VOOR ONZE KINDEREN CORRESPONDENTIE. Booie Kees Leiden. Zeker was de teekening naar mijn zin. Ik vond alleen de tafel te massief en t potje to klein en niel.g" naar verhouding. Do voorraad vers jes is „op!'' Dus.... ik verwacht er weer eer. ;e. Maarlet op.... maak ieder versje op een afzonderlijk stuk pap er en., ontvang daarvoor bij voorbaat mijn dank Dag Kees! Ca dier, Leiden. Wc gaan cres cendo vriend! De bijdragen stijgen trou wens in literaire waarde, in verhouding tot den groei van 't aantal medewerkers Maak jij nog eens een versje voor me Wanneer zie ik jo bij me? Met hand en groet Anneko Sanders, Leiden. Wat is dat nu Anneke? Ik heb tevergeefs naar je naam gezochtToch n'et ziek, hoop ik! Maak nog eens een mooi opstel letje als laatst! Zul je? Dag Anneke. Groet vader en moeder van me Nelson. Voorhout. Ik was blij je te zien! Ik dacht alverschwunden! Dank voor mooie bijdrageZie do volgende week eens! Beterschap! Kom nog eens pratenDag Nelson. Litta, Keekschool, Tilburg. Dank voor die berg bijdragen! Het spreekt dat ze geplaatst worden. Zio do volgende week1 Jammer dat ik niet thuis wasEn nu tot PaschenDan hoop ik je te z en en persoonlijk te zeggen, hoe ik je medewer king op prijs stel. Dag Litta! Met hand en groet Wily Br and, Leiden. Zoo Wil ly, was jij ziek toen de raadsels kwamen. Dan vind ik het dubbel flink van je. dat je toch van de partij was. En wanneer komt eens een versje of opstelletje? Ik wacht af. Groet vader en moeder van me en ont vang jij de stovige hand! Jo Omtzigt, Zoete rwoudo. - Wel Joke wou jij ook graag een prijsje hebber? Wie niet, zou ik willen vragen? Maar dat zaï niet kunnen. Hoe maakt het zusje? Vee! groetjes aan alle huisgenooten. „Arm Liesje" wordt geplaatst. Herman de Prater, Leiden. Het gaat al beter. Het verhaal wordt langer. Ik zie in de toekomst nog een me- dewerkertje die niet alleen „Een Prater" mag heeten, maar met nog meer of Lever evenveel recht een. „schrijverNog even geduldJouw bijdrage wordt geplaatst. Veel groeten, vooral aan Broer uit Oegst- geest, en je oudersDag Herman Jan van Leeuwen, Loiden. Wel Johannes! Jij maakt groote en goede voornemensIedere week een verhaal in sturen! 't Is nog al geen kleinigheid! Je moet nog even geduld hebben. Zoodra No. 2 geplaatst is, moet je klaar zijn met No. 3. Niet eerder! Dag Jan! Tot z.ens dan! Nelly van R ij n," Wassenaar. Jij bent een leukerd Die twee teekenin- getjes zijn lang niet slecht. Wat zullen va der en moeder gelachen hebben met jouw kunstwerk! En de twee versjes?zijn geen eigen maaksel. Pas op! Niet afschrij ven Nelly, dat is niet mijn bedoeling! Dag lief Nichtje! Ma rietje Knaap, Leiden. Aangename kenn'smaking MarietjeBlijf trouw meedoen, ook al word je een beetje geholpen. Dat mag gerust! Dag Marietje! Jan Plouvier, Leidc n. Wat jij schrijft „ik vind dat er van 't ijs van den winter niet veel te zien is geweest" is op het oogenblik niet precies ju'st, hè Jan! Zul je "nog eens probeeren. een opstel te maken? Niet hoodig Neefje. Laat het maar tot later! Do berg copy is zoo groot, dat-ie topzwaar zou worden, zoo, nog een bijdrage erbij kwam, die zooveel weken reeds in bewerking is. Maak vooral veel groetjes aan Jacqueske en dank hem voor hartelijk briefje. Ook veel groeten aan moeder vader en Leo, ook namens mijn vrouwIk kom wel .eens kijken, hoc 't gaat Corric Streng, Boskoop. Aangenaam Corretje! Ik ben blij met zoo veel