U
DE STADHUISBRAND TE LEIDEN
DE HERBOUW.
SPORT,
VRAGENBUS
VIERDE BLAD.
DE LEIDSCHE COURANT
VRIJDAG 15 FEBRUARI 1929
(erin
Zooals allo Leiden aars, zijn wij ten zeer
ste getroffen door bet verloren jzaan van
bet prachtige Stadhuis met fraaien toren,
en is ons leed zeer groot, dat er zoo weinig
van het gebouw gered is kunnen worden.
Hetgeen ons echter nadien nog meer
trof, was hot feit, dat men den moed had,
hetgeen niet door het vuur verteerd was
om te halen, dit gebeurde o.a. met de
drie topgeve's, waarvan de grootste top
gevel zoodanig omgetrokken werd, dat de
ze in zijn val de balustrade der trap ver
nietigde. Het was aan een toeval te dan
ken, dat de nu nog gewaardeerde beelden
gespaard bleven.
Dit geschieddo zelfs zonder het advies
van de monumenten-commissie af te wach
ten. Of werd er bij voorbaat op een stad
huis met modernen gevel aangestuurd
Hen zal zeggen, dat deze topgeve's ge
vaar opleverden, echter stonden deze mu
ren welke een tameliik groote dikte had-
dén, nog vrij stevig, hetgeen bleek uit de
moeite welke noodig was om deze om te
trekken (met pl.m. 16 man).
Zonder dat een beslissing genomen is
iu welke stijl deze gevel herbouwd zou
moeten worden, werd eem begin gemaakt
met sloopen, ofschoon het ons inziens be
ter ware geweest, de gevels zoodanig met
steigers en schoren te voorzien, dat, zoo
dra het maar mogelijk zou zijn, de topge
vels behoorlijk af te breken, steen voor
steen, zoodat herbouw met dezc'fde of zoo
noodig nieuwe steen, met dezelfde profie
len, plaats had kunnen hebben.
Van eenige tegenwerping, dat het dan
ceDige dagen geduurd had alvorens bet
verkeer weer vrij was, achten wij dit een
zaak van de tweede orde, daar dit gebouw
voor ons land historisch is, en de Minis
ter, hetgeen ook toegezegd werd, de noo-
dige- voorzieningen zeker had willen goed
keuren.
Volgens onze meening en waarschijn
lijk die van de meeste Leidenaars moet de
herbouw van gevel met achterliggend dek
en den toren, zoovee] mogelijk in den stijl
van het nu afgebrande, herbouwd worden,
met gebruikmaking van de nog aanwezige
beeldhouwwerken, gevelsteenen, versierse
len. enz.
Herbouw in modernen stijl, kubusvorm
of anderen vorm, hoewel op zichzelf goed,
zou hier in de oogen der Leidenaars en
voor alle Hollanders met gevoel voor his
torie, een ergernis worden.
Herbouw zou te bereiken zijn, door het
geen nu. nog rest, in teekening te doen
brengen, zoo er geen teekeningen meer
ivann bestaan, en daarna steen voor steen
af te breken en zoo noodig te nummeren
om de reconstructie te vergemakkelijken,
maar niet om de gevels zoo maar om te
halen (de Vandalen
Onze voorouders herbouwden toch ook
reeds den toren, waar wij hun dankbaar
voor waren; zouden wij nu niet meer in
staat blijken te zijn, de gevels met het
leiendak en den toren hj zijn vorigen staat
te herstelleij, het lijkt ons een plicht, in het
bijzonder voor de geschiedenis van de stad
Leiden en tevers voor geheel Nederland'.
In hel te herbouwen Stadhuis ware o.a.
de Baad zaal onder te brengen en andere
ontvangzalen. Dc verschillende diensten
der gemeente zouden, met het oog de lage
som welke door verzekering gedekt is,
in bestaande woningen in de stad onderge
bracht kunnen worden, of wanneer de kos
ten niet te hoog worden, ware op een an
dere plaats een nieuw gebouw te stichten
voor deze Diensten.
Voorts zou de grond aan de Visch-
markt, wanneer niet maar bruikbaar voor
de gemeente, verkocht kunnen worden.
Hopende, dat deze regelen bij zullen
dragen, dat niet bij en over, maar zonder
de Leidenaars gehoord te hebben, in de
ze zaak een beslissing zal worden geno
men daar het een zaak is welke elke
rechtgeaarde Leidenaar zeer ter harte
gaat.
