DE HEDENDAAGSCHE ARCHITECTUUR
R.O.G. EN TUCHTSCHOOL
DERDE blad
DE LEIDSCHE COURANT
ZATERDAG 23 FEBRUARI 1929
door
HERMAN DE MAN.
Een overzicht ook voor ieeken.
II.
Die mateloozo zucht, om meer to schij-
■n dan men was, sloot voor de heeren
architecten natuurlijk alle stilte en be-
zinn'ng* uit. De bouwmeester, die in het
midden der vorige eeuw tot bekendheid
wenschte te komen, moest er van dag
op gespannen staan, nieuwigheden
te ontdekken, die nóg ongewoner en ver
bazingwekkender waren, dan die van zijn
voorgangers. Dit theatergedoe werd ze fs
zijn groot6te zorg en de aanleiding van
grootsten roem. Zoo zijn zij er ten
slotte toe overgegaan, hee'.e tegeltableaus
tegen de muren te plakken, ramen te si-
toeeren met het alleenlijke doel ze weer
dicht te metselen, heele baksteenen hui
zen door den stucadoor te laten „Oberkir-
chenen" in prachtig nagemaakt natuur
steen. inclusief eenige gipsen beeldea
liefst Venussen in lichtblauw, roze en glin
sterend goud, alles heel kostbaarmaar
buitengewoon onschoon en specifiek on-
floUandsch.
Een ander, zeer geliefd middel, om den
irame uit te hangen, bestond in bet na-
rolgen van klassieke, bij voorkeur Griek-
iche of Moorsche stijlmotieven, te pas of
te onpas, maar meestal te onpas.
Nu zijn onze architecten, op het stuk
ran stijl-overname, ook in vroeger eeuwen
:eer onbeholpen geweest. Zoo kan men in
3ouda een im'tatie van een Grieksche
;empelgaan>derij vinden, in tweo symme-
irische deelen over het water gebouwd
onder welker zuilenvisch wordt ver-
]iandeld.
En meen nu niet, dat deze ontwijding
"ran een verheven tempel-architectuur ooit
irotesten heeft uitgelokt, integendeel: als
iet Goudsche stadsbestuur ooit een vinger
laar die malligheid uitsteken dorst, kwam
Ie Bond Heemschut stellig op z'n achter-
te beenen staan.
Voorts zitten in Amsterdam dienders in
en als Griekschen tempel opgetrokken
oormalig poortgebouw, wordt in Den
Fosco geschonken in Grieksche
rachthuisjes.ach er is zóóveel van die
ixotische nonsens te signaleeren.
Er zijn, en dit tot goed begrip ervan,
a de geschiedenis onzer bouwkunst eigen-
dr'e methoden van overname der clas-
lieben aan te toonen.
Eerstens, de absolute manier, Tempels
iet Ionische zuilen, ten behoeve van den
ischhandel, het bewaren van dieven, het
lesturen van een stad; om er a.s. schil
lers de perspectiefleer in bij te brengen,
recht te spreken en.... om er in te
lidden.
Dan. de goede manier n.l. het overne-
len en in eigen landaard verwerken van
louwelementen, op een zoodan:ge wijze,
1st de eischen, waaraan het bouwwerk
lóet voldoen, niet in het gedrang komen,
lp deze wijze, en ook n\aar alleen op deze
rijze, kan het classicistisch bouwwerk
lochtans een nationaal karakter vertoo-
En a's we nu weten, dat de geestes-
ichting die het classicisme heet, geens-
tos u't was op vergrieksching van onze
itie doch alleenlijk beoogde, do hooge
e'f ingekeerde levenshouding van de clas-
ieken aan de geestelijke aristo's van ons
olk mede te deelen dan vat men, dat
EE oor de classicisten geenszins een plompe
itatio van levens- of van bouwvormen
gedoeld ïb. doch een logische aanpass'ng.
De grootmeester der classicistische ar-
litecten in on® land, Jacob van Campen,
eeft het alzoo begrepen. Wie het Amster-
amsche Stadhuis op den Dam (thans Pa-
EEjfis) goed beschouwt, komt tot de blijde
rvaring. dat dit meesterwerk boven alles
m Hollandschen aard is. De eigen e'e-
lenten domineeren, de classieke sier is er
igisch in verwerkt. Het getuigt van bijna
lajestueuze patriciërs waardigheid, van
lollandsche beslotenheid, van geserreer-
e deftigheid en dan eerst... van'de
lass'ceerende liefhebberij van dien tijd.
len kan zich Jacob van Campen wel den-
S en zonder den invloed der classieken, niet
Sfonder het Hollandsche patriciërstijdvak
lat hem voortbracht.
