HET BLINDE PAARD
WEEK-END
LIED VAN DEZEN TIJD
OD.CVPN VAN EEN WANDELAAR
LXXIII.
Op een van mijn wandelingen door de
stad, waar de Technische Hoogeschool
staat, werd op c>ens mijn aandacht getrok
ken door een in het oog loopende drukte,
Welke zich concentreerde in en om den
Doelen, waar de bijzondere gebeurtenissen
plachten plaats te grijpen Wat was toch
wel de reden van dr drukke verkeer en
waarheen gingen al die officieele personen
in galakleeding. Het raadsel werd mij al
spoedig bij navraag opgelost. Hier stond
te gaan gebeuren de promotie van Deter-
ding en Stork tot doctor honoris causa in
de technische wetenschappen. Een onder
scheiding van zoo groote beteekenis en
van zoo verstrekkende draagkracht, dat
wij er aanleiding in vinden er even bij te
blijven stilstaan. Gelukkig het land dat
zijn groote mannen weet te eeren, dat weet
te beloonen, wat door de jaren met onver-
moeiden ijver en steeds werkzame energie
is\ gedaan voor de gemeenschap en de cul
tuur en zoodoende onschatbare diensten
bewees aan land en volk, ja. tot ver buiten
de grenspalen den roem des lands wisten
te vestigen, vaak onder de meest ongun
stige omstandigheden en met bekampen
van groote moeilijkheden, die de ontplooi
ing van de energie 'tegenhouden en ook
veel werks tot onvruchtbaarheid doemen.
Doch dat was voor die twee eminente man
nen geen beletsel, dat alles kon hun ex
pansieve talent van orgamseeren niet aan
banden leggen; integendeel, de tegenslag
heeft hen vaak tot de grootst mogelijke
krachtsinspanning geinspireerd en boven
mate bevrucht den zoo krachtigen geest,
die tot initiatief, als het ware, was gebo
ren.
En hun arbeid aan den openbaren weg
is niet gespaard gebleven van critiek,
scherp, soms vernietigend doch dat kon
niet beletten, dat. wat zij zich voorstelden
te bereiken, inderdaad tot verwezenlijking
kwam, ten spijt van de albedillers, de
stuurlui aan den wal, die wel critiek kon
den leveren, doch niet in staat waren, om
den uitbouw te bevorderen.
Zoodat wij maar willen zeggen dat De-
terding en Stork een paar menschen zijn,
waar een wereld tegen opziet en wier
groote werkkracht de bewondering trekt
van elkeen, die arbeid weet te waardeeren
en deze ziet als bron van welvaart.
Of in het maatschappelijk leven door al
len er evenzoo over gedacht wordt, meenen
at ij sterk te mogen in twijfel trekken. Im-
meis, er zijn er in onze dagen zooveel die
werken als een soort spielerei" beschou
wen, als een vermaak, waarbij de vrucht
A^an den arbeid op de laatste plaats "komt.
Dezulken beschouwen deze arbpid als een
als een zware last, en geen spier blij
heid vergezeld dezen arbeid, integendeel,
talent en lichaamskracht worden vaak ver
waarloosd en de resultaten zijn dan ook
meestal beneden nul. Komt het niet dage
lijks voer, dat menschen, op een bijzondere
wijze toegerust met eigenschappen, die den
arbeid tot de hoogst mogelijke productivi
teit kunnen opvoeren, door eigen schuld
niets bereiken. En daar tegenover staan er
middelmatige talenten, die op bijzondere
wijze slagen en in breede kringen de a-an-
daohfc -trekken, door hun praesfcatres. De
wil, zijn tijd goed te besteden en de ge
meenschap zoo krachtig mogelijk te die
nen, zijn de factoren, die vaak de middel-
matigen opvoeren tot krachten, die ons ver
rijken met de producten van hun steeds
werkzamen en speurende geest. Ook op de
gemoedsgesteldheid werkt dit in; blijheid
en tevredenheid zijn bij dezen in ruime
mate aanwezig en met opgewektheid ver
richten zij gaarne hun arbeid, terwijl de
tragen vaak ongenietbare naturen hebben,
niet vrij van vadsigheid, en zuurkouwerij.
