WELKE VERWOESTINGEN EEN METEOOR AANRICHTTE KALENDER DER WEEK [pefxe elad OE LEIDSCHE COURANT ZATERDAG 9 FEBRUARI 1929 In Let „Vnd schrijft ïïx. het volgende: Midden ir de Siberische lei;te, 30 Juni .1808, des morgens te 7 uur, viel in de Taiga (eenvoud) tusschen de Jenissci en de Lena, noordelijk van den Sjberischen spoorweg, een ongewoon lichtend, vurig lichaam uit Ij <Jp hemelruimte op de aarde. Het neer- U ploffen ging ge ar .1 n et l et o tijgen v n enorme vlammen, aan den hemel verscheen een zwarte wolk, en een geweldig geraas, waarbij het rollen van den donder en de los barsting van kanonvuur kindergeluiden le ken. ve c r 1 'p zirh over cc i opervVk ran verscheidene honderden kilometers mid- dellijn. De luchtdruk was zóó sterk, dat de cateren in den verren omtrek golvenhoog werden opgestuwd en nog op verren afstand de plaats der catastrofe menschen en den neergesmakt werden. Het donde- rend geraas werd in de steden Jenisseisk, ftrs a jask, Nischnenclinsk ci Kirensk dui- delijk gehoord en verspreidde alom schrik en ontsteltenis. Ook op schokken van een tardbeving gelijkende schuddingen van de jarde vergezelden den val van den meteo riet. en de seismografen van hot observa torium te Irkoetsk registreerden duidelijk de aardgolven, waaruit de directeur van het observatorium, A. W. Wosnesenski het epicentrum der beving berekende. Het was de streek noordelijk van den bovenloop der Podkamennaja Toengoeska, op 61 gr. N.- brcec'.te en 101 gr. Oosterl. van Greenwich. Wonderlijk bleef het jarenlang bij Wosne- senskis ook r:t berichten van Siberische big den verzamelde berekeningen. De meteoor- val geraakte in vergetelheid, tot dat einde- ijk de Russische Academie van weten schappen in 1921/22 onder de leiding van 'j. Koelik een expeditie uitrustte. Het geluk te der expeditie echter niet tot het oord van liet natuurverschijnsel door te drin gen, daar men niet voldoende voorzien was van de middelen om zich door het onher bergzame woeste oerwoud een weg te ba nen. Koelik keerde onverrichter zake naar Leningrad terug Wederom verliepen ja ren. Ofschoon Wosnesenski zijn waarne mingen en berekeningen met verklaringen van Toengoezen welker bezittingen door den meteoorval verwoest waren, vermeer derd had, bleef de regeering weigeren een nieuwe onderneming op touw te zetten-. Toen verklaarden particulieren zich be reid een nieuwe expeditie tot opsporing van den meteoriet te willen bekostigen. Ook de redactie van het tijdschrift „Mi- rowidenje"' dee'de den leider van den eer sten tocht, Koe'ik, mede bereid te zijn een nieuwe expeditie onder zijn leiding te or- En zoo geschiedde het, dat in Maart 1927 de thane beter uitgeruste expe ditie op weg ging naar de woeste Siberi- jchö Taiga, die zich Oostelijk van het Oeralgebergte onafgebroken tot den Stillen Oceaan uitstrekt. Als hoofdkwartier werd de eenzame fac torij Wanowara aan de midden Toengces- :a gekozen, honderden kilometers van be woonde oorden midden in het oerwoud. De lerste in Maart ondernomen poging met jebruik van paarden strandde op een ge weldige sneeuwophooping. De rij- en last- lieren zonken er in weg, zoodat men reeds enkele kilometers moest terugkeeren. )e tweede maal brak men in April op, hans met rendieren. Ditmaal gelukte het liep in het oerwoud binnen te dringen, tot dicht bij de grens van het geteisterde ge- In noordelijke richting tot den hori zon lag het gansche woud ontworteld, de ;oppen der boomen overal naar het Zuiden jericht. Koelik was hier nog ongeveer 30 kilometer van het vermoedelijk centrum Utvan den meteoorval verwijderd, toen hij dicht bij het