1 HE! KOUDER WORDT
fnm
4
LUCHTVAART.
KERKNIEUWS.
eera WOLLEN
PULL-OVER
VEST
Kaarl.sir., hoek Doiikersiseg 24-3
Rechtzaken.
Voor Huis en Hof.
VOOR ONZE KINDEREN.
DE VLUCHTEN NAAR INDë.
Te Boedapest aangekomen.
Het postvliegtuig voor Indië H-NAFB,
dat gistermorgen van Amsterdam is ver
trokken en te Neurenberg landde, is van
daar om 10 uur 53 vertrokken en om 14 u.
56 Hollandsche tijd te Boedapest aangeko
men. Alles is wel aan boord.
Spoedig einde van een Oceaan-vlucht.
Uit Old Ochald (Maine) wordt gemeld:
Het vliegtuig „Boma" is Woensdagmiddag
gestart met bestemming naar Boine, doch
na een vlucht van elf minuten terugge
keerd.
Nadere berichten uit Old Orchard mel
den, dat kort na den start het vliegtuig
van Sabelli in brand vloog en daardoor tot
dalen gedwongen werd.
De „Zeppelin" te Friedrichshafen geland.
Uit Friedrichshafen wordt d.d. gisteren
gemeld: Hedenavond togen 6 uur ie het
Duitsche luchtschip Graf Zeppelin" van de
officieels proefvaart, die bijna 10 uren ge
duurd heeft, te Friedrichshafen terugge
keerd. De landing had een vlot verloop.
De terugreis naar Friedrichshafen van de
„Graaf Zeppelin" ging langs de volgende
route: Main-Frankfort, Darmstadt, Heidel-
berg, Stuttgart. Friedrichshafen. De ge
middelde snelheid bedroeg 120 K.M. per uur
Dr. Eckener was zeer tevreden over de
prestaties van de motoren. De publieke
belangstelling was gedurende de geheele
reis zeer groot.
Dr. Eckener heeft medegedeeld, dat voor
tt.s. Dinsdag geen proefvlchten met de
„Graaf Zeppelin" gehouden zullen worden,
daar gebleken is, dat de zender van het
radio-apapraat zeer geleden heeft op de
eerste twee proefvlchten. De volgende
vlucht zal daarom ook niet zoo lang duren
om eerst het radio-apparaat te onderzoeken
Yliegenierster gedood.
Reuter seint uit Londen: Een jonge Brit-
sche vliegenierster is te Brookland gedood,
toen haar toestel op den grond te pletter
sloeg.
De vliegenierster maakte pas haar twee
de vlucht.
Het autogiro-vliegtuig.
Reeds- geruimen tijd is de Spanjaard de
la Cierva bezig met proefnemingen te doen
met een z.g. auto giro-vliegtuig. Dezer da
gen heeft, hij zijn eerste groote succes er
mee behaald door over het Kanaal te
vliegen.
Dit vliegtuig is voorzien van een verti
cale molen van vier wieken, die door de
beweging van toestel in snelle beweging
blijft en hieraan een stabiliteit'geeft, die
met name het gevreesde verlies van snel
heid vrijwel uitsluit. Het toestel kan een
snelheid bereiken van 160 tot 170 K.M. in
het uur. De opvlucht geschiedt ongeveer
op de wijze van het gewone vliegtuig.
Daarentegen kan het rechtstandig dalen
waardoor het anders onontbeerlijke uitrol
len wordt vermeden. Het groote voordeel
hiervan behoeft niet in het licht te wor
den gesteld.
De la Cierva is Woensdag met zijn
autogiro-vliegtuig naar le Bourget gevlo
gen en heeft daar onder groote belang
stelling eenige tochtjes boven het terrein
gemaakt. Minister Painlevé kwam hem
gelukwenschen en had later een onderhoud
onder vier oogen met den uitvinder.
De oude Blériot, de baanbreker van
het oude vliegwezen door zijn vlucht over
het Kanaal, gelijk de la Cierva het is
voor de autogiro's, ging later nog even
met de la Cierva de lucht in en toonde
buitengewone belangstelling voor de tech
nische vraagstukken die bij de „windmo
len-vliegers" te pas komen.
De autoriteiten en deskundigen waren
opgetogen over de resultaten. Zij voor
spellen aan dit type vliegtuig een groote
toekomst.
