DE HEDENDAAGSCHE ARCHITECTUUR R.O.G. EN TUCHTSCHOOL DERDE blad DE LEIDSCHE COURANT ZATERDAG 23 FEBRUARI 1929 door HERMAN DE MAN. Een overzicht ook voor ieeken. II. Die mateloozo zucht, om meer to schij- ■n dan men was, sloot voor de heeren architecten natuurlijk alle stilte en be- zinn'ng* uit. De bouwmeester, die in het midden der vorige eeuw tot bekendheid wenschte te komen, moest er van dag op gespannen staan, nieuwigheden te ontdekken, die nóg ongewoner en ver bazingwekkender waren, dan die van zijn voorgangers. Dit theatergedoe werd ze fs zijn groot6te zorg en de aanleiding van grootsten roem. Zoo zijn zij er ten slotte toe overgegaan, hee'.e tegeltableaus tegen de muren te plakken, ramen te si- toeeren met het alleenlijke doel ze weer dicht te metselen, heele baksteenen hui zen door den stucadoor te laten „Oberkir- chenen" in prachtig nagemaakt natuur steen. inclusief eenige gipsen beeldea liefst Venussen in lichtblauw, roze en glin sterend goud, alles heel kostbaarmaar buitengewoon onschoon en specifiek on- floUandsch. Een ander, zeer geliefd middel, om den irame uit te hangen, bestond in bet na- rolgen van klassieke, bij voorkeur Griek- iche of Moorsche stijlmotieven, te pas of te onpas, maar meestal te onpas. Nu zijn onze architecten, op het stuk ran stijl-overname, ook in vroeger eeuwen :eer onbeholpen geweest. Zoo kan men in 3ouda een im'tatie van een Grieksche ;empelgaan>derij vinden, in tweo symme- irische deelen over het water gebouwd onder welker zuilenvisch wordt ver- ]iandeld. En meen nu niet, dat deze ontwijding "ran een verheven tempel-architectuur ooit irotesten heeft uitgelokt, integendeel: als iet Goudsche stadsbestuur ooit een vinger laar die malligheid uitsteken dorst, kwam Ie Bond Heemschut stellig op z'n achter- te beenen staan. Voorts zitten in Amsterdam dienders in en als Griekschen tempel opgetrokken oormalig poortgebouw, wordt in Den Fosco geschonken in Grieksche rachthuisjes.ach er is zóóveel van die ixotische nonsens te signaleeren. Er zijn, en dit tot goed begrip ervan, a de geschiedenis onzer bouwkunst eigen- dr'e methoden van overname der clas- lieben aan te toonen. Eerstens, de absolute manier, Tempels iet Ionische zuilen, ten behoeve van den ischhandel, het bewaren van dieven, het lesturen van een stad; om er a.s. schil lers de perspectiefleer in bij te brengen, recht te spreken en.... om er in te lidden. Dan. de goede manier n.l. het overne- len en in eigen landaard verwerken van louwelementen, op een zoodan:ge wijze, 1st de eischen, waaraan het bouwwerk lóet voldoen, niet in het gedrang komen, lp deze wijze, en ook n\aar alleen op deze rijze, kan het classicistisch bouwwerk lochtans een nationaal karakter vertoo- En a's we nu weten, dat de geestes- ichting die het classicisme heet, geens- tos u't was op vergrieksching van onze itie doch alleenlijk beoogde, do hooge e'f ingekeerde levenshouding van de clas- ieken aan de geestelijke aristo's van ons olk mede te deelen dan vat men, dat EE oor de classicisten geenszins een plompe itatio van levens- of van bouwvormen gedoeld ïb. doch een logische aanpass'ng. De grootmeester der classicistische ar- litecten in on® land, Jacob van Campen, eeft het alzoo begrepen. Wie het Amster- amsche Stadhuis op den Dam (thans Pa- EEjfis) goed beschouwt, komt tot de blijde rvaring. dat dit meesterwerk boven alles m Hollandschen aard is. De eigen e'e- lenten domineeren, de classieke sier is er igisch in verwerkt. Het getuigt van bijna lajestueuze patriciërs waardigheid, van lollandsche beslotenheid, van geserreer- e deftigheid en dan eerst... van'de