WELKE VERWOESTINGEN EEN
METEOOR AANRICHTTE
KALENDER DER WEEK
[pefxe elad
OE LEIDSCHE COURANT
ZATERDAG 9 FEBRUARI 1929
In Let „Vnd schrijft ïïx. het volgende:
Midden ir de Siberische lei;te, 30 Juni
.1808, des morgens te 7 uur, viel in de Taiga
(eenvoud) tusschen de Jenissci en de Lena,
noordelijk van den Sjberischen spoorweg,
een ongewoon lichtend, vurig lichaam uit
Ij <Jp hemelruimte op de aarde. Het neer-
U ploffen ging ge ar .1 n et l et o tijgen v n
enorme vlammen, aan den hemel verscheen
een zwarte wolk, en een geweldig geraas,
waarbij het rollen van den donder en de los
barsting van kanonvuur kindergeluiden le
ken. ve c r 1 'p zirh over cc i opervVk
ran verscheidene honderden kilometers mid-
dellijn. De luchtdruk was zóó sterk, dat de
cateren in den verren omtrek golvenhoog
werden opgestuwd en nog op verren afstand
de plaats der catastrofe menschen en
den neergesmakt werden. Het donde-
rend geraas werd in de steden Jenisseisk,
ftrs a jask, Nischnenclinsk ci Kirensk dui-
delijk gehoord en verspreidde alom schrik
en ontsteltenis. Ook op schokken van een
tardbeving gelijkende schuddingen van de
jarde vergezelden den val van den meteo
riet. en de seismografen van hot observa
torium te Irkoetsk registreerden duidelijk
de aardgolven, waaruit de directeur van
het observatorium, A. W. Wosnesenski het
epicentrum der beving berekende. Het was
de streek noordelijk van den bovenloop der
Podkamennaja Toengoeska, op 61 gr. N.-
brcec'.te en 101 gr. Oosterl. van Greenwich.
Wonderlijk bleef het jarenlang bij Wosne-
senskis ook r:t berichten van Siberische big
den verzamelde berekeningen. De meteoor-
val geraakte in vergetelheid, tot dat einde-
ijk de Russische Academie van weten
schappen in 1921/22 onder de leiding van
'j. Koelik een expeditie uitrustte. Het geluk
te der expeditie echter niet tot het oord
van liet natuurverschijnsel door te drin
gen, daar men niet voldoende voorzien was
van de middelen om zich door het onher
bergzame woeste oerwoud een weg te ba
nen. Koelik keerde onverrichter zake naar
Leningrad terug Wederom verliepen ja
ren. Ofschoon Wosnesenski zijn waarne
mingen en berekeningen met verklaringen
van Toengoezen welker bezittingen door
den meteoorval verwoest waren, vermeer
derd had, bleef de regeering weigeren een
nieuwe onderneming op touw te zetten-.
Toen verklaarden particulieren zich be
reid een nieuwe expeditie tot opsporing
van den meteoriet te willen bekostigen.
Ook de redactie van het tijdschrift „Mi-
rowidenje"' dee'de den leider van den eer
sten tocht, Koe'ik, mede bereid te zijn een
nieuwe expeditie onder zijn leiding te or-
En zoo geschiedde het, dat in
Maart 1927 de thane beter uitgeruste expe
ditie op weg ging naar de woeste Siberi-
jchö Taiga, die zich Oostelijk van het
Oeralgebergte onafgebroken tot den Stillen
Oceaan uitstrekt.
Als hoofdkwartier werd de eenzame fac
torij Wanowara aan de midden Toengces-
:a gekozen, honderden kilometers van be
woonde oorden midden in het oerwoud. De
lerste in Maart ondernomen poging met
jebruik van paarden strandde op een ge
weldige sneeuwophooping. De rij- en last-
lieren zonken er in weg, zoodat men reeds
enkele kilometers moest terugkeeren.
