ARCHITECTUUR
EN
„WRAAK"
ONTZETTING EN ONTHEFFING
derde elad
DE LEIDSCHE COURANT
ZATERDAG 2 MAART 1929
door
ter
^ater-
it- en
11518
HERMAN DE MAN.
Een overzicht ook voor leeken.
III.
J Dl
en
ikkon
>0.—.
>0
ïrvies
teuils
lijjien
uur,
den
üa]
Nu laat het zich begrijpen, dat de hee-
jen, die nooit iets anders geleerd hadden,
dan materialen weg te stoppen, anderen
bedriegelijk na te bootsen, vormen te imi-
teeren en te verhullen, eigenlijk geen raad
wisten met dat strakke, zakelijke profiel
ijzer. Daar zaten nu eer.s geen krulletjes
aan Maar ze wit st en raad. Wat er van
nature niet aan was, kan er toch met
kunst en vliegwerk bijgelapt worden. Al-
zoo werd die nieuwe, zakelijke vondst, aan
leiding om nog lekkerder te liegen. Het
profielijzer werd netjes in schijnbalken
weggeborgen en in allerhar.de houtvlam-
patronen opgeschilderd. Maar het giet
ijzer was gewilliger dat kon zoowaar alle
gewenschte idiote vormen aannemen. Zij
(lieten Grieksche stcenen kolommen met
'holle kapiteelen nagietenen schilder
den ze. eikenhout! De leugen was de-
heeren dus kennerlijk een tweede na
tuur geworden.
Keeren we nu tot ons begin terug, dat
twee architectuurvormen zijn.... de con
structieve en opsierende. Cm deze stelling
ten volle te vatten, dienen we eerst eens
rustig na te gaan, welke begrippen deze
twee termen inhouden.
Het beginsel aller bouwkunst is de func
tie. Niemand bonwt, tenzij het bouwwerk
een doel heeft. Het laat zich dus verstaan,
dat een bouwwerk eerst aanspraak kan
maken op den eerenaam een goed bouw
werk te zijn, als het functioneel perfect is,
d. w. z. a's het zoo goed mogelijk beant
woordt aan het gestelde doel.
Omdat er veel meer bouwwerken zijn
dan differente doe'einden tot gebruik, zul
len noodwendig tal van bouwwerken ont
staan uit hoofdzakelijk eendere behoeften.
En, omdat er, gezien de bezwaren, ver
bonden aan ver transport van de zoo zware
vaak breekbare bouwstoffen, doorgaans
gebouwd zal worden met aanwezige mate
rialen, zullen ve'e bouwwerken elkander
hoofdzaak gelijken. Dit leidt tot tradi
tie. Deze traditie, voor zooverre hier nog
i sprake is van schoonheidstraditie,
doch uitsluitend van gelijkheid, ontstaan
door gelijke practijkeischen, wordt bevor*
derd door de vanzelfsnrekendheid, dat de
functie, het functioneel beginsel, vanzelf
naar het constructieve beginsel heenwijs».
We bezitten de houtschroef, en ieder d'.e
iets ran hout te bevestigen heeft, bezigt
dezelfde houtschroef. Niemand denkt er
aan, op eigen houtje een instrument te
,gaan verzinnen, vervaardigen en aan te
wenden, dat de houtschroef vervangt,
leder weet, hoe perfect dat geringe instru
ment alreeds is en hoe onvervangbaar.
Zoo is het ook in de bouwkunst, bijvoor
beeld met de steenzei ting om het aller
sterkste verband te bekomen.
