U DE STADHUISBRAND TE LEIDEN DE HERBOUW. SPORT, VRAGENBUS VIERDE BLAD. DE LEIDSCHE COURANT VRIJDAG 15 FEBRUARI 1929 (erin Zooals allo Leiden aars, zijn wij ten zeer ste getroffen door bet verloren jzaan van bet prachtige Stadhuis met fraaien toren, en is ons leed zeer groot, dat er zoo weinig van het gebouw gered is kunnen worden. Hetgeen ons echter nadien nog meer trof, was hot feit, dat men den moed had, hetgeen niet door het vuur verteerd was om te halen, dit gebeurde o.a. met de drie topgeve's, waarvan de grootste top gevel zoodanig omgetrokken werd, dat de ze in zijn val de balustrade der trap ver nietigde. Het was aan een toeval te dan ken, dat de nu nog gewaardeerde beelden gespaard bleven. Dit geschieddo zelfs zonder het advies van de monumenten-commissie af te wach ten. Of werd er bij voorbaat op een stad huis met modernen gevel aangestuurd Hen zal zeggen, dat deze topgeve's ge vaar opleverden, echter stonden deze mu ren welke een tameliik groote dikte had- dén, nog vrij stevig, hetgeen bleek uit de moeite welke noodig was om deze om te trekken (met pl.m. 16 man). Zonder dat een beslissing genomen is iu welke stijl deze gevel herbouwd zou moeten worden, werd eem begin gemaakt met sloopen, ofschoon het ons inziens be ter ware geweest, de gevels zoodanig met steigers en schoren te voorzien, dat, zoo dra het maar mogelijk zou zijn, de topge vels behoorlijk af te breken, steen voor steen, zoodat herbouw met dezc'fde of zoo noodig nieuwe steen, met dezelfde profie len, plaats had kunnen hebben. Van eenige tegenwerping, dat het dan ceDige dagen geduurd had alvorens bet verkeer weer vrij was, achten wij dit een zaak van de tweede orde, daar dit gebouw voor ons land historisch is, en de Minis ter, hetgeen ook toegezegd werd, de noo- dige- voorzieningen zeker had willen goed keuren. Volgens onze meening en waarschijn lijk die van de meeste Leidenaars moet de herbouw van gevel met achterliggend dek en den toren, zoovee] mogelijk in den stijl van het nu afgebrande, herbouwd worden, met gebruikmaking van de nog aanwezige beeldhouwwerken, gevelsteenen, versierse len. enz. Herbouw in modernen stijl, kubusvorm of anderen vorm, hoewel op zichzelf goed, zou hier in de oogen der Leidenaars en voor alle Hollanders met gevoel voor his torie, een ergernis worden. Herbouw zou te bereiken zijn, door het geen nu. nog rest, in teekening te doen brengen, zoo er geen teekeningen meer ivann bestaan, en daarna steen voor steen af te breken en zoo noodig te nummeren om de reconstructie te vergemakkelijken, maar niet om de gevels zoo maar om te halen (de Vandalen Onze voorouders herbouwden toch ook reeds den toren, waar wij hun dankbaar voor waren; zouden wij nu niet meer in staat blijken te zijn, de gevels met het leiendak en den toren hj zijn vorigen staat te herstelleij, het lijkt ons een plicht, in het bijzonder voor de geschiedenis van de stad Leiden en tevers voor geheel Nederland'. In hel te herbouwen Stadhuis ware o.a. de Baad zaal onder te brengen en andere ontvangzalen. Dc verschillende diensten der gemeente zouden, met het oog de lage som welke door verzekering gedekt is, in bestaande woningen in de stad onderge bracht kunnen worden, of wanneer de kos ten niet te hoog worden, ware op een an dere plaats een nieuw gebouw te stichten voor deze Diensten. Voorts zou de grond aan de Visch- markt, wanneer niet maar bruikbaar voor de gemeente, verkocht kunnen