doel, tot omkeeren ge- wongen werd. Een van de twee als gid- en meegenomen Toengoezen eischte na melijk onverbiddelijk het vleesch terug van door hem neergelegden eland, en de andere Toengoes werd in de buurt van den geheimzinnigen steen uit den hemel zoo danig aangegrepen door bijgeloovige vrees UUHldat me hem door geen redeneeringen of beloften tot verder doormarcheeren kon bewegen. Eigenlijk was dit ook niet te ver wonderen. Bij den val van den meteoriet bad een naast familielid er nauwelijks het leven afgebracht, terwijl al de rendieren jnde: van den man (er moeten er over de 1500 geweest zijn) daarbij verloren gingen. Ook was zijn gehee'e hebben en houden aan ^lii| bet eeweldig hemelverschijnsel ten offer gevallen. In de plaats daarvan vond hij nu eenig gesmolten ijzeren huisraad en kooide resten van kleedingstukken. De expeditie keerde dus naar het hoofd kwartier Wanowara terug. Daar werden een paar nieuwe gidsen aangenomen, een >aard en een wagen gekocht, en voort ging iet weer door de weglooze, maar nu ten minste sneeuwvrije streek naar het noor den tot den oever van een rechter zijrivier der Padkemennaja Toengoeska, de Tschambe. Hier aangekomen, liet Koelik een vlot bouwen, ging daarop scheep en iet zich over een honderd kilometer tot len mond van de Choeschino drijven. Daar on u« Ui llect nfen ging men die rivier op, waarbij men het vlot. door het paard langs den oever liet trekken. Op die manier drong men steeds dieper in de zone van de woud verwoes ting. Koelik nam waar, dat de omgestorte boerren met hun toppen al'e naar 't Zuid-i Oosten gericht waren, bij het doordringen naar het westen daarentegen steeds meer een zuidelijke richting aannamen. Het vlot en de uitrusting voor de reis te wrier bracht Kcelik aan den cever in veiligheid en hernam den tocht te voet om het centrum van de meteooringr.ving op te zoeken. Het gebied werd nu in groote. zich ge'eidclijlc vernauwende kringer door zocht. Men vond toen het volgende land schap: Het oord van den meteoorval ligt op een hoogvlakte, de waterscheiding tusschen den bovenloop der Toengoeska en haar meer dan 6000 kilometer lange zijrivier, de Tschcen, vormt een door hooge bergen om ringden ketel, waarin zich heuvels, meren en moerassen bevinden. De vree eer dicht begroeide bergen zijn thans kaal, daar alle boomen door den meteoor radicaal van den bodem zijn weggerukt. De boomen liggen alle op den grond, zonder takken of schors, met de toppen van het centrum af gewend. S'echts in enkele diepe ravijnen en onder de schuts van steile wanden zijn de stammen met verbrande takken blijven staan. Alles, boomen, struiken, mos toont in den wijden omtrek een beeld van hevi ge vuurverwoesting. Het uitgebrande op pervlak heeft een middellijn van ongeveer 30 kilometer, de ontwoude oppervlakte van meer dan 50 kilometer. Het middelgebied van de brandplaats is bezaaid met trechters of kommen, vele van aanzienlijke grootte, blijkbaar alle veroor zaakt door deelen van den meteoorzwerm. Vele hebben een diameter van eenige do zijnen meters, andere zijn kleiner en hun diente is blijkbaar niet grooter dan 4 d 5 meter. Op den bodem dier kraters hebben zich reeds mosmoerassen gevormd. Men zal de bijzonderheden van hun structuur eerst nauwkeurig moeten nagaan, alvorens zich over de diepte van het aandringen van den meteoriet in de aarde eenige zeker heid te kunnen verschaffen. Van graven of boren moest men afzien, daar men de hiertoe vereischte werktuigen, arbeids krachten en tijd niet had. Wat verhaalt ons nu het tafereel van de door den meteoriet der Toengoeska aange richte verwoesting? Wat