Het heeft de wereld nooit ontbroken
aan mannen en vrouwen, die den arbeid
hoog hielden en hem begrepen als de
grootste schat, die' blijheid, scheppings
vermogen en de middelen tot onderhoud
aan den mensch verschaft. En als wij in
onze dagen wel eens twijfelen of dat juist
begrip nog wel leeft in dit geslacht, dan
is daar alle reden toe; dan staan wij met
een bang hart ook gade de mentaliteit van
het jongere geslacht, dat in breede lagen
zich een houding geeft, alsof arbeid voor
hen een dwaalbegrip -is, een woord uit het
verre verleden. Meer nog, er zijn er velen,
die tegenover het handwerk staan met een
diepe verachting, als ware dit iets min
derwaardigs. Kantoren zijn vaak overbe
volkt en er wordt een schamel stukje brood
verdiend; de studiegelegenheden zijn even
eens meer dan belast: studeeren. En, als
men dan nog na een tal van teleurstellin
gen en slechte examens slaagt, dan eerst
begint de zoo moeilijken strijd op den ar
beidsmarkt, waar er zoovelen zijn, die
reeds jaren dingen naar een emplooi, doch
anderen telkens zien voorgaan, ook omdat
deze rijker aan kennis zijn en niet schro
men den arbeid, die zoo noodig is om op
den maatschappelijken ladder «enige spor
ten hooger te stijgen. En daartegenover
vragen de werkplaatsen handAverkers, die
toegerust met een ernstigen wil en een do
sis levensblijheid, volop gelegenheid heb
ben, om zich een eerlijke en gocdbeloonde
positie in de maatschappij te verschaffen.
Wij willen niet beweren dat'liet misluk
ken van velen alleen ligt aan den jongen
mensch. Ook vele ouders hebben schuld.
De idee, dat uit hun kinderen wel wat an
ders kan groeien dan een vakman of win
kelier doet hen reeds in de wieg den weg
afbakenen door hun spruit te betreden, en
het is eénriiooge zeldzaamheid als men
daarin verandering brengt.
Als Deterding en Stork hun energie in
andere richting hadden moeten ontwikke
len en gestuit waren in de ontplooiing van
een ongebreidelde energie, een wijs door
zettingsvermogen. wij zouden verstoken
zijn gebleven van de gelegenheid onzen
Hollandsche jongens een weg te openeh,
waarlangs een levenspositie is te bereiken.
Want dit is ontegenzeggelijk waar: er zijn
er zeer velen, die aan deze twee menschen
hebben te danken, wat zij nu zijn geworden.
Waarin voor het levende geslacht een
les van zeer groote waarde ligt: werk met
energie ,met lust en blijheid en span er
alle krachten voor in
Wandelaar.
Een vertelling van Anton Höfer.
Er zijn van die menschen die al wat God
hun aan goedheid, vriendelijkheid, naasten
liefde en andere schoone deugden geschon
ken heeft altijd op de beste manier weten
te gebruiken, zoodat zij door iedereen ge
acht en bemind worden terwijl iedereen
hun dankbaar gezind is; hun naam zal
steeds met eere genoemd worden.
Er zijn echter ook menschen die deze
goede eigenschappen eveneens bezitten,
maar dan verborgen onder allerlei gebre
ken en ondeugden. De mensch heeft helaas
maar al te veel gebrek aan inzicht en zuiver
oordeel om die hoedanigheden te kennen
en naar waarde te schatten, zoodat het vaak
alleen aan Gods Voorzienigheid te danken
is, dat de echte en eigenlijke waarde van
deze menschen aan het licht komt. Meestal
geschiedt dit voor een mooi doel en met
verdienste voor de eeuwigheid, evenals im
mers al het aardsche, al het vergankelijke
in dienst van het onvergankelijke staat.