Besluitende mot een variant op Vale-
nus Gedenckclank; O, Leidenaars! let op
U Saeck1
d. H.
ffec'
9:
GIS
Mr. L. J. Plemp van Duiveland schrijft
aan de .,N". H. Crt":
In de uitvoerige berichten omtrent den
vreeselijken brand van het Leidscho Raad-
buis in uw Avondblad van eergisteren
troffen mij de volgende zinsneden:
Van deskundige zijde werd ons verze
kerd, dat er geen sprake is dat het
nieuwe stadhuis zal worden opgetrokken
op dc plaats van het thans afgebrande.
Hoewel daarover nog niets vaststaat, lijkt
het-, naar wij vernamen, het waarschijn
lijkst, dat het nieuwe gebouw iu modernen
stijl zal worden opgetrokken. Het oude,
aldus onze zegsman, laat slechts een
mooie herinnering achter. Aan ons is het
thans tc laten zien. wat het tegenwoor
dig geslacht tot stand weet to brengen."
Deze voorstelling komt, mij voor in
nooge mate tendentieus te zijn. Zij schetst
als „het waarschijnlijkst" iets waarover
nog niet met eenige mogelijkheid kan zijn
beslist, nauwelijks gesproken, en is te be
denkelijker, aangezien zij van „deskundige
zijde*' komt.
Waarom kan het nieuwe Raadhuis in
zijn voorgevel niet een volmaakte kopie
van het oude zijn?
De typische middeleeuwsche poortjes
zoo lezen wij in hetzelfde nummer zijn
behouden, evenals de historische met in
schriften voorziene steenen daarboven. De
monumentale toegangstrap aan de voor
zijde is behalve de balustrade aan de
bovenzijde) ongeschonden geb-even. Gered
Z,JQ de kostbare liggende engeltjes op
deze trap, de ter weerszijden opgestelde
leeuwenfiguien, alsmede ook de beide
beelden ter weerzijden van den ingang
en de bekende opschriften in den boven-
muur. De schandplaats ter linker- en de
pomp ter rechterzijde van het stadhuis
staan ongeschonden.
Welnu indien men de trap en de gevel
oen eind naar achteren verplaatst (waar
door het verkeer langs de Breestraat zal
worden gebaat) en het terrein der nage
noeg vernielde huizen aan de Vischmarkt
door onteigening geheel bij dc te be
bouwen gronden voor het nieuwe Raad
huis trekt, ontstaat er een complex, groet
genoeg om in de eischen van den dienst
voor eeuwen te voorzien. Het Raadhuis
kan van binnen natuurlijk geheel modern
worden ingericht en aan de nieuwste
eischen der techniek voldoen.
Maar de voorgevel. Waarom kan die
niet volkomen worden hersteld? Zal 't na
geslacht er ons dankbaar voor zijn, dat
wij ons niet bij het spel der elementen
hebben neergelegd maar dat wij ons aan
stonds hebben ingespannen om het stad
huis geheel naar hetzelfde uiterlijk te
herstellen, al kan natuurlijk niemand, daar
aan de verrukkelijke kleur teruggeven, die
het werk der eeuwen is. De eeuwen zullen
opnieuw hun werk doen, daarvan kan men
zeker zijn eil latere geslachten zullen dan
het raadhuis zien in dezelfde pracht,
waarin wij het gekend hebben.
Wat gebeurde er te Venetië, toen daar
de trotsche Campanile (ik meen in 1905)
instortte, zoodat er geen steen op den
anderen bleef'? Terstond werd de reus
achtige toren aan den voet hersteld en
tbans verrijst zij opnieuw op het San
Mavco-plein, nog wat nieuw weliswaar en
het oog niet voldoend in dezelfde mate
als de oude. maar toch langzamerhand
de kleur aannemend der omgeving en zich
daarbij aanpassend, wijl zij den schijn
heeft te dateeren uit denzelfden tijd.
