VOOR ONZE KINDEREN
CORRESPONDENTIE.
Lieve Neefjes en Nichtjes,
Voordat ik aan 't beantwoorden der
briefjes ga, wil ik eerst even een enkel
woordje zeggen, over den W e d s t r ij d.
Ik ben meer dan tevreden. Het getal is
gegroeid tot aan de 100. Een getal, dat we
nog nooit bereikt hebben. Het juiste getal,
verdeeld over de drie groepen geef ik de
volgende week en tevens de volledige lijs
ten en de namen der gelukkigen.
Er is veel en mooi werk geleverd.
Er zijn teekeningen binnengekomen, die
getuigen van artistieken aanleg en ont
wikkeling.
Er zijn bijdragen binnengekomen, die
even actueel zijn als mooi, en zullen zoo
gauw mogelijk geplaatst worden. Het getal
speciale briefjes aan mijn adres is ge
groeid tot over de zestig. Ik zal ze alle
maal successievelijk beantwoorden.
Omdat de Directie tevreden is, zoowel
als ik, zullen we in plaats van drie vijf
boeken als troostprijzen beschikbaar stel
len.
Ik twijfel er niet aan, of dit zal door U
allen geapprecieerd worden.
Mijn vaste medewerkers kwamen allen
op, waarvoor ik ze in 't bijzonder dank
breng.
Ik noem slechts: Theodora, Litta, Johan
de Graaf, Ne'son, Rooie Kees, Bep, Mien
Goddijn om Cedier niet te vergeten, als
mede Le Brousilleur.
Reeds nu wil ik de aandacht vestigen op
oen nieuw stuk van Joh. de Graaf en wel:
Gods daden zijn ondoorgrondelijk", waar
van we nu no. 1 geven zullen.
Dan zal L. van Zandwijk binnen veertien
dagen in een serie artike'en de heele ge
schiedenis schrijven van Bernadette.
Danlet op zullen we beginnen
met een alleraardigste operette, geschre
ven door J. Titen en is genaamd: „In het
rijk der Bloemenfee".
Dan vergast Cadier zooals hij dit zoo
mooi en eenvoudig weet te zeggen U op
een zeer mooie bijdrage en wel „Wims
geschenk".
En danzooals ik U reeds gezegd
heb, kom ik met een lang nieuw verhaal,
dat een half jaar zal duren en waarvan ik
U, na den uitslag van den wedstrijd nog
het een en ander zal vertellen.
U ziet dus, dat heel wat klaar ligt (om
van de stukken van kleineren omvang niet
te spreken) en nu zou ik jullie dezen
raad willen geven: wie er prijs op stelt,
alle verha'en en de operette in hun geheel
te willen lezen, beware ons Zaterdagsnum
mer trouw dan hebben jullie aan het eind
van 't jaar een bundel opstellen, verhalen
en versjes, die waard zijn overgelezen te
worden. Tot Zaterdag!
Jullie liefhebbende,
Oom Wim.
P.S. Tevens wil ik de aandacht vesti
gen op het mooie vers'e van Theodora, aan
het s'ot van haar artikel „Naar den Gel-
derschen Achterhoek". Zij beschrijft hier
de processie zóó mooi, dat dit versje waard
is, bewaard te worden. Leest en herleest
het!
Oom Wim.
Gods daden zijn ondoorgrondelijk.
Een oorspronkelijk verhaal door
Joh. de Graaf.
I.
,Het zal niet gebeuren, nu niet en nooit!"
Op barschen toon werden deze woorden
door bankier William tot zijn zoon, den 15-
jarigen Johnny geuit.
Beiden bevonden z'ch in een rijk gemeu
bileerd vertrek. De heer Williams was aan
een zwaai bewerkt eikenhouten schrijfbu
reau gezeten en Johnny stond in het mid
den van het vertrek tegen een tafel ge
leund
„Maar waarom dan toch niet vader?"
klonk het na een korte pauze van diens
lippen, en hij keek zijn vader openhartig
in de oogen.