Dit blijkt «ook weer uit de geschiedenis
van een boer, die in een afgelegen dorp
aan de Duitsch-Russische grens woonde.
Hij was een dronkaard en verlcAvister zon
der weerga, toch werd hij daarom door nie
mand veracht, vooral omdat hij overigens
een goede kerel was. Er waren genoeg man
nen in het dorp die evenveel dronken als
hij, maar er was een groot verschil in die
mannen; onze boer mishandelde zijn vrouw
nooit, al was hij nog zoo dronken, maar
hij liét zich een geduchte aframmeling van
haar welgevallen; en het mooiste was nog,
dat hij haar later groot gelijk gaf, dat hij
slaag verdiend had; want hij was verplicht
om te werken voor zijn vrouw en voor zijn
kind, anders waren zij er alle drie mee be
drogen.
Hij vond het zelf zeer vervelend, dat hij
telkens aan zijn ondeugd toegaf en had
heel graag het drinken gelaten maar helaas
hij was niet sterk genoeg. Telkens maakte
hij goede voornemens, maar ook telkens
hendel hij weer in zijne kwaal en hij leed
er ontzettend door, hij maakte zich zelf
de grootste verwijten en noemde zich een
lafaard en een vent van niets.maar even
dikwijls gaf hij Aveer toe aan het verderfe
lijke kwaad. Daarom dreven de buren en
kennissen den spot met hem, evenals met
zijn goedhartigheid en toegevendheid.
Hij had n.l. slechts zelden zin of kracht
genoeg om voor zijn eigen gezin te werken
of om zelf den kost te verdienen, maar uit
pure goedheid werkte hij des te vaker voor
anderen, zonder daarvoor eenig loon te ont
vangen.
,,'t Is niet de moeite waard om er over
te spreken", zeide hij wanneer men hem
vroeg wat hij verdiend had en dan werden
zijne diensten meestal betaald met jene
ver.... daaraan kon hij nooit, weerstaan.
Was hij eenmaal dronken dan werd hij
uitgelachen en voor den gek gehouden en
als men er gënoeg van had, stuurde men
hem naar huis. Dan kwamen de dronke-
manstranen, het dronkemansverdriet.
Wanneer zijn vrouw hem in dien toe
stand zag, werd ze bedroefd of kwaad
en het kind-.staarde hem met groote oogen
aan, kortomhij was een ellendeling, die
door niemand kon geholpen av orden.
Wie had zich ook om zoo'n klein, afge
legen dorpje kunnen bekommeren Het
scheen wel dat de menschen, die hier avoou-
den uit de maatschappij "verbannen waren!
t)e armzalige, met stroo gedekte hutten
stonden hier en daar verspreid in de open
plek van een bosch, dat aen de eene zijde
aan een uitgestrekt onbegaanbaar moeras
grensde én aan de andere zijde overging
in een dicht reusachtig groot oerwoud
Tusschen het moeras en het woud lag een
eenzame, slecht onderhouden drassige Aveg
die naar het dichtbijgelegen dorp leidde
de afstand was intussclien nog minstens1
een halve dagreis en van dit dorp uit
kon men langs betere straten de stad, een
grensvesting bereiken.
De boer reed nogal vaak naar dit dorp,
Hij had er altijd een of ander te doen en
dacht er zelfs niet aan, om zich te bedrin
ken, maar waar kon hij anders gaan rusten
dan in een herberg? En als hij ook maar
een kleinigheid gedronken had, dan kon hij
niet meer weerstaan!
Gelukkig, dat hij op zijn terugweg een
voorzichtig en betrouwbaar paard had!