)e tweede maal brak men in April op,
hans met rendieren. Ditmaal gelukte het
liep in het oerwoud binnen te dringen, tot
dicht bij de grens van het geteisterde ge-
In noordelijke richting tot den hori
zon lag het gansche woud ontworteld, de
;oppen der boomen overal naar het Zuiden
jericht. Koelik was hier nog ongeveer 30
kilometer van het vermoedelijk centrum
Utvan den meteoorval verwijderd, toen hij
dicht bij het doel, tot omkeeren ge-
wongen werd. Een van de twee als gid-
en meegenomen Toengoezen eischte na
melijk onverbiddelijk het vleesch terug van
door hem neergelegden eland, en de
andere Toengoes werd in de buurt van den
geheimzinnigen steen uit den hemel zoo
danig aangegrepen door bijgeloovige vrees
UUHldat me hem door geen redeneeringen of
beloften tot verder doormarcheeren kon
bewegen. Eigenlijk was dit ook niet te ver
wonderen. Bij den val van den meteoriet
bad een naast familielid er nauwelijks het
leven afgebracht, terwijl al de rendieren
jnde: van den man (er moeten er over de 1500
geweest zijn) daarbij verloren gingen. Ook
was zijn gehee'e hebben en houden aan
^lii| bet eeweldig hemelverschijnsel ten offer
gevallen. In de plaats daarvan vond hij nu
eenig gesmolten ijzeren huisraad en
kooide resten van kleedingstukken.
De expeditie keerde dus naar het hoofd
kwartier Wanowara terug. Daar werden
een paar nieuwe gidsen aangenomen, een
>aard en een wagen gekocht, en voort ging
iet weer door de weglooze, maar nu ten
minste sneeuwvrije streek naar het noor
den tot den oever van een rechter zijrivier
der Padkemennaja Toengoeska, de
Tschambe. Hier aangekomen, liet Koelik
een vlot bouwen, ging daarop scheep en
iet zich over een honderd kilometer tot
len mond van de Choeschino drijven. Daar
on u«
Ui
llect
nfen
ging men die rivier op, waarbij men het
vlot. door het paard langs den oever liet
trekken. Op die manier drong men steeds
dieper in de zone van de woud verwoes
ting. Koelik nam waar, dat de omgestorte
boerren met hun toppen al'e naar 't Zuid-i
Oosten gericht waren, bij het doordringen
naar het westen daarentegen steeds meer
een zuidelijke richting aannamen.
Het vlot en de uitrusting voor de reis
te wrier bracht Kcelik aan den cever in
veiligheid en hernam den tocht te voet om
het centrum van de meteooringr.ving op
te zoeken. Het gebied werd nu in groote.
zich ge'eidclijlc vernauwende kringer door
zocht. Men vond toen het volgende land
schap:
Het oord van den meteoorval ligt op een
hoogvlakte, de waterscheiding tusschen
den bovenloop der Toengoeska en haar
meer dan 6000 kilometer lange zijrivier, de
Tschcen, vormt een door hooge bergen om
ringden ketel, waarin zich heuvels, meren
en moerassen bevinden. De vree eer dicht
begroeide bergen zijn thans kaal, daar alle
boomen door den meteoor radicaal van den
bodem zijn weggerukt. De boomen liggen
alle op den grond, zonder takken of
schors, met de toppen van het centrum af
gewend. S'echts in enkele diepe ravijnen
en onder de schuts van steile wanden zijn
de stammen met verbrande takken blijven
staan. Alles, boomen, struiken, mos toont
in den wijden omtrek een beeld van hevi
ge vuurverwoesting. Het uitgebrande op
pervlak heeft een middellijn van ongeveer
30 kilometer, de ontwoude oppervlakte van
meer dan 50 kilometer.
Het middelgebied van de brandplaats is
bezaaid met trechters of kommen, vele van
aanzienlijke grootte, blijkbaar alle veroor
zaakt door deelen van den meteoorzwerm.
Vele hebben een diameter van eenige do
zijnen meters, andere zijn kleiner en hun
diente is blijkbaar niet grooter dan 4 d 5
meter. Op den bodem dier kraters hebben
zich reeds mosmoerassen gevormd. Men
zal de bijzonderheden van hun structuur
eerst nauwkeurig moeten nagaan, alvorens
zich over de diepte van het aandringen van
den meteoriet in de aarde eenige zeker
heid te kunnen verschaffen. Van graven
of boren moest men afzien, daar men de
hiertoe vereischte werktuigen, arbeids
krachten en tijd niet had.
