1 HE! KOUDER WORDT fnm 4 LUCHTVAART. KERKNIEUWS. eera WOLLEN PULL-OVER VEST Kaarl.sir., hoek Doiikersiseg 24-3 Rechtzaken. Voor Huis en Hof. VOOR ONZE KINDEREN. DE VLUCHTEN NAAR INDë. Te Boedapest aangekomen. Het postvliegtuig voor Indië H-NAFB, dat gistermorgen van Amsterdam is ver trokken en te Neurenberg landde, is van daar om 10 uur 53 vertrokken en om 14 u. 56 Hollandsche tijd te Boedapest aangeko men. Alles is wel aan boord. Spoedig einde van een Oceaan-vlucht. Uit Old Ochald (Maine) wordt gemeld: Het vliegtuig „Boma" is Woensdagmiddag gestart met bestemming naar Boine, doch na een vlucht van elf minuten terugge keerd. Nadere berichten uit Old Orchard mel den, dat kort na den start het vliegtuig van Sabelli in brand vloog en daardoor tot dalen gedwongen werd. De „Zeppelin" te Friedrichshafen geland. Uit Friedrichshafen wordt d.d. gisteren gemeld: Hedenavond togen 6 uur ie het Duitsche luchtschip Graf Zeppelin" van de officieels proefvaart, die bijna 10 uren ge duurd heeft, te Friedrichshafen terugge keerd. De landing had een vlot verloop. De terugreis naar Friedrichshafen van de „Graaf Zeppelin" ging langs de volgende route: Main-Frankfort, Darmstadt, Heidel- berg, Stuttgart. Friedrichshafen. De ge middelde snelheid bedroeg 120 K.M. per uur Dr. Eckener was zeer tevreden over de prestaties van de motoren. De publieke belangstelling was gedurende de geheele reis zeer groot. Dr. Eckener heeft medegedeeld, dat voor tt.s. Dinsdag geen proefvlchten met de „Graaf Zeppelin" gehouden zullen worden, daar gebleken is, dat de zender van het radio-apapraat zeer geleden heeft op de eerste twee proefvlchten. De volgende vlucht zal daarom ook niet zoo lang duren om eerst het radio-apparaat te onderzoeken Yliegenierster gedood. Reuter seint uit Londen: Een jonge Brit- sche vliegenierster is te Brookland gedood, toen haar toestel op den grond te pletter sloeg. De vliegenierster maakte pas haar twee de vlucht. Het autogiro-vliegtuig. Reeds- geruimen tijd is de Spanjaard de la Cierva bezig met proefnemingen te doen met een z.g. auto giro-vliegtuig. Dezer da gen heeft, hij zijn eerste groote succes er mee behaald door over het Kanaal te vliegen. Dit vliegtuig is voorzien van een verti cale molen van vier wieken, die door de beweging van toestel in snelle beweging blijft en hieraan een stabiliteit'geeft, die met name het gevreesde verlies van snel heid vrijwel uitsluit. Het toestel kan een snelheid bereiken van 160 tot 170 K.M. in het uur. De opvlucht geschiedt ongeveer op de wijze van het gewone vliegtuig. Daarentegen kan het rechtstandig dalen waardoor het anders onontbeerlijke uitrol len wordt vermeden. Het groote voordeel hiervan behoeft niet in het licht te wor den gesteld. De la Cierva is Woensdag met zijn autogiro-vliegtuig naar le Bourget gevlo gen en heeft daar onder groote belang stelling eenige tochtjes boven het terrein gemaakt. Minister Painlevé kwam hem gelukwenschen en had later een onderhoud onder vier oogen met den uitvinder. De oude Blériot, de baanbreker van het oude vliegwezen door zijn vlucht over het Kanaal, gelijk de la Cierva het is voor de autogiro's, ging later nog even met de la Cierva de lucht in en toonde buitengewone belangstelling voor de tech nische vraagstukken die bij de „windmo len-vliegers" te pas komen. De autoriteiten en deskundigen waren opgetogen over de resultaten. Zij voor spellen aan dit type vliegtuig een groote toekomst. Een hulde van mgr. Sweers aan mgr. Cal lier, z.g. In de „Annalen van de Afrikaansche Missiën" brengt mgr. Sweers een eerbie dige hulde aan de nagedachtenis van mgr. Callier en vertelt daarbij: „Een vooraanstaand weldoener was de