UIT HET VATICAAN. DE AFGELOOPEN WEEK IN HET BUITENLAND SPORT. De kleinzoons van Graaf Rotenbach. DERDE BLAD OE LEIDSCHE COURANT ZATERDAG 22 DECEMBER 1928 Door Prof. ANDREAS RASETSCHNIG (Rome) Toen Woensdagmiddag de voorzitter van den Leidschen Raad bij de behandeling van de bcgrooting zijn rede begon, zeide hij te hebben verwacht, dat de naderende Kerstdagen een vredelievende stemming in de raadzaal zouden hebben gebracht. Hij had gehoopt, dat er vrede zou geweest zijn in den Raad en in B. en W. een welbehagen Deze verwachting was stellig wat al te optimistisch en was dan ook waarschijnlijk schertsenderwijze uitgeproken. De ster van den Kerstnacht pleegt haar licht niet uit te stralen over de politiek, over de gemeente-politiek zoo min als over de internationale politiek, Zou dat komen, omdat er slechts vrede is voor hén, die van goeden wille zijn Hoe dit zij de afgeloopen week in het buitenland maakte een allesbehalve vrede- lievenden indruk. Krijgsrumoer weerklonk zoowel uit het Oosten als uit het Westen. In het Oosten ziet het er nogal leelijk uit, maar Zuid-Amerika is de druk der na- buurlan c 1 blijkbaar zoo groot geweest dat de schreeu ende tierende kwajongens in Bolivia en Paraguay opeens vredelievend zijn geworden en arbitrage hebben aan vaard. En gisteren bereikte ons warempel het bericht, dat er in China ook al weer ge vochten zou worden. Er zou n.l. een con flict met Siarn zijn uitgebroken. De Volkenbond. Laten wij, om tenminste met iets vredelievends in dezen Kersttijd te beginnen, eerst den Volken bond beschouwen, dat instrument des vre- des, die in de afgeloopen dagen eenig tec- ken van leven heeft gegeven. Vorige week zijn, zooals bekend, de leden van den Vol kenbondsraad te Lugano bijeengekomen. Resultaten hebben zij niet bereikt, althans daarvan blijkt niet veel. Er is onderhands veel gepraat over de ontruiming van het Rijnland, doch men is niet tot overeenstem ming kunnen komen, omdat Stresemann, vermoedelijk krachtens een kabinetsbesluit, het Fransche denkbeeld om na ontruiming commissies van controle voor onbepaalden tijd toezicht te laten houden op de demili tariseering van het Rijnland, van de hand heeft gewezen. Wanneer wij optimistisch gestemd toch een resultaat van Lugano willen heb ben, dan kunnen wij dat zien in de omstan digheid, dat de leiders der buitenlandsche politiek van de naast-betrokken mogend heden in ieder geval de overtuiging heb ben gekregen, dat zij stuk. voor stuk van goeden wil zijn, bereid om zich in eikaars moeilijkheden te verplaatsen en tob een schikking te komen, die voor alle partijen aannemelijk is. Op de tweede plaats heeft de V. B.-Raad zich nog verdienstelijk gemaakt door als vredestichter op te treden in het conflict tusschen Bolivia en Arentinië. Op den laatsten zittingsdag is besloten een telegram naar de twee brieschende Zuid-Amcrikaansche regeeringen te zen den, met de dringende aanmaning om de kalmte te bewaren. Of het aan deze inter ventie nu bepaald gelegen heeft, weten wij niet, maar het doel is in ieder geval be- roikt en de beide kleine kemphanen heb ben hun oorlogstoerustingen laten varen en hebben de bemiddeling van het Pan-Ame- rikaansch Conges aanvaard. Veel geschreeuw enZoo als gezegd, hebben de twee Zuid-Ameri- kaansche republiekjes Bolivia en Para guay, wier reeds jaren hangend permanent geschil omtrent het Gran Chaco-gebied op eens in een acuut stadium was getreden door de bezetting van een fort door de Bo- livianen, hun aanvankelijk kabaal wat doen bedaren. Het geschreeuw heeft evenwel de aandacht van de wereld weer eens doen richten op deze twee staatjes. Bolivia zoo genoemd naar Simon Boli var, den bevrijder van Zuid-Amerika van de Spaansche heerschappij, is, behalve Para guay, de eenige staat in Zuid-Amerika. die niet aan zee grenst. Het is een land vol te genstellingen we bedoelen hier niet op de