrek aan inzicht en zuiver oordeel om die hoedanigheden te kennen en naar waarde te schatten, zoodat het vaak alleen aan Gods Voorzienigheid te danken is, dat de echte en eigenlijke waarde van deze menschen aan het licht komt. Meestal geschiedt dit voor een mooi doel en met verdienste voor de eeuwigheid, evenals im mers al het aardsche, al het vergankelijke in dienst van het onvergankelijke staat. Dit blijkt «ook weer uit de geschiedenis van een boer, die in een afgelegen dorp aan de Duitsch-Russische grens woonde. Hij was een dronkaard en verlcAvister zon der weerga, toch werd hij daarom door nie mand veracht, vooral omdat hij overigens een goede kerel was. Er waren genoeg man nen in het dorp die evenveel dronken als hij, maar er was een groot verschil in die mannen; onze boer mishandelde zijn vrouw nooit, al was hij nog zoo dronken, maar hij liét zich een geduchte aframmeling van haar welgevallen; en het mooiste was nog, dat hij haar later groot gelijk gaf, dat hij slaag verdiend had; want hij was verplicht om te werken voor zijn vrouw en voor zijn kind, anders waren zij er alle drie mee be drogen. Hij vond het zelf zeer vervelend, dat hij telkens aan zijn ondeugd toegaf en had heel graag het drinken gelaten maar helaas hij was niet sterk genoeg. Telkens maakte hij goede voornemens, maar ook telkens hendel hij weer in zijne kwaal en hij leed er ontzettend door, hij maakte zich zelf de grootste verwijten en noemde zich een lafaard en een vent van niets.maar even dikwijls gaf hij Aveer toe aan het verderfe lijke kwaad. Daarom dreven de buren en kennissen den spot met hem, evenals met zijn goedhartigheid en toegevendheid. Hij had n.l. slechts zelden zin of kracht genoeg om voor zijn eigen gezin te werken of om zelf den kost te verdienen, maar uit pure goedheid werkte hij des te vaker voor anderen, zonder daarvoor eenig loon te ont vangen. ,,'t Is niet de moeite waard om er over te spreken", zeide hij wanneer men hem vroeg wat hij verdiend had en dan werden zijne diensten meestal betaald met jene ver.... daaraan kon hij nooit, weerstaan. Was hij eenmaal dronken dan werd hij uitgelachen en voor den gek gehouden en als men er gënoeg van had, stuurde men hem naar huis. Dan kwamen de dronke- manstranen, het dronkemansverdriet. Wanneer zijn vrouw hem in dien toe stand zag, werd ze bedroefd of kwaad en het kind-.staarde hem met groote oogen aan, kortomhij was een ellendeling, die door niemand kon geholpen av orden. Wie had zich ook om zoo'n klein, afge legen dorpje kunnen bekommeren Het scheen wel dat de menschen, die hier avoou- den uit de maatschappij "verbannen waren! t)e armzalige, met stroo gedekte hutten stonden hier en daar verspreid in de open plek van een bosch, dat aen de eene zijde aan een uitgestrekt onbegaanbaar moeras grensde én aan de andere zijde overging in een dicht reusachtig groot oerwoud Tusschen het moeras en het woud lag een eenzame, slecht onderhouden drassige Aveg die naar het dichtbijgelegen dorp leidde de afstand was intussclien nog minstens1 een halve dagreis en van dit dorp uit kon men langs betere straten de stad, een grensvesting bereiken. De boer reed nogal vaak naar dit dorp, Hij had er altijd een of ander te doen en dacht er zelfs niet aan, om zich te bedrin ken, maar waar kon hij anders gaan rusten dan in een herberg? En als hij ook maar een kleinigheid gedronken had, dan kon hij niet meer weerstaan! Gelukkig, dat hij op zijn terugweg een voorzichtig en betrouwbaar paard had! Het dier was weliswaar blind, haast ner gens voor te gebruiken; maar die eene lan ge, weg naar het dorp en weer terug vond het zoowel bij dag als bij nacht met dezelf de zekerheid en zonder teugel of zweep! De boer kon onder het rijden gerust sla pen, het blinde beestje bracht hem gemak kelijk en behouden thuis, zeker zoo goed als een paard met goede oogen, want het schrok nooit voor een dwaallicht of voor een opgejaagd dier in het woud. Ieder ander in het dorp zou reeds lang zoo'n