lass'ceerende liefhebberij van dien tijd. len kan zich Jacob van Campen wel den- S en zonder den invloed der classieken, niet Sfonder het Hollandsche patriciërstijdvak lat hem voortbracht. Daarmede wil weer volstrekt niet ge- igd zijn. dat het classicisme niets meer Jweest zou zijn dan kinderlijk speelgoed i= an dien tijd. Zonder het teruggrijpen naar "ie classieken zou het rijke Holland u't die ;en wel'icht in parvenistische poenie- leid zijn vervallen Ieder, die dezen tijd iverdenkt, begTijpt, dat de Renaissance lezen teruggreep naar den Heidenschen S^unstvorm moest meebrengen. En wel. als sn reactie op de verwildering, een zin loze overdadige onstaoel'ng van Gothi- iche siermotieven, die tijdens de scheiding E 2 'er middeleeuwen viel waar te nemen. Maar voornamelijk aan de groote kun- tenaars dier tijden is het gebleken, dat 2 '6t edele accoord. dat toen allerwege door le peesten kwam gevaren, geenszins den ïriekschen vorm onvervangbaar behoefde. )e bedoeling was, de Grieksche gesteltenis in de tern te vatten. En daarmede is de bouwmeester van het Stadhuis op den Dam duizendvoud beter geslaagd, dan de malloot die den Griekschen tempelbouw tot vischbank degradeerde. En is het, bijvoorbeeld met het werk van den uitbundigen Frans Hals niet even zoo gesteld? Het ontzaggelijk brio van diens regentenstukken zijn puurder getui genissen "an den geest der vaderian-dsehe renaissance, dan alle classicistische alle- goriën uit die dagen tezaam. Waarmede maar gezegd wil worden, dat de geest onzer renaissance, in groote lijn althans, wel indentiek was aan de Italiaansche re- na'ssance. maar geenszins dezelfde vormen en gestalten behoefde om tot groote vita liteit te geraken. Ja, eigenlijk is de kun stenaar, die op allerzuiverste wijze onze eigen renaissance, die door ons witte licht en onze waardigheid getemperd maar ver innerlijkt was, heeft vermogen uit te beel den (hier doel ik op Coornhert), specifie ker dan zij, die in klakkelooze imitatie uit het Zuiden uitweg zochten van hun ver nieuwd denken. De strijdkreet toch was: we willen vrij worden in ons zelv vrij van de be'emmering der plomoe massa op de wijze der classieken. In cle classieken vonden deze eerstgeborenen van het piep jong individualisme strijders die een een der resultaat met succes bestreden hadden; daarom sloten zij zich bij hun methode van leven aan. En het zijn de kortzichtiren ge weest. die en passant al de class'eke vor men nu ook maar overnamen. Naar alle waarschijnlijkheid hebben juist dezen het vrijheidsideaal van den nieuwen mensch niet in volheid begrepen; althans zij mis ten blijkbaar het vermogen en de kracht den nieuwen geest over te planten op den overgeleverden vorm en de nationale eigen- dommel ijkheden. Nog een derde manier is er, om het klassieke element in de eigen bouwkunst over te brengen. En op die manier, de beroerdsre meteen, hebben de 19e eeuw- 6che bouwmeesters zich geworpen, met heel hun slijmerige futlooze ambitie. Dat ging aldus: ïonische en dorische zuilen met of zonder kap'teelen, kapiteelen zonder zuilen, friezen en fratsen, her en der ge vonden, werden her en der weer neerge smeten tegen de gevels aan, of er aanlei ding in den bouwvorm toe was of niet. Reminiscensen uit dr'e of vier classieke bouwstijlen werden bijeengeraapt, soms ze'fs dooreen geklotst tot één smake'.ooze taartspijs en in één en hetzelfde gebouw verwerkt. De meeste groote bouwwerken uit d e jaren (althans groot van afmetin gen), neem b.v. do Stadsgehoorzaal van Leiden, zijn een voorbeeld van zulk een eierstruif. Eenigen nationalen aard zal men er ver- geefsch