nieuwe Nichtjes van heinde en verre en vooral met jou, die zoo mooi schrijft, dat het een lust is te zien. Veel groeten thuis Piet Pieterse, Noordou. Dat mooie versje heeft zeker heel wat hoofd brekens gekost, eer het fatsoenlijk in 't ge lid stond en.. vaders hulp of moeders pen hebben zeker ook een deel bijgedra gen, ia 't wel Dag Piet Hierbij zullen wo het laten! Jelie liefhebbende OOM WIM. „BERNADETTE" door Leo van Zandwijk Jr. „De stad Lourdes en de Grot" De meesten van ons weten natuurlijk waar het stadje Lourdes ligt, maar voor degenen, die het niet weten, zal ik het eens nader uitleggen. Lourdes is een lief en fraai stadje van het departement der Pyreneën; het ligt in Frankrijk in het Bisdom Tarbes. Vanuit het stadje zien we een groote rots, er zijn er wel veel kleinere, maar deze groote moeten wij hebben. We zullen deze rots een weinig nader bekijken, er boven ligt een kasteel-fort, terwijl zij van onder bijna geheel omsloten is door een ring muur. Terwijl wij dit kasteel beschouwen, komen ons wellicht voor den geest, groote ridderspelen, bloedige oorlogen en vervol gingen cu vrome legenden. Aan den voet van dit kasteel, ligt het ons zoo bekende stadje Lourdes. Het telt slechts een paar duizend inwoners, die, zooals eens eens een pastoor zei: „het hoofd levendig en het hart uitmuntend hielden, dus Fran- schen. Vijftien jaren voor dat deze geschie denis begint, kwamen er niet anders dan badgasten on touristen er hun plcizier zoe ken. Maar die kwamen alleen voor de badplaatsen en om mooie wandeltochten te maken door het Pyreneesch gebergte. Laten wij nu eens de stad uitgaan, wij ko men dan aan een onstuimige rivier, het is de Gave, hoe heerlijk is deze eenzaamheid en stilte, welke alleen verbroken wordt door het gedruisch van deze altijd woeste rivier. Na eenigen tijd geloopen te hebben, ko men we aan een oude brug met stevige, oude bogen, maar we gaan verder en zien het altijd groene eiland in den volks mond getiteld „Le Chalet". Ha, nu komen we eindelijk aan ons doel. Ziel ge daar links van u die steile rots aan de Gave, die moeten wij hebben. Die holte daar, is door de natuur ge maakt en wordt do Massabiela-grot ge noemd. Wel, nu gaan we dat eens bezien! De grot is niet diep en niet hoog maar zeer mooi, rechts ervan is een kleino nis, omgeven door de bladeren en bloemen van een wilden rozelaar.' Verder is de geheele rots omgeven door bloemen, heiplanten en onkruid. Zoo moet gij u de Massa biel a-grot voorstel'en in dc maand Februari van het jaar 1858. De grot zelve werd haast nooit bezocht, nog niet eens door de inwoners van Lour des. Hoogstens kwam er een kleine herder tegen het booze weer schuilen, of wanneer een arm kind dat door haar ouders uitge zonden was om dood hout te sprokkelen, er van vermoeionis even kwam uitrusten, blij een schuilplaats gevonden te hebben tegen den guren wind. De grot lag dus stil en verlaten, niets duidde aan, dat hier binnenkort iets ging gebeuren, dat do ge heele katholieke Kerk zou doen beven en sidderen van ingehouden vreugde. De naam van deze nu zoo sti'le plek zou spoedig op de lippen liggen van iedereu geloovigen katholiek. En het voorheen bijna ontoegan- kelijk pad, zou spoedig een breede weg worden, bezaaid met pelgrims op iederen dag van het jaar. Honderden, neen duizen den pelgrims zul1 en er iedere week toe- stroomen, naar de nu nos onbekende Has- sabuiela-grot en rotsen. Want