worden. Hopende, dat deze regelen bij zullen dragen, dat niet bij en over, maar zonder de Leidenaars gehoord te hebben, in de ze zaak een beslissing zal worden geno men daar het een zaak is welke elke rechtgeaarde Leidenaar zeer ter harte gaat. Besluitende mot een variant op Vale- nus Gedenckclank; O, Leidenaars! let op U Saeck1 d. H. ffec' 9: GIS Mr. L. J. Plemp van Duiveland schrijft aan de .,N". H. Crt": In de uitvoerige berichten omtrent den vreeselijken brand van het Leidscho Raad- buis in uw Avondblad van eergisteren troffen mij de volgende zinsneden: Van deskundige zijde werd ons verze kerd, dat er geen sprake is dat het nieuwe stadhuis zal worden opgetrokken op dc plaats van het thans afgebrande. Hoewel daarover nog niets vaststaat, lijkt het-, naar wij vernamen, het waarschijn lijkst, dat het nieuwe gebouw iu modernen stijl zal worden opgetrokken. Het oude, aldus onze zegsman, laat slechts een mooie herinnering achter. Aan ons is het thans tc laten zien. wat het tegenwoor dig geslacht tot stand weet to brengen." Deze voorstelling komt, mij voor in nooge mate tendentieus te zijn. Zij schetst als „het waarschijnlijkst" iets waarover nog niet met eenige mogelijkheid kan zijn beslist, nauwelijks gesproken, en is te be denkelijker, aangezien zij van „deskundige zijde*' komt. Waarom kan het nieuwe Raadhuis in zijn voorgevel niet een volmaakte kopie van het oude zijn? De typische middeleeuwsche poortjes zoo lezen wij in hetzelfde nummer zijn behouden, evenals de historische met in schriften voorziene steenen daarboven. De monumentale toegangstrap aan de voor zijde is behalve de balustrade aan de bovenzijde) ongeschonden geb-even. Gered Z,JQ de kostbare liggende engeltjes op deze trap, de ter weerszijden opgestelde leeuwenfiguien, alsmede ook de beide beelden ter weerzijden van den ingang en de bekende opschriften in den boven- muur. De schandplaats ter linker- en de pomp ter rechterzijde van het stadhuis staan ongeschonden. Welnu indien men de trap en de gevel oen eind naar achteren verplaatst (waar door het verkeer langs de Breestraat zal worden gebaat) en het terrein der nage noeg vernielde huizen aan de Vischmarkt door onteigening geheel bij dc te be bouwen gronden voor het nieuwe Raad huis trekt, ontstaat er een complex, groet genoeg om in de eischen van den dienst voor eeuwen te voorzien. Het Raadhuis kan van binnen natuurlijk geheel modern worden ingericht en aan de nieuwste eischen der techniek voldoen. Maar de voorgevel. Waarom kan die niet volkomen worden hersteld? Zal 't na geslacht er ons dankbaar voor zijn, dat wij ons niet bij het spel der elementen hebben neergelegd maar dat wij ons aan stonds hebben ingespannen om het stad huis geheel naar hetzelfde uiterlijk te herstellen, al kan natuurlijk niemand, daar aan de verrukkelijke kleur teruggeven, die het werk der eeuwen is. De eeuwen zullen opnieuw hun werk doen, daarvan kan men zeker zijn eil latere geslachten zullen dan het raadhuis zien in dezelfde pracht, waarin wij het gekend hebben. Wat gebeurde er te Venetië, toen daar de trotsche Campanile (ik meen in 1905) instortte, zoodat er geen steen op den anderen bleef'? Terstond werd de reus achtige toren aan den voet hersteld en tbans verrijst zij opnieuw op het San Mavco-plein, nog wat nieuw weliswaar en het oog niet voldoend in dezelfde mate als de oude. maar toch langzamerhand de kleur aannemend der omgeving en zich daarbij aanpassend, wijl