ARCHITECTUUR EN „WRAAK" ONTZETTING EN ONTHEFFING derde elad DE LEIDSCHE COURANT ZATERDAG 2 MAART 1929 door ter ^ater- it- en 11518 HERMAN DE MAN. Een overzicht ook voor leeken. III. J Dl en ikkon >0.—. >0 ïrvies teuils lijjien uur, den üa] Nu laat het zich begrijpen, dat de hee- jen, die nooit iets anders geleerd hadden, dan materialen weg te stoppen, anderen bedriegelijk na te bootsen, vormen te imi- teeren en te verhullen, eigenlijk geen raad wisten met dat strakke, zakelijke profiel ijzer. Daar zaten nu eer.s geen krulletjes aan Maar ze wit st en raad. Wat er van nature niet aan was, kan er toch met kunst en vliegwerk bijgelapt worden. Al- zoo werd die nieuwe, zakelijke vondst, aan leiding om nog lekkerder te liegen. Het profielijzer werd netjes in schijnbalken weggeborgen en in allerhar.de houtvlam- patronen opgeschilderd. Maar het giet ijzer was gewilliger dat kon zoowaar alle gewenschte idiote vormen aannemen. Zij (lieten Grieksche stcenen kolommen met 'holle kapiteelen nagietenen schilder den ze. eikenhout! De leugen was de- heeren dus kennerlijk een tweede na tuur geworden. Keeren we nu tot ons begin terug, dat twee architectuurvormen zijn.... de con structieve en opsierende. Cm deze stelling ten volle te vatten, dienen we eerst eens rustig na te gaan, welke begrippen deze twee termen inhouden. Het beginsel aller bouwkunst is de func tie. Niemand bonwt, tenzij het bouwwerk een doel heeft. Het laat zich dus verstaan, dat een bouwwerk eerst aanspraak kan maken op den eerenaam een goed bouw werk te zijn, als het functioneel perfect is, d. w. z. a's het zoo goed mogelijk beant woordt aan het gestelde doel. Omdat er veel meer bouwwerken zijn dan differente doe'einden tot gebruik, zul len noodwendig tal van bouwwerken ont staan uit hoofdzakelijk eendere behoeften. En, omdat er, gezien de bezwaren, ver bonden aan ver transport van de zoo zware vaak breekbare bouwstoffen, doorgaans gebouwd zal worden met aanwezige mate rialen, zullen ve'e bouwwerken elkander hoofdzaak gelijken. Dit leidt tot tradi tie. Deze traditie, voor zooverre hier nog i sprake is van schoonheidstraditie, doch uitsluitend van gelijkheid, ontstaan door gelijke practijkeischen, wordt bevor* derd door de vanzelfsnrekendheid, dat de functie, het functioneel beginsel, vanzelf naar het constructieve beginsel heenwijs». We bezitten de houtschroef, en ieder d'.e iets ran hout te bevestigen heeft, bezigt dezelfde houtschroef. Niemand denkt er aan, op eigen houtje een instrument te ,gaan verzinnen, vervaardigen en aan te wenden, dat de houtschroef vervangt, leder weet, hoe perfect dat geringe instru ment alreeds is en hoe onvervangbaar. Zoo is het ook in de bouwkunst, bijvoor beeld met de steenzei ting om het aller sterkste verband te bekomen. De functie dwingt dus tot normen, tot normale gewoonheid. Een oervolk kent maar één bouwvorm: de eenvoudigste naar zijn technisch vermogen de perfectste. Wij echter, wij wijken in de bouwvormen af. En hoe verder we voort gaan in onze cultiveering, des te meer dif ferentie komt er in onzen bouwvorm. Wij wijken af, omdat wij met ons persoonlijk inzicht den grondvorm wenschen te ver edelen, te verfraaien. Dat is een loffelijk streven. Maar heeft dat verfraaien een maal vat op ons gekregen, dan gebeurt het, dat het ons functioneel inzicht de baas wordt, dat we bedwe'md worden door den wil tot het schoone, en dat we het constructieve den grondvorm, gaan los- laVrj ten behoeve van bet versieren. Natuurlijk nooit geheel en al. Het is mij althans niet bekend, dat ooit een archi tect in Amsterdam, inplaats van te he:en, rozen strooide op de plaats, waar zijn bouwwerk moest gaan verrijzen. Maar