gebrekkig dier geslacht en zijne huid verkocht hebben. De buren raadden hem dikwijls genoeg aan 0111 toch zoo'n onwil lig dier weg te doen uit zijn stal; Avant behalve het blinde paard had de boer ook nog een gezonde klepper die de boerin gebruikte voor bet werk op den akker, maar die goede raad werd niet gevolgd. De zonderlinge drinkeboer was niet al leen vriendelijk en goed voor de menschen, hij hield ook veel van dieren en menige driftkop had aan hem een voorbeeld kun nen nemen. Daar hij echter heelemaal niet in aanzien stond, was ook dit weer een re den te meer, om hem uit te lachen en te bespotten. Niemand wist dat hij het blinde paard met een heel bijzondere liefde be minde niet alleen, omdat het hem zoo vei lig naar huis bracht, maar vooral omdat hij zoo'n medelijden had met het dier, omdat het blind was. Toen kwam dc dag, waarop God den ellendigen zivakkeling om zijn geringe deug den uitverkoos en hem boven alle anderen verhief Het was een heete, droge zomer, zóó droog, dat het reusachtige woud begon te branden, zonder dat men de oorzaak hier van kon aanwijzen. Het duurde lang voor men het gevaar bemerkte, want van het dorp uit had men geen ver uitzicht en de brand had al dagen lang nu hier en dan daar geAvoed. Toen echter allerhande wild en gevogelte in groote - scharen uit het diep ste van het bosch gedreven werden, toen zelfs een arend, die' men sedert mepschen- heugenie niet meer g?ezien bad in de nabij heid van het dorp ointdekt Averd, toen zich langzamerhand een hiarsachtige brandlucht begon to verspreiden, gingen de boeren op onderz ek uit. Een b ocht door het bosch bevestigde hun bange1' vermoedens. Het vuur was weliswaar n og ver af maar wie kon zeggen, waarheen l iet zich Avendcn zou? Achter hen lag het mo' eras. Vandaar dreig de geen geA'aar. Zij b.esloten dus rondom het dorp „een breeden sloot te graven in een groote halven cirke I. Mannen, vrouwen en t anderen gingen aan het Averk. Van den vroegen morgen tot den late nacht Averd er gej ;raven. Maar daar moesten ook boomen ge\ reld worden en dat werk vordert slechts kragzaam. Sommigen werden zóó moe en oa erspannen, dat zij him gereedschap Avegf'slingerden en Aveg- gingen.... morrend... omdat het werk misschien toch wel tevi 'rgeefs was, -als het vuur tenslotte niet zom komen. Het vlijtigste en hei - meest onvermoeid werkte onze boer, die in deze dagen aan geen drank scheen te denken, al had hij er misschien meer dan ooit behoofte aan. Hij wist ook telkens albes het beste te re gelen, wanneer er iets e doen vielhij toonde daarbij een overleg en kennis van zaken, die allen verbamsd deed staman en hij beproef do telkens de; moedeloozen door Avoord en voorbeeld aan. te sporen. Toen de nacht a&nbr.-ak on zij het werk van dien dag overset louwden, moest hij echter met de anderen bekennen dat hun aantal niet voldoende a»v&s en dat zij hulp noodig hadden, wannerjr het groote uitge strekte woud rond hen in vlammen zou op gaan. De met rietgediekte hutten zouden wel heelemaal niet t e. redden zijn en zij zeiven en hun vee eia hunne bezittingen? Achter hen lag he't moeras. Wel waren er daar' tengevolge d or langdurige droogte hier en daar smalle p.aden en kleine eiland jes ontstaan; al zouolen ze dan het veege lijf kunnen bergen.Wat dan nog? Moes ten zij dan, afgesche iden van de wereld, den hongerdood sterven? In heel den omtrc'-k Avas geen hulp te ha len. De soldaten uit de vesting Avaren mis schien de eenigén, die over voldoende ma teriaal en krachten beschikten, om een boschbrand te blustschen en daarom zou een hunner te paaren naar het dorp en ver der naar de stad rijolen. Maar eenig© uren] later Avas deze weer terug en meldde rulet ontzetting, dat do brand óp één plaats! tot aan den Aveg bij hett moeras doorgedrongen Avas. Ondanks alle moeilijkheden haól hij toch den rit wil len doorzetten, maar «ijn paard wilde geen stap meer doen, toen he'.t de hoog oplaaiendo vlammenzee zag, die dfcn nacht onheilspel lend en spookachtig