MOEDER! TOT ZIENS! DZ PESSIMIST DANNY'S DOLLAR KALENDER DER WEEK e-jn ver- b-Ne- var- cr wij ader- anon, Di >rton, •ende van dat idicn zich laten >plos- (Schets uit den groofcen oorlog). Daar hij haar eenigsto kind was kon de weduwo niet aan de bekoring weerstaan om hem te volgen zoolang dit mogelijk was. Daarna?Dan moest de Voor zienigheid maar zorgen. Ze nam den trein saar stapte af aan 't hotel dat het ..chtsu bij de kazerne gelegen was en leef de twaalf dagen lang het leven mee van de soldaten. Ze stond s morgens even vroeg p als zij, volgde ze bij hun oefeningen, nam haar lunch op 't oefenveld; een paar broodjes en een kop koff e gekocht bij een soort marketentster die zich op het veld had neergezet tusschen twee manden. Dan volgde ze het regiment tot aan de kazerDe en keerde in 't hotel terug om wat rust te nemen. 's Middags^ begaf zij zich naar buiten, waar de schietoefeningen gehouden wer den. Tegen 4 uur kwam ze terug om te gaan bidden bij 't Maria-altaar; de Mceder Gods smeekend to mogen zijn: de sterke vrouw! De dag eindigde prettig; haar zoon kwam met haar dineeren en daar, in die vreemde hotelkamer, met ;t kaalgeschoren hoofd op de kuieën van zijn moeder, werd de soldaat weer haar kleintje; haar klei nen, kleinen jongen. Zij baden clan den rozenkrans en haal den alle oude souvenirs van de zoo geluk kig samen ge'eefde jaren weer op, of wel, bij elkaar gezeten zwegen zo en zagen de donkerte steeds zwarter worden om hen heen tot 't oogenblik, dat het negen uur sloeg op den foren van de oude kerk. Dan sprong do jonge man op gespte zijn cein tuur dicht zette zijn kepie op en riep: Tot weerziens, moedertje.... tot morgen! Zij hoorde hem de trap afrennen en de gedachte „morgen" was als 't ware weer zonnestraal in de droefenis die haar i mot land- ruzie snscb on- stuk 1 den hui- al e- jrond geen zulk of fo ïan'g ar zij j dan wij mode in ten, a óók r wij in wij één toch is. fed er- die Dikwijls bracht hij vrienden mee. Dan vulde zich de hotelkamér met jeugd en vroolijkheid. Zij was niet meer de moeder slechts één zoon: ze werd de „mama" van al jongens. Ze naaide afgesprongen knoopen aan, [herstelde de kapofcjassen, zette thee, gaf eden raad. En die jeugdige soldaten bedankten haar met een goedigen glimlach en een harteüjken handdruk Mama U is te goed Mama! Na den oorlog zullen we alles met u goedmaken. ...Na den oorlog?... Arme jongens! Op een avond kwam haar zoon bij haar, vroeger dan naar gewoonte. Hij zag er bezorgd u't. Toch wilde hij nog iets vroo- lijks zeggen. Maar, wat kan men wel ver tellen, als men iets ernstigs mede te dee- len heeft? Zonder meer begrepen moeder en zoon de drcevo situatie. Ze aten vlug als waren ze verlegen voor elkaar. Zal ik met je meegaan? Ja, maar niet heelemaal tot aan de kazerne.. Begrijp u?Ik keer liever neer! alleen terug!Het is Zaterdagde slechtste dag van de week. Er zijn sol- clc ^ten die .drinken. Zij keek hem niet aan maar zij voelde dat hij bloosde. Op twintigjarigen leeftijd kunnen de goede jongens nog niet liegen gen hun moeder. Zwijgend zette zij haar hoed op en ging met hem naar beneden. Zij namen den Boulevard waar 't stil ivas op dat uur. Toen werd hij teeder aan halig. Hij nam streelend haar hand in de zijne, zeggend: Moedertje.... mijn eenig lief moe dertje Toen ze aan de straat gekomen waren die naar de kazerne leiclde, omhelsde hij langen tijd zijn moeder: dan met een ern stige beweging, maakte hij zich uit hare omhelzing los. Tot weerziens moedertje!.... ik ben al te laat Hij ging al zijn wegdeed eenige pas sen, keerde zich om alsof hij wilde terug- keeren, en verdween dan in de donkere straat. ij ons, toe. het n van dat do e ove- zullen