En zullen wij nu, in plaats van dat
Venetiaansche voorbeeld, dat van echte
piëteit voor de monumenten der oudheid
getuigt, te volgen, in een herbouw gaan
toonen ,Twat het tegenwoordig geslacht
tot stand weet te brengen?" Het tegen
woordig geslacht dat, hoeveel goeds er
van zijn bouwkunst ook te zeggen valt,
toch in ieder geval iii zijn tasten en
zoeken nog al de kenmerken vertoont
van een overgangstijd, waarin nooit de
beste bouwwerken zijn tot stand geko
men?
De De Gijsplaarbank op het Rapen
burgmaar ik wil niet eens bij dat
gewrocht stilstaan, laat mij zeggen de
Beurs te Amsterdam of de Rotterdam-
sche Bankvereeniging op den Kneuterdijk
in Den Haag kunnen zij ook maar in
één adem genoemd worden met den heer
lijken gevel, die thans helaas, moge
het niet zijn voorgoed aan onze be
wonderende oogen is onttrokken'
HERINNERINGEN.
O, vurige vijand van Leiden's Stadhuis,
welk een schat van herinneringen hebt gij
vernield
Ik zal hier niet spreken over die uit
verre tijden. De geschiedboeken vermelden
deze en ieder kan ze daar opslaan. De
herinneringen van de jongste dagen, be
doel ik, gelijk ieder Leidenaar ze bezit.
Om met een groote schare. Sleutelstede
lingen te beginnen: allen, bruidsparen en
getuigen, die wel eens geweest zijn in de
knusse kleine trouwkamer, kwistig ver
sierd, de kamer bedeel ik. niet de men-
schen met smal omlijste plaatjes uit oud-
Leiden. Wie voor het eerst kwam, kon het
vertrekje zonder vingerwijzing van den
bode niet vinden, want 't was aan 't eind
van een gangetje, waar men zoo'n officieele
gelegenheid niet zoeken zou. Ea nieuwelin
gen waren ook zeer erkentelijk voor de
waarschuwing van dienzelfdcn bode:
„Denk om het aft rap je'', want vlak achter
de deur was een soort bordesje, noodig
doordien de vloer der kamer zooveel lager
lag dan de gang.
Zoo'n verrassing bood ook dc kamer der
af dealing onderwijs, wier chef in een aan
grenzend hokje zetelde meer was het
heuseh niet dat een paar treden lager
lag dan het bureau der overige ambtena
ren. Eenige omzichtigheid was daar wel
noodig, want men zag hel trapje pas na
in een zigzag-lijn langs de lessenaars ge
schoven tc zijn.
En wat zaten de ambtenaren der secre
tarie benauwd naast elkaar. Voor het pu
bliek was daar oen ruimte afgeschut van
hoogstens drie vierkante Meter; meer kon
housch niet gemist worden. Als er drie of
vier menschen stonden, moesten deze in
schikken wanneer de deur open ging. De
chef der secretarie had achter een glazen
schot oen „kamer" te zijner beschikking,
waarvan hij schier de gansche breedte in
nam als hij aan zijn schrijfbureau zat. In
dien deze welwillende heer niet de steê-
vaste gewoonte had bezeten, zijn bezoe
kers keurig uit te laten, zou de noodzake
lijkheid hem toch het opstaan hebben ge
leerd, want 't was een toer om achter hem
langs te schuiven.
Wie van de gang, waaraan do kamer vau
B. en W. en Raadszaal grensden, naar de
afdecling Bouw- en Woningtoezicht wilde,
moest een trap af en elders weer een trap
op, tenzij het hem vergund was door de
Raadszaal te gaan of door de aloude Sche
penkamer, voorheen trouwzaal, later inge
richt voor bureauwerk. Voor oningewijden
stonden deze wegen natuurlijk niet open,
zoodat wie niet wegwijs wa« buitenom ging
wat behoedde voor verdwalen.
Groot gevaar voor dolen bestond ook,
als men naar de Rekenkamer moest; hoe
wel ik daar vaak geweest ben, zou ik toch
heuseh niet meer durven zeggen, hoe de
gangen en trappen precies lieden. Het ver
wondert me intusschen niet, dat het vuur
den weg gemakkelijk vond, want de ver
binding tusschen het oude stadhuis en de
panden aan dc Vischmarkt was uitermate
geschikt om vlammen een doortocht te
bieden.
Vreemdelingen, die het stadhuis kwamen
bewonderen, hebben al die onverwachte
hoeken en gaten nooit gezien: er was geen
moois aan. Wel zou ;t bun intusschen heb
ben geleerd, hce opeenvolgende geslach
ten met de ruimte hebben gewoekerd en
met zuinigheid hebben huis gehouden.