„Waarom niet, vraag je dat nogHeb
ik je dat al n'et dikwijls genoeg gezi
als je met die dwaze ideeën voor den dag
kwam? Maar ik weet het web je geeft er
niet om, het laat je koud of onze naam.
die op het oogenblik bij de meeste def
tige families in Londen in hoog aanzien
staat door jou verloren gaat.
Hm! het zou er fijn uitzien, mijn zoon
een geestelijke kapelaan Williams, het is
bespot'elijk I" En een ironisch lachen klonk
door de kamer.
„Ik zie niet in. waarom onze naam ver
loren zou gaan. Hoeveel deftige jongelui
hier in Londen worden er geen priester",
antwoordde Johnny.
„Van paaDsche families ja", hernam Mr.
Williams, doch daar heb ik gelukkig niets
meer mee te maken, ik ben geen Roomscbe
meer; dat ie moeder en jij zich nog hard
rekkig aan die afgoderij vasthouden, kan
ik niet helpen. In ieder geval staan we
als niet-katholieken bekend en dat is maar
goed ook. Wees maar blij, dat je nog
tholiek moogt zijn en stel die nonsens van
priester worden maar nit je hoofd, daar
komt toch niets van. Laat me nu met rust,
want ik heb nog veel te doen".
De bankier schoof zijn stoel dicht bij
het bureau en begon te schrijven.
Langzaam keerde Johnny zich om
verliet het vertrek om zich naar zijn
mer te begeven.
..Jammer, verduiveld jammer", mompel
de de bank:er. „Hij is een heel beste jon
gen, maar het is jammer dat hij er zulke
zonderlinge ideeën op na houdt en van
opgeven weet hij niet.
Laat eens kijken, het is nu al vier
maanden geleden dat ik hem op zijn ver
jaardag toestond een wensch te uiten en
daT hij er toen voor het eerst mee voor
den dag kwam. Hij gaat veel te vo^' met
- paters om, die bederven hem ral.
Zij hebben hem natuurlijk hel m op
hol gebracht. Doch nooit zal ik er in toe
stemmen dat mijn zoon een zwartrok
.wordt."
En Johnny? Met gebogen hoofd begaf hij
zich naar zijn kamer, waar hij zich onder
een hartstochtelijk gesnik op het bed neer
wierp.
(Wordt vervolgd).
Naar den Gelderschen Achterhoek,
door Theodora.
IX.
Maar overal komt een eind aan cn wij
gaan weer terug naar Keppel om door de
prachtige bosschen verder te fietsen. Nu
naar Wehl, een klein dorpje, maar is juist
kermis. Ja, kermis in het dorp! In al de
streken hier in den Gelderschen Achter
hoek is er eens in het jaar kermis. Drie da
gen of eigenlijk twee, want do Zondag telt
niet mee. Dan is er feest in de kerk. De
Zondag van dc kermis wordt aan Gods
dienst gewijd. Dan is er aanbidding in de
kerk en processie van het H. Sacrament
door liet dorp. Zeer eigenaardig is het, dat
hier de plaatsen zcoals Doesburg, Wehl en
/evenaar (maar Didcm niet) met het Hei
lig Sacrament door het dorp mogen trek
ken. In het dorp Didam, wat er juist tus-
schcnin ligt, is het verboden. Daar mag de
processie niet buiten de kerk, zooals hier.