Daarmede wil weer volstrekt niet ge-
igd zijn. dat het classicisme niets meer
Jweest zou zijn dan kinderlijk speelgoed
i= an dien tijd. Zonder het teruggrijpen naar
"ie classieken zou het rijke Holland u't die
;en wel'icht in parvenistische poenie-
leid zijn vervallen Ieder, die dezen tijd
iverdenkt, begTijpt, dat de Renaissance
lezen teruggreep naar den Heidenschen
S^unstvorm moest meebrengen. En wel. als
sn reactie op de verwildering, een zin
loze overdadige onstaoel'ng van Gothi-
iche siermotieven, die tijdens de scheiding
E 2 'er middeleeuwen viel waar te nemen.
Maar voornamelijk aan de groote kun-
tenaars dier tijden is het gebleken, dat
2 '6t edele accoord. dat toen allerwege door
le peesten kwam gevaren, geenszins den
ïriekschen vorm onvervangbaar behoefde.
)e bedoeling was, de Grieksche gesteltenis
in de tern te vatten. En daarmede is de
bouwmeester van het Stadhuis op den
Dam duizendvoud beter geslaagd, dan de
malloot die den Griekschen tempelbouw
tot vischbank degradeerde.
En is het, bijvoorbeeld met het werk
van den uitbundigen Frans Hals niet even
zoo gesteld? Het ontzaggelijk brio van
diens regentenstukken zijn puurder getui
genissen "an den geest der vaderian-dsehe
renaissance, dan alle classicistische alle-
goriën uit die dagen tezaam. Waarmede
maar gezegd wil worden, dat de geest
onzer renaissance, in groote lijn althans,
wel indentiek was aan de Italiaansche re-
na'ssance. maar geenszins dezelfde vormen
en gestalten behoefde om tot groote vita
liteit te geraken. Ja, eigenlijk is de kun
stenaar, die op allerzuiverste wijze onze
eigen renaissance, die door ons witte licht
en onze waardigheid getemperd maar ver
innerlijkt was, heeft vermogen uit te beel
den (hier doel ik op Coornhert), specifie
ker dan zij, die in klakkelooze imitatie uit
het Zuiden uitweg zochten van hun ver
nieuwd denken. De strijdkreet toch was:
we willen vrij worden in ons zelv vrij
van de be'emmering der plomoe massa op
de wijze der classieken. In cle classieken
vonden deze eerstgeborenen van het piep
jong individualisme strijders die een een
der resultaat met succes bestreden hadden;
daarom sloten zij zich bij hun methode van
leven aan. En het zijn de kortzichtiren ge
weest. die en passant al de class'eke vor
men nu ook maar overnamen. Naar alle
waarschijnlijkheid hebben juist dezen het
vrijheidsideaal van den nieuwen mensch
niet in volheid begrepen; althans zij mis
ten blijkbaar het vermogen en de kracht
den nieuwen geest over te planten op den
overgeleverden vorm en de nationale eigen-
dommel ijkheden.
Nog een derde manier is er, om het
klassieke element in de eigen bouwkunst
over te brengen. En op die manier, de
beroerdsre meteen, hebben de 19e eeuw-
6che bouwmeesters zich geworpen, met
heel hun slijmerige futlooze ambitie. Dat
ging aldus: ïonische en dorische zuilen met
of zonder kap'teelen, kapiteelen zonder
zuilen, friezen en fratsen, her en der ge
vonden, werden her en der weer neerge
smeten tegen de gevels aan, of er aanlei
ding in den bouwvorm toe was of niet.
Reminiscensen uit dr'e of vier classieke
bouwstijlen werden bijeengeraapt, soms
ze'fs dooreen geklotst tot één smake'.ooze
taartspijs en in één en hetzelfde gebouw
verwerkt. De meeste groote bouwwerken
uit d e jaren (althans groot van afmetin
gen), neem b.v. do Stadsgehoorzaal van
Leiden, zijn een voorbeeld van zulk een
eierstruif.