ep, Nu is zij er zeker van!Ze zullen in avond vertrekken Twee urentwee lange urenze loopt steeds om de kazerne heen. De nacht ipreidt zijn zwarte sluier steeds dichter om de stad. Op eens, tegen negen uur, gaan de twee groote poorten van de kazerne open, en in de pas, zonder muziek, maar gepakt en gezakt, begint het regiment naar buiten te treden. Het doffe geluid van de voorbijtrekken de soldat-en trekt dadelijk iedereen naar le ramen. De weduwe volgt.... Zij volgt het re giment dat 't hare geworden is. Langzaam in volmaakte orde. stappen de soldaten opDaar is hij bij.... haar kleintjehaar goede, lieve jongen!... Met glinsterende oogen vorscht ze naar elke rij die voorbij gaat. Maar ze herkent hem niet. Och! als ze hem nog eens kon zien!nog eenmaalvoor de laatste keer Maar hij, hij heeft haar ontdekt, want het oogenbl'k dat de soldaten aan het station komen, ontsnapt er een kreet uit menschepmassae*n kreet die de arme vrouw doet opschrikken: Mcedertot weerziens' Tot weerziens, tn'n jongen! Dat was alles. De deuren van 't station werden gesloten. Langzaam keerde ze terug langs den zelfden weg. Af en toe stond ze een oogenblik stil. haar blik heffend ten Hemel, van waal leen hulp kon komen. En in haar groote, Erfelijke opwinding bad ze: - Eeuw:ge en goede GodGij Die to <3e Hemelen LeerschtGij Die de harten der moeders vol liefde geschapen "ebt. Gü tilt mijn smeeken begrijpen! bewaar mijn jongen!Hij is alles wat ik bez.it!Ach a's ik hem eens tocii meer mocht terugzien!!!.. £ij gaf zich aan haar droefheid, over. Morgen zou ze sterker zijn.... Maar vandaagMaar van avond.... God, sta me toe dat ik menBchelijk ben.... sta toe dat ik al mijn tranen uitween.... En do nacht, vol medelijden, spreidde zijn sluier ever do diepbedroefde moeder, als om haar toe te staan vrijolijk te wee- nen zonder dat 't vaderland het zou bo merken. Geld." Piern PErmïet. Gij allen, gij kent hem welGij hebt hem toch wel eens ontmoetMisschien zelfs heeft hij u eens een bezoek gebracht. Het is een behoefte bij hem alles zwart in te zien.... een behoefte om vleugels te knakken'n behoefte om to doen twij felen zelfs aan wat duidelijk is. Die man wil in zün nabijheid niet zien bloeien het kleine blauwe bloempje der hoop. Dat bloempje, dat kan hij gewoon met verdraven!Hij haat het zooals de uil het daglicht haat. De pessimist heeft een heel apert ka rakter. Het is niet die persoon, die dik wijl iets goeds zegt en somtijds iets kwaadsnoch die persoon, die met groote welwillendheid, om ernstige rede nen, u over een ernst:gen toestand komt sprei en, terwij] hij naar 't middel zoekt om dien toestand te verbeteren. Neen. het is hij. die Mijnheer, die een zwarten bril draagte daarmede alles in 't zwart ziet en met een hartstochtelijk ac cent, zwarte dingen zegt. Van te voren al kent ge zijn conversa tie Je hebt een mooi boek gelezen gij zïjt er over uit en geanimeerd vertelt ge er van!... Maar opeens trekken een paar schouders zich ot> en een ruwe stem zegt: Dat alles is heel mooi en wel Maar dat bedu:dt nietsDe waarheid, die weet ik, en die zal ik je zeggen! Dan, heel op de hoogte, kent de pessi mist een wisselmakelaar of een gereraal, of een kamerlid, of een chauffeur of zelfs een keukenmeid.en dan citeert hij u feiten hij weet cijfers aan te halen. Hij gebruikt verschillende methodes: nu eens discuteert hijeen ander maal tracht hij zijn hooredrs iets bij te bren gen. Zooals vliegen azen op een lijk, zoo tracht hij zijn hoorders iets bij te bren-ij halen; dat alleen gelooft hij; alle andere nieuwtjes boezemen hem s'echts in zoo verre belang in als hij er slechte vermoe dens uit kan zuigen. Hij werkt pet zoolang totdat hij vol is van zwarte