Waarom en hoe dat komt, is mij nooit recht
duidelijk geweest. Men zegt, dat die dor
pen heel vrceger tot het Duitsch grondge
bied behoord te hebben en later door oorlo
gen bij Nederland zijn gekomen, maar dat
de aloude gewoonte en vrijheid van den
Godsdienst nog gebleven zijn. Misschien is
dat wel zoo! Als kind vond ik het altijd
jammer, dat er juist bij ons in het dorp
geen processie mocht gehouden worden en
el in de dorpen in den omtrek. Ik zou dan
ook nooit verzuimen om daar naar toe te
gaan kijken. Het maakt a'tijd een overwel
digenden indruk on mij. Zoo ook nu weer
in het lieve dorp Wehl. Heel het dorp was
versierd met bloemen en groene slingers;
prachtige eerepoorten staan hier en daar
met mooie opschriften, zooals „Welkom
Jezus" of voor „God en Koning" en „Ge
loofd zii Jezus" enz. Elke vrome Katholiek
heeft alles wat zij of hij in huis bezit aan
beelden, kaarsen en bloemen voor de ra
men en deuren uitgestald, daar waar de
processie langs gaat. Alle huizen vlaggen!
Het is een wedijveren met elkaar om Jezus
in zijn jaarliiksehe Sacramentprocessie de
meeste liefde en eer te bewijzen.
Ongeveer op de helft van den weg, die
door de processie gevolgd wordt, staat een
mooi altaar opgericht waar de Pastoor on
geveer een kwartier rnst en dan met het
Allerheiligste den zegen geeft en op het
einde, staat ook weer een prachtig altaar,
waar de processie omkeert. O, gij kunt u
dat niet voorstellen, hoe plechtig en hoe
ernstig en boven alles hoe mooi dat is!
Allen knielen hier, allen bidden hier, hier
gevoe't men, „één schaapstal, één herder"
met elkaar; één in het geloof en vooral in
Wehl is dat zoo mooi. Daar trekt de pro
cessie ruim twintig minuten gaans buiten
het dorp, naar de kruisberg, dat is een
klein heuve'tje met een kruis er bovenop,
midden in het veld gelegen. De priester
trekt met het Allerheiligste door korenvel
den en akkers heen om de vruchten des
veld s en den zegen over het gewas af te
smeeken. De zon schijnt; klokken luiden;
de lucht is vol van wierook en muziek en
gezang! O, gii ongeloovige! gij moet knie
len, en op uw borst slaan of gij wilt of niet;
daar gaat Jesus in zijn ommegang vooraf
gegaan met muziek, een lange rij bruidjes;
grooten en kleinen dragen beelden en bloe
men; alle schoolkinderen met vaande's;
misdienaars met wierookvaten; geestelij
ken in hun rijke k'eeding, gevolgd door
een lange rij geloovigen, weet pij nog wel,
hoe ik zoo een precessie vergeleken heb,
luister nog eens:
Het is een zacht aanwuiven
Als een Serafijnsrhe zang;
Gelijk blankgewiekte duiven
In hun mooien cirkelgang!
Het is een teer opbloeien
Als bloesem zacht en schoon;
Geluk een mooie vlinder,
In Zomeravond-droom.
Het is een hoog ophemelen
Van een rijk gebeden drang;
Het is een hoog ophuiven
Van wierookgeur en zang.
Het is als ruischen van korenaren
In den zaehten Zomerwind,
Als tokke'en van gitaarsnaren
Van een blij onschuldig kind.
Al schittert goudgeflonker
Onder blauwe baldakijn,
Tusschen zilveren zonnestralen
De God van groot en klein.
Het is pen aanminnig dringen
Van bruidjes wit en teer,
Met rozengeur en bloemen,
Volgen God den grooten Heer.
Dan volgt in lange, rijen,
In getale zonder end,
Vrome mannen, vrouwen,
Vereerend „Christus' Sacrament".
Volgt mede dan gij vromen,
Dien wondere Liefde-God,
Gelijk mooie zachte droomen
En vrees, geen lach of spot!
De lucht vol blije klanken
Van muziek en klokgeluid,
Van wierook-geur en zangen
Noodt U tot bidden uit.
Als gouden Meieregen,
Als morgendauw zoo zacht;
Dauwt in uw hart do zegen
Van Godes liefdenacht.
Ee'edig, buige^-l, knielend,
Met heel jn z mdrar-.
Breng ik lof, dank en hulde,
In deez' sohoonen ommegang.
(Slot volgt).