in zoeken tenzij men al tevreden is met den zekeren ondefinieerbaren trek. waaraan te bespeuren valt, dat het ge drocht binnen onze grenzen ontstond. Mo gelijk is die „ondefin:eerbare trek" niets anders dan het herinneringsbeeld der na volging. In Frankrijk bestond natuurlijk dezelfde zotheid, ze bestaat nog en tiert er. maar de Franschen leunden natuurlijk op een beroemd geworden Fransch voor beeld. Wij op een reputatie welke zou het geweest zijn? die hier was ont staan. En weet u, hoe de mate van wel stand aan die bouwwerken was vast te stellen? Als ze nieuw waren, was dat, ge zien de vaard'gheid der marmeraars (schilders, die hout tot marmer verheven), zoo eenvoudig niet, en had men er een hamertje om de gevels te bek'oppen voor noodig. Wie rijk was liet pilasters van marmer bouwen maar -»e man met smal ler beurs kreeg latjes fraai bekalkt er beschilderd. Er zijn dikke waanwijze aanprijzende boeken over de bouwkunst dier dagen, die overzad'gd van boozen leugen was, ge schreven. En niet alleen in ons land. We wenden ons kregel af en achten het vol doende te verklaren, dat het ons niet in teresseert te weten, waarin de Duitsche wanstijl zich onderscheidt van de Holland sche of de Fransche. Zijn panier, inkt en aandacht tenslotte niet te kostbaar, om de fijne onderscheidingen tusschen zuur bier en zuurder b'er kenbaar te maken. S'echts voor zooverre deze bizarre periode met de ontdekking van nieuwe bouwtechnieken sa menviel. heeft ze recht op onze aandacht. Maar dit is een technisch be'ang. Want het was in die dagen, dat het ijzer als hulp materiaal der bouwkunst werd ontdekt. Strikt genomen is d't al veel eerder ge beurd (het anker, de trekst°ng en de tralie bestonden reeds); maar 't is toch het pro fielijzer geweest dat begin werd van nieuwe mogelijkheden. Nadruk verboden. Auteurswet 1912. Art. 15 OP DE HARDE BANKEN". Vertelling van JOSEF ROBERT MEIJER. Met dreunend geraas rolde de trein voort onder de gewelfde ijzeren balken Rijnbrug. De spitse Domtorens ver- Taagden in de vallende avondschemering. Plotseling weerklonk een klein gilletje in l®e coupé, waarin de twee schilders zich *®nnaakten, door over het riviergezicht to) avond te twisten. Er was een koffer van de bank gevallen ®n dat had een kleine dame met schitte rde nagels, die wel glas leken, doen schrikken, vandaar dat zij een gilletje slaakte. Heinrich verontschuldigde zich dat hij niet beter opge'et had en Karei bekeek zijn linnen doeken, die met bontgekleurde, olie-achtige verf bestreken waren en die met de grootste zorg door den schilder behandeld werden. Behalve deze merk waardige schatten bezat hij niets anders clan zijn verstand. Heinrich gaf dit echter niet toe en trachtte hem uit te leggen, dat geld toch ook wel van eenig belang was, dat weliswaar verachtelijk en zonder verdienste is voor den bezitter, doch menigmaal een voorwaarde voor gezond heid en bekwaamheid was. Zoo pratend, hadden zij hun bagage weer onder en op de banken geplaatst met voorzichtigheid en beleid, want zij zouden op deze wijze den nacht door brengen. De kleine dame zag voor zich uit en sloot verschillende keeren langzaam de oogen, om te laten zien hoe kalm zij was, daarna deed zij een klein taschje open, dat glansde als leder en begon met een wit bepoederd donsje haar gezicht te bewer ken. Zij slceg daarbij hare slanke beenen over elkander en bekommerde zich noch om de blikken van Heinirich, dio haar in het gezicht uitlachte, noch om een oude, waardige dame, die met een langen gouden facetto, twee dikke brilleglazen voor haar oogen hield. Tenslotte nam het meisje, dat het