eerste plaats geestelijke en politieke tegenstellingen maar zulke, die bodem gesteldheid, klimaat, enz. betreffen. Wij zien er een grillige afwisseling van hoog en laag, groote vruchtbaarheid en troosteloozo dorheid gloeiend tropenkli- maat en ijskoude steppenlucht. Het geweldig gebergte der Cordilleras de los Andes maakt de westelijke helft des lands uit. Het oostelijke deel wordt ingeno men door de vlakten der Amazone- en La plata-rivieren. De hoofdrijkdom van het land bestaat in zijn mineralen. Het grootste deel der rivieren bevat goudwasscherijen. Veel belangrijker intus- goudwascherijen. Veel belangrijker intus- schen is de rijkdom aan zilver. Ook koper wordt gedolven, evenals lood en tin. De bevolking van Bolivia bestaat uit blanken en kleurlingen; de laatsten zijn bijna uitsluitend van Spaansche afkomst. Paraguay vormt een overgangsgebied tusschen de tropische en de gematigde zones. Naast de vooral in het vochtige Oos ten talrijke tropenwouden met palmen, bamboe, slingerplanten, enz. vindt men groote droge woudgebiedenin het Zui den en Zuid-Westen komen overheerschend grassteppen voor. De bevolking bestaat, met inbegrip van de 100.000 deels wilde, deels half-bcschaaf- de Indianen, voor het overgroote deel uit inboorlingen. Slechts een zeer klein per centage zijn vreemdelingen (Argentijnen, Italianen, Duitschers). Ofschoon de onuitputbare bodem in den zomer tropengewassen, in den winter de producten van gematigde zones levert be- teekent de landbouw nog niet veel. Er worden mais, suikerriet, tabak, boo- nen, rijst, katoen, bananen, koffie, enz. ver bouwd. Ook groeien er veel oranjeappels. In sommige streken wordt veeteelt be oefend. Ook de wouden leveren veel kostbare producten. De mijnbouw is beperkt tot ijzerwinning, de industrie tot de vervaardiging van sui ker, het inzouten van vleesch, het conser- veeren van vruchten, het vervaardigen van sigaren, olie, pottebakkerswaren, zeep, ka toenen, weefsels, verder scheepsbouw, zage rijen, enz. De handel lijdt onder het gebrek aan ver keerswegen. Teveel op eens. Tenslotte nog iets over het krijgsrumoer in Afghanistan. Het is nog niet zoovele maanden geleden dat in berichten uit Kabcel, de hoofdstad van Afghanistan, het luisterrijk feest be schreven werd, dat koning Aman Ocllah na den terugkeer van zijn groote reis door Europa had aangericht. De stamhoofden uit alle hoeken des lands waren ertoe ge- noodigd en moesten aanschouwen hoe al lerlei Wcstersche nieuwigheden aan het oude hof hun intrede hadden gedaan. Ko ning en Koningin vertoonden zich in Euro- pecsche kleedij en de rechtzinnige Moha- medanen moesten koningin Soerija in het ongesluierde gezicht zien. De harde proef waarop de Afghaansohe rechtzinnigheid toen door 's Konigns in Europa versterkte vervormingszucht gesteld werd, is niet vreemd geweest aan den opstand die nu in het land onder leiding van de Moelah's (priesters) tegen den Koning is uitgebroken Aan den Britsch-Indischen kant van de grens weet men te vertellen dat de wensch van de Koningin om de purdah (sluier) at te schaffen, een van de voornaamste aan leidingen tot de jongste uitbarsting is ge weest. De berichten laten geen twijfel dat de hoofdstad door de oproerige stammen ern stig bedreigd is. De jongste telegrammen zijn :n dit op zicht weer gunstiger voor den koning men weet zelfs te berichten,'dat de opstand on derdrukt zou zijn. Misschien is hier de wensch de vader der gedachte, want een opstand in Afghanistan is altijd een hache lijk ding. Het land is do bufferstaat tusschen Rus land en Britsch-Indië en Kaboel ligt dwars op den weg die van Aziatisch Rusland door den Khyber-pas naar Indië gaat. In histo risch opzicht is Kaboel de grendelstelling van Azië, welke al de groote veroveraars voorbij moesten. Het Britsche Rijk heeft Afghanistan's onafhankelijkheid alleen er kend onder het stilzwijgend beding, dat