De rijke en de arme Moeder,
door Tante Marie.
III.
Moeder bedankte mevrouw voor alles,
wat de kindeern hadden genoten en voor
de vele geschenken, die zij ha-ddon mode
gekregen. De deur ging open en daar kwam
Marietje binnen met een heerlijk bord
pap voor Moeder. Ze morste haast van
schrik, toen zij daar de rijke mevrouw bij
moeders bed zag zitten, maar haar verle-
genhoid was gauw over, ze gaf mceder het
bordje; veegde haar handjes schoon en
stak het parmantig mevrouw toe. Met een
lief lachje bedankte ze en ging Gerard
roepen, die ook onbevangen op mevrouw
toetrad en zijn blijdschap uitte over het
mooie van gisterenavond. De arme moeder
op haar ziekbed was rijk door de vreugde,
hare kinderen zoo gelukkig te zien. De rij
ke moeder was arm, omdat zij die vreup
de niet had en ook 's avonds te voren nie*
had kunnen vinden bij haar uitgelezen ge
zeischap. Mevrouw, wilt u ons stalletje
eens zien? „Moeder mag ik de kaarsjes
even aansteken" en., op 't bevestigend
knikje van de zieke, ging Gerard in het
kleine kamertje. Mevrouw en Marietje
volgden. Vindt u het niet mooi, maar wat
zou 't prachtig geweest zijn, als ons stal
letje onder uw boom had gestaan, nu was
Jezuke bij u verpeten. Gerard keek frank
en vrij mevrouw in de oogen, maar de zie
ke kreeg een angstigen trek op het gelaat.
Hce zou mevrouw 't opnemen? Mevrouw
kleurde en slceg een oogenb'ik de oogen
neer voor den vrijen blik van 't kind; toen
zeide zij: als jullie den kleinen Jezus zoo
lief hebben, zullen jullie ook wel Kerstlied
jes kunnen zingen. Zonder zelfs antwoord
te geven kniel'1 en beiden neer met gevou
wen handies. De oogjes op Jezuke in
kribbe gericht, zongen zij hunne mooie lie-
dèkens, die klonken als enge'en-zangen ver
uit boven deze nietige wereld.
En de arme zieke moeder lachte van
blijdschap over haar rrlrdom. En de rijke
verwende moeder pinkte een traan weg
over haar rijkdom, die ha^r toch arm liet.
De kinderen werden uitgezonden om 't
een en ander te halen en mevrouw sprak
lang met de zieke en 't kostte haar veel
mccite deze te overreden in een inrichting
te gaan, om weer gehèol beter te worden.
Mevrouw zou voor alles zorgen. Maar mijn
kinderen, mün rijkdom, wat zal daarmee
gebeuren, snikte moedertje. Ook daar zorg
ik vcor, mijn huis is groet genoeg, ze zullen
zoolang bij mij wonen. Moedertje keek ang
stig, mevrouw raadde haar gedachten en
zeide: Mietje maak je niet ongerust, ik
zal ze niet verwennen, door hen boven hun
stand te laten genieten, je kent mün dienst
boden lang genoeg om te weten, dat ik ze
best aan haar zorgen kan toevertrouwen,
en eens per dag zullen ze mijn kamer toch
wel op mogen vrool ijken met hun lief ge
snap en kinderlijken, lach.
Eindelijk gaf moeder toe, 't afscheid
kostte veel tranen, maar 't was voor moe
ders bestwil. De eerste dagen voelden Ge
rard en Marietje zich als verloren in het
groote huis, maar langzamerhand ging 't
beter en als zij 's avonds in Mevrouws ka
mer mochten spelen met 't speelgoed van
haar engeltjes, die nu in den hemel waren,
kwamen de tongetjes los en mevrouw ge
noot van haar liefdewerk in hooge mate.
Eens dat de kinderen reeds naar bed wa
ren gebracht, hoorde zij in Gerards kamer
gen gemompel. Zij luisterde eens goed en
hoorde zijn lief stemmetje bidden.