Een hulde van mgr. Sweers aan
mgr. Cal lier, z.g.
In de „Annalen van de Afrikaansche
Missiën" brengt mgr. Sweers een eerbie
dige hulde aan de nagedachtenis van mgr.
Callier en vertelt daarbij:
„Een vooraanstaand weldoener was de
diep betreurde onlangs gestorven Mgr.
Aug. Jos. Callier.
U moet weten, dat Z.D.H. op 20 Januari
1910 mij consacreerde als assistent van
MgT. Wilh. van de Ven z.g.
Sindsdien vereerde Haarlem's Kerk
voogd mij met zijn vriendschap en daarin
was, zooals in alles, Monseigneur eenvou
dig en groot. Op zekeren dag belde ik aan
op het Spaarne. Of Mgr. persoonlijk
opende, herinner ik mij niet meer dit
echter staat mij levendig voor den geest,
dat er in de vestibule van onder den
paarsen toog een enveloppe te voorschijn
kwam, die Hij mij overreikte: een aalmoes
voor uw missie. Nauwelijks liet Z. D. H. mij
den tijd om een woord van diepgevoelden
dank te stamelen. Ik werd meegetroond in
de gastenzaal het was tien uur omtrent.
Mgr. noodigde mij uit om 1 uur present
te zijn voor het middagmaal. Ik trok mij
terug in den tuin en in de rijke bisschop
pelijke kapelMgr. hernam het zware dag
werk. Toen ik de enveloppe opende, vond
ik er een bankbiljet in van duizend gul
den. Verleden jaar stichtte dezelfde milde
gever een studiebeurs voor het seminarie
ter opleiding van inlandsche geestelijken."
Benoemingen.
Z. D. H. Mgr. L. Schrijnen, Bisschop v.
Roermond heeft op hun verzoek eervol
ontslag verleend aan de weleerwaarde hee-
ren: P. Th. Peusens, als pastoor te Lim-
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN.
voor U ze3f of
Uwe kinderen
DE NIEUWSTE, 8624
DE MOOISTE,
DE GOEDKOOPSTE
mei; L. T. Peters, als pastoor te St. Gcer-
truid en C. H. Piels, als pastoor te Itte-
ren.
heeft benoemd tot Pastoor te Limmel:
den weleerw. heer M. A. M. Knops, prefect
te Rolduc; St. Geertruid :den weleerw.
heer L. H. E. Bongaerts, rector te Steyl;
Ittere: den weleerw. heer Aug. J .H. Grey-
mans, kapelaan te Hom;
tot Aalmoezenier van Sociale Werken te
Sittard den weleerw. heer J. M. H. Eijs-
sen;
tot Rector te Steyl: den weleerw. heer
P. P. Windhausen; te Horn: (Sanatorium)
deh weleerw. heer J. P. Tuinstra.
tot kapelaan: te Echt den weleerw. heer
P. J. H. Ament; te Herkenbosch: den wel
eerw. heer V. E. J. Asselbergs; te Kessel:
den weleerw. heer P. F. van Buggonum; te
Mechelen: den weleerw. heer J. J. Ch.
Huynen; te Vijlen: den weleerw. heer J.
H. Pelzer; te Hoensbroek: den weleerw.
heer F. J. A. Schleiden; te Horn: den wel
eerw. heer J. G. Stevens; te Lottum: den
weleerw. heer M. J. F. Arts; te Bothem:
den weleerw. heer J. G. Boosten; te Meers-
sen: den weleerw. heer Th. G. H. Geelen;
te Bocholtz; den weleerw. heer J. W. J.
Lanckohr; te Mook: den weleerw. heer J.
F. Peeters; te Maastricht (St. Joseph) den
weleerw. heer Th. M. C. II. Pol; te Bee-
sel den weleerw. heer J. G. H .M. Schreurs
te Belfeld: den, weleerw. heer J. M. A.
Spree; te Montfort: den weleerw. heer E.
P. J. This6en; te Stramproy: don weleerw.
heer A. L .M. H. Tijssen; te Meyel: den
weleerw. heer P. W. J. van der Sterren;
te Weiten: den weleerw. heer L. M. A.
Versterren; de laatste twaalf priesters van
het Seminarie.
Is barakspel een hazardspel?