Wat verhaalt ons nu het tafereel van de
door den meteoriet der Toengoeska aange
richte verwoesting? Wat is er eigenlijk op
30 Juni 1908 gebeurd?
Volgens Koelik moet men hier met een
meteoorzwerm te doen hebben, die zich met
maximale snelheid, d.w.z. 72 kilometer in
Ide seconde voortbewoog. De massa der
afzonderlijke deelen was in elk geval groo
ter dan 130 ton. Deze zwerm was omgeven
door een gloeiende gaslaag van over de
1000 gr., waarvan de middellijn verscheide
ne kilometers bedroeg en die zich bij het
indringen van den meteoor in de aard
atmosfeer gevormd had. Als een machtige
waterstraal die een oneffen vlak treft, be
reikte de zwerm benevens de gloeiende
wolk de aardoppervlakte; de meteorieten
drongen in den bodem, waarbij zich door
het plotselinge smoren van de levende
kracht de explosietrechters vormden. Al
de boomen van het woud worden gebro
ken of ontworteld en staalvormig omge
worpen, terwijl in het centrum van het ge
bied al het brandbare materiaal, takken,
mos, gras, bladeren, in vlammen opging.
Dit tafereel stemt volkomen overeen met
de verklaringen van ooggetuigen, die on
danks den afstand van eenige honderden
ki'ometers gezien hebben, dat onmiddel
lijk na den val van het gloeiende lichaam
zich over het oerwoud een machtige vuur
zuil verhief, gevolgd door een zwarte wolk.
Tot zoover het resultaat van de exnedi-
tie, dat echter nog vele vragen onenlaat.
De gebrekkige uitrusting der expeditie liet
niet toe een grondig onderzoek en in
kaart brengen van het gebied, evenmin een
nauwkeurige benaling van de plaats naar
lengte en breedte. De streek is nog zoo
goed als terra incognita. Voor het geheele
gebied van de Tschoen en den bovenloop
der Toengoeska bestaat nog slechts een
enkel astronomisch bepaald punt. De
streek topografisch on te nemen zal voor
eerst wel niet mogelijk zijn. Meer voor de
hand zou liggen een fotografische opne
ming uit een vliegtuig. Men zou dan een
der vreemdsoortieste landschaonen te zien
kriigen, te vergelnken met de Phlegraische
velden, de vulkanische streek van Campa-
nië bij Cumae of bij een landschap op de
maan. Koelik meent zelfs dat men dan tot
vrij groote zekerheid zou geraken omtrent
het ontstaan van sommige deelen van het
maanoppervlak.
Het is bij dat al maar zeer beleefd ge
weest van den meteorenzwerm cm neer te
ploffen op een zóó onherbergzame en onbe
woonde plek van de aarde.
o ad-
Zeker iemand heeft gezegd: Zoo dikwijls
ik onder menschen verkeerd heb, was ik
minder goed mensch bij den terugkeer.
Dit ondervinden wij dikwijls wanneer
wij lang samen praten.
t Is gemakkelijker geheel en al te zwij
gen, dan in geen woord over de schreef te
gaan.
't ls gemakkelijker thuis zich schuil te
houden, dan buitenshuis zich voldoende in
acht- te nemen.
Godsdienst schenkt levenslust en ster-
Wie derhalve beoogt tot het inwendige
en geestelijke leven te geraken, moet met
Jezus de woelige menigte ontwijken.
Thom. k Kempis I. 20.
Een enkele verheven gedachte verrijkt
de wereld meer, dan tien scheepsladingen
goud.
Wees waakzaam voor u zelf,
Hulpvaardig voor een ander,
Steeds voor u zelf gestreng,
Zachtmoedig voor een ander.
ARME KUNSTENAARS!!
Als hij naar boven klom, zijn riool onder
den arm, hoopte hij steeds, in zijn optimis
me, dat er iets bijzonders zou zijn voorge
vallen. Dat zijn jong vrouwtje hem zou
opendoen met de blijde tijding:
Zeg, verbeel je, ze zijn er geweest voor
een les.
Neen, steeds is 't dezelfde deceptie. Als
hij thuiskomt, voelt hij altijd de e'lcnde
om zich heen, en lijkt het hem, of deze
steeds grooter wordt.
Zijn vrouwtje is bezig om de melk voor
hun kindje op een spiritusvlammetje te
warmen. Spoedig zal er misschien geen
spiritus meer zijn, ook geen lampje, mis
schien zelfs geen kindje'!