in deze grot zullen de wonderen gebeuren, die ik hierna zal vertellen, waarven het middelpunt is: „de kleine Bernadette". (Wordt vervolgd). Vrij bewerkt naar het Gulden Boek van Kanunnik Vonckc'n te Luik. Wims geschenk I. „Wat mag ik nu aan vader geven, als hij jarig is?" vroeg kleine Wim aan z'n moeder, terwijl hij zijn krullebol tegen haar hoofd vlijde.. Je moet hem maar een extra, héél ste vige zoen geven gaf zij hem vriendelijk lachend ten antwoord. ,Hè moe. alweer een zoen, dien geef ik hem iederen dag. Ik wou nu eens iets echts geven, net als U altijd op vaders verjaardag doet „Malle jongen" sprak moeder, „wacht daar maar mee tot dat je groot geworden bent". Wim Delger was een aardig ventje van vijf jaar, met donkere guitige oogen en een blonde krullebol. Hij was liet zonnetje van het hui" en het valt moeilijk te zeggen wie van zijn ouders het meest van hem hield. Over eenige dagen zou z'n vader jarig zijn en nu had hij z'ch reeds ver scheidene dagen vermoeid met de vraag, wat hij nu toch eens aan zijn-vader zou mogen geven en teen hij maar niets kon bedenken, was hij zijn moeder om ra&d gaan vragen Gansch niet tevreden met den raad, dien hij van haar had gekregen, ging hij langzaam naar zijn hoekjo in het vertrek en begon weer rustig te spelen. Toen een paar dagen later gebeld werd, was Wim alleen in de kamer. Zijn moeder had het blijkbaar niet gehoord want even later werd er weer gebeld. Toen Wim dit bemerkte verl et hij z'n speelhoek en stap te, met een gewichtige u'tdrukking op zijn bijdehand gezicht naar dc straatdeur. Het was een postbode die hem een pakje in de handen duwde. ,.Is dat voor mij" vroeg hij, het pakje bekijkend. Nee ventje, dat moet je aan je vader geven". Wim sloot de deur en bleef een oogen blik, in gedachten verzonken, in do gang staan. Eensklaps glinsterden zijn oogen en riep hij uit: „Nu kan ik vader eens fijn wat geven". Parmantig en v-astfieraden stapte hij de kamer binnen en verstopte het pakje in zijn soeelgoedkastje. In het begin was de knaap bevreesd dat hij het geheim niet zou bewaren kunnen, maarspoedig nam het speelgoed zijn ge dachten in beslag en was hij het pakje vergeten. 's Avonds kwam Delger thuis en vroeg aan z'n vrouw of er een pakje voer hem was gekomen. Zij antwoordde ontkennend en kleine Wim was zoo verdiept in zijn spel dat hij de vraag niet hooide. „Wel. verwacht je dan iets?" vroeg zijn vrouw. „Ja. Ik liet vanmoreen het kasboek per post naar huis sturen, omdat ik het nu niet mede kon brengen. Het is vrccselijk druk op kantoor en tot overmaat van ramp is de boekhouder ziek geworden. Ik was nu van plan vanavond hier het kasboek ver der bij te werken. Als het nu op de post maar niet zoek is geraakt". „M'sschien komt het nog wel met de laatste bestelling", sprak zijn vtouw en zette daarna het avondeten op tafel. (Wordt vervolgd). Gods daden zijn ondoorgrondelijk door Johan de Graaf. n. Hij begaf zich naar beneden, waar hij zijn moeder in hot salon aantrof. Hij ver telde haar nu wat er tusschen zijn vader en hem was voorgevallen. Mrs. Williams beloufde haar zoon, dat ook zij aiies zou doen om haar echgenoot tot andere gedachten te brengen, en ze troostte Johnny door hem te zeggen dat als wanneer God hem tot Zijn eeisle die naar had uitgekozen Hij hem zeker helpen zou de moeilijkheden, welke hem in den weg kwamen te overwinnen .Daar vertrouw ik ook op moeder", zei- de