toch moe werd zichzelf te beschouwen en door een ander gefixeerd te worden, haar boek weer ter hand, dat onder ineengeslingerde rozen den titel toonde: „Geen vrouwenha ter meer!" Onthutst keek Heinrich door het raampje... donker en zonder vaste om trekken zag hij alles voorbij trekken. Karei zat peinzend voor zich uit te staren. Af en toe trok hij eens aan zijn uitge brande pijp. Thans was ei niets in de coupé te hooren dan het snelle, stootende rhythme der raderen, dat met dezelfde gelijkmatigheid terugdreunde van de hou ten wanden. De oude dame had nog geen rust ge vonden. Met geoefendo zorg bedekte zij haar houten zitplaats met een dikke deken plaatste den koffer van papier machó naast zich als steun voor hare armen.... plukte onophoudelijk met haar zwarto wollige handschoenen aan den zwarten hoedtrok herhaaldelijk aan haar mantel, tot zij tensloite, als volgde zij een plotselinge ingeving, een bruin bontje nam uit een andere koffer op den grond, deed "f om haar hals.... daarna zette zij zich ^til neder, steunde met het hoofd op hare hand en zag naar haar grijsharigen manhet scheen wel, dat zij zich verveelde. Haar man zat tegen over haar en las met een opgeruimd ge- •zicht verschillende kranten, de een na den ander. Karei at zuchtend een banaan op. De kleine dame, die wel inzag, dat niemand ook maar eenige notitie van haar nam, liet teleurgesteld haar boek zinken. Komen we nu bij Dortmund? vroeg ze snel, toen ze de starende oogen van Heinrich zag. Deze echter vergenoegde zich met welwillend het hoofd te schud den. Verward en vernederd nam zij haar boekje weer op. In Dusseldorf kwam een heer uit Spandau den wagon binnenhing zijn deukhoed tegen den houten wandeen mijnheer met verschillende eereteekenen op de borst kleine, zwijgende kinderen aan beide handen en een puntigen knevel, onder de neus. Zijn vrouw was beladen met allerlei pakjes, die. zij heel ijverig op alle leege plaatsen ledigde. Toen kwa men er nog arbeiders binnen, mot hun petten diep over de ooren getrokken.... karig met hun woorden. Kindermutsen, pakjes en verdere bagage werden aan de haken gehangen zoover dat mogelijk was. De reis ging zonder storing verder. Karei was juist bezig om zijn laatste banaan op te peuzelen, toen onverwachts een heer, die er uitzag als een Engelsche tooneelgraaf ec die voortdurend had zitten lezen in een klein boekje of een soort brochure, met verontwaardiging op het gezicht en een monocle in zijn oog ge drukt, begon te spreken. Hij sprak diep en met warmte, doch zonder de minste blij moedigheid naar het scheen. Hij verlang de, dat de raampjes gesloten werden. Een man met een paar stevige vuisten keerde zich om en luisterde zonder ook maar één woord te spreken, naar hem. Een jonge ar beider wierp zijn sigaret weg en trok te vergeefs aan de riemen, zoodat de heer tenslotte met een ontevreden gezicht zelf opstond en de zes raampjes van den wa gen sloot. De lucht werd blauw en trilde zacht on der de heldere lamp aan het witte plafond en de conducteur, die voor de zevende maal kwam en altijd even bedaard en be leefd bleef, terwijl hij een roode streep zette op de spoorkaartjes, hoestte zacht jes. Plotseling werd het stil in den wagen. Een groote, hoekige schaduw schoof voor de ruit van het deurtje het glas was met groote druppels bedekt. De oude heer wekte zijn reisgezellin, die rustig lag te slapenKarei hield op met kauwen en de heer uit Spandau veegde over de ruit. Alleen de tooneelgraaf boog zich nog dieper over zijn boekje heen. Buiten ver toonden zich de grillige schijnsels der vurige hoogovens, roodgloeiende vloei bare