diep betreurde onlangs gestorven Mgr. Aug. Jos. Callier. U moet weten, dat Z.D.H. op 20 Januari 1910 mij consacreerde als assistent van MgT. Wilh. van de Ven z.g. Sindsdien vereerde Haarlem's Kerk voogd mij met zijn vriendschap en daarin was, zooals in alles, Monseigneur eenvou dig en groot. Op zekeren dag belde ik aan op het Spaarne. Of Mgr. persoonlijk opende, herinner ik mij niet meer dit echter staat mij levendig voor den geest, dat er in de vestibule van onder den paarsen toog een enveloppe te voorschijn kwam, die Hij mij overreikte: een aalmoes voor uw missie. Nauwelijks liet Z. D. H. mij den tijd om een woord van diepgevoelden dank te stamelen. Ik werd meegetroond in de gastenzaal het was tien uur omtrent. Mgr. noodigde mij uit om 1 uur present te zijn voor het middagmaal. Ik trok mij terug in den tuin en in de rijke bisschop pelijke kapelMgr. hernam het zware dag werk. Toen ik de enveloppe opende, vond ik er een bankbiljet in van duizend gul den. Verleden jaar stichtte dezelfde milde gever een studiebeurs voor het seminarie ter opleiding van inlandsche geestelijken." Benoemingen. Z. D. H. Mgr. L. Schrijnen, Bisschop v. Roermond heeft op hun verzoek eervol ontslag verleend aan de weleerwaarde hee- ren: P. Th. Peusens, als pastoor te Lim- INGEZONDEN MEDEDEELINGEN. voor U ze3f of Uwe kinderen DE NIEUWSTE, 8624 DE MOOISTE, DE GOEDKOOPSTE mei; L. T. Peters, als pastoor te St. Gcer- truid en C. H. Piels, als pastoor te Itte- ren. heeft benoemd tot Pastoor te Limmel: den weleerw. heer M. A. M. Knops, prefect te Rolduc; St. Geertruid :den weleerw. heer L. H. E. Bongaerts, rector te Steyl; Ittere: den weleerw. heer Aug. J .H. Grey- mans, kapelaan te Hom; tot Aalmoezenier van Sociale Werken te Sittard den weleerw. heer J. M. H. Eijs- sen; tot Rector te Steyl: den weleerw. heer P. P. Windhausen; te Horn: (Sanatorium) deh weleerw. heer J. P. Tuinstra. tot kapelaan: te Echt den weleerw. heer P. J. H. Ament; te Herkenbosch: den wel eerw. heer V. E. J. Asselbergs; te Kessel: den weleerw. heer P. F. van Buggonum; te Mechelen: den weleerw. heer J. J. Ch. Huynen; te Vijlen: den weleerw. heer J. H. Pelzer; te Hoensbroek: den weleerw. heer F. J. A. Schleiden; te Horn: den wel eerw. heer J. G. Stevens; te Lottum: den weleerw. heer M. J. F. Arts; te Bothem: den weleerw. heer J. G. Boosten; te Meers- sen: den weleerw. heer Th. G. H. Geelen; te Bocholtz; den weleerw. heer J. W. J. Lanckohr; te Mook: den weleerw. heer J. F. Peeters; te Maastricht (St. Joseph) den weleerw. heer Th. M. C. II. Pol; te Bee- sel den weleerw. heer J. G. H .M. Schreurs te Belfeld: den, weleerw. heer J. M. A. Spree; te Montfort: den weleerw. heer E. P. J. This6en; te Stramproy: don weleerw. heer A. L .M. H. Tijssen; te Meyel: den weleerw. heer P. W. J. van der Sterren; te Weiten: den weleerw. heer L. M. A. Versterren; de laatste twaalf priesters van het Seminarie. Is barakspel een hazardspel? De caféhouder L. J. P. Br. die te Rozen- daal in zijn café aan een biljartvereeni- ging gelegenheid gaf een concours te hou den op hev z.g. geluksbord werd Donderdag door de arr. rechtbank in Breda veroor deeld tot 50 cent boete subs, een dag hech- tnis. De ambtenaar van het O. M. had in de zitting van 13 Sept. een boete van 10 gulden subs. 10 dagen hechtenis gerequi- reerd. Is advocaat sterke drank? Voor het kantongerecht te Nijmegen werd Woensdag een principieele uitspraak uitgelokt over de vraag, of advocaat als sterke drank moest worden beschouwd. K. N. te Nijmegen had zich laten verbalisec- ren, wijl hij in zijn verlofzaak advocaat in voorraad had Het O.M. beschouwdo dezen drank als sterken drank, wijl hij valt onder de door