De Raadszaal vonden zij natuurlijk
prachtig, maar als zij een zitting hadden
bijgewoond, zou het stellig hun lachlust-
hebben opgewekt, hoe Vroede Vaderen,
pers en boden voorzichtig moesten bukken
als zij aan den kant van den schoorsteen,
achter de stoelen langs wilden. Wie 't ver
gat maakte, onzacht, kennis met het zware
gesteente.
En wat 'n groot aantal personen bergdc
die zaal als de Raad bijeen was! Schier
geen heekje was onbezet, zoodafc in
Leiden's Vroedschap steeds oen groote
mate van inschikkelijkheid werd betoond,
wat- zich weerspiegelde in de rust der le
den. die uren en uren aan hun stoel ge
kluisterd bleven.
Gelijk bekend, was onlangs besloten aan
dc andere zijde van het stadhuis een nieu
we Raadszaal in te richten, door de voor
malige Weeskamer met haar typische be
timmering Commissiekamer heette zij
laatstelijk en alle nieuwe bezoekers hadden
er last met het slot, dat den verkeerden
kant uitdraaide tc vergrooten, zulks
overeenkomstig' den toestand uit vroeger
eeuwen. Dit plan is nu natuurlijk in duigen
gevallen, v/at ik op zichzelf niet jammer
vind. 't Zou een sombere zaal geworden
zijn, met evenveel last van het straatru
moer als de oude. wat de ventilatie zou
belemmerd hebben, t Was echter de goed
koopste weg en als zoodanig volkomen in
overeenstemming met de Stadhuis-tradi
tie.
Wat anders toch .dan kostenbesparing-
kan er het voorgeslacht toe geleid hebben,
om langs de „groote pers" al die benauw
de ambtenaars-vertrekken te bouwen, waar
men 't mee deed en nog lang zou zijn blij
ven doen, indien 't vuur niet- had ingegre
pen.
En denkt nu eens aan die breeden gang,
beneden, waar men den laatster» tijd z'n
schoolgeld kon betalen. Men zag er zelden
veel menschen, hoewel de ijzeren hekken er
op berekend waren om een lange file in
bedwang te houden. Men had dit een tien
tal jaren geledon zoo ingericht met op
offering der oude stadhuispoort, wier deur
werd dichtgetimmerd cm het den be
lastingbetalers makkelijk te maken, maar
ziet: toen werden juist- gemeente- on
Rijksbelasting op één biljet veroenigd, zoo-
drt we met al onze dübbetjes naar den
Rijksontvanger moesten. Had men zulks
vooruit geweten, de benedenverdieping zou
.daar wel anders benut zijn, wellicht om
"het politiebureau wat. meer ruimte te ver
schaffen, dat het lang heeft moeten doen
met allerlei duffe klimers, kamertjes en
gleufjes, waarin men de oude Vleeschhal
had verdeeld. Enfin, de politie heeft nu
geen klagen.
Hce '*t intusschen zij: al was het oude
Stadhuis achter zijn imposanteu voorgevel
hebben de vlammen dezen hopeloos aan
getastniet- bijzonder practisch, het was
zóó innig saamgeweven met de historie,
met de herinnering van vele geslachten en
zoo dierbaar aan heel de tegenwoordige
bevolking, dat de felle vernieling door den
meedoogenloozen vuurvijand een droef feit
zal blijven in de annalen der stad.
Leiden krijgt nu een nieuw- stadhuis, ook
mooi, willen we hopen, en stellig beter
ingericht, maar men zal er geen sporen
in vinden van Leiden's roemrijken laken
handel, de geest van Van der Werff zal er
niet rondwaren, noch de herinnering aan
de velen, die in den loop der eeuwen hun
beste krachten aan den bloei der Sleutel
stad hebben gegeven.
Dat nieuwe Stadhuis zal daar staan als
oen indringer, die veel eerbiedwaardigs
verdreef; als een vreemdeling, met wien
eerst volgende geslachten langzamerhand
vertrouwd zul'en raken.
Oud raadhuis met uw trouwen toren, bij
het huidige geslacht zult gij voor oogen
blijven als een goeden vriend, wiens hart
warm klopte voor het heil der goede stad
Leiden. AJO.