Het dier was weliswaar blind, haast ner
gens voor te gebruiken; maar die eene lan
ge, weg naar het dorp en weer terug vond
het zoowel bij dag als bij nacht met dezelf
de zekerheid en zonder teugel of zweep!
De boer kon onder het rijden gerust sla
pen, het blinde beestje bracht hem gemak
kelijk en behouden thuis, zeker zoo goed
als een paard met goede oogen, want het
schrok nooit voor een dwaallicht of voor
een opgejaagd dier in het woud.
Ieder ander in het dorp zou reeds lang
zoo'n gebrekkig dier geslacht en zijne huid
verkocht hebben. De buren raadden hem
dikwijls genoeg aan 0111 toch zoo'n onwil
lig dier weg te doen uit zijn stal; Avant
behalve het blinde paard had de boer ook
nog een gezonde klepper die de boerin
gebruikte voor bet werk op den akker,
maar die goede raad werd niet gevolgd.
De zonderlinge drinkeboer was niet al
leen vriendelijk en goed voor de menschen,
hij hield ook veel van dieren en menige
driftkop had aan hem een voorbeeld kun
nen nemen. Daar hij echter heelemaal niet
in aanzien stond, was ook dit weer een re
den te meer, om hem uit te lachen en te
bespotten. Niemand wist dat hij het blinde
paard met een heel bijzondere liefde be
minde niet alleen, omdat het hem zoo vei
lig naar huis bracht, maar vooral omdat hij
zoo'n medelijden had met het dier, omdat
het blind was.
Toen kwam dc dag, waarop God den
ellendigen zivakkeling om zijn geringe deug
den uitverkoos en hem boven alle anderen
verhief
Het was een heete, droge zomer, zóó
droog, dat het reusachtige woud begon te
branden, zonder dat men de oorzaak hier
van kon aanwijzen. Het duurde lang voor
men het gevaar bemerkte, want van het
dorp uit had men geen ver uitzicht en de
brand had al dagen lang nu hier en dan
daar geAvoed. Toen echter allerhande wild
en gevogelte in groote - scharen uit het diep
ste van het bosch gedreven werden, toen
zelfs een arend, die' men sedert mepschen-
heugenie niet meer g?ezien bad in de nabij
heid van het dorp ointdekt Averd, toen zich
langzamerhand een hiarsachtige brandlucht
begon to verspreiden, gingen de boeren op
onderz ek uit. Een b ocht door het bosch
bevestigde hun bange1' vermoedens. Het
vuur was weliswaar n og ver af maar wie
kon zeggen, waarheen l iet zich Avendcn zou?
Achter hen lag het mo' eras. Vandaar dreig
de geen geA'aar. Zij b.esloten dus rondom
het dorp „een breeden sloot te graven in
een groote halven cirke I.
Mannen, vrouwen en t anderen gingen aan
het Averk. Van den vroegen morgen tot den
late nacht Averd er gej ;raven. Maar daar
moesten ook boomen ge\ reld worden en dat
werk vordert slechts kragzaam. Sommigen
werden zóó moe en oa erspannen, dat zij
him gereedschap Avegf'slingerden en Aveg-
gingen.... morrend... omdat het werk
misschien toch wel tevi 'rgeefs was, -als het
vuur tenslotte niet zom komen.
Het vlijtigste en hei - meest onvermoeid
werkte onze boer, die in deze dagen aan
geen drank scheen te denken, al had hij
er misschien meer dan ooit behoofte aan.
Hij wist ook telkens albes het beste te re
gelen, wanneer er iets e doen vielhij
toonde daarbij een overleg en kennis van
zaken, die allen verbamsd deed staman en
hij beproef do telkens de; moedeloozen door
Avoord en voorbeeld aan. te sporen.