Eenigen nationalen aard zal men er ver-
geefsch in zoeken tenzij men al tevreden
is met den zekeren ondefinieerbaren trek.
waaraan te bespeuren valt, dat het ge
drocht binnen onze grenzen ontstond. Mo
gelijk is die „ondefin:eerbare trek" niets
anders dan het herinneringsbeeld der na
volging. In Frankrijk bestond natuurlijk
dezelfde zotheid, ze bestaat nog en tiert
er. maar de Franschen leunden natuurlijk
op een beroemd geworden Fransch voor
beeld. Wij op een reputatie welke zou
het geweest zijn? die hier was ont
staan. En weet u, hoe de mate van wel
stand aan die bouwwerken was vast te
stellen? Als ze nieuw waren, was dat, ge
zien de vaard'gheid der marmeraars
(schilders, die hout tot marmer verheven),
zoo eenvoudig niet, en had men er een
hamertje om de gevels te bek'oppen voor
noodig. Wie rijk was liet pilasters van
marmer bouwen maar -»e man met smal
ler beurs kreeg latjes fraai bekalkt er
beschilderd.
Er zijn dikke waanwijze aanprijzende
boeken over de bouwkunst dier dagen, die
overzad'gd van boozen leugen was, ge
schreven. En niet alleen in ons land. We
wenden ons kregel af en achten het vol
doende te verklaren, dat het ons niet in
teresseert te weten, waarin de Duitsche
wanstijl zich onderscheidt van de Holland
sche of de Fransche. Zijn panier, inkt en
aandacht tenslotte niet te kostbaar, om de
fijne onderscheidingen tusschen zuur bier
en zuurder b'er kenbaar te maken. S'echts
voor zooverre deze bizarre periode met de
ontdekking van nieuwe bouwtechnieken sa
menviel. heeft ze recht op onze aandacht.
Maar dit is een technisch be'ang. Want
het was in die dagen, dat het ijzer als hulp
materiaal der bouwkunst werd ontdekt.
Strikt genomen is d't al veel eerder ge
beurd (het anker, de trekst°ng en de tralie
bestonden reeds); maar 't is toch het pro
fielijzer geweest dat begin werd van
nieuwe mogelijkheden.
Nadruk verboden.
Auteurswet 1912.
Art. 15
OP DE HARDE BANKEN".
Vertelling van
JOSEF ROBERT MEIJER.
Met dreunend geraas rolde de trein
voort onder de gewelfde ijzeren balken
Rijnbrug. De spitse Domtorens ver-
Taagden in de vallende avondschemering.
Plotseling weerklonk een klein gilletje in
l®e coupé, waarin de twee schilders zich
*®nnaakten, door over het riviergezicht
to) avond te twisten.
Er was een koffer van de bank gevallen
®n dat had een kleine dame met schitte
rde nagels, die wel glas leken, doen
schrikken, vandaar dat zij een gilletje
slaakte.
Heinrich verontschuldigde zich dat hij
niet beter opge'et had en Karei bekeek
zijn linnen doeken, die met bontgekleurde,
olie-achtige verf bestreken waren en die
met de grootste zorg door den schilder
behandeld werden. Behalve deze merk
waardige schatten bezat hij niets anders
clan zijn verstand. Heinrich gaf dit echter
niet toe en trachtte hem uit te leggen,
dat geld toch ook wel van eenig belang
was, dat weliswaar verachtelijk en zonder
verdienste is voor den bezitter, doch
menigmaal een voorwaarde voor gezond
heid en bekwaamheid was.
Zoo pratend, hadden zij hun bagage
weer onder en op de banken geplaatst
met voorzichtigheid en beleid, want zij
zouden op deze wijze den nacht door
brengen.
De kleine dame zag voor zich uit en
sloot verschillende keeren langzaam de
oogen, om te laten zien hoe kalm zij was,
daarna deed zij een klein taschje open,
dat glansde als leder en begon met een wit
bepoederd donsje haar gezicht te bewer
ken. Zij slceg daarbij hare slanke beenen
over elkander en bekommerde zich noch
om de blikken van Heinirich, dio haar
in het gezicht uitlachte, noch om een oude,
waardige dame, die met een langen gouden
facetto, twee dikke brilleglazen voor haar
oogen hield.