(Wordt vervolgd).
Jopie's vernuft,
door Tante Cor.
IIL
Toen moest Juf naar oeneden rn Joop,
die nu eenmaal den smaak van de aard
beien te pakken had, liet de piano in den
sleek en ging stil naar t buffet om zich aan
de aardbeien tegoed te doen. Juist stak
hij de eerste in den mond, ?oen -juf opeens
binnen kwam. Hij had haar niet gehoord, en
schrok geweldig toen juf riep: „Maar Jo-
pie, schaam je tochJoop zei niets, maar
ging met een hoog roode kleur naar de
piano en studeerde verder. Juf ging even
later weer weg, doch bleef achter de deur
staan om te zien of Jopie weer neiging tot
stelen zou krijgen. Even bleef de piano nog
doorgaan, maar zachtjes stierf de klank
weg en toen juf even later «le «leur stil
open deed, stond Joop weer voor het buf
fet. Nu werd juf boos, en zei: „Vooruit
naar de piano, en waag het niet je spel
te staken, want zoo gauw ik geen muziek
meer hoor, verdenk ik je weer van stelen".
Bezigheden riepen juf weer naar beneden,
en Joop zag naar een middel uit om toch
bij de aardbeien te komen. Hij speelde met
een hand, en rekte zijn vrij arm zoo ver mo
gelijk, maar tot het buffet kon hij niet rei
ken. Hij durfde ook zijn spel niet staken,
en die mooie roode aardbeien bleven hem
maar lokken. Opeens ziet hij een stok staan
met een haak er aan, waar vader 's avonds
do duikelramen mee sloot. Vlug pakte hij
den stok en tikte er zachtjes mee op dc
piano, en de stok was zoo lang, dat hij ge
makkelijk voor 't buffet kon staan en met
de stok op de toetsen tikken. Hij glunder
de van pret. Maar, o, wee! juist zou hij de
tweede aardbei in zijn mond steken, toen
er op de ramen getikt werd, en daar zag hij
juf op het balcon staan, die had dus allei
gezien. Juf was stil door de badkamer op
't achter-balcon gekomen, en kon zoo alles
zien en daar had Jopie niet aan gedacht.
Van schrik liet hij de stok vallen, en even
later stond juf voor hem en zei: „Jij be
hoeft niet verder te studeeren, ga naar bo
ven, naar de jongenskamer en wacht tot
vader thuis komt. en zoo zat Jopie daar nu
en wachtte met inspanning af hoe het af
zou loopen. Berouw had hij nog niet ge
voeld, hij had nog de heerlijke aardbeien-
smaak in den mond, en zoo erg vond hij
zijn zonde niet. Maar toen hij maar niet ge
roepen werd, werd hij toch onrustig. Zou
vader het zóó erg vinden? Ha, daar ging
de gong. Zou hij ook gaan, de gong riep
hem toch eigenlijk ook. Even ->cht ha,
vaders stem. Jopie kom aan tafel. Hé wat
gek is dat nou, eerst vond hij het niets
erg, wat hij gedaan had, en nn, nu hij va
ders Btem hoorde, werd hij op eens verdrie
tig en beschaamd, en kon hij wel gaan hui
len. Stil ging hij naar beneden, waschte
zich de handen aan het fonteintje en droop
zachtjes naar binnen. „Halla Jopie", zei
Rudolf, „waar kom jij vandaan, ben jij
nou al met je huiswerk begonnen, voor 't
eten al? Heb jij boven zoo stiekum zitten
blokken?" Joop zei niet veel, en 't eten
smaakte hem niet erg. Eindelijk waren ze
aan het dessert toe, en Joop voelde het
bloed naar zijn wangen stijgen, toen juf de
aardbeien aan mevrouw overgaf. Opeens zei
vader, wacht eens even moeder. Op hoeveel
personen heb je met de aardbeien gere
kend. Beneden in de keuken heb ik al
neergezet voor Anna, zei juf. Nu, zei me
vrouw, dan nog voor ons zevenen. O, zei
mijnheer, maar dan kom je tekort, want tij
dens onze afwezigheid is bier een dief ge
weest, die ook een part heeft opgegeten.