Johnny. „Dat vader zich ook oens spoe dig bekeero", voegde hij er met een lichte zucht aan toe. „Ja", antwoordde zijn moeder, „maar dan mag cr welhaast een wonder gebeuren. Ik hoop nog eens iets zal plaats grijpen wat hem zijn leven-zal doen beteren". „Weet u wat" zei Johnny, „.k ga naar pater Malony, mijn biechtvader. Hij heeft gezegd, dat ik zelf eeist eens bij vader moest aandringen mij toeslemming te ge ven. Nu zal hij wel eenige pogingen doen om hein te bewegen, denk ik. Eenige oogenblikken later peddelde hij reeds langs Londens straten, om zich naar do pastorie te begeven. Onderweg kwam hij zijn boezemvriend Fred Gr&en tegen, doch Johnny was zoo in gepe ns verzonken dat hij hem absoluut niet zag, doch hem haast onderstboven reed. Hallo Johnny!" riep Fred, „je lijkt wel een kilometervreter die rijden ook maar raak zonde- zich te bekommeren om het geen in den weg komt". Johnny was afgestapt en met een hoog roode kleur, deels van het harde rijden, deels omdat hij zich een beetje schaamde dat hij zoo van de wereld af was geweest om niet eens zijn vriend te zien. „Ik ben ook vol van beroerde dingen", verontschuldigde hij zich en vervolgens: „Pa heeft me weer gewe.gerd toestemming .te geven". „Wat! Heb je nog geen toestemming?" klonk bet haast verontwaardigd uit Fred's mond! Fred wist reeds maanden, wat het ideaal van Johnny was, maar hij wist ook hoe diens vader daarover dacht. En daar zijn ouders goede katholieken waren, kon hij zich haast niet voorstellen hoe Air. Williams zijn zoon geen toestemming wil de geven. „En wat ga je nu doen?" vroeg hij. „Ik ga naar pater Malony", was John ny's antwoord, „dan zal deze wel pog ngen aanwenden". „Dat is het beste", zei Fred, „ik ga met je mee tot aan de pastorie". Met een schel gpluid weerklonk de bel door het bankiershuis en Mrs. Wililams haastte zich door dc vest bule naar de voordeur om do verwachte bezoeker, pn- tev Malony persoonlijk in te laten. Het is een week nadat Johnny bij zijn biechtvader is geweest en deze hem heeft beloofd, dien dag eens aan te komen. Met gemengde gevoelens van vrees en hoop, verwelkomde Mrs. Williams den Godsgezant. Zij diende hem bij haar echt genoot aan en liet hem diens kamer in gaan, daarna verwijderde ze zich zachtjes. Mr. Will'ams bood zijn bezoeker een stoel aan. en in de toon waarop hij dit deed zou men een weinig minachting kun nen bespeuren. Het spreekt vanzelf, dat dit pater Malony niet ontging. Op een uiterst zakelijken toon vroeg Mr. Williams wat het doel van zijn bezoek was. alsof hij zich absoluut n'et kon inden ken, wat een pater bij hem moest doen. Hel tactvol begon pater Malony zijn be toog. Hij verklaarde op de allereerste plaats geheel in het belang van Johnny te komen. Hij vroeg Johnny's vader of deze zijn zoon, waar hij ten volle in staat was diens verlangen ten uitvoer te brengen, niet zou beletten „Priester" te worden. (Wordt vervolgd). De rijke en dc arme Moeder door tante Marie. IV. „Lieve Vader in den hemel, lieve Jezus, Maria en Jozef maak toch ons lief moe dertje spoedig beter want och, hoe prett'g 't hier ook is, we missen haar zoo, we hebben zoo'n behoefte aan moeders nacht zoen en hoe heerlijk is 't dan, door haar zdo warm toegestopt te worden. o lieve Jezus geef ook dat die goede mevrouw niet zoo dikwijls moet schreien, waarom weet ik niet, want ze is toch rijk, maar vaak zie ik haar tranen wegvegen. Ze is zoo goed