De functie dwingt dus tot normen, tot
normale gewoonheid. Een oervolk kent
maar één bouwvorm: de eenvoudigste
naar zijn technisch vermogen
de perfectste. Wij echter, wij wijken in de
bouwvormen af. En hoe verder we voort
gaan in onze cultiveering, des te meer dif
ferentie komt er in onzen bouwvorm. Wij
wijken af, omdat wij met ons persoonlijk
inzicht den grondvorm wenschen te ver
edelen, te verfraaien. Dat is een loffelijk
streven. Maar heeft dat verfraaien een
maal vat op ons gekregen, dan gebeurt
het, dat het ons functioneel inzicht de
baas wordt, dat we bedwe'md worden
door den wil tot het schoone, en dat we
het constructieve den grondvorm, gaan los-
laVrj ten behoeve van bet versieren.
Natuurlijk nooit geheel en al. Het is mij
althans niet bekend, dat ooit een archi
tect in Amsterdam, inplaats van te he:en,
rozen strooide op de plaats, waar zijn
bouwwerk moest gaan verrijzen. Maar
wie weet wat de een of andere teekenta
fel-gymnast zou uitgehaald hebben, zoo
er maar eens geen bouwpolitie was.
Alhoewel ieder bouwen te construeeren
is, kan men niet ieder bouwwerk construc
tief noemen. Want er bestaan niet alleen
foutieve constructies (d'e met lapwerk la
ter hangende blijven), meer nog zijn er
omslachtige en overbodige constructies.
Ook komt het voor, dat de vanzelfspreken
de constructie, die voor een zeker bouw
werk door zijn aard te voren reeds gold,
door een architect onderbroken moet
worden, ten behoeve van ziin (in dit ge
val overdadige en constructief misplaat
ste) versieringen. Een bouwwerk is dus al
leen constructief te noemen, wanneer het
zoo eenvoudig, zoo vanzelfsprekend ais
slechts mogelijk was, geconstrueerd werd
en a's de versieringen ervan de construc
tie niet verhinderen, belemmeren, onder
breken of verwarder maken, doch er in
werkelijkheid uit voortvloeien.
Men zou onmogelijk één constructief
oerplan voor alle bouwwerken kunnen
vaststel'en, want wat op zekere plek der
aarde (b.v. op een drooggelegd moeras)
geboden is, en neem als voorbeeld hel
he.en, zou op een zandplaats dwaasheid,
pp een rots onmogelijkheid zijn, zal men
in 'n vochtig klimaat het ruilerdak (punt
dak) verkiezen, om het regenwater gele
genheid te geven, goed te kunnen afdrui
pen; in het Zuiden eischt het klimaat het
bekende platte dak. Het platte dak, dat
hier misstaat (en waarlijk niet alleen om
de ongewoonte) is daar heel gewoon en
stoort er ons schoonheidsgevoel in 't ge
heel niet.
Maar al is het dus niet mogelijk een
constructief oerplan voor alle bouwwerken
in alle gebieden samen te stellen, wel is
een algemeer.e richtsnoer aan te geven,
dat slechts in enkele woorden vervat is,
namelijk: bouw naar den noodzaak, dce
het eerlijk onomslachtig. Wie nu stipt
naar de noodzaken, die zich voordoen,
bouwt, zal zien, dat hij weinig wezenlijk
nieuws verzinnen kan.
De bouwkunst is geen vrije, doch een aan
materialen en bouweischen gebonden toe
gepaste kunst. Met zijn tijclgenooten te-
zaam werkt de constructivistische bouw
meester aan een traditie, die geerszins
n'euw is, doch, punt voor punt aanwijs
baar, voortvloeit uit de traditie zijner
voorgangers. Het is een keten, die onaf
gebroken terugwijst tot aan de plaggen
hut, ja tot aan het aardhol. De opsierende
architecten, die vaak in schijn dien keien
verbreken, zullen altijd^ tot hun bescha
ming, moeten erkennen, dat zij nooit ge
heel los van de veroverde traditie kunnen
bouwen, al zal deze erkenning menige
zucht en traan kosten.