Allen keken verwonderd toe, maar niemand
zei wat. Mijnbeer keek Jopei eens aan en
zei: Zeg Jopie, die dief heeft moeder in
verlegenheid gebracht mot den voorraad
aardbeien, doordat hij een flink portie
nam is er nu een tekort, wil jij nou zoo
ede'moedig zijn en moeder uit de verlegen
heid helpen door jou pertie te derven. Jij
•ber.t de jongste. Het lijkt mij het beste, jij
dat cffer brergt. Jopie zei niets, maar boog
diep over zijn bordje, de andere jongens
keken vader ernstig aan. Nu vrceg vader
nogmaals: „wil je Jopie!" En zachtjes zei
Jopie: „Ja-, vader". Gced. mender, zei mijn
heer, laten we dan maar verder gaan. Jo
pie laat stil de schaal met aardbeien pas
sen, en was blij dat vader eindelijk het
teeken gaf, dat ze op mochten staan.
(Slot volgt).
De lotgevallen van een bal.
Met nog heel veel andere ballen en tus
schen allerlei speelgoed lag ik in de etala-
van een grooten winkel. Dikwijls bicven
kinderen stil staan en drukten dan hun
nesje plat tegen de groote ruit. Met schit
terende oogjes keken ze naar al het moois
en zochten uit wat ze graag zouden wil
len hebben. Ik vooral werd veel bewon
derd, want een mooie opkomende zon ver
eerde mün glanzende huid. Soms kreeg
ik zooveel complimentjes, dat ik voelde,
-dat ik kleurde en dan wilde ik wel weg
kruipen onder cle groote bromtol, die
naast mij lag, hoewel ik toch hee'emaal
niet verlegen ben. Maar het gebeurde ook
wel eens dat men bijna geen notitie van
mij nam en dan voelde ik mijn zonnebloed
opbruisen, want ik wist, dat ik mooi was
en de aandacht trok.
Op een triestige middag stond een
meisje naar mij te kijken, zij was al een
jongedame. Al mijn trotsch kwam naar
boven en mün hartje klopte sneller dan
gewoonlijk. Ik was vast nog mooier, dan
ik zélf wist, want zij bleef in de regen
staan; alleen voor mij.
Een paar minuten later haalde een
grocte mannenhand mij naar zich tce en
ik ging naar de toonbank. Nu had die jon
gedame mij vast en draaide mij om en om.
Zou ze mij nemen? Ik wist. dat ik duur
was. Ik zette mijn vriend'liikste gezicht.
En ja, ik werd in een papier gepakt en
verdween in de tasch van 't dametje. Teen
ik weer uit het papier gepakt en ver
dween in de tasch van 't dametje. Toen
ik weer uit het papier gerold werd staar
den er wel negen paar oogen op mij en
weer voelde ik, dat ik kleurde, maar ik ge
loof, dat het van blijdschap was. Ik werd
op den grond gestuit en kaatste terug te
gen het plafond.
„Een prachtbal", hoorde ik zeggen.
Eventjes later kwam ik in een mooie
meisjeskamer, die vol bloemen stond en in
't midden stond een groote kcstschool-
koffer. Daar werd ik ingestopt met nog
heel veel andere dingen. Den volgenden
dag bracht een kruier ons weg en ik
maakte mijn eorsto reis in de groote we
reld. Ik was blij, dat ik zoo diep verbor
gen zat in dien grooten koffer, want ik zou
heusch niet geweten hebben, hoe ik me
tusschen al die menschen had moeten
houden.