Terwijl hij zijn hoed en overjas aan den
kapstok hangt, denkt hij bij zich zelf: Ge
lukkig de werkman, die in zijn hemdsmou
wen naar zijn werk gaan kan! En zijn mid
dagmaal gebruiken in een volksrestaurant
De artist, daarentegen, verlaagt zich
door om lessen te gaan bede'en. door
zich slecht te kleeden.... door een al te
armoedig huisje te bewonen. Al'es
schaadt hem: zijn zenuwen, zijn fijn
gevoeligheid, zelfs zijn eerste prijs voor
het vioolspel! Het is om dezo te be
komen, dat hij zijn rug heeft gekromd en
zijn bo-st is ingevallen.
Al die ellende, die moet voor zijn
vrouwtje verborgen blijven, en dan komt
hij haar glimlachend tegemoet, zoo vroolijk,
dat ze hem vraagt:
Feb je iets gevonden?
Missch'*»"
En dit enkel woord misschien is als
een zonnestraal voor het arme vrouwtje.
Terwijl ze voor hun diner een stukje op
gewarmd paardenvleesch eten, dringt het
vrouwtje er op aan om er meer van te
weten.
Bij wie krijg je een les? Bij de B.'s?
Of bij de N/s?
Terwijl zij daarover doorpraat, denkt hij
er aan dat hem nog maar zeven sous
overblijven in zijn portemonnaie. En als
ze hem geld zou vragen!.. .1
Zij vraagt hem gelukkig niets en hij ver
dween weer spoedig met zijn viool onder
den arm.
Dus is 't van avond al?
Ja.
Hoe gelukkig! Want er is geen meel
meer om pap te koken voor ons kleintje..
Hij zwerft door de straten van Parijs.
Drie keer komt hij in de Kue Pierre-Char-
ron, en passeert het huis van zijn rijke leer
lingen, de meisjes S drie keer had hij
de bekoring om aan te bellen en haar zijn
ongelukkigen toestand bloot te leggen.
On den Boulevard de Clichy biedt eeD
caféhouder hem aan om voor 40 sous per
dag in zijn danszaal te komen spelen.
Mo ar hij weigerde koftflf
Wat voelt hij zich alleen en eenzaam
tusschen die drie millioen stadgenoolen
Vanavond is er petroleum noodig, en
kolen, melk en brood en men rekent op
hem. Hij voelt zich zoo onmachtig
Mijn God, ontferm U over mijn arm
kindje
Dan verlaat hij den Boulevard, loopt
door de Passage van het Elvsee naar de
Rue Véron. Een concierge staat aan de
deur van een complex huizen-kazernes. Hij
ziet er een goed mensch uit. Hij gaat naar
haar toe, en neemt beleefd zijn hoed af.
Madame!., zegt hij.
Zoudtzoudt u mij willen toestaan
om een beetje in de cour, die tusschen de
huizen ligt, te sue'en?
De vrouw kijkt hem zeer verwonderd
Ach! als u daar pleizier in heeft!
Dan zet hij zijn vioolkist neer in het
slijk er is geen andere plaats neemt
zijn riool het voorwerp van zijn droom
en van zijn glorie, waarop gegraveerd
staat: „Eerste prijs op het Conserva
torium".
Hij gaat leunen in een hoek en daar, in
de donkerte, doet hij zijn viool weenen,
die groote vriend, die hem zooveel had
beloofd en hem nu zelfs geen brood kan
verschaffen
Wat hij speelt?hij weet het zelf
niet!de Rue Véron is voor hem ver
dwenen; hij slaat daar in den donker,
onder den somberen hemel en snikt uit al
de miserie, waar hij vol van is.
Als hij de oogen weer opsloeg, zag hij om
zich heen een. heele oploop van arme men
schen; oude mannen en arme, oude vrouw
tjes; straatjeugd; eenige vrouwen in rouw,
die ook wisten wat lijden is.
Niemand onder hen, waarschijnlijk, had
eenig begrip van muziek. Haar allen
hadden hem begreoen.
Hij haalde 4.50 francs op.
Ik geef u het adres niet van dat huizen-
kwartier, want ik ken een groot aantal
kunstenaars, waaronder met mooie titels
die er dan 's avonds ook zouden willen
heengaan, want zij ook hebben vrouw en
kinderen., en., geen brood!....
„Geld." Pierre l'Ermite.
Verkeerd gezegd.
Veearts: De koe moet eiken dag een
eetlepel van deze medicijn opdrinken.
Boer: De koe heeft geen lepel, zij
drinkt uit een emmer.
Goed om te vlsschen.
Tim en Tam zitten te hengelen. Uren
lang, zonder resultaat.
Tim: Heerlijk rustig is het hier.