De caféhouder L. J. P. Br. die te Rozen-
daal in zijn café aan een biljartvereeni-
ging gelegenheid gaf een concours te hou
den op hev z.g. geluksbord werd Donderdag
door de arr. rechtbank in Breda veroor
deeld tot 50 cent boete subs, een dag hech-
tnis. De ambtenaar van het O. M. had in
de zitting van 13 Sept. een boete van 10
gulden subs. 10 dagen hechtenis gerequi-
reerd.
Is advocaat sterke drank?
Voor het kantongerecht te Nijmegen
werd Woensdag een principieele uitspraak
uitgelokt over de vraag, of advocaat als
sterke drank moest worden beschouwd. K.
N. te Nijmegen had zich laten verbalisec-
ren, wijl hij in zijn verlofzaak advocaat in
voorraad had
Het O.M. beschouwdo dezen drank als
sterken drank, wijl hij valt onder de door
den Hoogen Raad als sterke drank aange
geven dranken, daar deze was toebereid
met meer dan 15 pefc. alcohol.
De ersch luidde 5.boete.
De verdediger vroeg vrijspraak.
De kantonrechter zal schriftelijk vonnis
wijzen nog vóór 1 Oceober, den datum der
Nijmeegsche kermis, welke onder tapver-
bod staat en waarvoor de verlofhouders
deze uitspraak hadden uitgelokt.
KOOLWITJES.
Een paar insecten die onze koolgewassei.
aantasten.
Veelvuldig zien wij in onze tuinen en
tuintjes een aantal witte vlinders die
gaarne een bezoek brengen aan onze kool-
planten. Op de bladeren van de koolplan-
ten deponeeren zij een groot aantal eitjes
waaruit al heel spoedig een leger van
groene rupsen te voorschijn komt wat zich
te goed gaat doen aan het jonge groen.
Onder de koolwitjes kunnen wij een groote
en een kleine verscheidenheid, de eerste
is meestal schadelijker dan de laatste.
Het „groote koolwitje" (Pieris Poras-
sioae) bezit een stel groot witte voorvleu
gels, met een vlucht van pl.m. 65 m.M., die
aan den buitenhoek een zwarte afteeke-
ning vertoonen. De achtervleugels zijn ge
heel wit.
De wijfjes kunnen wij direct herkennen
aan een tweetal mooie zwarte vlekken op
eiken voorvleugel. Deze vlinder vliegt in
Mei legt en haar kleine gele eitejs in hoofd
zaak aan de onderzijde der koolbladeren.
Na ongeveer veertien dagen komen de
rupsen voor den dag. Deze koolrupsen
zijn wel bekend, zij zijn groen van kleur,
met zwarte stippen bedekt en geteekend
met drie overlangsche gele strepen.
lengte is plm. 3040 m.M.
Het aantal vlinders is in 't voorja
meestal gering, daar vele poppen door i
gels, sluipwespen en weersinvloeden
dood zijn.
Bij eenigszins gunstig weer verschi
echter in Augustus een veel talrijker twi
de generatie waarvan wij om dezen t
een zeer groot aantal rupsen aantreft
die groote schade aan onze koolplani
toebrengt. Haar vraatzucht is verbaze
groot. Dikwijls laten zij allen de neri
der bladeren over. De rupsen vinden 1
doorgaans aan de onderzijde der bladei
en aan de randen, in groote getale bijei
Zijn zij volwassen, dan verlaten zij
planten en kruipen tegen palen en sch
tingen, om zich op een gunstig plaat
te verpoppen. De poppen zijn hoekig
niet door een gewoon cocon omgev
doch met eenige draden aan het hout va
gehecht.
Behalve de rups van het „groote kc
witje" komt ook nog de rups van 1
„kleine koolwitje" (Pieris Repac) op
kool voor. Dit vlindertje is veel klein
Het heeft een vlucht van hoogstens 50 m
doch het lijkt overigens veel op de eerE
De rupsen van deze soort matgroen v
kleur met gele strepen over den rug
langs de zijden. Zij zijn dik en kort I
haard. In tegenstelling met het grot
koolwitje, legt het „kleine" haar eit;
niet in hoopjes bijeen, maar afzonderli
Ook de rupsen zien wij daarom niet
zoo'n aantal bijeen.