voorlichten. De menschen stondem daar als verlamd van schrik bijeen, nu het tV>t hen doordrong dat zij als in een val gevangen zaten, den dood voor oogen.... alleen van God kon nog redding komen. Maar toen allen rade loos waren en niemand uitkoinst wist. toen sommigen begonnen te bidden en anderen zich aan vertwijfeling overgaven, en Aveer anderen hunne geringe bezittingen naar het moeras brachten, zadelde onze boer zijn blincl paard en'nara af scheid van zijn vrouw die zachtjes begon te weenen. „Ik moet het probeeren" zei hij „mie- schien kan ik zoo alles goedmaken. Wa.»r. om had God mijn paard anders blind laten worden? Ik ben tot niets anders van eenig nut, dan misschien voor dit eene, en dat wil ik nu ook doen." Zijn gezicht had een vroolijke uitdruk king eu zijn vrouw antwoordde treurig: „Rijd, ik kan je niet terughouden!" De boer reed weg, niemand zag het, en toen hij een eind gereden had, bond hij zich met een riem op het zadel vast zooals hij wel meer gedaan had, al was het dan om andere redenen. Op goed geluk dreef hij toen zijn paardje .an, en het draafde flink door. Hij was niet bang voor het vuur dat opzij aan den boschrand oplaaide en alles verteerde. De hitte en rook werden haast onver- dragelijk en paard en ruiter kreunden en hijgden naar adem.... En toen de ruiter tenslotte het beAvustzijn verloor.... jaagde het beest angstig met wijd opengesperde neusgaten voortsteeds sneller en snel ler.. Het drong zich door het gevaar heen en toen het eindelijk het brandende woud achter ziqh had en zijne longen zich weer met frissche lucht vulden, toen Averd het weer rustig en kwam in het dorp bij de herberg aan. Men kende ze allebei, maar zij zagen er uit, als kwamen ze uit de hel. Daar men intussclien in het dorp reeds uit verschei dene teekens opgemaakt had, dat er brand uitgebroken was in het woud, vermoedde men ook het gevaar, waarin het afgelegen dorp zich moest bevinden. Men maakte den ruiter los van zijn paard, goot vocht tus schen de lippen en tenslotte gelukte het toch, hem tot zichzelven te brengen. Toen vertelde hij van het dreigend gevaar en spoorde aan tot onmiddellijke hulpverlee ning. Nog denzelfden nacht trok de bezetting de stad uit om de hulpeloozen te redden. Hoe verbaasd waren de boeren, toen den volgenden morgen de soldaten kwamen om het begomien werk te voltooien, juist toen de nood het hoogst gestegen was en zij aan iedere redding Wanhoopten! Wel hadden de menschen uit het dorp vernomen dat de boei met zijó blind paard vertrokken was; maar de dronkaard scheen hun niet moedig genoeg om zulk een waag stuk tot een gelukkig einde te brengen. Daarom was hunné verwondering nu des te grooter en vroegen -zij naar hem. Maar nie mand wist iets van hem. In hun geluk ver gaten zij hem toen Aveerzij hielpen de soldaten in den strijd tegen het vuur en nadat het gevaar bezworen was, slachten zij een varken en noodigden de soldaten te gast. De boerin echter zat met haar kind voor de diiir van liare hut en wachtte op de te rugkeer van haar man. Maar zij Avachtte tevergeefs. Na twee dagen spande de boerin haar gezond paard voor den wagen en ging met haar kind naar het dorp. Zij deed navraag in de herberg en daar ver wees men haar naar de stad, Avaar haar man in het hospitaal lag. De boerin reed haastig weg en kwam juist op tijd om hem te zeggen, dat het dorp gered was. Toen gleed er 'n lachje over zijn gezicht dat er haast onkenbaar uitzag. „Nu is het goed", zeide hij.en' stierf. De bor nam hét lijk mee in den wagen en reed naar huis. Onderweg vroeg zij overal naar het blinde paard, maar nie mand wist haar te zeggen, Avaar het beest dien nacht gebleven Avas. Of het gestolen was, of weggeloopen en verdwaald., mis schien gestorven., men wist het niet. Toen ging zij eindelijk naar huis voor de armoe dige begrafenisplechtigheid. Dc boeren deden niets om den redder van hun dorp te eeren en de woorden, van den priester, die van een andere plaats gekomen was, konden de verachting