Tam: Juist. En zelfs de visschen sto
ren niet.
HONDERD JAREN TECHNIEK.
VIJFTIG JAREN ELECTROTECHNIEK.
MET EEN EFFECT VAN
EEN-DU IZENSTEl
Zoo is hetHonderd jaren geleden be
gon de techniek haar verrassende zege
tocht, vijftig jaren geleden trad de elec-
trotechniek naar voren om e-m geweldig
gebied van ongeweten mogelijkheden te
ontsluiten al die jaren is met koortsach-
tigen ijver gewerkt aan de voortdurende
verbetering der technische prestaties.
Vooral in de laatste tientallen jaren is
intensief getracht het rendement van ma
chines en installaties steeds op te voeren
en nu na honderd jaren valt als poover
resultaat te boeken,.... een nuttig-effect
van één-duizendsteGelukkig maar, dat
alleen op de belans van de eleetrische
verlichtingstechniek dit bedroevende cij
fer te voorschijn komt, maar niettemin is
het feit toch al erg genoeg, want de riec-
trische verlichtingstechniek is het oudste
deel der c'ectrotechniek en hier is zeker
niet minder gezocht en geploeterd om
vooruit te komen dan op welk ander ge
bied ook. Wij beweren dus, dat van elke
1000 K.G. kolen, die in de eleetrische cen
trale in de ketelvuren worden gestort,
999 K.G. voor het gestelde doel nutteloos
verloren gaan en slechts 1 K.G. tenslotte
in licht wordt omgezeten om deze be
wering waar te maken, gaat het „Electro-
technisch en Werktuigkundig Weekblad"
na den langen weg van latende steen
koolenergie tot stralende lichtenergie.
Het drama begint met den aankoop van
1000 K.G. kolen door de centrale en het
verbranden van deze kolen in de ketel
vuren en daarmee is de ellende der ver
liezen geboren 2 pet. blijft in de asch
achter, 7 pet. zit onverbrand in de rook
gassen, 20 pet. vliegt bovendien mee de
schoorsteen uit, ongeveer 5 pet. gaat door
straling en geleiding verloren en al deze
en nog een paar kleinigheden brengen 't
totaal der warmteverliezen op 40 pet.,
zoodat de ketel tevreden meet zijn met
de warmte van slechts 600 K.G. kolen.
In den ketel wordt de warmte-energie
omgezet in de energie van den gespannen
stoom en deze geeft aan de as van de ma
chine ten slotte mechanische energie af
helaas kunnen ook hier de beste techni
sche hulpmiddelen (hooge stoomspanning,
oververhitting, voorverwarming van het
voedingwater met afgewerkte Btoom) niet
verhinderen, dat van de warmte der 600
K.G. kolen nogmaals ongeveer 76 pet. ver
loren gaat; aan de as van de stoomma-
ohine openbaart zich dus als droeve rest
het arbeidsvermogen van slechts 144 K.G.
KolenWij zijn dus al 856 K.G. kolen
kwijt en nog is er geen sprake zelfs van
electriciteitAan de stoommachine as is
een draaistroomgenerator gekoppeld en
deze zet de energie der 144 K.G. kolen
om in de eleetrische energie van den
draaistroomaan de klemmen van de
dynamo blijken alweer ettelijke kilogram
men verdwenen, de eleetrische stroom
had energie noodig, om de ankerwikke
lingen te doorloopen (en te verwarmen),
om het machnetisch veld van de machine
te onderhouden. In het ijzer en in het
koper van de dynamo ontstaan wervel-
strocmen, die niet geheel zijn te onder
drukken en voor hun bestaan energie, d.
w. z. kolen noodig hebben dan zijn er
nog de mechanische verliezen door wrij
ving, het eind van het lie d is, dat de ge
nerator voor privé-gebruik ongeveer 10
pet. van de kolenwaarde inslikt. Wij heb
ben dus eindelijk electric: teit, maar
slechts ter waarde van 130 K.G. kolen!