zij den schijn heeft te dateeren uit denzelfden tijd. En zullen wij nu, in plaats van dat Venetiaansche voorbeeld, dat van echte piëteit voor de monumenten der oudheid getuigt, te volgen, in een herbouw gaan toonen ,Twat het tegenwoordig geslacht tot stand weet te brengen?" Het tegen woordig geslacht dat, hoeveel goeds er van zijn bouwkunst ook te zeggen valt, toch in ieder geval iii zijn tasten en zoeken nog al de kenmerken vertoont van een overgangstijd, waarin nooit de beste bouwwerken zijn tot stand geko men? De De Gijsplaarbank op het Rapen burgmaar ik wil niet eens bij dat gewrocht stilstaan, laat mij zeggen de Beurs te Amsterdam of de Rotterdam- sche Bankvereeniging op den Kneuterdijk in Den Haag kunnen zij ook maar in één adem genoemd worden met den heer lijken gevel, die thans helaas, moge het niet zijn voorgoed aan onze be wonderende oogen is onttrokken' HERINNERINGEN. O, vurige vijand van Leiden's Stadhuis, welk een schat van herinneringen hebt gij vernield Ik zal hier niet spreken over die uit verre tijden. De geschiedboeken vermelden deze en ieder kan ze daar opslaan. De herinneringen van de jongste dagen, be doel ik, gelijk ieder Leidenaar ze bezit. Om met een groote schare. Sleutelstede lingen te beginnen: allen, bruidsparen en getuigen, die wel eens geweest zijn in de knusse kleine trouwkamer, kwistig ver sierd, de kamer bedeel ik. niet de men- schen met smal omlijste plaatjes uit oud- Leiden. Wie voor het eerst kwam, kon het vertrekje zonder vingerwijzing van den bode niet vinden, want 't was aan 't eind van een gangetje, waar men zoo'n officieele gelegenheid niet zoeken zou. Ea nieuwelin gen waren ook zeer erkentelijk voor de waarschuwing van dienzelfdcn bode: „Denk om het aft rap je'', want vlak achter de deur was een soort bordesje, noodig doordien de vloer der kamer zooveel lager lag dan de gang. Zoo'n verrassing bood ook dc kamer der af dealing onderwijs, wier chef in een aan grenzend hokje zetelde meer was het heuseh niet dat een paar treden lager lag dan het bureau der overige ambtena ren. Eenige omzichtigheid was daar wel noodig, want men zag hel trapje pas na in een zigzag-lijn langs de lessenaars ge schoven tc zijn. En wat zaten de ambtenaren der secre tarie benauwd naast elkaar. Voor het pu bliek was daar oen ruimte afgeschut van hoogstens drie vierkante Meter; meer kon housch niet gemist worden. Als er drie of vier menschen stonden, moesten deze in schikken wanneer de deur open ging. De chef der secretarie had achter een glazen schot oen „kamer" te zijner beschikking, waarvan hij schier de gansche breedte in nam als hij aan zijn schrijfbureau zat. In dien deze welwillende heer niet de steê- vaste gewoonte had bezeten, zijn bezoe kers keurig uit te laten, zou de noodzake lijkheid hem toch het opstaan hebben ge leerd, want 't was een toer om achter hem langs te schuiven. Wie van de gang, waaraan do kamer vau B. en W. en Raadszaal grensden, naar de afdecling Bouw- en Woningtoezicht wilde, moest een trap af en elders weer een trap op, tenzij het hem vergund was door de Raadszaal te gaan of door de aloude Sche penkamer, voorheen trouwzaal, later inge richt voor bureauwerk. Voor oningewijden stonden deze wegen natuurlijk niet open, zoodat wie niet wegwijs wa« buitenom ging wat behoedde voor verdwalen. Groot gevaar voor dolen bestond ook, als men naar de Rekenkamer moest; hoe wel ik daar vaak geweest ben, zou ik toch heuseh niet