In het open veld komen koolwitjes w
nig voor ,de wind veroorzaakt hen bij 1
vliegen te veel last. Op beschutte plai
sen, bij huizen of schuttingen, is het ai
tal rupsen soms zeer groot en kan
schade dan ook aanzienlijk zjjn. In
sluipwespen vinden de rupsen der ko
witjes haar natuurlijke bittere vijandt
Op de vlindereieren worden nan. do
deze wespen ook eitjes (die veel klein
zijn) gelegd en de larven daarvan leven i
parasieten in het lichaam der rupsen.
Meermalen kan men dood of sterven
rupsen aantreffen door een groot aanl
gele coconnetjes omgeven, waarin zich i
verpopte sluipwespenlarven bevinden.
Door velen, die hiervan niet op de hoe
te zijn, worden deze coconnetjes voor re
seneieren aangezien en vernietigd, wat r
tuurlijk niet goed is. Deze z.g. rupse
eieren moeten wij sparen omdat zij o
krachtig helpen in het bestrijden van ei
onzer schadelijke parasieten
Daar, waar de koolrupsen, in meer i
minder groot aantal voorkomen moefe
wij ze van de bladeren opvangen. Het a
zoeken der koolplanten om de eieren I
dooden, is een goed voorbehoedmiddt
Het begieten der kool met zoutwater
nietigd ook de rupsen, die daar niet tegj
kunnen. Ook het bestrooien der plantJ
met kalk is een goed bestrijdingsmiddj
Vele koolkweekers planten ook hem.
tusschen de kool om de vlinders af te
ren. De kooleitjes kunnen, naar men i
moed de lucht van de hennep niet verc
gen en blijven dra vra de koolplanteq
CORRESPONDENTIE.
Eerst een woord over het verloop van
den wedstrjd. Als u dat schrijven onder de
bogen komt, is de einddatum van mededin
ging achter den rug en weet ik precies te
zeggen, hoeveel mijner Neefjes en Nichtjes
aan dezen wedstrijd deelnamen. Nu op
het oogenblik zijn er 130 liefhebbers en
liefhebsters komen opdagen. Het zijn er
heel wat! Maar lang niet genoeg. Ik ver
wacht er dan ook nog heel wat. Dat kan
trouwens nog wel. Het is Woensdagmid
dag en den 15den pas- wordt de lijst ge
sloten. Wij zullen dus maar afwachten, ge
duldig afwachten, welk getal ik voor dezen
keer te noteeren zal brijgen.
Over 't algemeen ben ik over 't gelever
de tevreden en vooral over sommige bij
dragen, die ik successievelijk plaatsen laat
Voor twee wil ik een uitzondering maken
en niet wachten tot na den uttslag, zoo
als ik gewoon ben te doen. Het zijn bij
dragen van Tante Oor en van Inie B aap
horst; bijdragen, die ik zoo mooi vind, dat
ik ze direct een plaatsje geven zal. Tante
Cor beschrijft op haar geestige manier,
den groei en den bloei, kortom het leven
van een „Lathy rus'-plantje" en Inie Baap-
horst geeft ons een verbazend leuk sprook
je van „Het Zwarte Engeltje", dat het le
zen dubbel waard is. Wel zegt zij heel be
scheiden. dat moeders pen geholpen heeft.
Maar wat zou dat? Daarom is het sprookje
er te mooier om en wordt 't door mij des
te meer gewaardeerd. Trouwens ik zal er
met meer over zeggen dan alleen, dat ik
èn van Tante Cor èn van Inie nog veel der
gelijke mooie dingetjes verwachten zal.
Zóó blijft „Ons Hoekje" interessant
en mooi. Leest beide stukjes eens.' met
bijzondere aandacht en ik wed. dat u allen
van deze bijdragen zullen génieten, zooals
gij dat tevens zult doen van de overige bij
dragen, die deze week aly bijzonder in den
smaak zullen vallen en bijzonder goed ge
lukt zijn ook.
Ten slotte wil ik hier nog aan toevoegen,
dat ik de volgende week kom met pre-
ciese getallen en de week daarop met den
uitslag.
Men vraagt mij, wanneer mijn nieuw,
lang verhaal komt. Ik ben bijna klaar.
Maar het zal beginnen, zoodra we weer
met ons eigen Hoekje in ons eigen blad
uitkomen. Nog een maandje geduld!!