Toen de nacht a&nbr.-ak on zij het werk
van dien dag overset louwden, moest hij
echter met de anderen bekennen dat hun
aantal niet voldoende a»v&s en dat zij hulp
noodig hadden, wannerjr het groote uitge
strekte woud rond hen in vlammen zou op
gaan. De met rietgediekte hutten zouden
wel heelemaal niet t e. redden zijn en zij
zeiven en hun vee eia hunne bezittingen?
Achter hen lag he't moeras. Wel waren
er daar' tengevolge d or langdurige droogte
hier en daar smalle p.aden en kleine eiland
jes ontstaan; al zouolen ze dan het veege
lijf kunnen bergen.Wat dan nog? Moes
ten zij dan, afgesche iden van de wereld, den
hongerdood sterven?
In heel den omtrc'-k Avas geen hulp te ha
len. De soldaten uit de vesting Avaren mis
schien de eenigén, die over voldoende ma
teriaal en krachten beschikten, om een
boschbrand te blustschen en daarom zou
een hunner te paaren naar het dorp en ver
der naar de stad rijolen.
Maar eenig© uren] later Avas deze weer
terug en meldde rulet ontzetting, dat do
brand óp één plaats! tot aan den Aveg bij
hett moeras doorgedrongen Avas. Ondanks
alle moeilijkheden haól hij toch den rit wil
len doorzetten, maar «ijn paard wilde geen
stap meer doen, toen he'.t de hoog oplaaiendo
vlammenzee zag, die dfcn nacht onheilspel
lend en spookachtig voorlichten.
De menschen stondem daar als verlamd
van schrik bijeen, nu het tV>t hen doordrong
dat zij als in een val gevangen zaten, den
dood voor oogen.... alleen van God kon
nog redding komen. Maar toen allen rade
loos waren en niemand uitkoinst wist. toen
sommigen begonnen te bidden en anderen
zich aan vertwijfeling overgaven, en Aveer
anderen hunne geringe bezittingen naar
het moeras brachten, zadelde onze boer zijn
blincl paard en'nara af scheid van zijn vrouw
die zachtjes begon te weenen.
„Ik moet het probeeren" zei hij „mie-
schien kan ik zoo alles goedmaken. Wa.»r.
om had God mijn paard anders blind laten
worden? Ik ben tot niets anders van eenig
nut, dan misschien voor dit eene, en dat
wil ik nu ook doen."
Zijn gezicht had een vroolijke uitdruk
king eu zijn vrouw antwoordde treurig:
„Rijd, ik kan je niet terughouden!"
De boer reed weg, niemand zag het, en
toen hij een eind gereden had, bond hij
zich met een riem op het zadel vast zooals
hij wel meer gedaan had, al was het dan
om andere redenen. Op goed geluk dreef
hij toen zijn paardje .an, en het draafde
flink door. Hij was niet bang voor het vuur
dat opzij aan den boschrand oplaaide en
alles verteerde.
De hitte en rook werden haast onver-
dragelijk en paard en ruiter kreunden en
hijgden naar adem.... En toen de ruiter
tenslotte het beAvustzijn verloor.... jaagde
het beest angstig met wijd opengesperde
neusgaten voortsteeds sneller en snel
ler.. Het drong zich door het gevaar heen
en toen het eindelijk het brandende woud
achter ziqh had en zijne longen zich weer
met frissche lucht vulden, toen Averd het
weer rustig en kwam in het dorp bij de
herberg aan.
Men kende ze allebei, maar zij zagen er
uit, als kwamen ze uit de hel. Daar men
intussclien in het dorp reeds uit verschei
dene teekens opgemaakt had, dat er brand
uitgebroken was in het woud, vermoedde
men ook het gevaar, waarin het afgelegen
dorp zich moest bevinden. Men maakte den
ruiter los van zijn paard, goot vocht tus
schen de lippen en tenslotte gelukte het
toch, hem tot zichzelven te brengen. Toen
vertelde hij van het dreigend gevaar en
spoorde aan tot onmiddellijke hulpverlee
ning.