is er eigenlijk op 30 Juni 1908 gebeurd? Volgens Koelik moet men hier met een meteoorzwerm te doen hebben, die zich met maximale snelheid, d.w.z. 72 kilometer in Ide seconde voortbewoog. De massa der afzonderlijke deelen was in elk geval groo ter dan 130 ton. Deze zwerm was omgeven door een gloeiende gaslaag van over de 1000 gr., waarvan de middellijn verscheide ne kilometers bedroeg en die zich bij het indringen van den meteoor in de aard atmosfeer gevormd had. Als een machtige waterstraal die een oneffen vlak treft, be reikte de zwerm benevens de gloeiende wolk de aardoppervlakte; de meteorieten drongen in den bodem, waarbij zich door het plotselinge smoren van de levende kracht de explosietrechters vormden. Al de boomen van het woud worden gebro ken of ontworteld en staalvormig omge worpen, terwijl in het centrum van het ge bied al het brandbare materiaal, takken, mos, gras, bladeren, in vlammen opging. Dit tafereel stemt volkomen overeen met de verklaringen van ooggetuigen, die on danks den afstand van eenige honderden ki'ometers gezien hebben, dat onmiddel lijk na den val van het gloeiende lichaam zich over het oerwoud een machtige vuur zuil verhief, gevolgd door een zwarte wolk. Tot zoover het resultaat van de exnedi- tie, dat echter nog vele vragen onenlaat. De gebrekkige uitrusting der expeditie liet niet toe een grondig onderzoek en in kaart brengen van het gebied, evenmin een nauwkeurige benaling van de plaats naar lengte en breedte. De streek is nog zoo goed als terra incognita. Voor het geheele gebied van de Tschoen en den bovenloop der Toengoeska bestaat nog slechts een enkel astronomisch bepaald punt. De streek topografisch on te nemen zal voor eerst wel niet mogelijk zijn. Meer voor de hand zou liggen een fotografische opne ming uit een vliegtuig. Men zou dan een der vreemdsoortieste landschaonen te zien kriigen, te vergelnken met de Phlegraische velden, de vulkanische streek van Campa- nië bij Cumae of bij een landschap op de maan. Koelik meent zelfs dat men dan tot vrij groote zekerheid zou geraken omtrent het ontstaan van sommige deelen van het maanoppervlak. Het is bij dat al maar zeer beleefd ge weest van den meteorenzwerm cm neer te ploffen op een zóó onherbergzame en onbe woonde plek van de aarde. o ad- Zeker iemand heeft gezegd: Zoo dikwijls ik onder menschen verkeerd heb, was ik minder goed mensch bij den terugkeer. Dit ondervinden wij dikwijls wanneer wij lang samen praten. t Is gemakkelijker geheel en al te zwij gen, dan in geen woord over de schreef te gaan. 't ls gemakkelijker thuis zich schuil te houden, dan buitenshuis zich voldoende in acht- te nemen. Godsdienst schenkt levenslust en ster- Wie derhalve beoogt tot het inwendige en geestelijke leven te geraken, moet met Jezus de woelige menigte ontwijken. Thom. k Kempis I. 20. Een enkele verheven gedachte verrijkt de wereld meer, dan tien scheepsladingen goud. Wees waakzaam voor u zelf, Hulpvaardig voor een ander, Steeds voor u zelf gestreng, Zachtmoedig voor een ander. ARME KUNSTENAARS!! Als hij naar boven klom, zijn riool onder den arm, hoopte hij steeds, in zijn optimis me, dat er iets bijzonders zou zijn voorge vallen. Dat zijn jong vrouwtje hem zou opendoen met de blijde tijding: Zeg, verbeel je, ze zijn er geweest voor een les. Neen, steeds is 't dezelfde deceptie. Als hij thuiskomt, voelt hij altijd de e'lcnde om zich heen, en lijkt het hem, of deze steeds grooter wordt. Zijn vrouwtje is bezig om de melk voor hun kindje op een spiritusvlammetje te warmen. Spoedig zal er misschien geen spiritus meer zijn, ook geen lampje, mis