Esn paar dagen daarna werd ik bewon
derd en geprobeerd door wel twintig, der
tig verschillende handen. Ik kwam toen
tot de ontdekking, dat ik in het bezit
gekomen was van een levenslustig meisje,
dat rtiet alleen met mij gooide, maar
soms ook als voetbal gebruikte. Maar dat
-gebeurde niet dikwijls, want dan volgde
er een vermaning van Zuster Suïtbeithe.
dat zooie's voor een jongedame niet pas
te. In dien tijd begen eigenlijk mijn leven
pas lederen dag zwierde ik in mooie bo
gen over de speelplaats. „Partijbal'en",
was nu het spel op de kostschool. Die
geen mededinger was in het spel, was
toe-schouwer. Maar eens gebeurde er iets
vreeseliiks. Het was *s avonds na het Lof
in het speelkwartierf je. Het spel wa-s weer
in vollen gang en ik deed mijn best nog
krachtiger te gaan dan anders, maar daar
opeens. ring ring kingking en ik kwam
terecht in de vierde klas, na eerst nog
een vaasje met blcemen omgegooid te
hebben. O, wat deed mijn hoofdje zeer,
maar ik hadgelukkig geen wonden. Ont
steld keken alle me:sjcs naar de gebroken
ruit, een oogenblik was het stil, toen
een geluid van verwarde stemmen, tctdat
ik oneens de stem van de Directrice hoor
de. Het was me alsof de licht ineens veel
zwaarder was en ik bijna geen adem meer
kon halen.
„Jullie hebben veel te wild gespeeld. Ik
stond op het balcon en heb alles gezien.
De ruit moet natuurijk betaald worden,
Waar is de bal 3"
Een half uurtje later lag ik in de don
kere lessenaar van het studielokaal, tus
schen schriften en potlooden en I
kladpapieren. Ik veelde me raar en ver
drietig en kon wel huilen van spijt. Had
ik er zelf ook geen schuld aan, dat ik op
gesloten zat en de meisjes in geen drie
dagen mochten ballen Som6 hoorde ik de
meis.s aan de Surveilante vragen of ze
mij weer mochten hebben. Maar dat ging
zoo remakkelijk niet. Ik voelde met ziek
en ad zware hoofdpijn. Ik miste mijn
leve in de vrije natuur. Er drong al
leen nan een zonnestraaltje binnen, wan
neer iemand een sohrift of een pen
de lessenaar moest hebben.
De drie dagen, die wel drie jaren sr
nen, waren eindelijk voorbij, 's Avonds
de studie stond de heele klas om de le«
senaar heen. Nu ging het gebeuren.
hoorde ze lachen en praten.
„Nu kunnen we heerlijk ballen".
„Gelukkig dat die drie dagen om zij
De sleutel knarste in het slot.
ooger-blik later was ik weer in handen va
het levenslustige meisje. Ze was zoo bl
met me, dat ze mij van leuter pret cmhoo
gooide. Een ander ving me op en das
ging ik wear nog hccger.
„Maar hinderenstreng en veron
waardïgd klonk het door de studiezaa
stond de Directrice. Maar het
te laat. Met een flinke gang kwam ik t(
gen de electrisc-he lamp en in scherve
viel ze op de grond. Het had gelukki
geen nare gevolgen zooals die gebroke
ruit. De meisjes speelden weer met
alscf er nooit iets gebeurd was. Tot
een keer, juist toen ik zoo'n mooie boe
maakte, kwam ik on het dak. Ik hoorde
meisjes roepen: ,',Die krijgen we nooi
weer terug".
Mijn gemoed was vol en ik liet vrij
tranen langs mijn wangen glijden.
Ik lig nu nog altijd op het dak en bei
blootgesteld aan weer en wind. lederei
dag hoor ik op de speelnlaats joelen
spelen en dan is het alsof ik weer mee'ei
met die vroolijke jeugd. En wanneer alle
stil is en de lessen weer aan de gan
dan denk ik terug aan mijn 'gelukkige de
gen en soms begin ik heel zachtjes
zingen
O gelukkige jeugd
O onbezorgde vreugd
„ïn het Rijk der Bloemenfee".