dincen en dan. vlug, vlug, gaat hij deze uitstorten b- zijn vrienden. O wee. die hem weerstaan durft Wee zij. die, niettegenstaande alles, no*» willen hopen Hij beschouwt dezen met den medelij- denden b'ik, die een ontwikkelde slaat op een dommerik. Dikwijl nrobeert hij niet eens meer om van gedachten te. wisselen; .hij gaat dan heen. Het gras greeide niet meer, daar Waar over het, paard van Atilla was heenge- drnafd. De bloemen, de sterren, de hoop, de afschrik gij moet inboezemen!..!..! wordt verflensd, verpletterd door den pes simist. Hij glijdt heen over de frisehheid onzer ziel als een slak over de roos. Men kan hem piet vermijden: hij is fa taal men moet hem ondergaan als de schaduw van een wolk en dan trachten daania weer 1e veeren. Hij is een grooter verdeler dan het kanon want het kanon doodt slechts het lichaam: de pess'mist werkt verdoovend op de zielen hij maakt ze leeg en mach teloos en vormt ze tot lafaards. Ohpessimistwie zal zeggen welk een afsehmrik gij moet inboezemen!..!..! „Geld." Pierre l'Ermite. OUDERWETSCHE SPAARPOTTEN. Het gebruik van spaarpotten is reeds zeer oud. Het is zeer waarschijnlijk dat zij in denzelfden tijd in de wereld verschenen zijn als de metalen munten, want de spaarpotten waren bestemd om die te be waren. Niet lang geleden werd een der oudste exemplaren van deze spaarpotten gevon den onder de puincn van Ulica (een der steden, die door de Phoeniciërs gesticht is). Het is een terra-cotta vaas (gebrand kleD met een gleuf bovenin waardoor de veldstukken naar binnen konden glijden. De spaarpot bevatte nog zes koperen mun ten van geringe waarde. Bij de opgravingen in Pompeji en an dere plaatsen in Italië kwamen nog heel veel spaarpotten van het gewone model voor den dag. Enkele spaarootten, die in Rome gevonden werden, hebben den vorm van k'eine tempeltjes, een bijenkorf of een doos. Zeer dikwijls waren ziï versierd met afbeeldingen der godheid die door den snaarder bijzonder vereerd werd of onder wiens bescherming hij zich s-eciaal stelde. De meest voorkomenden zijn wel Godin Fortuna en Mercurius. Het gebruik der spaarpotten was zeer populair en alge meen verspreid onder het oude Romein- sohe volk. Dit blijkt wel uit het feit, dat de afbeeldingen van zulke spaarpotten ge bruikt werden als opdruk voor do mun ten. Naast de gewone spaarpotten bestonden er ook fijn bewerkte en rijk versierde ex emplaren van veel grooter afmetingen. Meestal waren deze „Frunci", (die be stemd waren voor de offergaven in de tem pels) uit hout, steen, soms zelfs uit brons vervaardigd. Spaarpotten en middeleeuwsche treso ren (schatkisten) zijn bij honderden te bezichtigen in de museums en de kerken der geheele christelijke wereld. Eenigen tijd zaten Zuster Mary en do oude Danny stilzwijgend tegenover elkan der. "ie je wel; wat heb ik je ^zegd? riep Mary plotseling uit, terwijl ze p groo te, donkere wolken wees, dio snel in het Westen opkwamen .Daar komt een bu., gelukkig, dat 't wat frisscher zal worden 1 voegde zij er bij, terwijl haar medelijden de blik ging over de andere patiënten, dio er zaten in de warme veranda. Wacht even, Danny, zoide zij tegen den ouden man, dan zal ik je mantel van je kamer halen; 't wordt anders te friscb voor je. Dankbaar volgde hij haar met de oogen, terwijl zij zich naar binnen spoedde. God zegene haar, fluisterde hij, zacht in zich zelf. Zijn bevende, oudo hand tastte in zijn zak en haalde weer een voor een de blin kende geldstukken voor den dag. Ik kom nog altijd vier stuivers te kort aan mijn dollar, vertelde hij aan den beel denaar van een shillingstuk. Maar, och, voegde hij er met een zucht bij, al had ik oen dollar, hoe zou ik het geld dan nóg ver