Je liefhebbende
Oom WIM.
MIJN AQUARIUM.
door Johan de Graaf.
Bevolking.
m.
We zullen alleen enkele vüsschen be
spreken, welke geschikt zijn om in een
aquarium te worden gehouden. D. w. z.
viesehen, die we in onze omgeving gemak
kelijk kunnen vangen.
We zullen dan aanvangen, met de po
pulaire stekelbaarsjes, echite Hollandsche
vïschjes, waarmee een ieder vast eens be
ginnen moet.
Het diertje heeft een driftig, vurig ka
rakter, dat zich soms op minder prettige
wijze aan je andere visschen doet blijken.
Ik vind het bette dat wanneer je zon
der ongelukken van zijn bewonderenswaar
dige voortplanting wilt genieten je hem
moet houden in een bakje geheel te zijner
beschikking: Zorg dan toch nog voor
zware beplanting tot schuilplaats voor je
wijfjes, want zelfs deze ontziet hij niet.
Is het mannetje in de voortplantiingstijd
en gaat hij aanstalten maken tot het bou
wen van een nest, dan is dit al spoedig
aan zijn druk gedoe van rukken aan plan
ten en wortel vezeltjes en zijn werkelijk
schitterende kleurenpracht te bemerken.
Borst en buik zijn vuurrood gekleurd,
naar de staart loopt het langzaam in het
hemelsblauw van den rug over, zoodat je
een soort goudkleur krijgt, met een lichte
blauwe waas overtrokken. De schitterend
blauwe oogrand fonkelt als edelgesteente.
Het is een werkelijk onvergetelijk ge
zicht, en zoo in zijn kleurenpracht be
hoeft hij voor geen tropische visch onder
te doen.
In het aquarium behoort nu hoornblad,
een dotje waterdraden of flap, wat algen
(komen later ter sprake) voorhanden to
zijn.
De komende dagen kun je nu van zijn
interessant nestbouwen gaan genieten.
En juist bij dit kleine, nietige vischje,
openbaart zich weer de machtige grootheid
der natuur en haar Schepper.
Met gracieuse vinbewegingen schiet het
mannetje door het water, speurende naar
bouwmateriaal.
Heeft hij iets gevonden dan gaat het
naar zijn vestplaats, waar hij vooraf een
flinke kuil heeft gemaakt.
Bas wordt nu een vloertje gevormd en
zoo nu en da<n zie je hem er met zijwaarts
gekromd buikje overheen strijken waaruit
dan een soort slijm te voorschijn komt,
dat stengeltjes en blaadjes stevig aan
elkaar hecht.
Nu wordt er een rond koepeltje over
heen gemaakt welke ook weer stevig in
elkaar zit.
Over het geheel worden nu bedjes zand
geworpen, zóodat alleen de .openingen vrij
blijven.
Nu is het nestje klaar. Ik heb dit nu
zoo in korte schetsen weergegeven en nu
moeten jullie zelf alles maar eens in de
bijzonderheden beleven.
Geschiedt dit alles in een groot gezel-
schapsaquqarium met veel vis».hen dan
zal je wel alras gezien hebben, dat degene
die te dicht in zijn nabijheid komt, het
zwaar te verantwoorden heeft. De gevol
gen kunnen wel eens doodelijk zijn.
Hij sLeurt b.v. een Bteenbroes met het
grootste gemak bij zijn staart door het
aquarium zonder dat de stumper zich te
gen hem verweert. Bij mij heeft hij van
het voorjaar twee steenkroezen geheel
hun vinnen afgebeten in tijd van een nacht
Een week laterwaren ze geheel met schim
mel gedekt, zoodat de stumpers niet eens
meer vooruit konden komen, waarop ik ze
toen maar gedood heb. Dan ben je wel
eens uit je humeur, doch ten slot van
zake kun je er voor zijn door hem eenvou
dig een aparte bak te geven.
Is zijn nestje Maar dan gaat hij op zoek
naar - wijfjes.
Pronkend in de mooiste kleuren maakt
hij de wijfjes het hof en tracht hij ze naar
het nestje te sturen wat hem dan ook ein
delijk gelukt.