„T AELOUDE STADTHUIS GAET TEN
ONDER".
„Urbs antiqua ruit" de oude stad stort
ineen. Aan deze woorden van Virgilius
dachten we onwillekeurig, toen we, vanaf
onze hooge standplaats op Den Burcht, ge
tuige waren van de droevige ondergang van
een der beroemdste stadhuizen van Europa.
,,'t Stadhuis staat in brand!" Deze mede-
deeling gewerd ons iu de morgenuren. We
werden door deze tijding natuurlijk w--1
verrast, doch ongerust maakten wij ons
'niet. Hadden we niet een brandweer, die
van de modernste brandbluschmiddelen
voorzien was? En zou niot alles gedaan
worden om een zoo kostbaar bouwwerk voor
den ondergang te behoeden''
Toch konden we niet nalaten eens te
gaan kijken. We zouden geen goede bur
ger zijn geweest, als we het niet hadden
gedaan.
Zoo van verre deed niets vermoeden wat
een ramp onze oude stad had getroffen. In
d6 heldere vrieslucht zagen we zoo nu en
dan een meik-witte rookwolk opstijgen, die
dadelijk weer door de felle Noordoosten
wind werd neergedrukt. Zelfs toen we vlak
bij waren, zag het er nog vrij onschuldig
uit, tot opeens met een plotselinge schok
van ontsteltenis het tot ons doordrong: De
toren is wog!
Dc toren weg! Maar dan moest het veel
erger zijn dan we konden verfnoeden. Met
een vaag gevoel, dat er iets vreeselijks was
gebeurd, werkten wij ons door do dicht
opeengepakte menigte.
Naar Den Burcht flitste het door
onze gedachten.
Eenige oogenblikken later stonden we daar
boven op het oude bouwwerk en zagen be
noden recht voor ons de zwart geblakerde
rosten van wat eens het stadhuis was.
Sprakeloos hebben we daar gestaan, met
tranen in de oogen.
Het stadhuis, ns*stadhuis verbrand!
Verbrand tot den grond too!
Dat mooie bouwwerk, aan welks opbouw
geslachten hadden meegewerkt, lag daar als
een vormelooze, rookende puinhoop, onher
stelbaar geschonden en verminkt.
Opeens voelden we, hoe groote plaat-s
clat oude gebouw in ons hart had ingeno
men. Onbewust was het geworden een stuk
van ons zelf.
Dat gevoelden we eerst nu in al zijn
klaarheid, nu het als een jammerlijke steen
klomp daar neerlag.
Leiden en het- stadhuis, dat waren twee
dingen, die bij elkaar hoorden. We weten
het immers allemaal wel. Iedero vreemde
ling, die Leiden bezocht, kwam om het
stadhuis" to zien.
En zelf, elke keer als je voorbij kwam,
keek je onwillekeurig naar het stadhuis.
Jo vondt het mooi en bleef het mooi vin
denx zooals je alles mooi blijft vinden, wat
waarlijk en waarachtig 6choon is.
Dè-t is het kenteeken van de waro
schoonheid, die onvergankolijk is.
Die schoonheid was de ziel van het ge
bouw.
Was zeggen wij want die schoone
INGEZONDEN MEDE DEEL ING
KINKHOEST
wordt verzacht
iBnkhoestfl
J\ ichaaronl
deren bléblsteit, vükort^en duur
der slg^pcnde z^tc ejf vermijd
bet^jflp/aar vgjr Ö"gc^f gevolgen
leWfft- smf'
AKKER'.
ABDIJSIROOP
Voorde Borst
ziel i.s het oude gebouw uit het steenen
lijf wèggobrand. Vier eeuwen lang heeft
die geest rondgewaard door de gangen en
zalen. Ook nu nog was ze voelbaar voor
iedereen, die vermag aan te voelen de bi-
zendere sfeer, dio elk gebouw omgeeft,
w aarop de vervlogen- eeuwen hun stempel
hebben gedrukt.
Geslachten zijn opgekomen en weer ou
der gegaan.
Hot kunstvolle houtsnijwerk van lambri
seering en schouw werd zwart van ouder
dom. Veel'veranderde in den loop der tij
den. maar de geest, van het gebouw bleef
dezelfde.
Daardoor bleef je contact houden met
het oude verleden. Nu is die geest weg,
voor gced weg.