Tenslotte nam het meisje, dat het toch
moe werd zichzelf te beschouwen en door
een ander gefixeerd te worden, haar boek
weer ter hand, dat onder ineengeslingerde
rozen den titel toonde: „Geen vrouwenha
ter meer!"
Onthutst keek Heinrich door het
raampje... donker en zonder vaste om
trekken zag hij alles voorbij trekken.
Karei zat peinzend voor zich uit te staren.
Af en toe trok hij eens aan zijn uitge
brande pijp. Thans was ei niets in de
coupé te hooren dan het snelle, stootende
rhythme der raderen, dat met dezelfde
gelijkmatigheid terugdreunde van de hou
ten wanden.
De oude dame had nog geen rust ge
vonden. Met geoefendo zorg bedekte zij
haar houten zitplaats met een dikke
deken plaatste den koffer van papier
machó naast zich als steun voor hare
armen.... plukte onophoudelijk met haar
zwarto wollige handschoenen aan den
zwarten hoedtrok herhaaldelijk aan
haar mantel, tot zij tensloite, als volgde
zij een plotselinge ingeving, een bruin
bontje nam uit een andere koffer op den
grond, deed "f om haar hals.... daarna
zette zij zich ^til neder, steunde met het
hoofd op hare hand en zag naar haar
grijsharigen manhet scheen wel, dat
zij zich verveelde. Haar man zat tegen
over haar en las met een opgeruimd ge-
•zicht verschillende kranten, de een na den
ander.
Karei at zuchtend een banaan op.
De kleine dame, die wel inzag, dat
niemand ook maar eenige notitie van
haar nam, liet teleurgesteld haar boek
zinken.
Komen we nu bij Dortmund? vroeg
ze snel, toen ze de starende oogen van
Heinrich zag. Deze echter vergenoegde
zich met welwillend het hoofd te schud
den. Verward en vernederd nam zij haar
boekje weer op.
In Dusseldorf kwam een heer uit
Spandau den wagon binnenhing zijn
deukhoed tegen den houten wandeen
mijnheer met verschillende eereteekenen
op de borst kleine, zwijgende kinderen
aan beide handen en een puntigen knevel,
onder de neus. Zijn vrouw was beladen
met allerlei pakjes, die. zij heel ijverig op
alle leege plaatsen ledigde. Toen kwa
men er nog arbeiders binnen, mot hun
petten diep over de ooren getrokken....
karig met hun woorden. Kindermutsen,
pakjes en verdere bagage werden aan de
haken gehangen zoover dat mogelijk was.
De reis ging zonder storing verder.
Karei was juist bezig om zijn laatste
banaan op te peuzelen, toen onverwachts
een heer, die er uitzag als een Engelsche
tooneelgraaf ec die voortdurend had
zitten lezen in een klein boekje of een
soort brochure, met verontwaardiging op
het gezicht en een monocle in zijn oog ge
drukt, begon te spreken. Hij sprak diep en
met warmte, doch zonder de minste blij
moedigheid naar het scheen. Hij verlang
de, dat de raampjes gesloten werden. Een
man met een paar stevige vuisten keerde
zich om en luisterde zonder ook maar één
woord te spreken, naar hem. Een jonge ar
beider wierp zijn sigaret weg en trok te
vergeefs aan de riemen, zoodat de heer
tenslotte met een ontevreden gezicht zelf
opstond en de zes raampjes van den wa
gen sloot.
De lucht werd blauw en trilde zacht on
der de heldere lamp aan het witte plafond
en de conducteur, die voor de zevende
maal kwam en altijd even bedaard en be
leefd bleef, terwijl hij een roode streep
zette op de spoorkaartjes, hoestte zacht
jes.
Plotseling werd het stil in den wagen.
Een groote, hoekige schaduw schoof voor
de ruit van het deurtje het glas was
met groote druppels bedekt. De oude heer
wekte zijn reisgezellin, die rustig lag te
slapenKarei hield op met kauwen en
de heer uit Spandau veegde over de ruit.