meer durven zeggen, hoe de gangen en trappen precies lieden. Het ver wondert me intusschen niet, dat het vuur den weg gemakkelijk vond, want de ver binding tusschen het oude stadhuis en de panden aan dc Vischmarkt was uitermate geschikt om vlammen een doortocht te bieden. Vreemdelingen, die het stadhuis kwamen bewonderen, hebben al die onverwachte hoeken en gaten nooit gezien: er was geen moois aan. Wel zou ;t bun intusschen heb ben geleerd, hce opeenvolgende geslach ten met de ruimte hebben gewoekerd en met zuinigheid hebben huis gehouden. De Raadszaal vonden zij natuurlijk prachtig, maar als zij een zitting hadden bijgewoond, zou het stellig hun lachlust- hebben opgewekt, hoe Vroede Vaderen, pers en boden voorzichtig moesten bukken als zij aan den kant van den schoorsteen, achter de stoelen langs wilden. Wie 't ver gat maakte, onzacht, kennis met het zware gesteente. En wat 'n groot aantal personen bergdc die zaal als de Raad bijeen was! Schier geen heekje was onbezet, zoodafc in Leiden's Vroedschap steeds oen groote mate van inschikkelijkheid werd betoond, wat- zich weerspiegelde in de rust der le den. die uren en uren aan hun stoel ge kluisterd bleven. Gelijk bekend, was onlangs besloten aan dc andere zijde van het stadhuis een nieu we Raadszaal in te richten, door de voor malige Weeskamer met haar typische be timmering Commissiekamer heette zij laatstelijk en alle nieuwe bezoekers hadden er last met het slot, dat den verkeerden kant uitdraaide tc vergrooten, zulks overeenkomstig' den toestand uit vroeger eeuwen. Dit plan is nu natuurlijk in duigen gevallen, v/at ik op zichzelf niet jammer vind. 't Zou een sombere zaal geworden zijn, met evenveel last van het straatru moer als de oude. wat de ventilatie zou belemmerd hebben, t Was echter de goed koopste weg en als zoodanig volkomen in overeenstemming met de Stadhuis-tradi tie. Wat anders toch .dan kostenbesparing- kan er het voorgeslacht toe geleid hebben, om langs de „groote pers" al die benauw de ambtenaars-vertrekken te bouwen, waar men 't mee deed en nog lang zou zijn blij ven doen, indien 't vuur niet- had ingegre pen. En denkt nu eens aan die breeden gang, beneden, waar men den laatster» tijd z'n schoolgeld kon betalen. Men zag er zelden veel menschen, hoewel de ijzeren hekken er op berekend waren om een lange file in bedwang te houden. Men had dit een tien tal jaren geledon zoo ingericht met op offering der oude stadhuispoort, wier deur werd dichtgetimmerd cm het den be lastingbetalers makkelijk te maken, maar ziet: toen werden juist- gemeente- on Rijksbelasting op één biljet veroenigd, zoo- drt we met al onze dübbetjes naar den Rijksontvanger moesten. Had men zulks vooruit geweten, de benedenverdieping zou .daar wel anders benut zijn, wellicht om "het politiebureau wat. meer ruimte te ver schaffen, dat het lang heeft moeten doen met allerlei duffe klimers, kamertjes en gleufjes, waarin men de oude Vleeschhal had verdeeld. Enfin, de politie heeft nu geen klagen. Hce '*t intusschen zij: al was het oude Stadhuis achter zijn imposanteu voorgevel hebben de vlammen dezen hopeloos aan getastniet- bijzonder practisch, het was zóó innig saamgeweven met de historie, met de herinnering van vele geslachten en zoo dierbaar aan heel de tegenwoordige bevolking, dat de felle vernieling door den meedoogenloozen vuurvijand een droef feit zal blijven in de annalen der stad. Leiden krijgt nu een nieuw- stadhuis, ook