waarmede men den overledene altijd behandeld had, niet weg nemen. Toen echter den volgenden dag plotse ling het blinde paard in het dorp terug kwam, vermagerd, verschroeid, met brand wonden bedekt, en zoo een spreke tul ge tuigenis aflegde voor de heldhaftige daad van zijn meester, toen schenen hun pas do oogen open te gaan. Zij begonnen nu don lof van hun redder te zingen en iederen dag, in de herberg cn op het veld werd er over niets anders gesproken. Na verloop van tijd begonnen zij den dronkaard te missen, omdat er niemand onder hen a-oor niets zooveel werkte. Hij werd de beste van allemaal. De minste vriendelijkheid, dc geringste daad van goedheid, die de doodc hen ooit bewezen had, werd nu aan de vergetelheid ontrukt. Langzamerhand geraakte zijn on deugd in het vergeetboek, de deugden straalden in helder licht. De geschiedenis van het brandend bosch, het blinde paard en den koenon ruiter werd de geschiedenis van het dorp en zij wordt daar altijd nog met eere verteld. DE TOESTAND IN CHINA. Uit ontvangen berichten uit 4 provincies van China dat de hongersnood thans steeds meer slachtoffers' maakt, evenveel als de moorddadige oorlog. De dooden worden bij duizenden geteld. Wat de toestand nog treuriger maakt is de onmogelijkheid van de levensmiddelen naar de beproefde stre ken te vervoeren. Do levensmiddelen, die in de hulptreincn liggen opgestapeld, bederven op de plaats zelf, daar de desorganisatie van alle tak ken van dienst en de politieke troebelen iedere georganiseerde expeditie onmogelijk maken. Uit Lanchow, Provincie Kansu, op dè grens van Thibet en Mongolië, waar de missionarissen van het Goddelijk Woord AVerkzaam zijn, meldt men, dat de schors van de boomen en de wortels, waarmee de bovolking zich tot nu toe voedde, niet meer te vinden zijn. Zelfs deze onvoldoende bron is er thans niet meer. Uit Suiyuan, in het Noorden van Shansi, wordt bericht dat de toestand steeds erger Avordt. Door de algeheele desorganisatie van het transportwezen is het absoluut on mogelijk geworden deze verre Missie te hulp te komen. Déze proA-incies heeft aan zienlijk hoeveelheden graan te Fa Tong aangekocht, doch men kan ze niet laten ver voeren. De locomotieven staan buiten ge bruik en de treinen staan verlaten aan de stations of zelfs in de bergen. Dit Vica riaat wordt bediend door de Paters van7 Scheut. 1° het Vicariaat Tsingtao, aan de oost kust Ao,n Ohan-Foung, waar de Missionaris sen A'an het Goddelijk Woord werken, voe- gen zich nog twee nieuwe plagen bij de hongersnoodbandieten op zoek naar a'oed- sel overvallen en plunderen de dorpen en zelfa niet versterkte steden, en de sprink hanen hebben a]ie hoop op de komende oogst weggenomen. De Franciscanen van Zchang in het Zuid-Westen van Houppé berichten den treurigen toestand lp het. District Kinen. Verscheiden dorpen vtp dit district zijn ge heel ontvlokt. Allen die nog krachtig ge noeg waren zijn uitgetrokken 0p zoek naar voedsel. In andere dorpen daarentegen blijven allen tot den laatsten man, daar ze hun. woning en him kerkje niet verla ten willen. De Katholieken zijn in deze vier provin cies ten getale van ongeveer 130.000. Het aantal Katholieken in de gebieden die door deze vreeselijke plaag worden bezocht over schrijdt het half milfioen. SCHOONMAAK Nog steeds is or geen man opgestaan 'b mag oolc een vrouw zijn die in de ge schiedenis der schoonmaak, heeft ingegre pen zooals Mussolini in de historie van Italië ingreep, ministeries opruimde, bur gemeesters den borfs gaf en alle Italianen netjes aan het werk zette als brave kinde ren. En toch, zoo iemand hebben we noodig. Nu avc ons hier echter voorloopig nog niet kunnen a-erlieugen in oen onaantast baar Fasoisnie, welker opperfascist be paalt, wat. de vredelie\'ende staatsburgers wél en Avat zij niet mogen en moeten doen, moeten we het op een andere wijze zien klaar te spelen en wel door middel van een partij, de nnti-schoonmaakpartij. Is er in onze \-rije staat niet plaats voor iedere