voor ons en ons lief moedertje, maar lieve Heertje laat 't niet zoo lang meer duren, dat moesje terugkomt." In 't kamertje werd het stil, maar in de groote kamer beneden zat een rijke moeder te schreien: „O Jezus ik heb veel tegen u misdaan, ik had moeten berusten in de rampen die van Uwe hand kwamen, van nu af zal ik anders worden, ik werp mij weer voor U op de knieën en met de hulp van deze twee lieve kinderen, zal ik weer tot u komen on heb ik dan ook mijn eigen lievelingen verloren, zal ik mij 't lot aantrekken van uwe arme zusjes en broer tjes, die Gij zoo bemint". „Laat de kleine tot Mij komen, want hunner is 't rijk der he melen". Mijn lieve engeltjes in den hemel weest gij mijn voorspraak bij het Jezus- kindje. Langzaam aan ging de toestand van Mietje vooruit en do dokter gaf hoop dat zij nu wel gauw de inrichting zou kunnen verlaten, 't Liep weer tegen Kerstmis en in 't groote huis werd weer een groot feest toebereid. Gerard en Marietje mochten niet meer vrij uit overal in komen, eenige kamers waren steeds op slot. Gerard zou moedertje nu ook gauw weer bij ons zijn en zouden we ons stalletje van thuis mogen halen, ik zou 't zoo gaarne willen, maar durft het niet te vragen. He wel hoor, zeide Gerard, mevrouw is zoo lief voor ons en 't kleine kopje opgeheven ging hij op me vrouw toe. die juist door de gang kwam en deed z'n vraag. Wel zeker m'n jongen, ik zal direct Koos- je sturen om het te halen en dan mogen jullie het in de speelkamer zelf netjes neer zetten en in ordo maken. De kinderen waren zoo verheugd en zon gen door het huis als lustige vogeltjes en toen ze het keurig in elkander gezet had den en Koosjo het versierd had met denne- takjes en ander groen haalden zij in op tocht mevrouw om te komen kijken. Nu kerstliedjes zingen, zeide mevrouw zoo vroolijk, dat beide kinderen haar verbaasd aankeken en wat zij nog nooit hadden dur ven doen, deden zij nu, zo vleiden zich elk aan een kant tegen haar aan en zoo zon gen zij gedrieën de liederen. Na afloop vertelde mevrouw hen dat Moeder hen op Kerstavond kwam halen, dat was de groot ste vreugde. De Kerstavond was aangebroken, weder om pinkelden de sterren als engelenoogjes op de verlaten besneeuwde straten neer en wederom glinsterden de kaarsjes van den Kerstboom door de vensters naar buiten. Treden we 't groote huis binnen, we vin den daar niet alleen Gerard en Marietje, maar tusschen beide in, met de armen om elk barer kinderen geslagen stond de arme moeder, rijk omdat zij weer met haar kin deren vereenigd wa-s, geheel hersteld, zoo dat zij ook weer voor haar kinderen kon werken. (Slot volgt). Jopie's Vernuft door Tante Cor. IV. Slot. In de gang wou Rie met Joop gaan stoeien; meest gingen ze na het eten stoeiende de trap op, naar de jongenskamer, maar Joop had dien avond geen lust, en ging stil de trap op. Daar stond vader hem aan den ingang van do jongenskamer op te wach ten en zei: Jopic kom jij je huiswerk maar bij mij op de kamer maken, ik heb van avond niet veel voor mezelf te doen, dus kan ik jou eens flink helpen. Dat gebeurde vaker, dat Joop zijn huiswerk op vaders kamer maakte, de andere jongens vonden daar niets vreemds in en Joop was blij dat hij met vader mee kon gaan. Eerst maakte hij rustig zijn huiswerk, en toen dat klaar was, gaf hij het aan vader, die het nakeek en hier en daar een opmerking maakte, maar het Joipe toch met een tevreden ge zicht