Alleen de tooneelgraaf boog zich nog
dieper over zijn boekje heen. Buiten ver
toonden zich de grillige schijnsels der
vurige hoogovens, roodgloeiende vloei
bare ijzermassa's, ontelbare schoor-
steenen, die hun dikke rookpluimen de
lucht instuurden, helderlichte ruimten en
donkere steenen fabrieksmuren.De trein
nlaakte nu een bocht en reed midden door
dit lawaaierig dreunend en werkend ge
bied aan de Ruhr., een grootsch schouw
spel van nachtelijken arbeid g'eed voorbij.
Het maakte de menschen sprakeloos en
droomerig staarden zij door de ruiten
naar het voorbijrollende landschap.
Karei stond daar met samengeknepen
oogen.. een groot wit papier op den
arm. en schilderde heftig en snui
vend met zwarte strepen De Kleine
dame was opgestaan en Heinrich hielp
haar het koffertje van de bank to nemen,
tengevolge waarvan het beschilderde lin
nen met veel lawaai op den grond viel.
Karei keek er naar en schopte het met den
voet opzij, zoodat het geheel vernield
werd.
De kleine dame gaf een gil van ont
zetting maar de schilder lachte, eens grim
mig en ging door met zijn werk. Zij nam
de vernielde oliedoeken op en schreide
haast over de kapotte maan, die droomerig
haar geel licht over een bruine korst van
De Nederlanders bezitten in hooge mate
de hebbelijkheid, gaarne tc prijzen wat het
buitenland doet met voorbijzien van het
geen we zelf verrichten.
Zoo ook op het gebied der verzorging
van de verwaarloosde jeugd. Meerdere ma
len zijn den laatsten tijd artikelen versche
nen, waarin met lof werd gewag gemaakt
van de
Borstal-inrichtingen,
zijnde dit Engelsche opvoedingsgestichten,
waar gearbeid wordt aan de zedelijke her
vorming en aan de vakopleiding van afge
dwaalde jongelui. Zoo moesten we 't in Ne
derland insgelijks doen, ieest men dan,
maar ingewijden wrijven zich dan toch de
oogen uit. Immers: uit de beschrijving dier
Engelsche inrichtingen blijkt, dat daar na
genoeg dezelfde methode wordt toegepast
als in onze opvoedingsgestichten, zoodat
wij ons aan de „Borstal-institutes" aller
minst behoeven te spiegelen. Men geeft
ginds andere namen aan dezelfde soort
ambtenaren als wij kennen, huldigt er de
zelfde theoriën ten aanzien der karakter
vorming, brengt er dezelfde werkwijze in
practijk bij 't aanleeren van vakken, kort
om doet er alles net als wij hoogstens
met wat verschillen, welke uit den land
aard voortspruiten en daarom feitelijk niet
ter zake doen.
Maar waarom dan dat ophemelen van
wat men ginds doet? Och, er wordt een
voudig geen of weinig acht geslagen op de
Nederlandsche instellingen,
wat ik uit mijn 18-jarige practijk in een R.
O. G. wel weten kan. De personen, die
eens belangstellend kwamen zien, kan ik
op mijn vingers wel natellen en dan heb ik
geen cnke'en vinger tweemaal noodig. Bo
vendien: die bezoeken duurden dan eenige
uren, veel te kort voor het vormen van
een juist beeld. Wie den geest van een ge
sticht wil kennen, moet er het leven een
paar weken medemakén maar deze
moeite getroosten zich weinigen. En het
zijn niet deze, welke ons cle Borstal-inrich-
fcineen gaarne ten voorbeeld stellen.
Wat van onze Riiksopvoedintrsgestiohten
te zetrgen valt, geldt natuurlijk evenzeer
van de
particuliere gestichten,
waar de werkwijze wel nagenoeg eender
zal wezen, ja haast eender wezen moet,
wijl 't leeren van een vak en 't hervormen
van een karakter in wezen weinig kan ver
schillen; de gevolgde methoden mogen af
wijkingen vertoonen, do persoonlijkheden
der leiders mogen nuancen aanbrengen in
't gevolgde svsteem, in hoofdzaak komt al
les op 't zelfde neer: het oefenen aan oog
en hand, het scherpen van het verstand,
het stalen van den wil ten goede.
Nu ben ik met de particuliere gestraften
niet op de hoogte en zal mij daarom be
palen tot het beschrijven van het leven in
een
R. 0. G.,
wat zelfs voor Leïdenaars nog nieuw kan
wezen, al hebben zij 15 jaar lang zoo'n
inrichting binnen hun stadsgrenzen beze
ten.