De vormeenheid, die wij traditie noe
men, is in twee gedaanten te bezien Aller
eerst, de functioneele vormeenheid, waar
over alreeds gesproken is, tweedens de
aesthetische vormeenheid, die er u t voort-
■vloeit. Ze vloeit er uit voort, omdat de
versiering van het constructieve bouw
werk zoozeer gebonden is aan de construc
tie (zeg aan het geraamte), dat er maar
weinig vrije fantasie bij mcge'ijk is.
Toch kan een bouwwerk, dal construc
tief verantwoord :s, in schoonheid zeer uit
steken of ten achterstaan bij het andere.
En hierin ligt de les opgesloten, dat de ge
bondenheid en de versierings-mogelijkheid
geen bezwaar ziin voor het ontslaan van
groote en zeer bijzondere en persoonh'ike
schoonheid. Integendeeldie natuurlijke
hinderpalen blijken de schoonheid te ver
dienen.
Het constructieve bouwwerk draagt in
zich twee e'emerrten van schoonhe'd. Het
eerste element van schoenheid in deze
bouwwerken is het behoorlijke. Zij zijn na
melijk orde'ijk, ofwel, in de orde der din
gen. Een slarfken rijzigen jongeling ach
ten wij schooner dan een bultenaar. De
norm van mannelijke schoonheid ligt dus
nrimair in het gewone, in het normale.
Constructieve bouwwerken zijn normaal,
'ze hebben geen bult. Zij zijn ais de bloe
men, zegt Dr. Eerlage, en evena's de
b'oemen zijn zij als het ware uit het land
schap opgegroeid. Zij behooren, door hun
vorm, kleur en materiaalkeuze, zoo vol'e-
dig als maar mogelijk is, tot het lands-
beeld en daarom zijn zij aldaar behoorlijk
Het is daarom niet verwonderlijk, dat de
bouwwerken, waar aan hoofdzakelijk de
materialen gebezigd zijn, die afkomstig
zijn van het eigen gebied, in dat gebied
het allerbeste kleuren. Ieder ding vergt,
wil het zoo schoon bevonden worden als
maar mogelijk is, zijn e:gen milieu. Een
waterlelie is op een vijver schooner dan
een diamanten koningskroon er ziin zou,
maar de schoonheid van de waterlelie zou
niet toenemen, zoo ze op het hoofd van
den koning werd reerge'egd.
Het bouwen, strikt naar de woon- en
klimatorisr-he eischen, volgens de overge
ërfde traditie, en daarbij gebruik makend
telkens van de nieuwe materie'ei, geeft
dus den waarborg voor het behoorlijke.
En het behoorlijke is een der hoofd-eigen-
schappen vn het schoone.
Want, alhoev el men niet zeggen kan,
dat wat behoorlijk is daardnrr ock schoon
is, wel kan gesteld worden, dar het
schoone ook tevens altijd behoorlijk is.
Wil 'n schip schoon zijn, een comp'eet en
in ziin soort perfect schip. Anders kunnen
we dat schip niet bewonderen, 'hce fraai
het overigens ware opges'erd. En, als dat
fraai opgesierde (niet goede) schip in volle
zee komt, zinkt het en houdt op een
schip, laat staan een schoon schio te zijn.
Ook schoone bouwkunst dient drs aller
eerst goede, nuttige, perfecte bouwkunst
te zijn. Het schin meet volstrekt zeewaar
dig ziin, het huis moet volstrekt aan de
"estelde bouweischen beantwoorden. En
het was dwaas van den architect van der
Mey, een huis. het Scheepvaarthuis in
Amsterdam) te bouwen, dat op een schip
lijkt. Een oceaarstoomer in den verm van
een huis is er de consequentie van. M°ar
een zoodapig oceaanschip gaat naar den
kelder, tijdens den eersten den besten
storm.
Tot zoover over bet eerste e'ement van
schoonheid in bouwkurst, namelijk de ver
siering. Het tweede e'ement, en wel de
schoonheid in de normale verhoudingen
gaf, door alle tijden heen, zooveel aanlei
ding tot verwarring, dat het goed is, er een
apart artikel aan te wijden.