wie weet wat de een of andere teekenta fel-gymnast zou uitgehaald hebben, zoo er maar eens geen bouwpolitie was. Alhoewel ieder bouwen te construeeren is, kan men niet ieder bouwwerk construc tief noemen. Want er bestaan niet alleen foutieve constructies (d'e met lapwerk la ter hangende blijven), meer nog zijn er omslachtige en overbodige constructies. Ook komt het voor, dat de vanzelfspreken de constructie, die voor een zeker bouw werk door zijn aard te voren reeds gold, door een architect onderbroken moet worden, ten behoeve van ziin (in dit ge val overdadige en constructief misplaat ste) versieringen. Een bouwwerk is dus al leen constructief te noemen, wanneer het zoo eenvoudig, zoo vanzelfsprekend ais slechts mogelijk was, geconstrueerd werd en a's de versieringen ervan de construc tie niet verhinderen, belemmeren, onder breken of verwarder maken, doch er in werkelijkheid uit voortvloeien. Men zou onmogelijk één constructief oerplan voor alle bouwwerken kunnen vaststel'en, want wat op zekere plek der aarde (b.v. op een drooggelegd moeras) geboden is, en neem als voorbeeld hel he.en, zou op een zandplaats dwaasheid, pp een rots onmogelijkheid zijn, zal men in 'n vochtig klimaat het ruilerdak (punt dak) verkiezen, om het regenwater gele genheid te geven, goed te kunnen afdrui pen; in het Zuiden eischt het klimaat het bekende platte dak. Het platte dak, dat hier misstaat (en waarlijk niet alleen om de ongewoonte) is daar heel gewoon en stoort er ons schoonheidsgevoel in 't ge heel niet. Maar al is het dus niet mogelijk een constructief oerplan voor alle bouwwerken in alle gebieden samen te stellen, wel is een algemeer.e richtsnoer aan te geven, dat slechts in enkele woorden vervat is, namelijk: bouw naar den noodzaak, dce het eerlijk onomslachtig. Wie nu stipt naar de noodzaken, die zich voordoen, bouwt, zal zien, dat hij weinig wezenlijk nieuws verzinnen kan. De bouwkunst is geen vrije, doch een aan materialen en bouweischen gebonden toe gepaste kunst. Met zijn tijclgenooten te- zaam werkt de constructivistische bouw meester aan een traditie, die geerszins n'euw is, doch, punt voor punt aanwijs baar, voortvloeit uit de traditie zijner voorgangers. Het is een keten, die onaf gebroken terugwijst tot aan de plaggen hut, ja tot aan het aardhol. De opsierende architecten, die vaak in schijn dien keien verbreken, zullen altijd^ tot hun bescha ming, moeten erkennen, dat zij nooit ge heel los van de veroverde traditie kunnen bouwen, al zal deze erkenning menige zucht en traan kosten. De vormeenheid, die wij traditie noe men, is in twee gedaanten te bezien Aller eerst, de functioneele vormeenheid, waar over alreeds gesproken is, tweedens de aesthetische vormeenheid, die er u t voort- ■vloeit. Ze vloeit er uit voort, omdat de versiering van het constructieve bouw werk zoozeer gebonden is aan de construc tie (zeg aan het geraamte), dat er maar weinig vrije fantasie bij mcge'ijk is. Toch kan een bouwwerk, dal construc tief verantwoord :s, in schoonheid zeer uit steken of ten achterstaan bij het andere. En hierin ligt de les opgesloten, dat de ge bondenheid en de versierings-mogelijkheid geen bezwaar ziin voor het ontslaan van groote en zeer bijzondere en persoonh'ike schoonheid. Integendeeldie natuurlijke hinderpalen blijken de schoonheid te ver dienen. Het constructieve bouwwerk draagt in zich twee e'emerrten van schoonhe'd. Het eerste element van schoenheid in deze bouwwerken is het behoorlijke. Zij zijn na melijk orde'ijk, ofwel, in de orde der din gen. Een slarfken rijzigen jongeling ach ten wij schooner dan een bultenaar. De norm van mannelijke schoonheid ligt dus nrimair in het gewone, in