Nu moeten wij deze electriciteit voortge
leiden, maar van iedere meter lengte der
geleiding grijnzen ons de spanningsverlie-
zen tegen; gelukkig is het ons bekend, dat
deze minder hebben t'e beteekenen, naar
mate de spanning hooger is onze draai
stroomgenerator geeft hoogstens mis
schien 7000 Volt; dat is te weinig, wij be
sluiten de spanning op te transformeeren
en roepen een transformator te hulp; de
transformator doet het echter niet voor
niets, hij eischt van ons tot het aequiva-
lent van 130 KèG. kolen geslonken ver
mogen ongeveer 5 pet. ter verwarming
van zijn wikkelingen en ter magnetisec-
ring van zijn ijzer en wij moeten lijdelijk
toezien, dat s'echts 124 K.G. kolen over
blijven. De hoogspanningsle'ding ver
slindt wec-r 10 pet., rest 112 K.G. kolen,
dan komt de laagspanningstransformator
zijn deel van 5 pet. vragen toe maar!
het laagspanningsnet slikt en passant
nog 5 a 6 pet. in en de verbruiker krijgt
ten slotte van de oorspronkelijke energie
slechts 10 pet. in Jiuis. maar betalen meet
hij wel degelijk de volle 100 pet. plus be
drijfskosten en rente en afschrijving van
centrale, leidingen en transformatorsta
tions. Maar de grootste te'eursteling
wacht ons nog bij den verbruiker zelf,
want als deze de nog restende energie
door zijn gloeTampen laat gaan, dan
blijkt hiervan liefst 99 pet. in volkomen
nuttelooze warmte over te gaan en slechts
1 pet. wordt tot licht. 1000 K.G. kolen
kochten wij, om van slechts 1 K.G. kolen
genoegen te belevenEn hiervan heeft
de machinetechniek meer dan een eeuw
en de electrotechniek meer dan een halve
eeuw moeten vech'ten
ALS DE MOEDER STERFT.
A. Ranna schrijft „In 't verloren Hoeks-
ken" van het „Laatste Nieuws van Brus
sel":
Onder de vierkante poststukken vindt
gij bij het opengaan van den dag, het
nieuws van de wereld voor u alleen be
stemd.
Is daar dan een stuk bij, streng wit
met zwarten rand, die dof glimt, scherp,
gelijnd in contrast van dag en nacht, dan
houdt ge uw ziel vast, en vraagt:
Wie is er nu afgereisd naar het land
der eeuwigheid en van wie deze brief komt
als een opperste vaarwel?
N.B. Als niet anders wordt aangegeven
in deze week geen Gloria, geen Credo. Do
gewone Prefatie. Vanaf Woensdag Prefa
tie v d. Vasten. Kleur: Paars.
ZONDAG 10 Febr. Zondag genoemd
Quinquagesima. Mis: Esto mihi. 2e gebed
v. d. H. Scholastica, Maagd. Credo. Prefa
tie v. cl. Allorh. Drieëenheid.
Op dezen laat sten Zondag vóór den groo-
ten tijd van versterving en verloochening
bidden wij om heiliging naar ziel en lichaam
(iStilgebed), om de genade stipter nog Gods
heilige geboden te onderhouden. (Offerto
rium). Daaruit juist moet blijken onze wer
kelijke liefde voor God, zonder welke wij
niets zijn. Deze liefde vervult ons met ver
trouwen en vreugde (Introitus; Graduale,
Tractus), spoort ons aan ook te bidden om
bevrijding van de zonden, bescherming te
gen onzo vijanden (Gebed; Postcommunio).
Die liefde zal echter ook offers van ons
vragen het groote offer van onzen eigen
wil, ons eigen ik. Christus' goddelijke liefde
voor Zijn hemelschen Vader en voor ons,
menschen, die Hem het Offer deed brengen
\an zich zei ven aan het kruis, zij onze
kracht. (Evangelie).
MAANDAG 11 Febr. Feestdag van de
verschijning van de Onbevlekte Maagd aan
Bernadette te Lourdes. Mis Vidi. Gloria
en Credo. Prefatie v. d. Allerh. Maagd (in
vullen: En U om de Onbevlekte Ontvan
genis). Kleur: Wit.
DINSDAG 12 Febr. Mis v. d. zeven H.H.
Stichters van de Orde der dienstknechten
van Maria: Justi. 2e gebed voor den Paus
(wegens den verjaardag zijner kroning).
Kleur: Wit.
De Orde der dienstknechten van Maria
dankt haar ontstaan aan eene verschijning
van de heilige Maagd aan do zeven voor-
naamsten van den ouden adel te Florence.