Operette in 3 bedrijven door „Titep",
Eerste bedrijf.
Tooneel stelt voor een bosch waar
tuinbank vijver en eenige perken
blcemen. Twee kinderen, een meisje
een jongen genaamd Emmy en Tomm
spelen daar, zij met esn springtouw
Tom komt even later met een stokpaard
op. Het. tooneel is hel verlicht door
stralende zon.
staal
aans
h lieke
tic^a
njet
deeli
fasei
Katl
zag
ep d
een
wel
!)aav
kom:
Mus:
W
•n
heb}:
over
ljjke
bopc
in
nen
Ifwe:
ira&a
Emmy (parlando): Hè, hè, wat is
hier heerlijk, wat fijn s het zennetje
wat lekker de geuren van het bcsch.
Een vogel gaat fluiten, het meisje g
touwtje springen op de maat der muzif
en zingt daarbij het volgend liedje:
Emmy (zang):
Lustig blij aan 't springen
En e-en liedje zingen;
Vrool ijk, aardig op de maat.
Tot het immer flinker gaat.
Hcjo, hojo, hojo (bis).
Vogeltjes zij fluiten,
Het is heerlijk buiten.
't Maakt je dartel, wonder fijn,
'k Zou hier altijd willen zijn.
Hojo. hojo, hojo (bis).
Plotseling komt Tommy op met
stokpaard
Tommy (zang):
Hup, paardje voort
Doe niet of je 't niet hoort!
Kom, ga nu in gestrekt-en draf,
Gaat het te hard, dan spring 'k er
Hup, paardje voort!
Emmy (parlando): Zoo, druktemaki
ben je daar ook!
Tommy (parlando): Druktemaker!
of jij altijd zoo kalm bent?
Emmy (parlando)
Ach Tom, komluister nu eens aan, ye8
De vogels zijn aan 't zingen, ccin
Je laat ze aanstonds vluchten gaan schj
Met 't- draven en het springen.
Tommy (pa-rlando):
Of jij ze met dat springgetouw,
Zoo niet aan 't schrikken maakt?
Je geeft me waarlijk ge-en berouw,
Voordat je zelve staakt.
Emmy (parlando):
Dat beetje springen met gezang
Dat zal hen heusch niet storen,
Maar jij, jij maakt de vogels ban
En wil naar raad niet hooren.
Tommy (parlando):
Hoor nu, zoo'n meisje toch eens
'k Geloof waa-rlijk, dat ik weg moet
ga
Dat zal toch nog een poosje duren,
Vooreerst blijf ik nog een'ge uren,
Om te hollen op mijn paard,
In een reuzen, reuzenvaart.
Hij draaft weer in het rond en vertil
de bloemen hierbij.
Tommy (zang):
Hup paardje voort!
Dee net of je 't niet hoort!
Kom. ga nu in gestrekten draf,
Gaat het te hard, dan spring 'k er
Hup paardje voort!
Emmy (zang):
Voge'tjes hier in de boom""
Wil toch allen bij mij komen.
Fluit Uw hoogste liedjes uit,
Met uw wondervol geluid.
Tommy (parlando):
Zeg Emmy, dat moet je nog eens zing one'
Als ze allen bij je zijn k'im ik in de
men en haal fijn de nestjes uit.
Emmy (parlando):
Slechte jongen! Hè, wat Btoutl
Om die diertjes te gaan plagen.
Je meet dat eens aan Vader vn.
'k Wed, hij nooit meer van je houd
(Ondertusschen komt de booze g®
binnen).
(Wordt vervolgd)
VIE
Dt
Bonn
Bomt
er ee
Vatic
nicu,
geii
jnaafc
de ge
ticaa'
heeft
Rc
teoke
Paus
tot
Vabc
een
gang
regee
w?rd
geva'
derei
map
de G
affai'
Cri$i
ticaa
grooi
posit
zulle
aan
aan
lat
clu
'ui
ge
ge