het normale. Constructieve bouwwerken zijn normaal, 'ze hebben geen bult. Zij zijn ais de bloe men, zegt Dr. Eerlage, en evena's de b'oemen zijn zij als het ware uit het land schap opgegroeid. Zij behooren, door hun vorm, kleur en materiaalkeuze, zoo vol'e- dig als maar mogelijk is, tot het lands- beeld en daarom zijn zij aldaar behoorlijk Het is daarom niet verwonderlijk, dat de bouwwerken, waar aan hoofdzakelijk de materialen gebezigd zijn, die afkomstig zijn van het eigen gebied, in dat gebied het allerbeste kleuren. Ieder ding vergt, wil het zoo schoon bevonden worden als maar mogelijk is, zijn e:gen milieu. Een waterlelie is op een vijver schooner dan een diamanten koningskroon er ziin zou, maar de schoonheid van de waterlelie zou niet toenemen, zoo ze op het hoofd van den koning werd reerge'egd. Het bouwen, strikt naar de woon- en klimatorisr-he eischen, volgens de overge ërfde traditie, en daarbij gebruik makend telkens van de nieuwe materie'ei, geeft dus den waarborg voor het behoorlijke. En het behoorlijke is een der hoofd-eigen- schappen vn het schoone. Want, alhoev el men niet zeggen kan, dat wat behoorlijk is daardnrr ock schoon is, wel kan gesteld worden, dar het schoone ook tevens altijd behoorlijk is. Wil 'n schip schoon zijn, een comp'eet en in ziin soort perfect schip. Anders kunnen we dat schip niet bewonderen, 'hce fraai het overigens ware opges'erd. En, als dat fraai opgesierde (niet goede) schip in volle zee komt, zinkt het en houdt op een schip, laat staan een schoon schio te zijn. Ook schoone bouwkunst dient drs aller eerst goede, nuttige, perfecte bouwkunst te zijn. Het schin meet volstrekt zeewaar dig ziin, het huis moet volstrekt aan de "estelde bouweischen beantwoorden. En het was dwaas van den architect van der Mey, een huis. het Scheepvaarthuis in Amsterdam) te bouwen, dat op een schip lijkt. Een oceaarstoomer in den verm van een huis is er de consequentie van. M°ar een zoodapig oceaanschip gaat naar den kelder, tijdens den eersten den besten storm. Tot zoover over bet eerste e'ement van schoonheid in bouwkurst, namelijk de ver siering. Het tweede e'ement, en wel de schoonheid in de normale verhoudingen gaf, door alle tijden heen, zooveel aanlei ding tot verwarring, dat het goed is, er een apart artikel aan te wijden. Nadruk verboden. Art. 15 Auteurwet 1912. Nadruk verboden. Art. 15 Auteurswet 1912. 't Was een gure Januarie-dag, en 't weer zo onhebbe'ik moge'ik Somber was 't on- der de donkere overkapping van 'i centraal 6tasion. Trein staat op 't punt te vertrekken, koepee is voor drie kwart gevuld: twee dames en verder slechts heren. De portieren horen we dichtklappen. Aan stonds de onze Fors komt een boer op de „onze" aan, de oud-hollandse hooimijt natuurlik in brand. Buiten blijft ie staan en vraagt op kommando-fcoon: ,.Kenne de dames teege roke?" „O gunst nee volstrekt niet!" kwelen twee stemmetjes „Dan magge de dames wel zorrege d'r uit te komme, want ik kom d'r inis 't antwoord op deze verklaring, en met- een hijst de welgedane landbouwer zich ons kompartiment binnen. „Klap" daar slaat 'fc portier toe. De beide dames zitten zeer verbouwereerd en verliezen hun natuurlike bespraaktheid, 't Mannelik gedeelte weet niet hoe 't z.ch houden meet: als ze 't voor de dames op nemen houdt dat ook voor hen een som bere reis in; 't is toch al zo donker en on- behaaglik; bovendien is 't een rook-koepee. Maar ook is 't een doorlopende wagen, en dit geeft de dames gelegenheid de eer aan zich te houden en met opgeheven hoofden zich te verwijderen. Verwonderd ziet boer be den na. Dof als de ruiten blijft nu de stilte: stemming van buiten hokt nu ook binnen Even