terug gaf, en zei, flink Joop, daar krijg je vast een goed cijfer voor. Jopie kleurde, toen zei vader, hoor eens jongen, het was nu werkelijk niet zoo'n groote misstap die je beging en ik kan best be grijpen dat die aardbeien je zoo aanlok ten, maar ik wil zoo graag flinke jongens van jullie maken, en wat je deed was toch minstens erg kinderachtig, is 't niet? Joop keek zijn vader aan en knikte, bovendien ging mijnheer verder, is het om een mooi standvastig karakter te krijgen, beslist noodig dat je je ook in kleine dingen be- heersoht, dan valt het jo later niet moeilijk in grootere zaken, en clan komt er nog bij, dat je het juf tamelijk lastig maakte, en tijd van haar eischte op jou toe te zien, ter wij] ze dringend andere dingen moest doen, zie je dat nu in Joop? Joop, zei vader, 't is zoo gek, eerst vond ik het heusch een echte leuke truc, om Juf zoo in 't ootje te nemen, maar zoo gauw ik uw stem hoorde en uw ernstig gezicht zag, leek het me heel anders, en vond ik me zelf erg kinderachtig. Mijnheer keek te vreden op Joop neer en zei, prachtig jon gen, ik hoop van harte dat vaders stem al tijd ingang in je hart zal blijven vinden, dan za-1 ik mijn ideaal wel bereiken, en flinke jongens van jullie kunnen maken. Ga nu maar eens vragen of de jongens met hu huiswerk klaar zijn en bij mij op de ka mer komen thee drinken, ik heb daar straks een mooi boek gekocht, en dan lees ik jullie nog een uurtje voor. Joop wou weg hollen maar op eens bleef hij staan, en zei, zeg vader mag ik Juf ook vragen of ze komt luisteren, dat vind ik altijd zoo leuk. Ja gerust, zei mijnheer, vraag maar of ze tijd heeft. Ja Juf vond het leuk, voor al nu Joop het haar zoo vriendelijk kwam vragen en boen mevrouw weer rustig t8 bed lag, genoot het heele gezin van vaders voorlezen, en zoo had voor Jopie de avond nog een prettig slot. Tante Cor. Naar den Gelderschen Achterhoek. door Theodora. X. Slot. Daarna gaan in lieele drommen de men- sohen naar het dorp, waar de kermis ge vierd wordt. Dan geleiden de jongens de deernen ten dans en die vroolijkheid en pret duurt tot 's avonds klokslag 10 uur. Dan is alles afgeloopen en worden de dans tenten en café's gesloten. Twee dagen in het jaar het werk laten rusten en naar hartelust feest gevierd en dan weer werken en sparen, 's Lands wijs, 's lands eer, een gepast spreekwoord nietwaar? Ik heb een heerlijken, langen fietstocht achter den rug en nu nog van Wehl naar Didam nog ongeveer 20 minuten. Hier wordt de boo- ménrij kaler en dunner. De zon gaat reeds onder. Stilte rondom mij! Daar kom ik een priester tegen gevo'gd door een misdie naar! Hij draagt het koorkleed en de schel klinkt niet. Zij keeren terug van een stervende en moeten minstens nog een half uur loopen. Het bedienen van een zieke is hier zoo mooi, ik zal daar nog eens een mooi gedicht over maken. Och, lieve lezers en lezeresjes, er is nog zoo veel in het le ven wat werkelijk mooi is en wat men lief kan hebben, maar men moet het zien en begrijpen! Och, wij hebben zoo veel lief: de aarde, den hemel, de zee, de bloemen, de boomen en de bergen, maar bovenal God, ons huis, ons zelf, ons Vaderland, en daarom bidt: „leer ons, O God, omdat onze liefde iets waard zij. Leer ons haar toonen tot in het kleinste onzer werken"! En nu bij het vallen van den avond getrouwe le zersschaar, kom ik weer in mijn Ouderhuis in Didam aan, en neem ik afscheid van U ik lroop