zonden krijgen; Mary....? Zou zij mij be grijpen? Wat zou ze zeggen, als ik haar vroeg het geld aan Pater F.lynn te willen geven voor een heilige Mis op het feest van Onze Lieve Vrouw van Altijddurenden Bij standEn toch, ik moet het vragen Maria moet helpen, anders komt Willy nooit terug. Ondertusschen haastte Mary zich naar Danny's kamer. Even gingen haar oogeri over de weinige eenvoudige meubels en de helgekleurde platen aan den wand. Het viel haar pijnlijk op, hoe hier, evenals in alle kamers van het huis, ieder voorwerp, iedere voorstelling van godsdien stigen aard ontbrak. De Directie van het Tehuis beroemde er zich op, dat het strikt neu traal was, dat godsdienst onder welken vorm dan ook er was buitengesloten. Over de rugleuning van een stoel lag Danny's mantel. Marj nam het kleeding- Btuk op en vlug borstelde ze een vlek uit de versleten panden. Door de beweging viel er ietG blinkends uit een der zakken; Mary meende eerst, dat het een geldstuk was en glimlachend dacht ze aan Danny's pogingen om zijn dollar bijeen te sparen; maar toen ze het van den vloer had op genomen, zag zij, dat het was een medaille! Een medaille van Onze Lie\e Vrouw van Altijddurenden Bijstand. Zo was afgesleten en vergaan, als van de vele kussen, die Danny's oude lippen er op had den gedrukt.... Och, Danny, zeide de verpleegster, die hare ontroering niet kon bedwingen, och Danny, waarom heb je me dat niet eerder gezegd? En terwijl de tranen haar i.i de oogen kwamen, kuste zij eerbiedig Danny's medaille. Dat was dan zijn geheim! Die arme, oude Danny! Een -vreemdeling in een vreemd land, hulpeloos en alleen, met niets orn van "te leven dan zijn herinneringen Streelend gingen haar oogen nog eens over de oude medaille, voor zij ze weer zorgvuldig wegstak in den zak van Danny's mantel. Nu zal ik nog meer je kind worden, Danny, fluisterde ze, glimlachend door hare tranen heen. Ik had ook al lang ge voeld, dat we bij elkander hoorden.... Terwijl zij met Danny's mantel de trap afging, kwam Rita Nolan, een verpleeg ster van hare afdeeling, haar vlug lege- moet en zei: Daar is bezoek voor je gekomen; in de spreekkamer van het hoofdgebouw. Bezoek voor mij? vroeg Mary en ter wijl ze Rita aankeek, voegde ze er lachend bij: Het schijnt wel iemand van gewicht te zijn; je ziet er zoo ernstig uit. Dat is het ook, dat zal je wel zien, zeide deze geheimzinnig en toen haastte ze zich naar de ontspanningszaal van de verpleegsters, om daar aan de zusters, die vrij van dienst waren, te gaan ver tellen, dat Professor Johnson gekomen was en persoonlijk naar Mary Darrell gevraagd had. Mary spoedde zich ondertusschen naai de spreekkamer, onderweg zich afvra gend, wie toch die gewichtige bezoeker zijn kon. Even bedekte een vurige blos haar gelaat, bij de gedachte, dat hij het wezen kon De professor stond daar door de hoogc ramen der kamer uit te zien over de vij vers van het park, toen Mary binnentrad en zacht de t'eur achter zich sloot. Plotseling keerde hij zich om en zonder te spreken hield hij ver zijn armen uit gestrekt. Gijhijgde ze, plotseling verblee- kend, waarom zijt ge hier gekomen'! Omdat ik van je houd, Mary, ant woordde hij eenvoudig. Spreek daar niet meer over, zeide zij koel. Mijn besluit op dat punt staat on herroepelijk vast. Ik kan geen respect en nog veel minder liefde hebben voor iemand, die zich schaamt voor zijn godsdienstige overtuiging en die niet leeft volgens zijn geloof. Marv, je dóet me onrecht, door zoo te spreken, je moet luisteren naar me en je zult me begrijpen Er was een pijnlijke stilte Toen ver volgde hij, haar diep in de oogen ziende: Neen, Mary, ik heb me niet geschaamd voor mijn geloof, maar ik kende het