schien zelfs geen kindje'! Terwijl hij zijn hoed en overjas aan den kapstok hangt, denkt hij bij zich zelf: Ge lukkig de werkman, die in zijn hemdsmou wen naar zijn werk gaan kan! En zijn mid dagmaal gebruiken in een volksrestaurant De artist, daarentegen, verlaagt zich door om lessen te gaan bede'en. door zich slecht te kleeden.... door een al te armoedig huisje te bewonen. Al'es schaadt hem: zijn zenuwen, zijn fijn gevoeligheid, zelfs zijn eerste prijs voor het vioolspel! Het is om dezo te be komen, dat hij zijn rug heeft gekromd en zijn bo-st is ingevallen. Al die ellende, die moet voor zijn vrouwtje verborgen blijven, en dan komt hij haar glimlachend tegemoet, zoo vroolijk, dat ze hem vraagt: Feb je iets gevonden? Missch'*»" En dit enkel woord misschien is als een zonnestraal voor het arme vrouwtje. Terwijl ze voor hun diner een stukje op gewarmd paardenvleesch eten, dringt het vrouwtje er op aan om er meer van te weten. Bij wie krijg je een les? Bij de B.'s? Of bij de N/s? Terwijl zij daarover doorpraat, denkt hij er aan dat hem nog maar zeven sous overblijven in zijn portemonnaie. En als ze hem geld zou vragen!.. .1 Zij vraagt hem gelukkig niets en hij ver dween weer spoedig met zijn viool onder den arm. Dus is 't van avond al? Ja. Hoe gelukkig! Want er is geen meel meer om pap te koken voor ons kleintje.. Hij zwerft door de straten van Parijs. Drie keer komt hij in de Kue Pierre-Char- ron, en passeert het huis van zijn rijke leer lingen, de meisjes S drie keer had hij de bekoring om aan te bellen en haar zijn ongelukkigen toestand bloot te leggen. On den Boulevard de Clichy biedt eeD caféhouder hem aan om voor 40 sous per dag in zijn danszaal te komen spelen. Mo ar hij weigerde koftflf Wat voelt hij zich alleen en eenzaam tusschen die drie millioen stadgenoolen Vanavond is er petroleum noodig, en kolen, melk en brood en men rekent op hem. Hij voelt zich zoo onmachtig Mijn God, ontferm U over mijn arm kindje Dan verlaat hij den Boulevard, loopt door de Passage van het Elvsee naar de Rue Véron. Een concierge staat aan de deur van een complex huizen-kazernes. Hij ziet er een goed mensch uit. Hij gaat naar haar toe, en neemt beleefd zijn hoed af. Madame!., zegt hij. Zoudtzoudt u mij willen toestaan om een beetje in de cour, die tusschen de huizen ligt, te sue'en? De vrouw kijkt hem zeer verwonderd Ach! als u daar pleizier in heeft! Dan zet hij zijn vioolkist neer in het slijk er is geen andere plaats neemt zijn riool het voorwerp van zijn droom en van zijn glorie, waarop gegraveerd staat: „Eerste prijs op het Conserva torium". Hij gaat leunen in een hoek en daar, in de donkerte, doet hij zijn viool weenen, die groote vriend, die hem zooveel had beloofd en hem nu zelfs geen brood kan verschaffen Wat hij speelt?hij weet het zelf niet!de Rue Véron is voor hem ver dwenen; hij slaat daar in den donker, onder den somberen hemel en snikt uit al de miserie, waar hij vol van is. Als hij de oogen weer opsloeg, zag hij om zich heen een. heele oploop van arme men schen; oude mannen en arme, oude vrouw tjes; straatjeugd; eenige vrouwen in rouw, die ook wisten wat lijden is. Niemand onder hen, waarschijnlijk, had eenig begrip van muziek. Haar allen hadden hem begreoen. Hij haalde 4.50 francs op. Ik geef u het adres niet van dat huizen- kwartier, want ik ken een groot aantal kunstenaars, waaronder met mooie titels die er dan 's avonds ook zouden willen heengaan, want zij ook hebben vrouw en kinderen., en., geen brood!.... „Geld." Pierre l'Ermite. Verkeerd gezegd. Veearts: De koe moet eiken dag een eetlepel van deze