Nog denzelfden nacht trok de bezetting
de stad uit om de hulpeloozen te redden.
Hoe verbaasd waren de boeren, toen
den volgenden morgen de soldaten kwamen
om het begomien werk te voltooien, juist
toen de nood het hoogst gestegen was en
zij aan iedere redding Wanhoopten!
Wel hadden de menschen uit het dorp
vernomen dat de boei met zijó blind paard
vertrokken was; maar de dronkaard scheen
hun niet moedig genoeg om zulk een waag
stuk tot een gelukkig einde te brengen.
Daarom was hunné verwondering nu des te
grooter en vroegen -zij naar hem. Maar nie
mand wist iets van hem. In hun geluk ver
gaten zij hem toen Aveerzij hielpen de
soldaten in den strijd tegen het vuur en
nadat het gevaar bezworen was, slachten
zij een varken en noodigden de soldaten te
gast.
De boerin echter zat met haar kind voor
de diiir van liare hut en wachtte op de te
rugkeer van haar man. Maar zij Avachtte
tevergeefs. Na twee dagen spande de
boerin haar gezond paard voor den wagen
en ging met haar kind naar het dorp. Zij
deed navraag in de herberg en daar ver
wees men haar naar de stad, Avaar haar
man in het hospitaal lag. De boerin reed
haastig weg en kwam juist op tijd om hem
te zeggen, dat het dorp gered was.
Toen gleed er 'n lachje over zijn gezicht
dat er haast onkenbaar uitzag.
„Nu is het goed", zeide hij.en' stierf.
De bor nam hét lijk mee in den wagen
en reed naar huis. Onderweg vroeg zij
overal naar het blinde paard, maar nie
mand wist haar te zeggen, Avaar het beest
dien nacht gebleven Avas. Of het gestolen
was, of weggeloopen en verdwaald., mis
schien gestorven., men wist het niet. Toen
ging zij eindelijk naar huis voor de armoe
dige begrafenisplechtigheid. Dc boeren
deden niets om den redder van hun dorp
te eeren en de woorden, van den priester,
die van een andere plaats gekomen was,
konden de verachting waarmede men den
overledene altijd behandeld had, niet weg
nemen.
Toen echter den volgenden dag plotse
ling het blinde paard in het dorp terug
kwam, vermagerd, verschroeid, met brand
wonden bedekt, en zoo een spreke tul ge
tuigenis aflegde voor de heldhaftige daad
van zijn meester, toen schenen hun pas do
oogen open te gaan. Zij begonnen nu don
lof van hun redder te zingen en iederen
dag, in de herberg cn op het veld werd er
over niets anders gesproken.
Na verloop van tijd begonnen zij den
dronkaard te missen, omdat er niemand
onder hen a-oor niets zooveel werkte. Hij
werd de beste van allemaal.
De minste vriendelijkheid, dc geringste
daad van goedheid, die de doodc hen ooit
bewezen had, werd nu aan de vergetelheid
ontrukt. Langzamerhand geraakte zijn on
deugd in het vergeetboek, de deugden
straalden in helder licht. De geschiedenis
van het brandend bosch, het blinde paard
en den koenon ruiter werd de geschiedenis
van het dorp en zij wordt daar altijd nog
met eere verteld.
DE TOESTAND IN CHINA.
Uit ontvangen berichten uit 4 provincies
van China dat de hongersnood thans steeds
meer slachtoffers' maakt, evenveel als de
moorddadige oorlog. De dooden worden bij
duizenden geteld. Wat de toestand nog
treuriger maakt is de onmogelijkheid van
de levensmiddelen naar de beproefde stre
ken te vervoeren.
Do levensmiddelen, die in de hulptreincn
liggen opgestapeld, bederven op de plaats
zelf, daar de desorganisatie van alle tak
ken van dienst en de politieke troebelen
iedere georganiseerde expeditie onmogelijk
maken.