niet. Hoe zou ook een jongen van tien jaar dat kennen, als zijn wereldsgezinde ouders hem naar een school zenden, waar in de lessen do naam van God zelfs niet raag genoemd worden, met dót droeve resultaat, dat zijn vroegere schoolkameraden thans allen vol slagen ongeloovigen zijnHoe zou hij dat gekund hebben, als alle vrouwen, die hij kende, zelfs zijn eigen mceder, lachten en spotten met den godsdienst en leefden als heidenen1 Maar toen zijt gij geko men in mijn leven, Mary, gij met uw groot geloof en uw hooge opvatting van uw plicht. Gij hebt mij getoond, hoe, men leven moet volgens zijn beginselen, hoe men do plichten moet vervullen, die het geloof op legt. i Even overtoog een blijde blos het ge laat van de verpleegster; toen vroeg zo aarzelend: Waarom heb je me dat vroeger dan niet gezegd? Omdat ik toen nog de kracht miste om mijn leven in te richten, zooals het geloof mij dat voorschreef; omdat ik God vergeve 't me jou wilde overhalen om te leven zooals ik.Ik wildo ook van jou een heiden maken, Mary.... Ze deinsde terug, alsof ze iets dreigends voor zich zag. Niet lettend op deze beweging, ging hij voort: Voor ik jou leerde kennen, Mary, bc- teekende godsdienst niets voor mij, abso luut nietsMaar toeu gij heengingt van mij, toen gij weigordefc uw leven te verbin den aan het mijne, toen werd ik er mij plotseling klaar bewust van, dat diegene, die het hóógste is in het loven, mij ging ontvallen en ik dacht: dat is het einde. Maar neen, dat was het einde niet! Het was, of God me in dio dagen leidde met zachte, maar vasto handJe herinnert je nog, Mary, dat je mij bij het afscheid je portret schonk als een gedachtenis, zij hot dan ook mot tegenzin. Telkens als ik het bezag, schenen je oogen mij verwijtend aan te staren Doch het geven van dat por tret had nog verdere gevolgen. Ik wilde de foto opbergen bij de andere dierbare sou venirs, die ik bezat en zie, toen ik er in de oudo cassette een plaatsje voor zocht, viel plotseling een doos met looden soldaatjes, een herinnering uit mijn kinderjaren, op den vloer. Ik bukte om zo op te rapen en zie hier, wat ik nog meer vond Hij tastte in zijn zak, strekte zijn hand uit en daarop lag een medaille. Een me daille van Onze Lieve Vrouw van Altijd durenden Bijstand Mary zag het en het was haar niet mo gelijk, nog langer hare koele houding ie bewaren. Haastig nam zij de medaille uit zijne hand om ze te bezien. Welk 'n eigen aardige samenloop van omstandigheden! Het was een medaille van denzelfden vorm, als die zij zoo juist bij Danny ontdekt had, dezelfdo voorstelling erop, dezelfde vorm en kleur van het metaalEn de looden soldaatjes, waarvan Danny vertelde 't Was een geschenk van mijn ouden grootvader op den dag, dat ik mijn eerste H Communie deed. Hij was een brave ka tholiek, Marv, een van uw soort. Maar hij stierf, terwijl ik op kostschool was en mijn mceder, die aan wereldsche dingen hing en de liefde van een kleinen jongen voor een oud man niet kan begrijpen, achtte het niet noodig mij daarvoor van school te la ten thuiskomen. DannyDanny Elston.... zeide Mary zacht. Ja, Mary, zoo heette hij Kleine Willy, fluisterde ze, als in oen droom. Kleine WillyMary, liefste, wat zeg je? Maar de professor vergat de teere situa tie, toen hij haar plotseling zag wanke len met doodsbleek gelaat. Wat is er, lieveling, bon je ziek? vroeg hij teeder, terwijl hij haar in zijn sterke armen opving. Hij is niet dood, snikte ze. Wie is niet dood? vroeg hij geheel in de war gebracht, wat beteekont toch dit alles Oude Dannyuw grootvader, hij wacht cr al twintig jaren op, dat zijn klei ne Willy terugkomt. Waarhce1 vroeg hij mot een stem, die trilde van spanning en ontroe ring. Hier