als 't een opluchting is, wanneer miez'rige regen verandert in plassende pijpstelen zo wenste hier ook ieder voor zich. dat één 'ns een opmerking maakte. Maar aller wens w st geen te vervullen. Zo sleurde de trein in weeïge bonken tergend regelmatig de spoorlijn weer langs. De hooimijt was uitgebrand. De sehroei- ige rooklucht wcei mee met de wind langs de wagens, 'n Genot verschaften twee verse sigaren die zich om lieten zetten in aromat'ese geuren. De man van de hooi mijt bracht echter een nieuwe verrassing: in rukken en trekken verschijnt uit 'z'n zak een vettig papier: daarna krmtïtruim- lig een halve snee brood, en dan met veel moeite de rest uit die zak. Veel aandacht wint nu hier wat haast geen aandacht waard is. De helft van 't brood :s naar binnen, 'n Zware masji-en van gewichten en spie ren martelt eerst fijn al wat er verdwijnt in 'n dcf-holL afgrond. Sommigen onLer doen duidelijk blijken estheties-fijnvoelcn- de mensen te zijn. Buiten verwachting verheldert de don kere stemming. Innemend vraagt een jong hande svriend de stee.'.s heviger kauwende buitenman: „Zeg vader, waarom gebruik je daar nou n et 'n kop koffie bij Veel be ter zou 't dan smaken, zou ik zo denken". Wantrouwende minachting is 't antwoord, dat zonder woorden gegeven wordt. Maar d'andren zijn óók mee de vragers, naar 't schijnt, en om op hun houding triomf te bevechten, komt er dan eind'lijk: „Kan jai me die hier soms bezorrege?" „Wel zeker vader", is 't onmiddellijk antwoord. U trekt aan die haak daar, (hij wees op de noodrem) cn dadelijk komt dan uit d't gangetje een kelner (hij' wees naar de plaats waar de dames verdwenen). ,Nou jongeman, preberen kan ik et allicht", zegt nog half wantrouwend de buitenman. En zodra trekt hij niet met z'n forse hand aan de „haak voor c'.e kelner", of schurend en knarsend doen de gevolgen zich horen. „De spoor gaat stilstaan, geloof ik" zegt nu vol verbazing de boer. Dat is om niet met de koffie te morsen" kan net nog de jenge man inlichten. 'n Schok, de tre'n staat stil. Uitroepen van passagiers, openschuiven van raam pjes, geklap van po:u$ren.; Kondukteurs lopen door 't grind langs de baan. „Waar is „wie heeft aan de noodrem getrok ken?!" wordt door elkander geroepen. A", denkt de beer, de situatie weer mees ter en blijkbaar alleen maar „getrokken" verstaande; „nou moet ik optreden": gaat naar 't portier en roept door 't geopende raam: „Ja hier! één koffie!" Hardop lachen durfden wé niet daar voor werd 't gesprek wat we allen aan hoorden te ernstig. Weergeven zal 'k 't hier niet: alleen, toen de trein in beweging weer was, wist onze etende "medereiziger dat hij binnenkort z'n beurs 'ns meest trekken. Buiten was 't weer droog; jacht-tafereel in de wolken. Zo zeulden we voort. Niets werd er ge zegd; maar men had slechts elkander in d'ogen te zien om hele gesprekken te voe ren. De buitenman l et blijken dat hij heel veel merkte, doch zei wijselik niets. Schok: boerenstasionnetje. De veran- dring van uitzicht bracht ons iets nieuws: een jonge zcerenzoon kwam bij ons klub e hokken, 'n Kort ,goeidag" was z'n aart- spraak, die met enkele brommen beant woord werd. En als hij ging zitten, gingen wij sjokken: tjukke tjukke, tjuk. Alsof 't gekuch van 't lokomotieffie de forse, maar niet snugger-uitz'ende, jonge boer hinderde, haalde hij flink-vlug een pakje uit z'n zak. Zover de beleefdheid 't toeliet trachtten allen te zien wat er komen ging; toen 't ook h er boterham men bleken te wezen, groeide de belang stelling de wellevendheid boven 't hoofd. Pret glansde in vele paren ogen; nu niet cm dezelfde tonelen van straks te herha len, maar bij de herinn'ring daaraan. De boer zat dof