Heeft hij het wijfje zoover gekregen dat
zij het nestje ingaat, dan laat ze er eenige
heldere eitjes invallen. Zoodra is dit ge
beurd of het mannetje schiet toe en drijft
het wijfje het nestje uit.
Zelf gaat hij er nu binnen en schiet
over de eitjes het z.g. homvocht uit, dat
dient om de eitjes te bevruchten, d.w.z. dat
er zich larfj es uit kunnen ontwikkelen.
Dat zelfde herhaalt zich nog eenige
malen en dan sluit het mannetje alles be
halve de voorste opening met zand af.
(Wordt vervolgd).
Van een zwart engeltje.
O, wat had Petrus het dien dag druk ge
had, de gouden Mopper aan de poort des
hemels had niet stil gestaan; maar tegen
den avond begon het wat rustiger te wor
den en Petrus zocht juist een fijn hoekje
om wat uit te rusten, toen een schaar van
kleine engeltjes naar hem toe vloog. Zin
om met hen te spelen had Pet-rus dien dag
niet en toch wilde hij hen niet boos- weg
sturen. Maar Petrus wist raad, aan het
grootste engeltje gaf hij den sleutel van het
wolkenhuis en nu mochten ze gaan zeilen
naar hartelust. Dat was een feest. Petrus
riep hen nog na, dat ze op tijd terug moes
ten zijn voor het avondgebedje en weg was
het vroolijke troepje. Vooral één van hen,
Hansje, dat wat' een haantje-de-voorste.
Iedereen in den hemel kende hem; als er
een engeltje vlug als de wind door de he
melzalen vloog, als er eentje met een ge
scheurd Meed je liep, of rijst gemorst had
van zijn gouden bordje, dan wist bijna ze
ker dat het Hansje was.
Ook nu had hij weer het eerst een wolk
je te pakken en vloog het verste van alle
maal. Wat genoot hij: steeds verder en
verder dreef hij, nu eens hoog en dan weer
laag. Soms gluurde hij even over het rand
je en keek naar de aarde, maar dan hield
hij zich met twee handjes stevig vast aan
de randen van de wolk. Opeens schrok hij;
wat zag hij daar, daar liepen op de aarde
allemaal zwarte kinderen eerst was hij een
beetje bang, maar spoedig vond hij het
grappig. Hansje had nog nooit een neger
tje gezien en nu vond hij het zóó leuk, dat
hij zelf wel een negertje had willen zijn,
verbeeld je eens, dat Lij ook zoo'n zwart
gezicht had en zulke zwarte handjes' en
voetjes. Daar kreeg hij opeens een plan
netje; zoo snel hij kon keerde hij naar het
wolkenhuis terug, bracht zijn wolk op zijn
plaats en liep naar de schuur er achter.
Daar stond een groote pot met zwarte verf
waar Petrus de regenwolken altijd mee
verfde. Hansje nam de kwast en begon
zioh heelemaal zwart te verven, nu
was hij een negertje geworden dacht hij.
Intusschea waren de andere engeltjes- al
teruggekomen en hij zag door een kiertje
van de deur hoe ze allemaal al netjes in de
rij stonden om hun avondgebedje te gaan
zingen voor den troon van Onzen Lieven
Heer. Kijk daar kwam Maria al aan om ze
te halen; vlug ruimde Hansje de boel op;
hij bekeek zich in den spiegel, o, o, wat
schrok hij daar, wat zou Maria boos kijken,
dat hij zich zóó vuil gemaakt had en hij
durfde zich zóó niet aan O. L. H. te ver
toonen. Wat moest hij doen? Hij liep naar
de regenton en begon zich te wasschen,
maar ja wel hoor, het hielp niets. Daar
ging de bel al, nu moest hij gaan, want bij
het avondgebed mocht er nooit een engel
tje ontbreken. Hij spreidde zijn vleugeltjes
too wijd mogelijk, opdat niemand iets van
zijn zwarte gezichtje zien zou, maar zijn
armen en beentjes bedekken kon hij
niet. Stilletjes ging hij achter de rij aan
en zong met een verlegen stemmetje mee.
Maria had het al dia-lelijk gezien en moest
er om lachen; de andere engeltjes keken
verontwaardigd, wat die Hansje toch wel
durfde. Maar toen het oogenblik gekomen
was dat hij O. L. H. een handje moest ge
ven, zooals ze dat altijd deden voor ze gin
gen slapen, toen begon Hansje te huilen.