het sterk genoog moet zijn om zichzelf te we zen, en de Britsche diplomatie moet daar voortdurend waakzaam blijven, opdat Af ghanistan niet de invalspoort voor bolsjc- wieksche besmetting van het Indische rijk wordt. Hier in de eenige plaats waar het Britsche en het Sovjet-rijk rechtstreeks met elkaar in botsing kunnen komen. De komende Zondag. Als de donkere dagen voor Kerstmis in het land zijn, dan weet men, dat zulks maar al te dikwijls het gevolg is van het sombere weer, veroorzaakt door regen en wind. Daar blijven we ook nu niet van verstoken en we voelen op het oogenblik zelfs in erge mate de groote afwisseling van ons klimaat. Den eenen dag vriest het en een volgende brengt weer regen. De voetbalvelden worden daar allerminst be ter van en zooals het er deze week heeft uitgezien mogen we verwachten, dat er Zondag niet veel gevoetbald zal worden. We achten het daarom overbodig deze week een uitvoerig overzicht te schrijven, omdat misschien slechts hier en daar een ontmoeting plaats heeft. We meenen dan ook te mogen volstaan met te verwijzen naar de diverse pro gramma's. R. K. FEDERATIE. Wedstrijdprogramma voor a.s. Zondag. Eerste klasse A. KimbriaG. S. V.; V. V. H.Marsana; O. V. C.Sitt. Boys; WilhelminaR. K. O. N. S. Eerste klasse B. HeesVenlo; R. K. T. V. V.—Kolping; B. V. C.Mulo; UnionGennep. Overgangsklasse C. V. V. Z.L. en Sn.; ExcelsiorG. D. A.; H. B. O.—D. H. L.; T. Y. B. B.—Lisse. Tweede klasse H. Graaf Willem II-Edoh; D. O. N. K— Leiden; DuivenS. J. O. DIOC. HAARL. BOND. Wedstrijdprogramma voor a.s. Zondag. Eerste klasse C. Graaf Floris V-S. D. C. I; D. H. L. II— R. I. A. I; V. G. M. IBlauw Zwart L Tweede klasse C. Lisse IISantpoort II; Onze Gezellen I—D. S. S. I. Tweede klasse D. G. D. A. II—V. A. P. I; V. V. L. I-Wil helmus I; L. en Sn. II—P. F. C. I; West- landia I-A. V. V. I. Derde klasse D. Alliance I-Lisse III; S. J. O. III-B. S. M. 1 (12.30 uur); Teijlingen IIGeel Wit II. Derde klasse E. S. J. C. II-S. D. O. I; D. O. S. I-D. V. O. I. Derde klasse F. Blauw Zwart IIGr. Floris V; P. F. C. II-Edoh II; Gr. Willem III—Wilhel mus II. Terwijl geheel de Eeuwige Stad zich ge reed maakt om het Kerstfeest te vieren, het feest van vrede voor alle menschen, die van goeden wille zijn, wordt de wereld ineens opgeschrikt door de alarmeerende berichten: 't is oorlog tusschen Paraguay en Bolivia! 't Is begrijpelijk, dat de H. Vader die zich als heerlijke levenstaak heeft gesteld den Vrede van Christus, die ieder aardsch geluk te boven gaat, te verbreiden in Christus Rijk, met weemoed en droefheid vervuld was toen hij hoorde hoe mensohen die elkanders broeders zijn, naar de wa penen grepen om elkander te dooden en te verminken. Dan schreit het Vaderhart om het groote leed van Zijn kinderen. Het ligt dan ook geheel in de lijn van het Yredesprogram van den Paus, dat de H. Vader zal trachten, om verder bloedvergie ten te voorkomen. Niet dat Z. H. de Paus zich zou mengen in de politiek, noch dat de H. Vader tusschenbeiden zou willen komen, maar als Vader der geheele Chris tenheid wilde Hij zijn onmiskenbaar groo- ten moreelen steun verleenen aan de ver schillende bemiddelingspogingen die wer den gedaan. In verband met het gerezen conflict tusschen de Zuid-Amerikaansche Republieken Paraguay en Bolivia heeft de H. Vader, naar men mij verzekerde, den nieuw-benoemden Apostolischen Nuntius van Bolivia in langdurige audiëntie ont vangen en aan beide regeeringen een te legram gezonden, waarin Z. H. aandringt op een vredelievende oplossing van de gerezen moeilijkheden tusschen beide lan den. De H. Vader heeft geen grooter ver langen, dan dat de haat uit de wereld worde gebannen en dat de liefde moge heerschen in aller harten. In deze dagen is er meer dan ooit een vurig gebed uit Jt' Pausen particul'ere kapol opgestegen tot voor den troon van den Vorst des Vredes: Da pacem Domine: Geef vrede Heer, geef vrede aan uw volk! Moge het Kerstfeest voor allen een echt feest van vrede zijn. moge het zwaard en de oor logslans weer omgesmeed worden in ploeg schaar en sikkel, in werktuigen des Vredes!" In de batrte dagen hebben we weer herhaaldelijk kunnen en mogen ondervin den, hoe we hier in Rome in een brand punt leven van allerlei diplomatieke be- drijvighe;d en hoe uit haast alle landen der wereld de wegen naar Rome leiden. De Italiaansche regeering, die in 1870 door de wederrechtelijke verovering der Pause lijke 6taten de Romeinsche kwestie in het leven riep, is zich ook 'hiervan ten volle bewust en zij wil dan ook niets liever dan een definitieve oplossing met het Vati- caan tot stand brengen. Er wordt hier thans reedt beweerd, dat Italië de exter ritorialiteit van den H. Stoel zou willen erkennen; dit grondgebied zou dan een op pervlakte van eenige vierkante kilometers beslaan, en de regeenng zou een ruime schadeloosstelling aan den H. Stoel beta len. Doch zoover zijn de onderhandeelingen tusschen het Vaticaan en het Quirinaal thans nog niet gevorderd, alhoewel door sommigen verwacht wordt, dat in het ko mende jaar een begin gemaakt zal worden met de definitieve oplossng van de Ro meinsche kwestie. Ook wij voor ons weten dat er nog heel veel moeilijkheden over wonnen moeten worden; in ieder geval zijn er verschijnselen, die erop wijzen, dat Italië voelt, dat het onrecht hersteld moet wor den. In tegenstelling met de algemeene ver wachtingen heeft Z. H. de Paus in het ge FEUILLETON. Vrij bewerkt naar het Duitsch door P. G. H oc k s. 37) Toen ze den vorigen avond haar redder teruggezien had, was in haar hart de liefde voor dien flinken, jongen man plotseling ontwaakt. Ze was er van ge schrokken. Haar verstand zei haar echter, dat ze aan dat gevoel niet mocht toege ven. Nooit toch zou ze de zijne kunnen worden en hoe smartelijk ze het ook vond ze mocht niet toegeven, ze moest over winnen en de gedachte aan hem geheel uit het hoofd zetten en de liefde uit haar hart verbannen. Nu zou ze de eerste proef moeten doorstaan en ze doorstond ze. Ze ging naar Albert toe en zei hem, dat het haar zoo verheugde, dat de dokter hem veroorloofde van de heerlijke lucht te ge nieten en dat hij maar dikwijls naar bui ten moest gaan. Dan richtte ze het woord tot Heinrich en zei: „Ik ben blij, mijn heer Schmidt, dat Albert niet alleen een goed verpleger in u gevonden heeft, maar ook iemand, wien hij zijn vertrouwen kan schenken. Ik koester de stellige hoop, dat hij onder uw behandeling zal genezen". „Dat hoop ook ik van ganscher harte", antwoordde Heinrich, haar aanziende en alle moeite aanwendend om zijn zelfbe- hee.sching niet te verliezen. heime Consistorie geen overzicht gegeven van de verschillende wereldgebeurtenissen die de belangen der Katholieke kerk raken. De toespraak (allocutie), die de H. Vader gehouden heeft, was bijna geheel gewijd aan het groot succes van het Eucharistisch Congres van Sydney. Het Eucharistisch Congres was een fe't van groote beteekenis voor Australië zoowel als voor de geheele wereld. De H. Vader bracht na God eere en dank aan de Bisschoppen en Priesters, die het H. Geloof in de verre landstreken van Australië verspreidden, in 't bijzonder ook aan Mgr. Kelly, aan het Episcopaat van Australië, aan de burgerlijke autoritei ten en ten slotte aan alle mannen en vrou wen, die onder de voortreffelijke leiding van Mgr. Heylen, Bisschop van Namen, alles in het werk hebben gesteld, om dit congres zoo schitterend mogelijk te doen slagen. Uit de berichten, die Z. H. heeft onb vangen van hen, die aan het Congres heb ben deelgenomen, bleek duidelijk dat het Congres van Sydney in geen enkel opzicht minder geslaagd zou zijn dan de Congres sen, doe er aan voorafgingen, ondanks het feit, dat dit Congres gehouden werd in een van de meest afgelegen deelen van de