ijzermassa's, ontelbare schoor- steenen, die hun dikke rookpluimen de lucht instuurden, helderlichte ruimten en donkere steenen fabrieksmuren.De trein nlaakte nu een bocht en reed midden door dit lawaaierig dreunend en werkend ge bied aan de Ruhr., een grootsch schouw spel van nachtelijken arbeid g'eed voorbij. Het maakte de menschen sprakeloos en droomerig staarden zij door de ruiten naar het voorbijrollende landschap. Karei stond daar met samengeknepen oogen.. een groot wit papier op den arm. en schilderde heftig en snui vend met zwarte strepen De Kleine dame was opgestaan en Heinrich hielp haar het koffertje van de bank to nemen, tengevolge waarvan het beschilderde lin nen met veel lawaai op den grond viel. Karei keek er naar en schopte het met den voet opzij, zoodat het geheel vernield werd. De kleine dame gaf een gil van ont zetting maar de schilder lachte, eens grim mig en ging door met zijn werk. Zij nam de vernielde oliedoeken op en schreide haast over de kapotte maan, die droomerig haar geel licht over een bruine korst van De Nederlanders bezitten in hooge mate de hebbelijkheid, gaarne tc prijzen wat het buitenland doet met voorbijzien van het geen we zelf verrichten. Zoo ook op het gebied der verzorging van de verwaarloosde jeugd. Meerdere ma len zijn den laatsten tijd artikelen versche nen, waarin met lof werd gewag gemaakt van de Borstal-inrichtingen, zijnde dit Engelsche opvoedingsgestichten, waar gearbeid wordt aan de zedelijke her vorming en aan de vakopleiding van afge dwaalde jongelui. Zoo moesten we 't in Ne derland insgelijks doen, ieest men dan, maar ingewijden wrijven zich dan toch de oogen uit. Immers: uit de beschrijving dier Engelsche inrichtingen blijkt, dat daar na genoeg dezelfde methode wordt toegepast als in onze opvoedingsgestichten, zoodat wij ons aan de „Borstal-institutes" aller minst behoeven te spiegelen. Men geeft ginds andere namen aan dezelfde soort ambtenaren als wij kennen, huldigt er de zelfde theoriën ten aanzien der karakter vorming, brengt er dezelfde werkwijze in practijk bij 't aanleeren van vakken, kort om doet er alles net als wij hoogstens met wat verschillen, welke uit den land aard voortspruiten en daarom feitelijk niet ter zake doen. Maar waarom dan dat ophemelen van wat men ginds doet? Och, er wordt een voudig geen of weinig acht geslagen op de Nederlandsche instellingen, wat ik uit mijn 18-jarige practijk in een R. O. G. wel weten kan. De personen, die eens belangstellend kwamen zien, kan ik op mijn vingers wel natellen en dan heb ik geen cnke'en vinger tweemaal noodig. Bo vendien: die bezoeken duurden dan eenige uren, veel te kort voor het vormen van een juist beeld. Wie den geest van een ge sticht wil kennen, moet er het leven een paar weken medemakén maar deze moeite getroosten zich weinigen. En het zijn niet deze, welke ons cle Borstal-inrich- fcineen gaarne ten voorbeeld stellen. Wat van onze Riiksopvoedintrsgestiohten te zetrgen valt, geldt natuurlijk evenzeer van de particuliere gestichten, waar de werkwijze wel nagenoeg eender zal wezen, ja haast eender wezen moet, wijl 't leeren van een vak en 't hervormen van een karakter in wezen weinig kan ver schillen; de gevolgde methoden mogen af wijkingen vertoonen, do persoonlijkheden der leiders mogen nuancen aanbrengen in 't gevolgde svsteem, in hoofdzaak komt al les op 't zelfde neer: het oefenen aan oog en hand, het scherpen van het verstand, het stalen van den wil ten goede. Nu ben ik met de particuliere gestraften niet op de hoogte en zal mij daarom be palen tot het beschrijven van het leven in een R. 