Vóór de Kinderwetten werden ingevoerd
huldigde de Staat de massa-opvoeding, wat
natuurlijk niet meer was dan massa-drillen.
Bij 60, 70 waren de kinderen, als zij niet op
school of aan den arbeid waren,-in één zaal
bijeen, sleohts gescheiden naar leeftijd, wat
wel do makkelijkste, maar niet de beste
scheiding is. Wat komt er van individueele
leiding terecht bij zoo groote getallen. Als
er maar stilte en orde heerschten, waren
de oprichters al blij. Do euve'en van dit
systeem werden gelukkig hierdoor getem
perd, dat de opvoedelingen nooit ouder
waren dan 18 jaar; zij vertrokken dan en
keerden niet weer terug.
Dit laatste had men niet moeten veran
deren toen bij de invoering der Kinder
wetten de massa-opvoeding werd vaarwel
gezegd en vervangen door het
groepen-systeem,
wijl dit systeem veel beter tot zijn recht
ware gekomen, indien niet zooveel oudere
„kinderen" tot den 21-jarigen leeftijd
toe de gestichten mede waren komen
bevolken. Men deed en dcet wat men kan
om de opvoedelingen „soort bij soort" te
plaatsen o. a. door hen, die na voorwaar
delijk ontslag terugkeeren, bijeen te hou
den maar dit heeft altijd onvolmaakt
gewerkt, vooral ook wijl bij spel, zang,
muziek en arbeid de verschillende elemen
ten uiteraard toch weer dooreen liepen.
De groepen werden aanvankelijk vastge
steld op 15 h 16, welk aantal gedurende
den oorlog noodgedwongen tot 20 steeg,
doch nu weer tot op of beneden het gewone
peil is gedaald. Iedere groep heeft een „op
voedend ambtenaar" aan 't hoofd en veel
bewondering heb ik voor de wijze, waarop
die heeren in 't algemeen hun taak vervul
len. Opmerkenswaardig is, hoe 'n groep
de jaren door het stempel kan blijven dra
gen van den ambtenaar hetgeen den
persoonlijkon invloed bewijst.
De uren 8.3012 en van 26 zijn gewijd
aan den arbeid,
welke verricht wordt onder leiding van
„opvoedende ambtenaren met radicaal
voor-vakonderwijs", welke lange titel na
tuurlijk in de practijk niet gebruikt wordt.
Do opvolgende rang is leeraar, wat echter
op den werkkring van geen invloed is, wol
op 't salaris.
De onderwezen vakken zijn? schoenma
ken, kleermaken, huissohilderen, timmeren,
smeden, boekbinden, zetten, drukken, land
bouw, tuinbouw, groententeelt, veeteelt,
metselen (de S laatste uitsluitend in Avo-
reest) en incnbelmaken (Amersfoort).
Het R, O. G. te Amersfoort was aanvan
kelijk schoolgesticht, maar er komen sinds
lang niet genoeg jeugdige knapen meer en
toen is men or ook aan vakonderwijs be
gonnen zij 't op bescheiden schaal.
In het meisjes-R. O. G. t.e Zeist worden
natuurlijk andere bezigheden onderwezen:
handwerken, de wasch doen, enz.
Er wordt ook gewoon lager onderwijs
verstrekt, wat vaak hoog noodig is, terwijl
Katholieken, Protestanten on Israëlieten
wat het onderricht in en het beleven van
hun godsdienst betreft onder leiding staan
van daarvoor aangewezen geestelijken. Aan
de noodzakelijkheid hiervan zal niemand,
twijfelen.
Is een verpleegde in zijn (haar) vak be
hoorlijk geoefend en geeft bet gedrag in
't gesticht goed o hoop voor de toekomst,
dan kan door den minister
voorwaardelijk ontslag
worden verleend, hetgeen gepaard gaat óf
met terugkeer naar het ouderhuis óf met
plaatsing in een vreemd gezin wat van
de omstandigheden afhangt en waarbij het
belang van het „kind" den doorslag geeft;
tevens wordt van gestichtswege ervoor ge
zorgd, dat de betrokkene terstond aan 't
werk kan gaan en behoorlijk voorzien is
van kleeren en gereedschap voor zooveel
noodig en mogelijk betaald uit de „uit-
gaanskas".