in het gesticht. lederen dag heeft hij naar je verlangd, iederen dag heeft hij gebeden, dat zijn kleine Willy nog eens mocht terugkeeren. En terwijl de tranen hem over de wan gen stroomden, hoorde hij uit Mary's mond de geschiedenis van den ouden man die hier zoolang leefde, alleen, eenzaam en vergeten Toen gingen ze samen door het park naar de veranda, waar Danny wachtte Stralend van geluk wandelde Mary aan den arm van den professor, glimlachend nagestaard door haar medeverpleegsters. Wo zullen het hem zoo voorzichtig mogelijk zeggen, fluisterde Mary hem in, terwijl ze Danny's ziekenstoel naderden. De oogen van den ouden man keken wat dreigend naar Mary, toen hij de twoo zag naderen. Natuurlijk heb jo geen tijd voor een ouden grijsaard, wanneer er eon jonge, knappe man op bezoek komt, begon hij op eenigszins knorrigen toon, maar toch mol een ondeugende tinteling in zijn oogen. Mary kwam naderbij en hing Danny zijn mantel 'om, terwijl de jonge professor ont roerd toekeek en trachtte in dien afge- leefden grijsaard, den krachtigen man te rug te kennen, waarmee hij eens als kind gespeeld had. Danny, fluisterde Mary zacht. De o.ude man zag hoe ontroerd en bloek ze was en een oogenblik gingen zijn oogen vragend van het meisjo naar den man, die naast haar stondToen was het plotseling, of er een heftige schok ging door Danny's lichaam: hij richtte zich op in zijn ziekenstoel en zijn bevende handen naar hem uitstrekkende, zeide hij met trillende stem: Willy, mijn jongen, ik wist, dat je ko men zou De jóngo man omhelsde zijn grootvader teedei- en zijn hooge, krachtig© gestalte schokte van snikken, toen hij naast den ziekenstoel neerknielde cn met den arm om de schouders van den grijsaard geslagen, hem liefkozend weer al do naampjes gaf, die hij hem eens als kind gegeven had. Het was een avond, veertien dagen la ter, in rood-gouden schittering ging de zon onder achter de hoornen van het park. Danny zat op zijn gewone plaatsje in 'e veranda; Mary was bij hem en samen be spraken ze de voorbereidingen, die er ge troffen werden om hem over te brengen naar het. huis van „Kleine Willy1, nu pro fessor Johnson, het huis, waar pijpen cn soldaatjes welkom waren. Mary vertelde hem, dat zij baar ontslag zou vragen als verpleegster en dat zij, als Danny het goed vond hem zou komen bezoeken, hem en den professor. En weer kwam er die ondeugende tin- N.B. Als niet anders wordt aangege ven in deze wc-ek geen Gloria en Credo. De gewono Prefatie. Kleur: Paars. ZONDAG 2! Febr. Tweede Zorriag v. d. Vasten. Mis: Rerriniscere. i'c gebed A Cunctis (om dc voorbede der Heiligen af te smeeken)2e Omnipotens. (Voor levenden en docden). Credo. Tot Heiligheid heeft God ons geroepen. Om ons zeiven Lo heiligen moeten wij ons levens ge cl rag ondergeschikt maken aan Zijne heilige geboden. Wij kennen die (Epistel) maar onze gedacht on, woorden en werken zijn cr zoo menigmaal mee in strijd Wij erkennen onze zonden in alle nederigheid cn bidden den gceden on barmhartiger) God om vergiffenis (Introï tus; Graduale; Tractus)om bescherming onzer uitcrlüko en innerlijke vermogens; bijzonder echter om zuivering van onze verbeelding en ons verstand (Gebed). Hij zal ons verhooren (Communio). Getroosten willen wij ons ook de moeite ons vers*and beschouwend te richten on Gods H. Wet (Offertorium) om met Gods genade dooi de beschouwing te komen tot do daadwer kelijke beleving der Wet (Poatcpmmumo). Dan zullen wij bezitten het ware geluk omdat ook do Vader van ons zol kunnen getuigen, dat wij Zijne welbeminde kin deren ziin. (Evan ere1 ie). MAANDAG 25 Febr. Feestdag van den H. Matthias, Anoste!. Mis: IWhi aufem. Glo ria. 2e gebed en laatste Evangelie