medicijn opdrinken. Boer: De koe heeft geen lepel, zij drinkt uit een emmer. Goed om te vlsschen. Tim en Tam zitten te hengelen. Uren lang, zonder resultaat. Tim: Heerlijk rustig is het hier. Tam: Juist. En zelfs de visschen sto ren niet. HONDERD JAREN TECHNIEK. VIJFTIG JAREN ELECTROTECHNIEK. MET EEN EFFECT VAN EEN-DU IZENSTEl Zoo is hetHonderd jaren geleden be gon de techniek haar verrassende zege tocht, vijftig jaren geleden trad de elec- trotechniek naar voren om e-m geweldig gebied van ongeweten mogelijkheden te ontsluiten al die jaren is met koortsach- tigen ijver gewerkt aan de voortdurende verbetering der technische prestaties. Vooral in de laatste tientallen jaren is intensief getracht het rendement van ma chines en installaties steeds op te voeren en nu na honderd jaren valt als poover resultaat te boeken,.... een nuttig-effect van één-duizendsteGelukkig maar, dat alleen op de belans van de eleetrische verlichtingstechniek dit bedroevende cij fer te voorschijn komt, maar niettemin is het feit toch al erg genoeg, want de riec- trische verlichtingstechniek is het oudste deel der c'ectrotechniek en hier is zeker niet minder gezocht en geploeterd om vooruit te komen dan op welk ander ge bied ook. Wij beweren dus, dat van elke 1000 K.G. kolen, die in de eleetrische cen trale in de ketelvuren worden gestort, 999 K.G. voor het gestelde doel nutteloos verloren gaan en slechts 1 K.G. tenslotte in licht wordt omgezeten om deze be wering waar te maken, gaat het „Electro- technisch en Werktuigkundig Weekblad" na den langen weg van latende steen koolenergie tot stralende lichtenergie. Het drama begint met den aankoop van 1000 K.G. kolen door de centrale en het verbranden van deze kolen in de ketel vuren en daarmee is de ellende der ver liezen geboren 2 pet. blijft in de asch achter, 7 pet. zit onverbrand in de rook gassen, 20 pet. vliegt bovendien mee de schoorsteen uit, ongeveer 5 pet. gaat door straling en geleiding verloren en al deze en nog een paar kleinigheden brengen 't totaal der warmteverliezen op 40 pet., zoodat de ketel tevreden meet zijn met de warmte van slechts 600 K.G. kolen. In den ketel wordt de warmte-energie omgezet in de energie van den gespannen stoom en deze geeft aan de as van de ma chine ten slotte mechanische energie af helaas kunnen ook hier de beste techni sche hulpmiddelen (hooge stoomspanning, oververhitting, voorverwarming van het voedingwater met afgewerkte Btoom) niet verhinderen, dat van de warmte der 600 K.G. kolen nogmaals ongeveer 76 pet. ver loren gaat; aan de as van de stoomma- ohine openbaart zich dus als droeve rest het arbeidsvermogen van slechts 144 K.G. KolenWij zijn dus al 856 K.G. kolen kwijt en nog is er geen sprake zelfs van electriciteitAan de stoommachine as is een draaistroomgenerator gekoppeld en deze zet de energie der 144 K.G. kolen om in de eleetrische energie van den draaistroomaan de klemmen van de dynamo blijken alweer ettelijke kilogram men verdwenen, de eleetrische stroom had energie noodig, om de ankerwikke lingen te doorloopen (en te verwarmen), om het machnetisch veld van de machine te onderhouden. In het ijzer en in het koper van de dynamo ontstaan wervel- strocmen, die niet geheel zijn te onder drukken en voor hun bestaan energie, d. w. z. kolen noodig hebben dan zijn er nog de mechanische verliezen door wrij ving, het eind van het lie d is, dat de ge nerator voor privé-gebruik ongeveer 10 pet. van de kolenwaarde inslikt. Wij heb ben dus eindelijk electric: teit, maar slechts ter waarde van 130 K.G. kolen! Nu moeten wij deze electriciteit voortge leiden, maar