0. G., wat zelfs voor Leïdenaars nog nieuw kan wezen, al hebben zij 15 jaar lang zoo'n inrichting binnen hun stadsgrenzen beze ten. Vóór de Kinderwetten werden ingevoerd huldigde de Staat de massa-opvoeding, wat natuurlijk niet meer was dan massa-drillen. Bij 60, 70 waren de kinderen, als zij niet op school of aan den arbeid waren,-in één zaal bijeen, sleohts gescheiden naar leeftijd, wat wel do makkelijkste, maar niet de beste scheiding is. Wat komt er van individueele leiding terecht bij zoo groote getallen. Als er maar stilte en orde heerschten, waren de oprichters al blij. Do euve'en van dit systeem werden gelukkig hierdoor getem perd, dat de opvoedelingen nooit ouder waren dan 18 jaar; zij vertrokken dan en keerden niet weer terug. Dit laatste had men niet moeten veran deren toen bij de invoering der Kinder wetten de massa-opvoeding werd vaarwel gezegd en vervangen door het groepen-systeem, wijl dit systeem veel beter tot zijn recht ware gekomen, indien niet zooveel oudere „kinderen" tot den 21-jarigen leeftijd toe de gestichten mede waren komen bevolken. Men deed en dcet wat men kan om de opvoedelingen „soort bij soort" te plaatsen o. a. door hen, die na voorwaar delijk ontslag terugkeeren, bijeen te hou den maar dit heeft altijd onvolmaakt gewerkt, vooral ook wijl bij spel, zang, muziek en arbeid de verschillende elemen ten uiteraard toch weer dooreen liepen. De groepen werden aanvankelijk vastge steld op 15 h 16, welk aantal gedurende den oorlog noodgedwongen tot 20 steeg, doch nu weer tot op of beneden het gewone peil is gedaald. Iedere groep heeft een „op voedend ambtenaar" aan 't hoofd en veel bewondering heb ik voor de wijze, waarop die heeren in 't algemeen hun taak vervul len. Opmerkenswaardig is, hoe 'n groep de jaren door het stempel kan blijven dra gen van den ambtenaar hetgeen den persoonlijkon invloed bewijst. De uren 8.3012 en van 26 zijn gewijd aan den arbeid, welke verricht wordt onder leiding van „opvoedende ambtenaren met radicaal voor-vakonderwijs", welke lange titel na tuurlijk in de practijk niet gebruikt wordt. Do opvolgende rang is leeraar, wat echter op den werkkring van geen invloed is, wol op 't salaris. De onderwezen vakken zijn? schoenma ken, kleermaken, huissohilderen, timmeren, smeden, boekbinden, zetten, drukken, land bouw, tuinbouw, groententeelt, veeteelt, metselen (de S laatste uitsluitend in Avo- reest) en incnbelmaken (Amersfoort). Het R, O. G. te Amersfoort was aanvan kelijk schoolgesticht, maar er komen sinds lang niet genoeg jeugdige knapen meer en toen is men or ook aan vakonderwijs be gonnen zij 't op bescheiden schaal. In het meisjes-R. O. G. t.e Zeist worden natuurlijk andere bezigheden onderwezen: handwerken, de wasch doen, enz. Er wordt ook gewoon lager onderwijs verstrekt, wat vaak hoog noodig is, terwijl Katholieken, Protestanten on Israëlieten wat het onderricht in en het beleven van hun godsdienst betreft onder leiding staan van daarvoor aangewezen geestelijken. Aan de noodzakelijkheid hiervan zal niemand, twijfelen. Is een verpleegde in zijn (haar) vak be hoorlijk geoefend en geeft bet gedrag in 't gesticht goed o hoop voor de toekomst, dan kan door den minister voorwaardelijk ontslag worden verleend, hetgeen gepaard gaat óf met terugkeer naar het ouderhuis óf met plaatsing in een vreemd gezin wat van de omstandigheden afhangt en waarbij het belang van het „kind" den doorslag geeft; tevens wordt van gestichtswege ervoor ge zorgd, dat de betrokkene terstond aan 't werk kan gaan en behoorlijk voorzien is van kleeren en gereedschap voor zooveel noodig en mogelijk betaald