naar z'n jonge standgenoot te zien. We begrepen z'n weemoed, en zwegen. Ine-ens werd helder 't doffe gezicht: ,Mot gai gen kop koffie d'ibai?" Onze jonge handelsvriend greep om z'n wang of ie kiespijn kreeg. De jonge boer schudde z'n kop intelligente uitdruk king ineers naar ons, alsof ie wou zeggen: „Hoor dat nou". Niemand zei er meer wat. Toen wilde de oudo z'n sukses opdringen: Jao, die kun gai hier kraigen!" trachtte-n-:e de ander te overtuigen. Maar deze kauwde door; onze handelsvriend kon zich niet inhouden meer, en sprak tot de eter: M'nheer hier kan 't weten, hij heeft on dervinding 'n Woedende blik van de oude werd 't begin van de straf voor die woorden; maar toen de wederwoorden klonken: „Dan mag mehe'r 't voor me bestedeverschoot plots de woede in dankbaarheid, en dan in wilde tricmf; en vóór iemand onzer zich rekenschap kon goven van toestand of gebeuren, werd de noodrem weer over gehaald en knarsend stond de trein stil. Wéér klapten vele portieren, wéér gin gen kondukteurs over 't grind langs de baan. weer klonken de roepen dooreen; Met de invoering der kinderwetten ging gepaard de verlaging der rreerderjarigheidsgrens van het 23e naar bet 21e levensjaar. Zulks geschiedde rret het oog op ouders, die mis bruik maakte^ van hun macht; in 't ver leden kwam het toch vaak voor, dat b.v meisjes, die veilig in een gesticht waren geplaatst, aan de ouders op dezer een voudig verlangen moesten worden terugge geven, ook als wist men dat de kinderen zoodoerde haar ongeluk te gemcet gingen. Aan dit euvel werd paal en perk gesteld door twee maatrege'en, waarvan de een voudigste wss: bovenbedoelde vervroeging der „mondigheid", waardoor een kind, dat tot zijn meerderjarigheid ter beschikking c'er regeering stond, nadien ziin eigen heer pn meester werd en dus niet langer was b'ootgesteld wettig ten minste niet aan de gevaren, welke het van de zijde van plicht vergeten ouders konden bedrei gen. Gelijk resultaat ware bereikt, indien de ter-besrHkking-stelling tot het 23e jaar ware uitgestrekt, maar zu'ks deed men nu eenmaal niet, waarschijnlijk wegers de zelfde redenen waarom nu verlaging van den leeftiidsgrens voor Begeeringskinde- ren bepleit wordt, n.l.: zulke oude of wil men liever: groote knapen en meisjes be- hooren in een opvoedingsgesticht niet larger thuis. Wie nu beducht mocht wezen, dat deze grensverlaging het euvel van misbruik der ouderlijke macht weer in 't leven moest rce~en, zij gewezen op de tweede, meer ingrijpende van bovenbedoelde bescher mingsmaatregelen, zijnde dit de Ontzetting en ontheffing. uit de ouderlijke macht, waardoor een k'nd oo iederen leeftijd beneden zijn meer derjarigheid aan zijn ouders kan worden onttrokken. Weliswaar wordt een minderjarige door de ontheffing of ontzetting zijner natuur lijke verzorgers niet ges'.empe'd tot een Rcgeeringskind, maar tct een Voogdijkind, wat meer dan een verschil louter in naam is, maar het practische resultaat is het zelfde: de ouders hebben niets meer te vertellen. Aangezien nu deze maatregel ook, zoo noodig, zou kunnen worden toege past ter bescherming van b.v. 18 jaar ge worden Begeeringskinderen,. verzet zich het belang van het kind niet tegen mcer- bedoelde grensverlaging. De vraag moet nu behandeld: Wat is het verschil. tusschen ontzetting en ontheff'ng? „Ontzet" wordt uit de ouderlijke macht desnoods tegen wil en dank de vader of mceder (en ten aanzien van voogden geldt hetzelfde, die niet lq.n£er waardig is dusdahige macht tc bezitten, .hetzij tep aanzien van alle, hetzij ten aanzien van een cf meer kinderen, zoodat b.v. een on gelukkig'schaap, dat geen goed kan doen zulke treurige gevallen Lemen immers meer voor