Uit Lanchow, Provincie Kansu, op dè
grens van Thibet en Mongolië, waar de
missionarissen van het Goddelijk Woord
AVerkzaam zijn, meldt men, dat de schors
van de boomen en de wortels, waarmee de
bovolking zich tot nu toe voedde, niet meer
te vinden zijn. Zelfs deze onvoldoende bron
is er thans niet meer.
Uit Suiyuan, in het Noorden van Shansi,
wordt bericht dat de toestand steeds erger
Avordt. Door de algeheele desorganisatie
van het transportwezen is het absoluut on
mogelijk geworden deze verre Missie te
hulp te komen. Déze proA-incies heeft aan
zienlijk hoeveelheden graan te Fa Tong
aangekocht, doch men kan ze niet laten ver
voeren. De locomotieven staan buiten ge
bruik en de treinen staan verlaten aan de
stations of zelfs in de bergen. Dit Vica
riaat wordt bediend door de Paters van7
Scheut.
1° het Vicariaat Tsingtao, aan de oost
kust Ao,n Ohan-Foung, waar de Missionaris
sen A'an het Goddelijk Woord werken, voe-
gen zich nog twee nieuwe plagen bij de
hongersnoodbandieten op zoek naar a'oed-
sel overvallen en plunderen de dorpen en
zelfa niet versterkte steden, en de sprink
hanen hebben a]ie hoop op de komende
oogst weggenomen.
De Franciscanen van Zchang in het
Zuid-Westen van Houppé berichten den
treurigen toestand lp het. District Kinen.
Verscheiden dorpen vtp dit district zijn ge
heel ontvlokt. Allen die nog krachtig ge
noeg waren zijn uitgetrokken 0p zoek naar
voedsel. In andere dorpen daarentegen
blijven allen tot den laatsten man, daar
ze hun. woning en him kerkje niet verla
ten willen.
De Katholieken zijn in deze vier provin
cies ten getale van ongeveer 130.000. Het
aantal Katholieken in de gebieden die door
deze vreeselijke plaag worden bezocht over
schrijdt het half milfioen.
SCHOONMAAK
Nog steeds is or geen man opgestaan
'b mag oolc een vrouw zijn die in de ge
schiedenis der schoonmaak, heeft ingegre
pen zooals Mussolini in de historie van
Italië ingreep, ministeries opruimde, bur
gemeesters den borfs gaf en alle Italianen
netjes aan het werk zette als brave kinde
ren. En toch, zoo iemand hebben we noodig.
Nu avc ons hier echter voorloopig nog
niet kunnen a-erlieugen in oen onaantast
baar Fasoisnie, welker opperfascist be
paalt, wat. de vredelie\'ende staatsburgers
wél en Avat zij niet mogen en moeten doen,
moeten we het op een andere wijze zien
klaar te spelen en wel door middel van een
partij, de nnti-schoonmaakpartij.
Is er in onze \-rije staat niet plaats voor
iedere partij vanaf de S. D. A. P. tot den
Wurmenzoekersbond? En zou er dan geen
plaats zijn A-oor een anti-schoonmaakpartij?'
Ieder jaar herbegint die invasie van wa
ter, zeepsop en boenders op denzelfden
tijd.
Het lijkt wel een natuurwet geworden te
zijn, waarbij het vrouwelijk element zijn
schoonmaaklusten botviert en de manne
lijke helft gedoemd is de grootste rampen
met gebogen hoofd te aanvaarden.
Zooals het in December koud en in Aug.
heet is, zooals de katten muzikale in
spiraties krijgen in de maand Maart, zoo
barst in April de schoonmaakwoede los en
nog geen is er gOA-onden, die deze invasie
hoeft kunnen koeren.
Ja, misschien één is er, die dit in zijn
leven klaarspeelde, door de wijze van op
treden tegenover zijn omgeving. Napoleon.