Nadruk verboden. Art. 15 Auteurwet 1912.
Nadruk verboden. Art. 15
Auteurswet 1912.
't Was een gure Januarie-dag, en 't weer
zo onhebbe'ik moge'ik Somber was 't on-
der de donkere overkapping van 'i centraal
6tasion.
Trein staat op 't punt te vertrekken,
koepee is voor drie kwart gevuld:
twee dames en verder slechts heren. De
portieren horen we dichtklappen. Aan
stonds de onze
Fors komt een boer op de „onze" aan,
de oud-hollandse hooimijt natuurlik in
brand. Buiten blijft ie staan en vraagt op
kommando-fcoon: ,.Kenne de dames teege
roke?"
„O gunst nee volstrekt niet!" kwelen
twee stemmetjes
„Dan magge de dames wel zorrege d'r
uit te komme, want ik kom d'r inis
't antwoord op deze verklaring, en met-
een hijst de welgedane landbouwer zich
ons kompartiment binnen.
„Klap" daar slaat 'fc portier toe. De
beide dames zitten zeer verbouwereerd en
verliezen hun natuurlike bespraaktheid,
't Mannelik gedeelte weet niet hoe 't z.ch
houden meet: als ze 't voor de dames op
nemen houdt dat ook voor hen een som
bere reis in; 't is toch al zo donker en on-
behaaglik; bovendien is 't een rook-koepee.
Maar ook is 't een doorlopende wagen, en
dit geeft de dames gelegenheid de eer aan
zich te houden en met opgeheven hoofden
zich te verwijderen. Verwonderd ziet boer
be den na.
Dof als de ruiten blijft nu de stilte:
stemming van buiten hokt nu ook binnen
Even als 't een opluchting is, wanneer
miez'rige regen verandert in plassende
pijpstelen zo wenste hier ook ieder voor
zich. dat één 'ns een opmerking maakte.
Maar aller wens w st geen te vervullen.
Zo sleurde de trein in weeïge bonken
tergend regelmatig de spoorlijn weer langs.
De hooimijt was uitgebrand. De sehroei-
ige rooklucht wcei mee met de wind langs
de wagens, 'n Genot verschaften twee
verse sigaren die zich om lieten zetten in
aromat'ese geuren. De man van de hooi
mijt bracht echter een nieuwe verrassing:
in rukken en trekken verschijnt uit 'z'n
zak een vettig papier: daarna krmtïtruim-
lig een halve snee brood, en dan met veel
moeite de rest uit die zak. Veel aandacht
wint nu hier wat haast geen aandacht
waard is.
De helft van 't brood :s naar binnen,
'n Zware masji-en van gewichten en spie
ren martelt eerst fijn al wat er verdwijnt
in 'n dcf-holL afgrond. Sommigen onLer
doen duidelijk blijken estheties-fijnvoelcn-
de mensen te zijn.
Buiten verwachting verheldert de don
kere stemming. Innemend vraagt een jong
hande svriend de stee.'.s heviger kauwende
buitenman: „Zeg vader, waarom gebruik
je daar nou n et 'n kop koffie bij Veel be
ter zou 't dan smaken, zou ik zo denken".
Wantrouwende minachting is 't antwoord,
dat zonder woorden gegeven wordt. Maar
d'andren zijn óók mee de vragers, naar
't schijnt, en om op hun houding triomf te
bevechten, komt er dan eind'lijk: „Kan
jai me die hier soms bezorrege?" „Wel
zeker vader", is 't onmiddellijk antwoord.
U trekt aan die haak daar, (hij wees op
de noodrem) cn dadelijk komt dan uit d't
gangetje een kelner (hij' wees naar de
plaats waar de dames verdwenen). ,Nou
jongeman, preberen kan ik et allicht",
zegt nog half wantrouwend de buitenman.