Het is tragisch. Het is als 't plotseling
overlijden van iemand, waar je heel veel
van hebt gehouden en die je nu nooit, nooit
meer terug zult zien.
Want ook wij zullen het stadhuis nooit
meer terug zien. Dat wisten we met zeker
heid, toen sloopershanden, de geblakerde
voorgevel, die nog altijd overeind stond, om
stieten.
Was dit noodzakelijk? We weten het niot
en willen er ook niet over oordeelen. Maar
hiermede vervloog ook onze laatste hoop
op behoud van het gebouw.
Wat dat beteekent zullen de ouderen mis
schien nog het beste beseffen. Zij, de oude
ren, die opgegroeid zijn in een tijd, waarin
tiaditie en overlevering diepere bei eekenis
hadden, dan voor velen van de huidige,
jongere generatie, zullen scherper het ver
lies voelen, dat onze goede on oude stad
hoeft geleden.
Hcevelen zullen zich de eerste tijd nog
vergissen, wanneer ze 's morgens naar hun
weik gaan en even op de torenklok willen
zien hoe laat het is.
Zoo iets leer je niet dadelijk af, vooral
alö je het al een jaar of dertig trouw hebt
gedaan. Ook dat is nu voorgoed voorbij
De stem van de klok, die zoovele lange
jaren de vervlietende uren sloeg is voor
altijd verstomd. Nimmermeer zullen we dc
metalen zang hooren van het carillon, dal
bij dag en nacht zijn vroolijke wijsjes over
dc stad doed klateren.
Er kon geen historisch feest ge'houdon
worden of het stadhuis was er op een of
andere wijze bij betrokken. Wat is een
3 October-feest voor de echte Leidenaar
zonder bespeling van het carillon. De
vreemdeling lachte er wel eens om, en be
greep er niet veel van. Maar hoe kon ook
iemand, die geen Leidenaar was iets be
grijpen van de intieme verstandhouding,
die er bestond tusschen het stadhuis mot
zijn toren en wij? Wij begrepen dat wel en
daarom lieten we de vreemdeling laclnn.
De goede man wist immers niet beter.
Het stadhuis en zijn toren waren voor
ons onafscheidelijk verbonden aan het wel
en wee van onze goede vaderstad.
Van welken kant wij de stad ook maar
naderden, steeds stond daar de oude to
ren met zijn vertrouwd silhouet.
Dat was iets waarop je kon bouwen.
Dat bleef; ook al veranderde er uog zoo
veel.
Maar nu is alleü wog, en daarmee is er
iets moois weggegaan, voor altijd.
Men zegt, dat het stadhuis voor een mil-
lioon is verzekerd.
Dat is veel; maar wat geeft bet!
Dat is tenslotte maar het uiterlijke.
Het innerlijke, dat onzegbaar mooie, is
weg, is dood. Dat komt niet terug, zelfs
niet voor tien millioen.
Egs.
BILJARTEN.
Leldsche Biljartbond.
De uitslag van den wedstrijd D.O.S. II
Hollandia I voor de Se kl. L. B. B. luidt:
P M. v. d. Berg ((Holl.) 49 24 7 2.04
H. Slour ((D.O.S.) 125 24 20 5.20
I'. M. v. d. Berg
H. J. do Heiden Jr.
B. v. Beelen
R Vos
K. de Mol
H Slowe
125 31 19 4.01
88 30 9 2.70
116 59 11 1.0Ö
126 59 14 3.11
106 52 17 2.03
125 52 12 2.40
K. de Mol 125 11 16 3.04
A Offer.berg ros. 97 40 11 2.42
Hollandia: 2 gew. partijen, D.O.S. 3 idem.
Totaal: Hollandia 4 gew. part., D.O.S. 5
idem.
De uitslag van den wedstrijd S.D.O. II
A.D.O. II voor do 3e afd. B. L.B.B. luidt:
Turk (A.D.O.) 100 52 10 1.02
W. Veerman res. (S.D.O.) 50 51 6 0.9S
H. v. Coveren 95 72 10 1.3i
W. v. d. Kaay TOO 72 19 1.3S
L. v. d. Aar
D Nieuwenburg
H. Naber
J. v. B.
100 48 9 2.98
92 47 9 1.95
100 62 8 1.61
72 61 8 1.18
L. Vijfwinkel 52 61 6 0.S5
C. Jongman res. 100 61 6 1.63
A.D.O. 3 gew. partijen, S.D.O. 2 idem.