we reld. Het Congres van Sydney is een triumf geweest voor Christus-Koning, voor de be vestiging en uitbreiding van Zijn Konink rijk en voor de bekeering van Australië. Het Congres had alle verwachtingen verre overtroffen. Aan allen, die aan dit succes hebben meegewerkt schonk de H. Vader zijn Apostolischen Zegen. Enkele dagen geleden heeft Z. H. de Paus de oversten, professoren en leerlingen van het Fransche Seminarie te Rome in particuliere audiëntie ortvangen. Deze audiëntie was van groote beteekenis. want sedert de veroordeeling van de Action Fran^aise, die op het Seminarie zeer sterk doorgedrongen was. had de H. Vader zich genoodzaakt gezien, cm het bestuur en den geest op het Seminarie geheel te verande ren. Nadat Z. H. alle aanwezigen tot den handkus had toegelaten las de Rector van het Seminarie dr. Berthet, een adres voor van hulde en trouw aan Z. H. den Paus en de Pauselijke voorschriften. In naam van allen bood de Rector de gelukwenschen van het Seminarie aan; de leerlingen hoopten dat hun hulde en trouw den H. Vader zou kunnen troosten, daar er zooveel anderen zijn, die volharden in hun ongehoorzaam heid aan den H., Stoel en de Kerkelijke Overheid. :H De H. Vader antwoordde mot een toe spraak, waarin hij zijn vreugde erover uit sprak, rond z'ch te zien, zijn geliefde kinde ren die komen uit het beminde Frankrijk, om het Fransche Seminarie te bezoeken, dat hij beschouwt als een der meest schoone en dierbare dingen, die hem hier in Rome van alle kanten omringen. De H. Vader dankte hen voor hun gehoorzaamheid en voor den goeden geest, waarmede thans alTe leerlingen van het Fransche Sem'narie be zield zijn. Z. H. zag in hen allen even zoo vele harten en geesten die zoeken op te sta pelen die schatten, wel'ke zij in een minder of meer nabije toekomst om zich heen zul len verspreiden in de harten van anderen, een menigte zielen, die tot ieder der aan wezigen zullen komen om te deelen in de schatten, waarmede Rome hen verrijkt heeft. Nadat de H. Vader hun plechtig den'ze gen had geschonken, zongen de Seminaris ten het „Oremus pro Pontifice". (Laten we bidden voor den Paus). „Het heeft ons allen gespeten, dat wij u niet eerder voor uw moedige daad heb ben kunnen bedanken. Ik hoorde van Al- bert, dat u dadelijk na den brand ziek werd. Was dat ten gevolge van uw brand wond?" „O, neen, gravin .Die wond was spoedig genoeg genezen, maar ik kreeg typheuse koortsen". „U werd dus nog al ernstig ziek?" „Niet bepaald ernstig, maar ik moest langen tijd het bed houden en mocht niets doen; niet eens lezen en zoo bleef ik on kundig van uw oproep in de bladen." „En nu voert het lot u hierheen. Wat 'n wonderlijke samenloop van omstandig heden." Ze sloeg even do oogen neer, maar da delijk vervolgde ze: „Toen ik op den avond van den brand weer tot bewustzijn kwam, scheen 't me toe, alsof ik gedroomd had. Later vond ik uw handschoen, half verbrand, en daaruit moest ik afleiden, dat u uw hand moest gebrand hebben." „Ook mij, was 't, gravin, alsof ik had gedroomd en ook nu nog twijfel ik er wel eens aan, of dat alles wel werkelijk is gebeurd." „Zoo gaat het mij ook". „Ik was er van overtuigd, dat ik u nooit meer terug zou zien." „En ik heb altijd gehoopt, den redder van mijn leven nog eens mijn dank te kun nen betuigen." „Die dank is mij gisterenavond zoo van alle kanten ten deel gevallen, dat ik er in derdaad verlegen onder werd". „En u hebt alles", viel Albert hem in de rede op zulk een hoffelijke wijze van de hand gewezen, dat onze schuld nog zwaar op ons drukt. In elk geval zullen we alles in 't werk stellen om tot delging van die schuld, u het verblijf zoo aangenaam mo gelijk te maken." „Ik hoop, dat het u hier zal blijven be vallen", begon nu Rosamunde weer, „en dat u de genoegens van de residentie niet al te zeer zult missen." „Wat zijn de genoegens van de residen tie in vergelijking