van iedere meter lengte der geleiding grijnzen ons de spanningsverlie- zen tegen; gelukkig is het ons bekend, dat deze minder hebben t'e beteekenen, naar mate de spanning hooger is onze draai stroomgenerator geeft hoogstens mis schien 7000 Volt; dat is te weinig, wij be sluiten de spanning op te transformeeren en roepen een transformator te hulp; de transformator doet het echter niet voor niets, hij eischt van ons tot het aequiva- lent van 130 KèG. kolen geslonken ver mogen ongeveer 5 pet. ter verwarming van zijn wikkelingen en ter magnetisec- ring van zijn ijzer en wij moeten lijdelijk toezien, dat s'echts 124 K.G. kolen over blijven. De hoogspanningsle'ding ver slindt wec-r 10 pet., rest 112 K.G. kolen, dan komt de laagspanningstransformator zijn deel van 5 pet. vragen toe maar! het laagspanningsnet slikt en passant nog 5 a 6 pet. in en de verbruiker krijgt ten slotte van de oorspronkelijke energie slechts 10 pet. in Jiuis. maar betalen meet hij wel degelijk de volle 100 pet. plus be drijfskosten en rente en afschrijving van centrale, leidingen en transformatorsta tions. Maar de grootste te'eursteling wacht ons nog bij den verbruiker zelf, want als deze de nog restende energie door zijn gloeTampen laat gaan, dan blijkt hiervan liefst 99 pet. in volkomen nuttelooze warmte over te gaan en slechts 1 pet. wordt tot licht. 1000 K.G. kolen kochten wij, om van slechts 1 K.G. kolen genoegen te belevenEn hiervan heeft de machinetechniek meer dan een eeuw en de electrotechniek meer dan een halve eeuw moeten vech'ten ALS DE MOEDER STERFT. A. Ranna schrijft „In 't verloren Hoeks- ken" van het „Laatste Nieuws van Brus sel": Onder de vierkante poststukken vindt gij bij het opengaan van den dag, het nieuws van de wereld voor u alleen be stemd. Is daar dan een stuk bij, streng wit met zwarten rand, die dof glimt, scherp, gelijnd in contrast van dag en nacht, dan houdt ge uw ziel vast, en vraagt: Wie is er nu afgereisd naar het land der eeuwigheid en van wie deze brief komt als een opperste vaarwel? N.B. Als niet anders wordt aangegeven in deze week geen Gloria, geen Credo. Do gewone Prefatie. Vanaf Woensdag Prefa tie v d. Vasten. Kleur: Paars. ZONDAG 10 Febr. Zondag genoemd Quinquagesima. Mis: Esto mihi. 2e gebed v. d. H. Scholastica, Maagd. Credo. Prefa tie v. cl. Allorh. Drieëenheid. Op dezen laat sten Zondag vóór den groo- ten tijd van versterving en verloochening bidden wij om heiliging naar ziel en lichaam (iStilgebed), om de genade stipter nog Gods heilige geboden te onderhouden. (Offerto rium). Daaruit juist moet blijken onze wer kelijke liefde voor God, zonder welke wij niets zijn. Deze liefde vervult ons met ver trouwen en vreugde (Introitus; Graduale, Tractus), spoort ons aan ook te bidden om bevrijding van de zonden, bescherming te gen onzo vijanden (Gebed; Postcommunio). Die liefde zal echter ook offers van ons vragen het groote offer van onzen eigen wil, ons eigen ik. Christus' goddelijke liefde voor Zijn hemelschen Vader en voor ons, menschen, die Hem het Offer deed brengen \an zich zei ven aan het kruis, zij onze kracht. (Evangelie). MAANDAG 11 Febr. Feestdag van de verschijning van de Onbevlekte Maagd aan Bernadette te Lourdes. Mis Vidi. Gloria en Credo. Prefatie v. d. Allerh. Maagd (in vullen: En U om de Onbevlekte Ontvan genis). Kleur: Wit. DINSDAG 12 Febr. Mis v. d. zeven H.H. Stichters van de Orde der dienstknechten van Maria: Justi. 