En zodra trekt hij niet met z'n forse hand
aan de „haak voor c'.e kelner", of schurend
en knarsend doen de gevolgen zich horen.
„De spoor gaat stilstaan, geloof ik" zegt
nu vol verbazing de boer. Dat is om niet
met de koffie te morsen" kan net nog de
jenge man inlichten.
'n Schok, de tre'n staat stil. Uitroepen
van passagiers, openschuiven van raam
pjes, geklap van po:u$ren.; Kondukteurs
lopen door 't grind langs de baan. „Waar
is „wie heeft aan de noodrem getrok
ken?!" wordt door elkander geroepen.
A", denkt de beer, de situatie weer mees
ter en blijkbaar alleen maar „getrokken"
verstaande; „nou moet ik optreden": gaat
naar 't portier en roept door 't geopende
raam: „Ja hier! één koffie!"
Hardop lachen durfden wé niet daar
voor werd 't gesprek wat we allen aan
hoorden te ernstig. Weergeven zal 'k 't hier
niet: alleen, toen de trein in beweging
weer was, wist onze etende "medereiziger
dat hij binnenkort z'n beurs 'ns meest
trekken.
Buiten was 't weer droog; jacht-tafereel
in de wolken.
Zo zeulden we voort. Niets werd er ge
zegd; maar men had slechts elkander in
d'ogen te zien om hele gesprekken te voe
ren. De buitenman l et blijken dat hij heel
veel merkte, doch zei wijselik niets.
Schok: boerenstasionnetje. De veran-
dring van uitzicht bracht ons iets nieuws:
een jonge zcerenzoon kwam bij ons klub e
hokken, 'n Kort ,goeidag" was z'n aart-
spraak, die met enkele brommen beant
woord werd. En als hij ging zitten, gingen
wij sjokken: tjukke tjukke, tjuk.
Alsof 't gekuch van 't lokomotieffie de
forse, maar niet snugger-uitz'ende, jonge
boer hinderde, haalde hij flink-vlug een
pakje uit z'n zak. Zover de beleefdheid
't toeliet trachtten allen te zien wat er
komen ging; toen 't ook h er boterham
men bleken te wezen, groeide de belang
stelling de wellevendheid boven 't hoofd.
Pret glansde in vele paren ogen; nu niet
cm dezelfde tonelen van straks te herha
len, maar bij de herinn'ring daaraan. De
boer zat dof naar z'n jonge standgenoot
te zien.
We begrepen z'n weemoed, en zwegen.
Ine-ens werd helder 't doffe gezicht:
,Mot gai gen kop koffie d'ibai?"
Onze jonge handelsvriend greep om z'n
wang of ie kiespijn kreeg. De jonge boer
schudde z'n kop intelligente uitdruk
king ineers naar ons, alsof ie wou
zeggen: „Hoor dat nou".
Niemand zei er meer wat. Toen wilde
de oudo z'n sukses opdringen: Jao, die
kun gai hier kraigen!" trachtte-n-:e de
ander te overtuigen. Maar deze kauwde
door; onze handelsvriend kon zich niet
inhouden meer, en sprak tot de eter:
M'nheer hier kan 't weten, hij heeft on
dervinding
'n Woedende blik van de oude werd 't
begin van de straf voor die woorden; maar
toen de wederwoorden klonken: „Dan
mag mehe'r 't voor me bestedeverschoot
plots de woede in dankbaarheid, en dan
in wilde tricmf; en vóór iemand onzer
zich rekenschap kon goven van toestand
of gebeuren, werd de noodrem weer over
gehaald en knarsend stond de trein stil.