ook in ziin eentje uit het ge zin kan worden gehaald. Ook beide ouders kunnen ontzet wor den, wat echter niet altijd noodig is, want de schu'd kan immers bij één der ouders lig-ren. Wijl inti'sschen de goedwillende ouder daardoor in een moeilijk parket kan krmen, kan „ontheven" worden uit de ouderlijke macht w"e ongeschikt of on machtig is de ouderlijke plichten naar be- hooren te vervullen, terwijl die ontheffing noodig blijkt in het belang van het kind of de kinderen. Ontheffing kan echter nooit tegen wil en dark van den betrokkene worden uit gesproken, maar 't spreekt vanze'f, dat dan ontzetting kan volgen a's zulks in 't belang van het kind noodig blijkt. Ontzetting valt als een afkeuring van het gedrag der ouders te beschouwen, ontheffing echter nietde practische ge volgen zijn intusschen in beide gevallen dezelfde. Welke redenen kunnen tot ontzetting uit de ouder lijke macht? Een aanleiding hiertoe kan gelegen zijn in a. nrsbruik van de ouderlijke macht of grove vcrwaarloozing der verplichting tot orderhoud en opvoeding van. "een of meer kinderen; b. slecht levensgedrag; c. onherroepelüke veroordeelihg we gens bet opzettelijk deelnemen aan eenig misdrijf met een aan zijn gezag onderwor pen minderjarige; d. onherroepelijke veroordeeling we gers beoaalde misdrijven tegen een a-an zijn macht onderworpen minderjarige; c. onherrcepe'ijke veroordeeling tot ee-i vrijheidsstraf van twee jaar of langer. Een en ander wat de ouders betreft. Voor c'e voorden komen daar nog bij: f. verwaarloozing der voogdeliike ver plichtingen of onbekwaamheid om deze na te komen; g. faillissement h. het voe-en van of betrokken zijn bij een rechtsgeding togen den minderjarige, wrn'bij diens staat, fortuin of een aanmer kelijk deel van diens goederen betrokken zijn. Behalve particulieren kunnen ook ver- eenigingen. stichtingen of inste'lingen met de voogdij belast zijn en deze kunnen na tuurlijk evenzeer daaruit ontzet worden de wet srms daartoe de redenen op, wel ke soortgelijk zijn aan bovengenoemde. Bo vendien kunnen deze corporaties om ge wichtige redenen ziekte b.v. of wange drag van het betrokken kind den mi nister van Justitie verzoeken, voorgoed of tijdelijk aan dé voogdij ontlast te worden. Z:Exc. neemt dan de noodige maatregelen, i.e. resp. bestaande in opneming van het kind in een ziekenhuis of in een Rijksop voedingsgesticht (waar dus langs dezen weg ook Voogdijkinderen terecht kunnen komen). Ontzetting noch ontheffing zijn onher roepelijk. Indien de reden ervan is verval len, kan de ouderlijke macht aan de be trokkenen worden teruggeven zoolang zulks echter niet is geschied, heeft ouder noch voogd eenig recht op het kind of de kinderen Hiervan is slechts de toestem ming bij huwelijk van een minderjarige uitgesloten. Wie beslist over ontzetting en ontheffing en al wat daarmede in verband staat Zulks dcet de burgerlijke rechter, voor gelicht door den Voogdijraad, welke ook als regel het lichaam is dat de zaak bij den rechter aanhangig maakt. In het rechtsgeb'ed van ieder arrondis sement s-reehtbank is één Voogdijraad ge vestigd, met uitzondering van dat der rechtbanken te Amsterdam, Breda en Rot terdam, waarin twee, en van dat der Haagsehe rechtbank, waarin drie Voogdij raden zijn. (Het bureau van den Leidschen Voogdijraad is gevestigd in de Breestraat; zijn ressort strekt zich uit over de kan- tons Leiden en Alphen). Wat is een Voogdijraad? Een bij Koninklijk Besluit benoemd col lege, bestaande uit 5, 7, 9 of 11 personen, dat de volgende zevenvoudige taak heeft: a. het adviseeren aan kantonrechter of rechtbank bij maatregelen in 't belang van minderjarigen b. het behartigen der belangen van