2e gebed voor den Paus (wegens den verjaardag zijner kroning). Kleur: Wit. De Orde der dienstknechten van Maria dankt haar ontstaan aan eene verschijning van de heilige Maagd aan do zeven voor- naamsten van den ouden adel te Florence. Maria spoorde hen aan zich op de vol maaktheid toe te leggen. Aanstonds was hun besluit genomen en zij begonnen in de eenzaamheid een leven van gebed en ver sterving. Na zich gevestigd to hebben op den berg Senario in Toscane, verscheen Maria hun wederom en vermaande hen het Lijden van haren Zoon en hare smarten le vereeren. Ook bepaalde Maria het Ordes- kleed, dat zij moesten dragen, als een tee- ken, dat zij aan hare smarten deelnamen en zich de bedroefde Moeder toelieiligden. WOENSDAG 13 Febr. Aschwoensdag. Begin van de Veertigdaagsche Vasten. Mis: Misereris. 2e gebed v. d. H. Amandus, Bis schop en Belijder; 3e A Cunctis (om de voorbede der Heiligen af te smeeken). Wij moeten vasten, ons versterven, omdat God barmhartig is en den rouwmoedige en boetvaardige graag van harte vergeeft. (Epistel). Doch dan moeten wij dat doen zooals Christus het ons geleeerd heeft: met een blij hart (Evangelie). DONDERDAG 14 Febr. Mis v. d. dag. (Zie Donderdag na Aschwoensdag): Dum clarra- rem. 2e gebed v. d. H. Valentinus; 3e A Cunctis. VRIJDAG 15 Febr. Mis v. cl. dag: Audi- vit. 2e gebed v. d. H.H. Faustinus en Jovi- ta; 3e A Cunctis. ZATERDAG 16 Febr. Mis v. d. dag: Audivit. 2e gebed A Cunctis; 3e voor le venden en dooden (Omnipotcns); 4e voor den Paus. IN DE KERKEN DER E.E. P.P. FRANCISCANEN. WOENSDAG. 2e gebed v. d. Z. Joannes van Triora, Martelaar. DONDERDAG. Mis v. d. Z. Joanna van Valois, Weduwe: Cognovi. Gloria. 2e gebed en laatste Evangelie v. d. Donderdag; 3e A Cunctis. Kleur: Wit. VRIJDAG. Mis v. d. Z. Andreas van Scgni, Belijder: Justus. 2e gebed en laat ste Evangelie v. d. Vrijdag; 3e v. d. H.H. Faustinus en Jovita; 4e v. d. overbrenging v. h. lichaam van den H. Antonius. Kleur: Wit. ZATERDAG. Mis v. d. Z. Philippa Ma- reria, Maagd: Dilexisti. 2e gebed en laat ste Evangelie v. d. Zaterdag: 3e A Cunctis; 4e voor den Paus. Kleur: Wit Amsterdam. ALB. M. KOK, Pr. Vriend, ik lees op den brief den naam van uw moeder. De moeder die, zoo luidt het vers, dat in elk huis moest hangen, maar eens haar kinderen pijn doet: als ze sterft. De moe der, met wie de wereld voor elk van ons is begonnen. De moeder, die haar kinderen afstaat, het eene na het andere, aan de wereld; kinderen, die tenslotte geen moe der meer hebben, maar do moeder heeft altoos haar kinderen. De moeder, die de haven is voor de schepen van verdriet en ramp. Ik weet er een, die 't niet begrijpen kon, toen hij stervensgereed was, dat zijn moeder hem niet kon halen uit de armen van den dood.... Zij was bovenmensche- lijk, in zijn gedachten. De moeder: zonder gebreken, heilig, groet, edel, schoon, koningin; oorsprong, lied, lach en zon. Uw moeder, vriend, was zoo, gelijk allo moeders. Zij is gestorven. De dood maakt het leven diep en schoon, en geeft het zijn volle beteekenis; geeft zijn 'mysterie, zijn grootschheid en zijn weemoed. Omdat de dood er is, moeten wij elkander lief hebben. Uw moeder is gestorven. De reis naar hen, die ook zoo vertrokken zijn, en naar wie wij allen terug verlangen. Uw moeder is vertrokken in den dood en de wederopstanding, met uw beeld en met dat van al haar kinderen in haar bleeke handen, zooals zij die beelden meenam, in haar hart, op al haar aard- sche reizen. Kom, dit is mijn woord van medevoelcn met u En geef mij uw hand, die de oogen van de doode stil pïeuslijk heeft dicht gedaan; oogen, die nu rondzien in den hemel, waar de verscheiden ouders gaan wacuten tot hun kinderen komen. Och arme vriend....

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1929 | | pagina 9