dat ik U niet verveeld heb*), heb U verteld van een heel klein stuj van ons mooi Nederlandje, wat als bosohviooltje in 't groen voor velen verbo gen ligt en waarvan velen het bestaan eens weten. Van dc mooie bosschen heide, heuvelen en kasteden en burchto en van de leefwijzen en gewoonten der voudige lieden en neem ik afscheid met ee zeer mooi oud vers wat ik vond in de feft niek van Doetinchem en den Geldersch Achterhoek: Ziedaar o Doetichcm in letterschrift Al wat in uwen wal het oog des vrcemdelings wad Al wat in vroeger tijd ten uwent is bedrevf En 't wisselend lotgevafc, door God aan U gegeve Den bloei die schatten gouds aan Uwe burgeren boo 't Verval, dat eiken bron van uw welvaart sloo De vlam, wier woest geweld uw macht en eer verniel* En d' oorlog die zoo vaak uw burger schaar ontzield Uw omtrek schoon en groot, zoo waard aan U h Waar zich Gods Schepping toont in al haar heerlijkhei Uw wateren uit wier nat de stille velden drinkei Uw akkers, die door 't schoon van duizend vruchten blinke; Uw bergreeks, die aan 't oog den versten omtrek toon Uw bosschen, waar natuur in heilig donker woon Uw wallen, plat gedrukt door 't onvermoeid betrede Uw buitens, die natuur met 't schoon der kunst bekleede En die daar wal noch muur hun sieraa< ooit ontvin Geen lommer weigeren, aan den matten vreemdelinj Uw vlakten, ruim en ver door gene grens omsohreve Waar zich 't gejaagd gemoed van zorgen voelt ontheve En ver van 't staag gewoel, dat alle rust verjaa] Zich nader voelt tot Hem, wiens Almacht de aardbol draag God ziet op Stad en Ambt, in gunst en zegen nede Ontvangt uw ouden bloei en welvaart !"r? ,;ik wedt En vindt in d' ouden deugd, dio eens in Nederland blon Het waar en zuiver heil, dat zij den vad'ren schon Zoo moogt in Uwen wal, Geloof en Godsvrucht leve: Zoo sta tot wereldseind, uw naam met lof verhevf Op Neerland's lijst de roem der eeuwenlan De roem van dorp en stad in '*t schoone Gelderlan Theodora, Ik houd U aan uw woord Theodora, wacht dat versje af! Ik geef U de veri kering dat we met volle belangsteling reis naar den Gelderschen Achterho in den geest hebben meegemaakt houd me aanbevolen voor meer dereelij beschrijvingen. Ze zijn voor ons Hoef „als geknipt!" Oom Wim, Aan mijn broer Johan op den dag zijn eerste H. Communie. Vandaag doet gij mijn broertje Uw H. Communie voor 't eerst; Wees door een devote stemming Vooral dezen dag beheerscht. Ik heb den lieven Jezus Deez blijden morgen gevraagd, Dat gij toch eteeds mag blijven Een kind, dat God behaagt. Dat gij op mag groeien In eer en groote deugd, Aan God steeds welgevallig En tot- onzer ouders vreugd Bescherm hem lieve Jezus Bewaar hem overal Behoed hem voor gevaren Van zonden bovenalJ Blijf ge mijn lieve broertje Voor ondeugd steels gespaard Moge G^d je ook eens roepen Tot Arbeider in Zijnen gaard. Cornelia Schrijvershof, Reeuwijk (Z.- Straf. In de wit besneeuwde straten, Vallen wild de vlokken; Wat 'n beproeving voor Johan, Die daar zit te blokken. Lui op school, les niet gekend: Wat was meester boos! Terwijl de vriendjes baant'e glijden Maakt ie 'n opstel over „De Roos". Ja, Ja, vriendje, dat berouw Komt maar weer te laat! Had je ook je les geleerd Was je nu op straat! Maak maar gauw ze opstel af, Kijk eens door de ruiten, Met een sneeuwbal in de hand Wachten zo al daarbuiten. Rooie Kees- l

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1929 | | pagina 12