partij vanaf de S. D. A. P. tot den Wurmenzoekersbond? En zou er dan geen plaats zijn A-oor een anti-schoonmaakpartij?' Ieder jaar herbegint die invasie van wa ter, zeepsop en boenders op denzelfden tijd. Het lijkt wel een natuurwet geworden te zijn, waarbij het vrouwelijk element zijn schoonmaaklusten botviert en de manne lijke helft gedoemd is de grootste rampen met gebogen hoofd te aanvaarden. Zooals het in December koud en in Aug. heet is, zooals de katten muzikale in spiraties krijgen in de maand Maart, zoo barst in April de schoonmaakwoede los en nog geen is er gOA-onden, die deze invasie hoeft kunnen koeren. Ja, misschien één is er, die dit in zijn leven klaarspeelde, door de wijze van op treden tegenover zijn omgeving. Napoleon. Want lezen Avij niet in de geschiedenis van dien groeten.man, dat. hij lijdende was aan een maagkAvaal en deswege niets an ders dan kip en soep en soep en kip mocht consumeeren? Hij gaf hen, die in zijn dagelijksch leven 1 voor hem moesten zorgen, gewooniveg geen gelegenhêid om iets anders te doen, dan enkel en alleen aroor hem te zorgen, zoodat zij a-oor andere zaken als schoon maak absoluut geen tijd hadden. Zoo wist men nooit op wolk uur Nap zou verschijnen om zijn middagmaal te gebrui ken en toch moest bij zijn verschijnen het middagmaal onmiddellijk worden opge diend. In de keuken begon men dus 's morgens om 9 uur reeds kippon te braden en de kip die reeds gaar was, als Nap nog niet ver schenen Avas, werd de deur uitgeslingerd, waarna de volgende kip een poging wagen mopht om als voedsel voor den veldheer te dienen. En zoo kon het gebeuren, dat op een dag de acht-on-zeventigsto kip door den generaal Averd verorberd cn ze\'en-en-zc- ventig gare kippen als „ontijdig gaar" wer den afgekeurd. Zulk een geschiedenis lijkt me uitstekend geschikt als grondslag van do statuten voor de anti-schoonmaakpartij. De leden verplichten zich dan iederen dag van het jaar, die stelregel toe te pas- Als het dan September is en moeder vraagt haar man, hoe laat hij zal komen eten, antwoordt hij, dat hij dat niet weet, maar dat hij bij zijn thuiskomst de spijzen onverwijld wil zien opgedischt. En als zij dan vraagt, wat dat nou voor een manier van doen is, zal hij ten ant woord geven, dat hij dat wel moet doen, daar zij apders in April zal gaan schoon maken. Ik propageer daarom dc oprichting van de anti-schoonmaakpartij en ik wil wed den» dat liet helpt. DANIëL. OUDE LUJSTER. U is misschien van een familie, Welks oorsprong U niet is bekend. ;t Is door den tijd misschien vergeten, Dat u heel chique geboren bent. Uw overgrootbedaehteroudors, Die waren wellicht van een stand, Die eens den grondslag hielpen leggen Van wat nu is, Uw vaderland. Misschien avcI kwamen zij, uit Spanje, Het land van liefde, licht en zon, Hij was misschien wel generaal eens Ten tijde van Napoleon. En wellicht Avas zij hovelinge Aan 't hof van koning Manogaan; Of heeft miBschiea hun beider wiegje In 't verre Turkestan gestaan? Laat uw FAMILIE-WAPEN op sporen en/of in kleuren teekenen. Inl. en nazoeken gratis. (Advertentie). Misschien klonk in de Middeleeuwen Reeds luid de stem van Uw geslacht, Of werd reeds jaren vóór Columbus Uw stamboom wijd en zijd geacht. Aan d' and're zijde van de wereld Kan uw geslachtsboom zijn geplant, Of heeft z' haar oorsprong soms genomen In een of ander Kafferland? Aan d' oeA-ers van de Mississippi, Dien wijdbekenden wereldstroom, Kan ook voor eeuwen her geplant zijn Het zaad van Uw familieboom. Daar waar nu nog dc golven klotsen, Tienduizend mijlen hier vandaan, Daar heeft misschien de eerste voetstap Uws achtergrootpapa gestaan. Nu is u slager, koekebakker, Of ambtenaar van stad of land; U is nu kellner, boomensnoeier Of redacteur van eene krant. Hoe 't zij, uw stapaboom ligt in 't duister Er is geen glorie, roem en eer; Maar ik herstel den ouden 'luister En uw familiewapen weer. TROUBADOUR. 3

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1929 | | pagina 11