mooi, willen we hopen, en stellig beter ingericht, maar men zal er geen sporen in vinden van Leiden's roemrijken laken handel, de geest van Van der Werff zal er niet rondwaren, noch de herinnering aan de velen, die in den loop der eeuwen hun beste krachten aan den bloei der Sleutel stad hebben gegeven. Dat nieuwe Stadhuis zal daar staan als oen indringer, die veel eerbiedwaardigs verdreef; als een vreemdeling, met wien eerst volgende geslachten langzamerhand vertrouwd zul'en raken. Oud raadhuis met uw trouwen toren, bij het huidige geslacht zult gij voor oogen blijven als een goeden vriend, wiens hart warm klopte voor het heil der goede stad Leiden. AJO. „T AELOUDE STADTHUIS GAET TEN ONDER". „Urbs antiqua ruit" de oude stad stort ineen. Aan deze woorden van Virgilius dachten we onwillekeurig, toen we, vanaf onze hooge standplaats op Den Burcht, ge tuige waren van de droevige ondergang van een der beroemdste stadhuizen van Europa. ,,'t Stadhuis staat in brand!" Deze mede- deeling gewerd ons iu de morgenuren. We werden door deze tijding natuurlijk w--1 verrast, doch ongerust maakten wij ons 'niet. Hadden we niet een brandweer, die van de modernste brandbluschmiddelen voorzien was? En zou niot alles gedaan worden om een zoo kostbaar bouwwerk voor den ondergang te behoeden'' Toch konden we niet nalaten eens te gaan kijken. We zouden geen goede bur ger zijn geweest, als we het niet hadden gedaan. Zoo van verre deed niets vermoeden wat een ramp onze oude stad had getroffen. In d6 heldere vrieslucht zagen we zoo nu en dan een meik-witte rookwolk opstijgen, die dadelijk weer door de felle Noordoosten wind werd neergedrukt. Zelfs toen we vlak bij waren, zag het er nog vrij onschuldig uit, tot opeens met een plotselinge schok van ontsteltenis het tot ons doordrong: De toren is wog! Dc toren weg! Maar dan moest het veel erger zijn dan we konden verfnoeden. Met een vaag gevoel, dat er iets vreeselijks was gebeurd, werkten wij ons door do dicht opeengepakte menigte. Naar Den Burcht flitste het door onze gedachten. Eenige oogenblikken later stonden we daar boven op het oude bouwwerk en zagen be noden recht voor ons de zwart geblakerde rosten van wat eens het stadhuis was. Sprakeloos hebben we daar gestaan, met tranen in de oogen. Het stadhuis, ns*stadhuis verbrand! Verbrand tot den grond too! Dat mooie bouwwerk, aan welks opbouw geslachten hadden meegewerkt, lag daar als een vormelooze, rookende puinhoop, onher stelbaar geschonden en verminkt. Opeens voelden we, hoe groote plaat-s clat oude gebouw in ons hart had ingeno men. Onbewust was het geworden een stuk van ons zelf. Dat gevoelden we eerst nu in al zijn klaarheid, nu het als een jammerlijke steen klomp daar neerlag. Leiden en het- stadhuis, dat waren twee dingen, die bij elkaar hoorden. We weten het immers allemaal wel. Iedero vreemde ling, die Leiden bezocht, kwam om het stadhuis" to zien. En zelf, elke keer als je voorbij kwam, keek je onwillekeurig naar het stadhuis. Jo vondt het mooi en bleef het mooi vin denx zooals je alles mooi blijft vinden, wat waarlijk en waarachtig 6choon is. Dè-t is het kenteeken van de waro schoonheid, die onvergankolijk is. Die schoonheid was de ziel van het ge bouw. Was zeggen wij want die schoone INGEZONDEN MEDE DEEL ING KINKHOEST wordt verzacht iBnkhoestfl J\ ichaaronl deren bléblsteit, vükort^en duur der slg^pcnde z^tc ejf vermijd bet^jflp/aar vgjr Ö"gc^f gevolgen