Maria spoorde hen aan zich op de vol
maaktheid toe te leggen. Aanstonds was
hun besluit genomen en zij begonnen in de
eenzaamheid een leven van gebed en ver
sterving. Na zich gevestigd to hebben op
den berg Senario in Toscane, verscheen
Maria hun wederom en vermaande hen het
Lijden van haren Zoon en hare smarten le
vereeren. Ook bepaalde Maria het Ordes-
kleed, dat zij moesten dragen, als een tee-
ken, dat zij aan hare smarten deelnamen
en zich de bedroefde Moeder toelieiligden.
WOENSDAG 13 Febr. Aschwoensdag.
Begin van de Veertigdaagsche Vasten. Mis:
Misereris. 2e gebed v. d. H. Amandus, Bis
schop en Belijder; 3e A Cunctis (om de
voorbede der Heiligen af te smeeken).
Wij moeten vasten, ons versterven, omdat
God barmhartig is en den rouwmoedige en
boetvaardige graag van harte vergeeft.
(Epistel). Doch dan moeten wij dat doen
zooals Christus het ons geleeerd heeft: met
een blij hart (Evangelie).
DONDERDAG 14 Febr. Mis v. d. dag. (Zie
Donderdag na Aschwoensdag): Dum clarra-
rem. 2e gebed v. d. H. Valentinus; 3e A
Cunctis.
VRIJDAG 15 Febr. Mis v. cl. dag: Audi-
vit. 2e gebed v. d. H.H. Faustinus en Jovi-
ta; 3e A Cunctis.
ZATERDAG 16 Febr. Mis v. d. dag:
Audivit. 2e gebed A Cunctis; 3e voor le
venden en dooden (Omnipotcns); 4e voor
den Paus.
IN DE KERKEN DER
E.E. P.P. FRANCISCANEN.
WOENSDAG. 2e gebed v. d. Z. Joannes
van Triora, Martelaar.
DONDERDAG. Mis v. d. Z. Joanna van
Valois, Weduwe: Cognovi. Gloria. 2e gebed
en laatste Evangelie v. d. Donderdag; 3e
A Cunctis. Kleur: Wit.
VRIJDAG. Mis v. d. Z. Andreas van
Scgni, Belijder: Justus. 2e gebed en laat
ste Evangelie v. d. Vrijdag; 3e v. d. H.H.
Faustinus en Jovita; 4e v. d. overbrenging
v. h. lichaam van den H. Antonius. Kleur:
Wit.
ZATERDAG. Mis v. d. Z. Philippa Ma-
reria, Maagd: Dilexisti. 2e gebed en laat
ste Evangelie v. d. Zaterdag: 3e A Cunctis;
4e voor den Paus. Kleur: Wit
Amsterdam. ALB. M. KOK, Pr.
Vriend, ik lees op den brief den naam
van uw moeder.
De moeder die, zoo luidt het vers, dat
in elk huis moest hangen, maar eens haar
kinderen pijn doet: als ze sterft. De moe
der, met wie de wereld voor elk van ons
is begonnen. De moeder, die haar kinderen
afstaat, het eene na het andere, aan de
wereld; kinderen, die tenslotte geen moe
der meer hebben, maar do moeder heeft
altoos haar kinderen.
De moeder, die de haven is voor de
schepen van verdriet en ramp.
Ik weet er een, die 't niet begrijpen kon,
toen hij stervensgereed was, dat zijn
moeder hem niet kon halen uit de armen
van den dood.... Zij was bovenmensche-
lijk, in zijn gedachten.
De moeder: zonder gebreken, heilig,
groet, edel, schoon, koningin; oorsprong,
lied, lach en zon.
Uw moeder, vriend, was zoo, gelijk allo
moeders. Zij is gestorven. De dood maakt
het leven diep en schoon, en geeft het
zijn volle beteekenis; geeft zijn 'mysterie,
zijn grootschheid en zijn weemoed. Omdat
de dood er is, moeten wij elkander lief
hebben.
Uw moeder is gestorven.
De reis naar hen, die ook zoo vertrokken
zijn, en naar wie wij allen terug verlangen.
Uw moeder is vertrokken in den dood
en de wederopstanding, met uw beeld en
met dat van al haar kinderen in haar
bleeke handen, zooals zij die beelden
meenam, in haar hart, op al haar aard-
sche reizen.
Kom, dit is mijn woord van medevoelcn
met u
En geef mij uw hand, die de oogen van
de doode stil pïeuslijk heeft dicht gedaan;
oogen, die nu rondzien in den hemel, waar
de verscheiden ouders gaan wacuten tot
hun kinderen komen.
Och arme vriend....