Wéér klapten vele portieren, wéér gin
gen kondukteurs over 't grind langs de
baan. weer klonken de roepen dooreen;
Met de invoering der kinderwetten
ging gepaard de verlaging der
rreerderjarigheidsgrens
van het 23e naar bet 21e levensjaar. Zulks
geschiedde rret het oog op ouders, die mis
bruik maakte^ van hun macht; in 't ver
leden kwam het toch vaak voor, dat b.v
meisjes, die veilig in een gesticht waren
geplaatst, aan de ouders op dezer een
voudig verlangen moesten worden terugge
geven, ook als wist men dat de kinderen
zoodoerde haar ongeluk te gemcet gingen.
Aan dit euvel werd paal en perk gesteld
door twee maatrege'en, waarvan de een
voudigste wss: bovenbedoelde vervroeging
der „mondigheid", waardoor een kind, dat
tot zijn meerderjarigheid ter beschikking
c'er regeering stond, nadien ziin eigen heer
pn meester werd en dus niet langer was
b'ootgesteld wettig ten minste niet
aan de gevaren, welke het van de zijde
van plicht vergeten ouders konden bedrei
gen. Gelijk resultaat ware bereikt, indien
de ter-besrHkking-stelling tot het 23e jaar
ware uitgestrekt, maar zu'ks deed men nu
eenmaal niet, waarschijnlijk wegers de
zelfde redenen waarom nu verlaging van
den leeftiidsgrens voor Begeeringskinde-
ren bepleit wordt, n.l.: zulke oude of wil
men liever: groote knapen en meisjes be-
hooren in een opvoedingsgesticht niet
larger thuis.
Wie nu beducht mocht wezen, dat deze
grensverlaging het euvel van misbruik der
ouderlijke macht weer in 't leven moest
rce~en, zij gewezen op de tweede, meer
ingrijpende van bovenbedoelde bescher
mingsmaatregelen, zijnde dit de
Ontzetting en ontheffing.
uit de ouderlijke macht, waardoor een
k'nd oo iederen leeftijd beneden zijn meer
derjarigheid aan zijn ouders kan worden
onttrokken.
Weliswaar wordt een minderjarige door
de ontheffing of ontzetting zijner natuur
lijke verzorgers niet ges'.empe'd tot een
Rcgeeringskind, maar tct een Voogdijkind,
wat meer dan een verschil louter in naam
is, maar het practische resultaat is het
zelfde: de ouders hebben niets meer te
vertellen. Aangezien nu deze maatregel
ook, zoo noodig, zou kunnen worden toege
past ter bescherming van b.v. 18 jaar ge
worden Begeeringskinderen,. verzet zich
het belang van het kind niet tegen mcer-
bedoelde grensverlaging.
De vraag moet nu behandeld:
Wat is het verschil.
tusschen ontzetting en ontheff'ng?
„Ontzet" wordt uit de ouderlijke macht
desnoods tegen wil en dank de vader
of mceder (en ten aanzien van voogden
geldt hetzelfde, die niet lq.n£er waardig is
dusdahige macht tc bezitten, .hetzij tep
aanzien van alle, hetzij ten aanzien van
een cf meer kinderen, zoodat b.v. een on
gelukkig'schaap, dat geen goed kan doen
zulke treurige gevallen Lemen immers
meer voor ook in ziin eentje uit het ge
zin kan worden gehaald.
Ook beide ouders kunnen ontzet wor
den, wat echter niet altijd noodig is, want
de schu'd kan immers bij één der ouders
lig-ren. Wijl inti'sschen de goedwillende
ouder daardoor in een moeilijk parket
kan krmen, kan „ontheven" worden uit de
ouderlijke macht w"e ongeschikt of on
machtig is de ouderlijke plichten naar be-
hooren te vervullen, terwijl die ontheffing
noodig blijkt in het belang van het kind
of de kinderen.
Ontheffing kan echter nooit tegen wil
en dark van den betrokkene worden uit
gesproken, maar 't spreekt vanze'f, dat
dan ontzetting kan volgen a's zulks in 't
belang van het kind noodig blijkt.
Ontzetting valt als een afkeuring van
het gedrag der ouders te beschouwen,
ontheffing echter nietde practische ge
volgen zijn intusschen in beide gevallen
dezelfde.