uit de „uit- gaanskas". Blijft do ontslagene zich goed gedragen zulks onder cohtrolo van een toezicht hebbende vereeniging en van speciale „toe zichthouders", door de verpleegden door gaans voogden genoemd, wel, dan komt zoo'n opvoedeling niet meer in 't gesticht terug en heeft hij vaak allo roden om ver heugd te wezen over hetgeeen hom ten deel viel. Zoo heb ik nu al een duizendtal jongens de maatschappij weder zien ingaan en do overgroote meerderheid van hen heb ik nooit weer ontmoet, hetgeen zeggen wil, dat zij geen reden tot klagen gaven, dat 't hen goed ging. Bij wangedrag volgt intiekking van het voorwaardelijk ontslag on terugkeer naar het gesticht wat echter geenszins altijd tegen do betrokkenen pleit, want de eorsto sohreden in dc vaak zoo ontgoochelende samenleving zijn voor meerderen o zoo moeilijk. Van dio weergekeerd en komen or ook nog heel veel goed terecht. Er zijn natuurlijk ook hopeloozo gevallen doch men wachte zich wel, te generalisee ren als men in do rubriek reahtszaken „weer" van een oud-opvoedeling leest. De zulken vormen heusch sleohts een percen tage, naar hetwelk men de rest niet bo- oordeelen mag. Ik verzeker u: de meesten worden behoorlijke burgers, dio zich door 't leven weten been te slaan, al blijven zij niet het aangeleerde vak be oefenen. Zoude» alle leerlingen van am bachtsscholen worden, wat hun ouders hen hebben laten leeren? Geheel anders dan in de Rijksopvoe dingsgestichten is het loven in de Tuchtscholen, waar het groep-systeem strenger is door gevoerd en uitsluitend in de derde groep, waarheen goed gedrag voert, meerdere vrijheid (waaronder wandelen) wordt ge noten. Was voorheen lager onderwijs or hoofdzaak, sinds een paar jaren wordt er ook vakonderwijs gegeven: tc Ginneken tuinbouw, te Nijmegen kleermaken, schoen maken en schilderen. Wijst dit reeds op een wijziging in het systeem, den lateren tijd zijn ook dc korte tuohtsohoolstraffen meer en meer uitzondering geworden. Het besef is levendig geworden, dat do Tucht school pas bij wat langer vei blijf haar gun- sligen invloed ten volle kan uitoefenen. Voegt men hierbij het feit, dat bij de Sta- ten-Generaal thans het voorstel aanhangig is om ook voor deze inrichtingen het voor waardelijk ontslag in te vooren, dan rijst de vraag, of niet mettertijd als do jeugd gevangenissen in werking zul'.en wezen de Tuchtscholen in R. O. G. zullen worden herschapen. Wellicht ware dit zelfs wen- sohelijk met hot oog op een dan beter mo gelijke selectie der Rijksopvoedelingen. Of en in hoeverre de omstandigheden en ervaringen de Rijks-jeugd verzorging in deze richting zullen voeren, moet intus- schen worden afgewacht. Ik opper hier nog sleohts een onderstelling. AJO. oude muren en wegdoezelende bergen wierp. Heinrich schonk ,haar lachend een stuk- van het stijve doek dat onbeschadigd go- bleven was, waarop nog een groot gedeelte te zien was. Zij legdo het bij haar boek, waarop tusschen do rozenranken te lezen stond: „Geen vrouwenhater meer!" In Dordtmund schudde Heinrich haar de hand en keek toen vroolijk over zijn schou der heen naar zijn vriend. Toen gaf hij ook hem do hand en legde zich neer om te slapon. „Geld." Welhaast zal het hier met u gedaan zijn. Zie maar eens, hoe 't met u is: heden leeft de mensch en morgen schijnt hij niet meer. En hij is uit het oog verdwenen, vjel- dra wijkt hij ook uit de gedachte. O botheid en verstoktheid van he4- men schel ijk hart, dat alleen aan het tegen woordige denkt en het tookomstige niet beter voorziet. Thom. van Kempen I, 23*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1929 | | pagina 9