Blijft do ontslagene zich goed gedragen
zulks onder cohtrolo van een toezicht
hebbende vereeniging en van speciale „toe
zichthouders", door de verpleegden door
gaans voogden genoemd, wel, dan komt
zoo'n opvoedeling niet meer in 't gesticht
terug en heeft hij vaak allo roden om ver
heugd te wezen over hetgeeen hom ten
deel viel.
Zoo heb ik nu al een duizendtal jongens
de maatschappij weder zien ingaan en do
overgroote meerderheid
van hen heb ik nooit weer ontmoet, hetgeen
zeggen wil, dat zij geen reden tot klagen
gaven, dat 't hen goed ging.
Bij wangedrag volgt intiekking van het
voorwaardelijk ontslag on terugkeer naar
het gesticht wat echter geenszins altijd
tegen do betrokkenen pleit, want de eorsto
sohreden in dc vaak zoo ontgoochelende
samenleving zijn voor meerderen o zoo
moeilijk. Van dio weergekeerd en komen or
ook nog heel veel goed terecht.
Er zijn natuurlijk ook hopeloozo gevallen
doch men wachte zich wel, te generalisee
ren als men in do rubriek reahtszaken
„weer" van een oud-opvoedeling leest. De
zulken vormen heusch sleohts een percen
tage, naar hetwelk men de rest niet bo-
oordeelen mag. Ik verzeker u: de meesten
worden
behoorlijke burgers,
dio zich door 't leven weten been te slaan,
al blijven zij niet het aangeleerde vak be
oefenen. Zoude» alle leerlingen van am
bachtsscholen worden, wat hun ouders hen
hebben laten leeren?
Geheel anders dan in de Rijksopvoe
dingsgestichten is het loven in de
Tuchtscholen,
waar het groep-systeem strenger is door
gevoerd en uitsluitend in de derde groep,
waarheen goed gedrag voert, meerdere
vrijheid (waaronder wandelen) wordt ge
noten. Was voorheen lager onderwijs or
hoofdzaak, sinds een paar jaren wordt er
ook vakonderwijs gegeven: tc Ginneken
tuinbouw, te Nijmegen kleermaken, schoen
maken en schilderen. Wijst dit reeds op
een wijziging in het systeem, den lateren
tijd zijn ook dc korte tuohtsohoolstraffen
meer en meer uitzondering geworden. Het
besef is levendig geworden, dat do Tucht
school pas bij wat langer vei blijf haar gun-
sligen invloed ten volle kan uitoefenen.
Voegt men hierbij het feit, dat bij de Sta-
ten-Generaal thans het voorstel aanhangig
is om ook voor deze inrichtingen het voor
waardelijk ontslag in te vooren, dan rijst
de vraag, of niet mettertijd als do jeugd
gevangenissen in werking zul'.en wezen
de Tuchtscholen in R. O. G. zullen worden
herschapen. Wellicht ware dit zelfs wen-
sohelijk met hot oog op een dan beter mo
gelijke selectie der Rijksopvoedelingen.
Of en in hoeverre de omstandigheden en
ervaringen de Rijks-jeugd verzorging in
deze richting zullen voeren, moet intus-
schen worden afgewacht. Ik opper hier nog
sleohts een onderstelling. AJO.
oude muren en wegdoezelende bergen
wierp.
Heinrich schonk ,haar lachend een stuk-
van het stijve doek dat onbeschadigd go-
bleven was, waarop nog een groot gedeelte
te zien was. Zij legdo het bij haar boek,
waarop tusschen do rozenranken te lezen
stond: „Geen vrouwenhater meer!"
In Dordtmund schudde Heinrich haar de
hand en keek toen vroolijk over zijn schou
der heen naar zijn vriend. Toen gaf hij
ook hem do hand en legde zich neer om
te slapon. „Geld."
Welhaast zal het hier met u gedaan
zijn. Zie maar eens, hoe 't met u
is: heden leeft de mensch en morgen
schijnt hij niet meer.
En hij is uit het oog verdwenen, vjel-
dra wijkt hij ook uit de gedachte.
O botheid en verstoktheid van he4- men
schel ijk hart, dat alleen aan het tegen
woordige denkt en het tookomstige niet
beter voorziet.
Thom. van Kempen I, 23*