leWfft- smf' AKKER'. ABDIJSIROOP Voorde Borst ziel i.s het oude gebouw uit het steenen lijf wèggobrand. Vier eeuwen lang heeft die geest rondgewaard door de gangen en zalen. Ook nu nog was ze voelbaar voor iedereen, die vermag aan te voelen de bi- zendere sfeer, dio elk gebouw omgeeft, w aarop de vervlogen- eeuwen hun stempel hebben gedrukt. Geslachten zijn opgekomen en weer ou der gegaan. Hot kunstvolle houtsnijwerk van lambri seering en schouw werd zwart van ouder dom. Veel'veranderde in den loop der tij den. maar de geest, van het gebouw bleef dezelfde. Daardoor bleef je contact houden met het oude verleden. Nu is die geest weg, voor gced weg. Het is tragisch. Het is als 't plotseling overlijden van iemand, waar je heel veel van hebt gehouden en die je nu nooit, nooit meer terug zult zien. Want ook wij zullen het stadhuis nooit meer terug zien. Dat wisten we met zeker heid, toen sloopershanden, de geblakerde voorgevel, die nog altijd overeind stond, om stieten. Was dit noodzakelijk? We weten het niot en willen er ook niet over oordeelen. Maar hiermede vervloog ook onze laatste hoop op behoud van het gebouw. Wat dat beteekent zullen de ouderen mis schien nog het beste beseffen. Zij, de oude ren, die opgegroeid zijn in een tijd, waarin tiaditie en overlevering diepere bei eekenis hadden, dan voor velen van de huidige, jongere generatie, zullen scherper het ver lies voelen, dat onze goede on oude stad hoeft geleden. Hcevelen zullen zich de eerste tijd nog vergissen, wanneer ze 's morgens naar hun weik gaan en even op de torenklok willen zien hoe laat het is. Zoo iets leer je niet dadelijk af, vooral alö je het al een jaar of dertig trouw hebt gedaan. Ook dat is nu voorgoed voorbij De stem van de klok, die zoovele lange jaren de vervlietende uren sloeg is voor altijd verstomd. Nimmermeer zullen we dc metalen zang hooren van het carillon, dal bij dag en nacht zijn vroolijke wijsjes over dc stad doed klateren. Er kon geen historisch feest ge'houdon worden of het stadhuis was er op een of andere wijze bij betrokken. Wat is een 3 October-feest voor de echte Leidenaar zonder bespeling van het carillon. De vreemdeling lachte er wel eens om, en be greep er niet veel van. Maar hoe kon ook iemand, die geen Leidenaar was iets be grijpen van de intieme verstandhouding, die er bestond tusschen het stadhuis mot zijn toren en wij? Wij begrepen dat wel en daarom lieten we de vreemdeling laclnn. De goede man wist immers niet beter. Het stadhuis en zijn toren waren voor ons onafscheidelijk verbonden aan het wel en wee van onze goede vaderstad. Van welken kant wij de stad ook maar naderden, steeds stond daar de oude to ren met zijn vertrouwd silhouet. Dat was iets waarop je kon bouwen. Dat bleef; ook al veranderde er uog zoo veel. Maar nu is alleü wog, en daarmee is er iets moois weggegaan, voor altijd. Men zegt, dat het stadhuis voor een mil- lioon is verzekerd. Dat is veel; maar wat geeft bet! Dat is tenslotte maar het uiterlijke. Het innerlijke, dat onzegbaar mooie, is weg, is dood. Dat komt niet terug, zelfs niet voor tien millioen. Egs. BILJARTEN. Leldsche Biljartbond. De uitslag van den wedstrijd D.O.S. II Hollandia I voor de Se kl. L. B. B. luidt: P M. v. d. Berg ((Holl.) 49 24 7 2.04 H. Slour ((D.O.S.) 125 24 20 5.20 I'. M. v. d. Berg H. J. do Heiden Jr. B. v. Beelen R Vos K. de Mol H Slowe 125 31 19 4.01 88 30 9 2.70 116 59 11 1.0Ö 126 59 14 3.11 106 52 17 2.03 