met een verblijf in deze heerlijke natuur te midden van bergen en bosschen! Niets. Ik voel me hier zóó wel, als ik me nog nooit gevoeld heb." Rosamunde keek hem, bij het hooren van die woorden, flink in de oogen en ook hij zeg haar aan. Zij weerstond dien blik. Haar hart begon niet sneller to kloppen en geen blosje verscheen op haar wangen. Ze zei nog eenige woorden tot Albert en dan verliet ze hen, beiden een hartelijk „tot weerziens" toeroepend. „Dat was de eerste proef. Ik heb ze ge lukkig goed doorstaan", fluisterden haar lippen. „O, Heer, ik dank U en bid U mij ook in 't vervolg bij te staan." Heinrich en Albert zetten hun weg voort. Aanvankelijk spraken ze weinig, want ieder was bezig met zijn eigen ge dachten. Spoedig werd hun gesprek weer levendiger en nadat ze op verscheidene plekjes geweest waren,'die zo des morgens niet hadden kunnen bezoeken, keerden zo tegen vier uur naar het slot terug. Even later werd Heinrich's diner opge diend. De deuren werden gesloten en Al- bert bekwam opnieuw zijn deel van den maaltijd: een kleino portie vleesch en wat wijn. Hij beweerde dat het hem nog beter smaakte dan des middags en dat het niet lang zou duren, of Heinrich zou een hon- gerigen kostganger aan hem hebben. Na het diner reed Heinrich met Wilhelm naar het station, waar zijn koffer reeds aangekomen was en waar hij tevens een brief vond van tante Ivoch. Den vorigen dag had hij haar het vol gende geschreven: Lieve Tante, U zult wel verwonderd zijn zoo spoe dig reeds na mijn vertrek een brief van me te ontvangen. Dat komt, omdat ik u vriendelijk wil verzoeken mij de volgen de dingen te zenden en die in mijn groo- ten reiskoffer te pakken: lo. Het groote geneeskundig ewerk uit het eerste vak van mijn boekenkast; 2o. de electriseer- machine; 3o. mijn beste pak kleeren en het fijne linnengoed; 4o. tweo kistjes van mijn beste sigaren. Ze staan op den droogzolder, zooals u weet en 5o. zes flesschen van den wijn, die ik onlangs gekocht heb. Als 't u mogelijk is, tante, wees dan zoo goed om alles dadelijk na ontvangst van dezen brief te verzenden, dan heb ik 't morgenavond reeds in mijn bezit. Adresseer alles aan Heinrich Schmidt, vooral niet Dr. voor mijn naam, station Rotenbach. Poste-restante. Ik haal alles zelf af Het gaat mij zeer goed. Hoe maakt U het en oom? Vele hartelijke groeten van uw pleegzoon HEINRICH. Tante Koch schreef: Be6te Heinrich, Ik was blij iets van u te vernemen, want Koch en ik vonden 't jammer, dat je ons zoo gauw verlaten moest. Uw brief kreeg ik van morgen al met de eerste post. De wagen met groenten stond al klaar, maar nu moest oom naar de markt. Dat was een heele on derneming voor hem. Hij kan nooit ont houden, hoeveel de groente kost en praten met de klanten kan hij ook niet. Maar toen hij Uw brief gelezen had, vond hij goed, dat ik thuis bleef. Ik heb dadelijk aan uw verzoek voldaan. Ik wil geen nieuwsgierige vragen tot u richten om te weten, wat je doet en waarom je dit alles meet hebben. Alleen zou ik graag zoo nu cn dan een lettertje van U ontvangen om te weten, hoe het met U gaat, omdat we evenveel van U hou den, alsof je onze eigen zoon was. Veel groeten van oom en van mij uw tante CAROLINA KOCH. „Wat 'n hartelijke brief', zei Heinrich, nadat hij hem gelezen had. „En ja, ze heeft gelijk, ze heeft me altijd als een eigen kind behandeld. Daarvoor zal ik haar im mer dankbaar blijven." Hij stak den brief aan zijn vriend in de bus, liet den koffer in het rijtuig zetten en Nreed dan naar 't slot terug. Voor 't bordes zag hij de groote sta tiekoets staan met den eersten koetsier Winkelmann op den bok. Op zijn vraag aan Wilhelm, wat dit te beduiden had, vertelde deze, dat de familie dien avond op bezoek ging bij graaf Silberbach en niet voor middernacht zou terugkeeren. (Wordt vervolgd)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1928 | | pagina 7