Want lezen Avij niet in de geschiedenis
van dien groeten.man, dat. hij lijdende was
aan een maagkAvaal en deswege niets an
ders dan kip en soep en soep en kip mocht
consumeeren?
Hij gaf hen, die in zijn dagelijksch leven
1 voor hem moesten zorgen, gewooniveg
geen gelegenhêid om iets anders te doen,
dan enkel en alleen aroor hem te zorgen,
zoodat zij a-oor andere zaken als schoon
maak absoluut geen tijd hadden.
Zoo wist men nooit op wolk uur Nap zou
verschijnen om zijn middagmaal te gebrui
ken en toch moest bij zijn verschijnen het
middagmaal onmiddellijk worden opge
diend.
In de keuken begon men dus 's morgens
om 9 uur reeds kippon te braden en de kip
die reeds gaar was, als Nap nog niet ver
schenen Avas, werd de deur uitgeslingerd,
waarna de volgende kip een poging wagen
mopht om als voedsel voor den veldheer
te dienen.
En zoo kon het gebeuren, dat op een
dag de acht-on-zeventigsto kip door den
generaal Averd verorberd cn ze\'en-en-zc-
ventig gare kippen als „ontijdig gaar" wer
den afgekeurd.
Zulk een geschiedenis lijkt me uitstekend
geschikt als grondslag van do statuten
voor de anti-schoonmaakpartij.
De leden verplichten zich dan iederen
dag van het jaar, die stelregel toe te pas-
Als het dan September is en moeder
vraagt haar man, hoe laat hij zal komen
eten, antwoordt hij, dat hij dat niet weet,
maar dat hij bij zijn thuiskomst de spijzen
onverwijld wil zien opgedischt.
En als zij dan vraagt, wat dat nou voor
een manier van doen is, zal hij ten ant
woord geven, dat hij dat wel moet doen,
daar zij apders in April zal gaan schoon
maken.
Ik propageer daarom dc oprichting van
de anti-schoonmaakpartij en ik wil wed
den» dat liet helpt.
DANIëL.
OUDE LUJSTER.
U is misschien van een familie,
Welks oorsprong U niet is bekend.
;t Is door den tijd misschien vergeten,
Dat u heel chique geboren bent.
Uw overgrootbedaehteroudors,
Die waren wellicht van een stand,
Die eens den grondslag hielpen leggen
Van wat nu is, Uw vaderland.
Misschien avcI kwamen zij, uit Spanje,
Het land van liefde, licht en zon,
Hij was misschien wel generaal eens
Ten tijde van Napoleon.
En wellicht Avas zij hovelinge
Aan 't hof van koning Manogaan;
Of heeft miBschiea hun beider wiegje
In 't verre Turkestan gestaan?
Laat uw FAMILIE-WAPEN op
sporen en/of in kleuren teekenen.
Inl. en nazoeken gratis.
(Advertentie).
Misschien klonk in de Middeleeuwen
Reeds luid de stem van Uw geslacht,
Of werd reeds jaren vóór Columbus
Uw stamboom wijd en zijd geacht.
Aan d' and're zijde van de wereld
Kan uw geslachtsboom zijn geplant,
Of heeft z' haar oorsprong soms genomen
In een of ander Kafferland?
Aan d' oeA-ers van de Mississippi,
Dien wijdbekenden wereldstroom,
Kan ook voor eeuwen her geplant zijn
Het zaad van Uw familieboom.
Daar waar nu nog dc golven klotsen,
Tienduizend mijlen hier vandaan,
Daar heeft misschien de eerste voetstap
Uws achtergrootpapa gestaan.
Nu is u slager, koekebakker,
Of ambtenaar van stad of land;
U is nu kellner, boomensnoeier
Of redacteur van eene krant.
Hoe 't zij, uw stapaboom ligt in 't duister
Er is geen glorie, roem en eer;
Maar ik herstel den ouden 'luister
En uw familiewapen weer.
TROUBADOUR.
3