Welke redenen
kunnen tot ontzetting uit de ouder
lijke macht?
Een aanleiding hiertoe kan gelegen zijn
in
a. nrsbruik van de ouderlijke macht
of grove vcrwaarloozing der verplichting
tot orderhoud en opvoeding van. "een of
meer kinderen;
b. slecht levensgedrag;
c. onherroepelüke veroordeelihg we
gens bet opzettelijk deelnemen aan eenig
misdrijf met een aan zijn gezag onderwor
pen minderjarige;
d. onherroepelijke veroordeeling we
gers beoaalde misdrijven tegen een a-an
zijn macht onderworpen minderjarige;
c. onherrcepe'ijke veroordeeling tot
ee-i vrijheidsstraf van twee jaar of langer.
Een en ander wat de ouders betreft.
Voor c'e voorden komen daar nog bij:
f. verwaarloozing der voogdeliike ver
plichtingen of onbekwaamheid om deze
na te komen;
g. faillissement
h. het voe-en van of betrokken zijn bij
een rechtsgeding togen den minderjarige,
wrn'bij diens staat, fortuin of een aanmer
kelijk deel van diens goederen betrokken
zijn.
Behalve particulieren kunnen ook ver-
eenigingen. stichtingen of inste'lingen met
de voogdij belast zijn en deze kunnen na
tuurlijk evenzeer daaruit ontzet worden
de wet srms daartoe de redenen op, wel
ke soortgelijk zijn aan bovengenoemde. Bo
vendien kunnen deze corporaties om ge
wichtige redenen ziekte b.v. of wange
drag van het betrokken kind den mi
nister van Justitie verzoeken, voorgoed of
tijdelijk aan dé voogdij ontlast te worden.
Z:Exc. neemt dan de noodige maatregelen,
i.e. resp. bestaande in opneming van het
kind in een ziekenhuis of in een Rijksop
voedingsgesticht (waar dus langs dezen
weg ook Voogdijkinderen terecht kunnen
komen).
Ontzetting noch ontheffing zijn onher
roepelijk. Indien de reden ervan is verval
len, kan de ouderlijke macht aan de be
trokkenen worden teruggeven zoolang
zulks echter niet is geschied, heeft ouder
noch voogd eenig recht op het kind of de
kinderen Hiervan is slechts de toestem
ming bij huwelijk van een minderjarige
uitgesloten.
Wie beslist
over ontzetting en ontheffing en al wat
daarmede in verband staat
Zulks dcet de burgerlijke rechter, voor
gelicht door den Voogdijraad, welke ook
als regel het lichaam is dat de zaak bij
den rechter aanhangig maakt.
In het rechtsgeb'ed van ieder arrondis
sement s-reehtbank is één Voogdijraad ge
vestigd, met uitzondering van dat der
rechtbanken te Amsterdam, Breda en Rot
terdam, waarin twee, en van dat der
Haagsehe rechtbank, waarin drie Voogdij
raden zijn. (Het bureau van den Leidschen
Voogdijraad is gevestigd in de Breestraat;
zijn ressort strekt zich uit over de kan-
tons Leiden en Alphen).
Wat is een Voogdijraad?