Hij moest O. L. H. vertellen waarom hij
dat gedaan bad, eerst kon hij het haast
niet van het snikken, maar toen O. L. H.
hem op zijn knie nam werd hij ineens veel
kalmer en met zijn zwart gezichtje naar
Lieve Heertje opgeheven, vertelde hij hoe
leuk hij 't had gevonden om een negertje
te zijn. O. L. H. droogde de traantjes van
Hansje en fluisterde hem in het oor, dat
hij voortaan engelbewaarder mocht zijn bij
het negertje en toen er den volgenden dag
een negertje op de aarde geboren werd,
stond Hansje naast het bedje.
Inie Raaphorst.
UIT MARIA'S LEVEN.
III.
Maria-boodschap.
Gabriël heeft haar geboodschapt
In 't ned'rig kamertje in haar woon
Gabriël heeft 't toegefluisterd:
Meldend de komst van Haren zoon.
Verlamd, verschrikt, doch vol devotie
Hoort zij daar zijn woorden aan
Gezegend zij de grond der woning,
Waarop eens Gods Zoon zal staan.
Zich voor de taak te ned'rig achtend
Doch gehoorzaam aan haar God,
Onderwierp - zich vol vreugde
Aan 't haar beschoren lot.
't Woord is gekomen op de aarde
Door de Engelen ons gezeid
Zoo kwam de Zoon beneden
En heeft de wereld zoo verblijd;
Maria, Vrouwe vol genade
Zoo ned'rig als gij, zijn ook wij.
In alles volgen we U steeds nader
God te eeren, zooals Gij 1
Rooie Ke<
Mijn Lathyrus.
Vroeg in het voorjaar, in April,
Als- de grond tot zaaien noodt,
En 't omgewerkte zachte zand.
E.-n donzig bedje bood,
Toer lei ik op een morgen vroeg
De zaadjes in de aarde,
En stil verzuchtte toen mijn hart
Och, dat ge nu reeds baarde.
Maar de aarde fluisterde toen zacht
Als 'n wijze raad m'in d'ooren:
Verbeid, geduld, ik doe mijn plicht
De tijd gaat niet verloren.....
Wat d'aarde met mijn zaadjes deed
Dat bleef voor mij verborgen;
Ik geloof ze praatten met de zon
Reeds heel vroeg in den morgen.
Toen hielpen ze zoo trouw elkaar
En 't zaadje werd een plantje
Zoo teeder groen, zoo frisch en fijn
't Leek een fluweelen bandje.
Ik zette toen twee stokken neer,
En spande dunne lintjes;
Daar Memden zich de spruitjes aan
Aly teere zwakke kindjes.
Zoo hielpen we zoo met ons drieï
De zon, de aarde en ik I
Wat groeide toen mijn Lathyrus, I
Tos aller vreugd en schik.
Eerstkwam deknop en dra de bloem j
Verspreidend stil zijn zoete geuren
En iederen dag za-g ik al meer
De bloempjes lief, mijn hegje Meuren.
F.n toen kwam 't feest van Jezus' har!
En schroom ging ik mijn hegje vragen
Of ik nu al hun pracht en tooi
De mooiste aan Jezu6 op mocht dragen!
Ze neigden heur kelkjes naar mij neer
Veel kleurige blaadjes- zag ik beven
Doch 'k nam alleen maar rood en wit;
't Symbool van reine liefdeleven.
Zoo groeide en bloeide 't bloemenkind.
Tot meerdere eer van Hem
En voor de ziel, die luistren wR
Heeft ook de bloem een stem.
Want toen ze daar te prijken stond.
Smolt samen geur en beê
En met de ziel die bidden wil,
Bid ook de bloemziel mee.
Doch nu September zijn intree deed,
Wel ardere bloemen bracht
Maar geur en Meur en levenslust
Van Lathyrus veracht.
Want och, wat doet het hart nu pijn,
Als ik nu naar 't hegje kijk:
Nu staat het dor en bloemloos stiL
E?n kind van 't doodenrijk.
Maar neen voor 't oog dat scherper spe®
Lacht 't nieuwe zaad oon t loof
Omsluitend nieuwe levenskracht
En voor de ziel „Geloof".
Tante Oef-
2 I