v. d. dag. Credo. Prefatie v. d. Apostelen. Kleur: Rood. Het E-'Vel leert ons, dat de heilige Apostel Matthirs zich reeds vroeg aan Jezus Christus had verbonden, want van den doop van J'oarnes tot den dag. waar op Hrj van ovs is „ongenomen" (Hemel vaart) had hij Christus niet verlaten. Vóór ziine roeping tot Apostel behoorde Mat thias di'6 tot het getal van Christus' leer lingen. Van zijn Apostolaat is niets ze kers bekend. Volgens een oude overleve ring predikte MattMas in Cauoadocje eu aan de kusten der Kaspische zeo en beze gelde hij de waarheid met zijn bloed in Oclcb;s of Fthiopië. DINSDAG 26 Febr. Mis v. d. daq: T:bf dixit. °e p-ebed A Cunctis: 2e Cmninotens. WOENSDAG 27 Febr. Mis v. d. dag: Ne derc'inii»ae. Gebeden a's gisteren. DONDERDAG 28 Febr. Mis v. d. dag: Dei»c. Oebc 'en a's eergisteren. VFTJDAG 1 Mo art. Mis v. d. H. S'üfber- t'us, Bisschoo en Pc'ijder: Statuit. (7'e in het E'c-en der Heiligen v. h. Bisdom Haar- 'em) Gloria. gebed en laatste Evange lie v. d. dag K'eur: Wit. Ook is geoorloofd de H. M:s v. d. dag: h>o aufem. 2e gebed v. d. H. Suitbertus. N.B. Vanwege den eersten Vrijdag is ge oorloofd em Votiefmis ter cere van het Goddelük FMt vaij Jezus: M'serebïfur. (Zie in het Misboek achter de ni."-ud Mei). Gloria. In nlaots vjtn het Alleluiavers wordt dc Tractus "obeden. Credo. Prefa tie v. h. H. Kruis. K'eur: Wit. Suitbert was één der elf, die met Sint Willebford in 69Ö landde aan ,.de lage lan den aan de zee" met het verheven doel het Evangelie ié prediken aan onze heiden- s*iVo vooronders. Na Wdlibrordus eerste veis naar Rome werd Suitbert door zün medebroeders uitverkoren om do bis schoppelijke wiiding te ontvangen. Als "PisBchoT) arbeidde hij met zeer groot eu iïver. zijn arbeidsveld uitstrekkend tot hei land van Ticl Bommel en Hcusdèn, zelfs tot aan dc Roer. Na een inval der beiden- sohc Seksers moest Suitbert vluchten en hij vestigde zich in bet hurditre Kaiser- werth. Daar bouwde hij een kerk en een klooster, alwaar nu nog zijne voornaam ste relikwieën bewaard worden. Suitbert stierf den Ten Mi»art *713. ZATERDAG 2 Maart. Mis v. d. dag: Lex. 2e en 3o gebed als Dinsdag; 4e voor don Paus. In de kerken der E.E. P.P. Franciscanen; Alles als in bovenstaando kalender, be halve: MAANDAG 2e gebed v. d. Z. Sebastia- nus; 2e v. d. dag. DINSDAG. Mis v. d. Z. Sebastianus An- nariziore. Belijder: Justus. 9e gobed en laatste Evan pel !e v. d. dag. Kleur: Wit, WOENSDAG. Mis v d. Z. Isabella, Maagd: Dilexisti. Gloria. ?o gebed en lc Evangelie v. d. dag; 3o gebed A. Cunctis. K'eur: Wit. DONDERDAG. Mis v. d. Z. Antonia van Florence, Weduwe: Coguovi. 2e gebed en laatste Evangelie v. d. dag; 3e A Cunctis. VRIJDAG. Feest der geheimen van den Kruisweg van onzen Heer Jezus Christus. M!s: Curramus. Gloria. 2e gebed en laat ste Evangelie v. d. dag. Credo. Prefatie v. h. H. Kruis. ZATERDAG. Mis v. d. Z. Agnes van Praag, Maagd: Dilexisti. 2o gebed cn laatste Evangelie v. cl. dag 3e A Cunctis; 4o voor den Paus. Kleur: Wit. ALB. M. KOK. teling in Danny's oude oogen, toon hij ge nadig toestond um hem dat bezoek tc bren genen ook den professor! Toen Mary was heengegaan, nam hij dc medaille uit zijn zak en kuste ze. En terwijl hij de half-vergane beeltenis van Onze Lieve Vrouw van Altijddurenden Bijstand met een liefdcvollen blik beschouwde, fluisterde hij: Dank, goedo Moeder, omdat gij mijn gobed hebt verhoord. Toen haaldo hij de glinsterende gold- stvk'es' voor don dn er, rlio h ii al zoo vaak geteld had en terwijl er een glimlach gleed over zijn oude gelaat, zoido hij /.acht: En nu kom ik nóg vior stuiver' kort.... „Carmelrozcn'

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1929 | | pagina 11