Een bij Koninklijk Besluit benoemd col
lege, bestaande uit 5, 7, 9 of 11 personen,
dat de volgende zevenvoudige taak heeft:
a. het adviseeren aan kantonrechter of
rechtbank bij maatregelen in 't belang van
minderjarigen
b. het behartigen der belangen van
verwaarloosde en bedreigde kinderen
door, na onderzoek van de toestanden en
feiten, zoo noodig ontheffing of ontzet
ting te verzoeken;
c. Let uitoefenen van onmiddellijke en
tiidelijko bescherming over minderjarigen,
die door de rechterlijke autoriteiten voor-
loopig zi'n onttrokken aan de macht van
ouders of voogden
d. het houden van toezicht over voogdij
kinderen, waar dan ook geplaatst (in
gestichten of gezinnen);
e. het innen en verrekenen der gelde
lijke bijdragen, tot welker betaling ouders
na echtscheiding, na scheiding van ta
fel en bed of na ontzetting c.q. ontheffing
krachtens rechterlijke uitspraak ten ba
te der opvoeding hunner kinderen mochten
verplicht zijn
f. het behartigen der belangen van na
tuurlijke kinderen en dezer moeder, zoowel
voor den kantonrechter als voor de recht
bank, ten einde den vader zoo noodig tc
dwingen, minstens zijn financieele ver
plichtingen na to komen
g. het richten van verzoeken aan de
rechtbank tot plaatsing in een rijksinrich
ting van minderjarigen, die aan hun ouders
of hun voogden gewichtige redenen tot
misneegen geven.
Tot deze Voogdijraden kan ieder zich
richten, die zich de belangen van een kind
meent te moeten aantrekken: buren b.v.,
wien een geval van verwaarloozing of mis
handeling bekend is; familieleden, die zulk
een treurig geval onder hun verwanten
kennen; onderwüzers. wien zoo iets ter
oore komt, enz. Men behoeft niet te schro
men, zich tot het college te richten, want,
dit zal bij zijn onderzoek de namen zijner
zegslieden niet aan de groote klok hangen.
Waar blijven de Voogdijkinderen?
Vooreerst kan de rechter zooals bo
ven reeds b'eek, een particulier tot voogd
of voogden benoemen, die dan volledig in
de ouderlijke rechten treedt en deze be
houdens tusschentijdsehe nadere rechter
lijke beslissmg tot de meerderjarigheid
van het kind blijft uitoefenen. (Op zulk
een geval sloe<? onlangs het bericht in de
pers, dat een Haagsch echtpaar zijn kind,
aan een voogdes toevertrouwd, per auto
van school had gehaald en bij kennissen
onderdak had gebracht, waar het door dc
autoriteiten weer vandaan werd genomen.
Men moet inderdaad medelijden hebben
met zoo'n rampspoedig kind).
Ook kan de rechter de voogdij opdragen
aan een rechtspersoonlijkheid bezittende
vereen'ging, aan een stichting of aan eene
instelling van weldadigheid, wier statuten,
stichtingbrieven of rep'ementen duurzame
verzorging aan minderjarigen voorschrij
ven. Deze kunnen de kinderen in gezinnen
plaatsen onder afdoende waarborgen,
waarvoor de wet re?elen stelt of in een
gesticht opremen. Zij hebben volledig voor
opvoeding, kleeding, onderwijs en vakop
leiding te zoreen, waarvoor zij van de re
geering subsidie kunnen krijgen (minimum
f 0.40, maximum 0.75 per kind en per
dae).
Het particulier initiatief werkt ten deze
schitterend mede. Zoo werden in 1926
van latere jaren zijn de cijfers nog niet
bekend door 321 vanwege het 'Rijk ge
subsidieerde instellingen niet minder dan
10.729 voogdiikinderen verzorgd. (Aange-
teekend zij hierbij, dat ook 773 Receerings-
kinderen langs dezen weg verpleging vin
den).
Men ziet: aan de verzorging der ver
waarloosde en misdeelde' jeugd wordt in
ons land heel wat moeite en kosten be
steed. Het buitenland kan hier gerust ko
men kijken.
AJO.
de jonge boer stak z'n hand door 't
rar-mpje.
Wij rilden.
De boer lachte.
Alsof er een automaat had gewerkt,
smakte operrs ons portier open. 'n Purpe
ren kop puilde de uniform-kraag uit: Wat
heeft die ke.
Breed lachend, triomfantelijk, zich be
wust van z'n meesterschap over de situa
tie, stond de boer recht: „Nou mot hai
één koffie!"
INKT VI