verwaarloosde en bedreigde kinderen door, na onderzoek van de toestanden en feiten, zoo noodig ontheffing of ontzet ting te verzoeken; c. Let uitoefenen van onmiddellijke en tiidelijko bescherming over minderjarigen, die door de rechterlijke autoriteiten voor- loopig zi'n onttrokken aan de macht van ouders of voogden d. het houden van toezicht over voogdij kinderen, waar dan ook geplaatst (in gestichten of gezinnen); e. het innen en verrekenen der gelde lijke bijdragen, tot welker betaling ouders na echtscheiding, na scheiding van ta fel en bed of na ontzetting c.q. ontheffing krachtens rechterlijke uitspraak ten ba te der opvoeding hunner kinderen mochten verplicht zijn f. het behartigen der belangen van na tuurlijke kinderen en dezer moeder, zoowel voor den kantonrechter als voor de recht bank, ten einde den vader zoo noodig tc dwingen, minstens zijn financieele ver plichtingen na to komen g. het richten van verzoeken aan de rechtbank tot plaatsing in een rijksinrich ting van minderjarigen, die aan hun ouders of hun voogden gewichtige redenen tot misneegen geven. Tot deze Voogdijraden kan ieder zich richten, die zich de belangen van een kind meent te moeten aantrekken: buren b.v., wien een geval van verwaarloozing of mis handeling bekend is; familieleden, die zulk een treurig geval onder hun verwanten kennen; onderwüzers. wien zoo iets ter oore komt, enz. Men behoeft niet te schro men, zich tot het college te richten, want, dit zal bij zijn onderzoek de namen zijner zegslieden niet aan de groote klok hangen. Waar blijven de Voogdijkinderen? Vooreerst kan de rechter zooals bo ven reeds b'eek, een particulier tot voogd of voogden benoemen, die dan volledig in de ouderlijke rechten treedt en deze be houdens tusschentijdsehe nadere rechter lijke beslissmg tot de meerderjarigheid van het kind blijft uitoefenen. (Op zulk een geval sloe<? onlangs het bericht in de pers, dat een Haagsch echtpaar zijn kind, aan een voogdes toevertrouwd, per auto van school had gehaald en bij kennissen onderdak had gebracht, waar het door dc autoriteiten weer vandaan werd genomen. Men moet inderdaad medelijden hebben met zoo'n rampspoedig kind). Ook kan de rechter de voogdij opdragen aan een rechtspersoonlijkheid bezittende vereen'ging, aan een stichting of aan eene instelling van weldadigheid, wier statuten, stichtingbrieven of rep'ementen duurzame verzorging aan minderjarigen voorschrij ven. Deze kunnen de kinderen in gezinnen plaatsen onder afdoende waarborgen, waarvoor de wet re?elen stelt of in een gesticht opremen. Zij hebben volledig voor opvoeding, kleeding, onderwijs en vakop leiding te zoreen, waarvoor zij van de re geering subsidie kunnen krijgen (minimum f 0.40, maximum 0.75 per kind en per dae). Het particulier initiatief werkt ten deze schitterend mede. Zoo werden in 1926 van latere jaren zijn de cijfers nog niet bekend door 321 vanwege het 'Rijk ge subsidieerde instellingen niet minder dan 10.729 voogdiikinderen verzorgd. (Aange- teekend zij hierbij, dat ook 773 Receerings- kinderen langs dezen weg verpleging vin den). Men ziet: aan de verzorging der ver waarloosde en misdeelde' jeugd wordt in ons land heel wat moeite en kosten be steed. Het buitenland kan hier gerust ko men kijken. AJO. de jonge boer stak z'n hand door 't rar-mpje. Wij rilden. De boer lachte. Alsof er een automaat had gewerkt, smakte operrs ons portier open. 'n Purpe ren kop puilde de uniform-kraag uit: Wat heeft die ke. Breed lachend, triomfantelijk, zich be wust van z'n meesterschap over de situa tie, stond de boer recht: „Nou mot hai één koffie!" INKT VI

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1929 | | pagina 9