125 52 12 2.40 K. de Mol 125 11 16 3.04 A Offer.berg ros. 97 40 11 2.42 Hollandia: 2 gew. partijen, D.O.S. 3 idem. Totaal: Hollandia 4 gew. part., D.O.S. 5 idem. De uitslag van den wedstrijd S.D.O. II A.D.O. II voor do 3e afd. B. L.B.B. luidt: Turk (A.D.O.) 100 52 10 1.02 W. Veerman res. (S.D.O.) 50 51 6 0.9S H. v. Coveren 95 72 10 1.3i W. v. d. Kaay TOO 72 19 1.3S L. v. d. Aar D Nieuwenburg H. Naber J. v. B. 100 48 9 2.98 92 47 9 1.95 100 62 8 1.61 72 61 8 1.18 L. Vijfwinkel 52 61 6 0.S5 C. Jongman res. 100 61 6 1.63 A.D.O. 3 gew. partijen, S.D.O. 2 idem. Totaal: A.D.O. 5 gew. part-, S.D.O. 5 idem. Do uitslag van den wedstrijd L.U.T.O. II—'t Vierkantje lib voor de 3e afd. B L.B.B. luidt: Zi-.kzee ('t Vierkantje) 57 45 6 1.13 J. M. v. Kreuningen (L.U.T.O. 100 45 16 2.22 A. Moseman 63 43 7 1.40 W. Leeuwangh 100 43 12 2.32 P. v. d. Burg H. Noordebos res. 85 48 7 1.7; 100 48 12 2.' 71 73 7 n" K. Kettenjs C. Noordebos D Dubbclaar 06 50 gtre"SO P. Snel 100 50 75® 't Vierkantje 0 gew. partijen, L. infie" 5 idem. ;e ea De uitslag van den wedstrijd L',rna II—'t. Vierkantje II voor de 3e rr wor" r .RB. luidt: boyen- W. v. d. Linden ('t Vierk.) 100 54 J. v. Kreuningen 18 (L.U.T.O.) 62 53 llen- C. v. d. Burg W. Leeuwangh J. Petit L. v. Keeken 54 S4 53">rsiteit tG letteren 100 45 acgekeud 89 44 Gent P v. d. Heyden '100 53 C Noordenbos 95 52 9 A Blansjaar 07 77 10 i7~" P- 8nol 100 77 7 i.z»i 't Vierkantje: 4 gew. partijen, L.U.T.O. 1 idem. De uitslag van den wedslrijd L.U.T.O. I—D.O.S. III voor de 3e afd. L.B.B. luidt: A. Offenborg (D.O.S.) 100—11 15 2.1» G. Jansen (L.U.T.O.) 57 40 7 1.1*2 W. Erades res. J. Mulder W. Swaak Niekerk J Riotbergen B. Schouten 71 67 6 1.05 100 67 12 1.40 75 45 13 1.0G 100 45 11 2.22 öl 38 11 2.12 100 38 10 *2.63 J. Rietbergen res. 100 50 7 2.— J Jansen 71 49 10 1.41 D.O.S. *2 gew. partijen, L.U.T.O. 3 idem. Vraag: Ik heb aan oen persoon geld geleend onder borgstelling. Nu voldoet lee- ner niet aan zijn verplichtingen Wie mag ik nu aanpakken, den geld nemer of den borg A n t w 0 0 rd: U moogt beiden aanpak ken. Zij zijn beiden aansprakelijk, totdat- de geheels schuld voldaan is. Vraag Hoo kan men roestvlekken uil vitrage verwijderen Antwoord Roestvlekken kunnen uit vitrages verwijderd worden door waf- zuringzout, (vergif) te strooien op de vlek en deze zoolang boven stoom te houden tol de roestvlek verdwenen is. Herhaal zoo noodig de bewerking. Wcsch hierna het zuringzout met veel water weg. Zijn de vitrages gekleurd dan neemt u inplaats van zuringzout, citroenzuur, en gaal u op de zelfde manier te werk. Vraag: Hoe kan men vetvlekken ver wijderen uit een veloutino japon? Antwoord: Er zqn verschillende middelen om vetvlekken te verwijderen, af hankelijk niet alleen van het soort goed, maar ook van het soort, vet. Probeert u eens benzine of tctra en zoo het een ge kleurde vetvlek is (bijv. van jus) tracht u dau eerst de kleur te vorwijdezen met al cohol en daarna het vet met bovengenoem de middelen. Kaarsvet verdwijnt door tic vlek onder grauw papier te strijken. V r ak g Hoe meet men grise'.he kam- ferspiritusvlekken van licht bruine schoe nen verwijderen? Antwoord: Is een uitgebeten vlek op het leer ontstaan, probeert u dan door middel van oveitcl'ige w?.s, in de k'eur van het leer, de vlek te doen bijkleuren. Vlekkenmiddelen voor leer zijn dikwijls uit den booze.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1929 | | pagina 11