Totaal: A.D.O. 5 gew. part-, S.D.O. 5
idem.
Do uitslag van den wedstrijd L.U.T.O.
II—'t Vierkantje lib voor de 3e afd. B
L.B.B. luidt:
Zi-.kzee ('t Vierkantje) 57 45 6 1.13
J. M. v. Kreuningen
(L.U.T.O. 100 45 16 2.22
A. Moseman 63 43 7 1.40
W. Leeuwangh 100 43 12 2.32
P. v. d. Burg
H. Noordebos res.
85 48 7 1.7;
100 48 12 2.'
71 73 7 n"
K. Kettenjs
C. Noordebos
D Dubbclaar 06 50 gtre"SO
P. Snel 100 50 75®
't Vierkantje 0 gew. partijen, L. infie"
5 idem. ;e ea
De uitslag van den wedstrijd L',rna
II—'t. Vierkantje II voor de 3e rr wor"
r .RB. luidt: boyen-
W. v. d. Linden ('t Vierk.) 100 54
J. v. Kreuningen 18
(L.U.T.O.) 62 53 llen-
C. v. d. Burg
W. Leeuwangh
J. Petit
L. v. Keeken
54
S4 53">rsiteit tG
letteren
100 45 acgekeud
89 44 Gent
P v. d. Heyden '100 53
C Noordenbos 95 52 9
A Blansjaar 07 77 10 i7~"
P- 8nol 100 77 7 i.z»i
't Vierkantje: 4 gew. partijen, L.U.T.O.
1 idem.
De uitslag van den wedslrijd L.U.T.O.
I—D.O.S. III voor de 3e afd. L.B.B. luidt:
A. Offenborg (D.O.S.) 100—11 15 2.1»
G. Jansen (L.U.T.O.) 57 40 7 1.1*2
W. Erades res.
J. Mulder
W. Swaak
Niekerk
J Riotbergen
B. Schouten
71 67 6 1.05
100 67 12 1.40
75 45 13 1.0G
100 45 11 2.22
öl 38 11 2.12
100 38 10 *2.63
J. Rietbergen res. 100 50 7 2.—
J Jansen 71 49 10 1.41
D.O.S. *2 gew. partijen, L.U.T.O. 3 idem.
Vraag: Ik heb aan oen persoon geld
geleend onder borgstelling. Nu voldoet lee-
ner niet aan zijn verplichtingen Wie mag
ik nu aanpakken, den geld nemer of den
borg
A n t w 0 0 rd: U moogt beiden aanpak
ken. Zij zijn beiden aansprakelijk, totdat-
de geheels schuld voldaan is.
Vraag Hoo kan men roestvlekken uil
vitrage verwijderen
Antwoord Roestvlekken kunnen
uit vitrages verwijderd worden door waf-
zuringzout, (vergif) te strooien op de vlek
en deze zoolang boven stoom te houden tol
de roestvlek verdwenen is. Herhaal zoo
noodig de bewerking. Wcsch hierna het
zuringzout met veel water weg. Zijn de
vitrages gekleurd dan neemt u inplaats van
zuringzout, citroenzuur, en gaal u op de
zelfde manier te werk.
Vraag: Hoe kan men vetvlekken ver
wijderen uit een veloutino japon?
Antwoord: Er zqn verschillende
middelen om vetvlekken te verwijderen, af
hankelijk niet alleen van het soort goed,
maar ook van het soort, vet. Probeert u
eens benzine of tctra en zoo het een ge
kleurde vetvlek is (bijv. van jus) tracht u
dau eerst de kleur te vorwijdezen met al
cohol en daarna het vet met bovengenoem
de middelen. Kaarsvet verdwijnt door tic
vlek onder grauw papier te strijken.
V r ak g Hoe meet men grise'.he kam-
ferspiritusvlekken van licht bruine schoe
nen verwijderen?
Antwoord: Is een uitgebeten vlek
op het leer ontstaan, probeert u dan door
middel van oveitcl'ige w?.s, in de k'eur
van het leer, de vlek te doen bijkleuren.
Vlekkenmiddelen voor leer zijn dikwijls uit
den booze.