den Hoogen Raad als sterke drank aange geven dranken, daar deze was toebereid met meer dan 15 pefc. alcohol. De ersch luidde 5.boete. De verdediger vroeg vrijspraak. De kantonrechter zal schriftelijk vonnis wijzen nog vóór 1 Oceober, den datum der Nijmeegsche kermis, welke onder tapver- bod staat en waarvoor de verlofhouders deze uitspraak hadden uitgelokt. KOOLWITJES. Een paar insecten die onze koolgewassei. aantasten. Veelvuldig zien wij in onze tuinen en tuintjes een aantal witte vlinders die gaarne een bezoek brengen aan onze kool- planten. Op de bladeren van de koolplan- ten deponeeren zij een groot aantal eitjes waaruit al heel spoedig een leger van groene rupsen te voorschijn komt wat zich te goed gaat doen aan het jonge groen. Onder de koolwitjes kunnen wij een groote en een kleine verscheidenheid, de eerste is meestal schadelijker dan de laatste. Het „groote koolwitje" (Pieris Poras- sioae) bezit een stel groot witte voorvleu gels, met een vlucht van pl.m. 65 m.M., die aan den buitenhoek een zwarte afteeke- ning vertoonen. De achtervleugels zijn ge heel wit. De wijfjes kunnen wij direct herkennen aan een tweetal mooie zwarte vlekken op eiken voorvleugel. Deze vlinder vliegt in Mei legt en haar kleine gele eitejs in hoofd zaak aan de onderzijde der koolbladeren. Na ongeveer veertien dagen komen de rupsen voor den dag. Deze koolrupsen zijn wel bekend, zij zijn groen van kleur, met zwarte stippen bedekt en geteekend met drie overlangsche gele strepen. lengte is plm. 3040 m.M. Het aantal vlinders is in 't voorja meestal gering, daar vele poppen door i gels, sluipwespen en weersinvloeden dood zijn. Bij eenigszins gunstig weer verschi echter in Augustus een veel talrijker twi de generatie waarvan wij om dezen t een zeer groot aantal rupsen aantreft die groote schade aan onze koolplani toebrengt. Haar vraatzucht is verbaze groot. Dikwijls laten zij allen de neri der bladeren over. De rupsen vinden 1 doorgaans aan de onderzijde der bladei en aan de randen, in groote getale bijei Zijn zij volwassen, dan verlaten zij planten en kruipen tegen palen en sch tingen, om zich op een gunstig plaat te verpoppen. De poppen zijn hoekig niet door een gewoon cocon omgev doch met eenige draden aan het hout va gehecht. Behalve de rups van het „groote kc witje" komt ook nog de rups van 1 „kleine koolwitje" (Pieris Repac) op kool voor. Dit vlindertje is veel klein Het heeft een vlucht van hoogstens 50 m doch het lijkt overigens veel op de eerE De rupsen van deze soort matgroen v kleur met gele strepen over den rug langs de zijden. Zij zijn dik en kort I haard. In tegenstelling met het grot koolwitje, legt het „kleine" haar eit; niet in hoopjes bijeen, maar afzonderli Ook de rupsen zien wij daarom niet zoo'n aantal bijeen. In het open veld komen koolwitjes w nig voor ,de wind veroorzaakt hen bij 1 vliegen te veel last. Op beschutte plai sen, bij huizen of schuttingen, is het ai tal rupsen soms zeer groot en kan schade dan ook aanzienlijk zjjn. In sluipwespen vinden de rupsen der ko witjes haar natuurlijke bittere vijandt Op de vlindereieren worden nan. do deze wespen ook eitjes (die veel klein zijn) gelegd en de larven daarvan leven i parasieten in het lichaam der rupsen. Meermalen kan men dood of sterven rupsen aantreffen door een groot aanl gele coconnetjes omgeven, waarin zich i verpopte sluipwespenlarven bevinden. Door velen, die hiervan niet op de hoe te zijn, worden deze coconnetjes voor re seneieren aangezien en vernietigd, wat r tuurlijk niet goed is. Deze z.g. rupse eieren moeten wij sparen omdat zij o krachtig helpen in het bestrijden van ei onzer schadelijke parasieten Daar, waar de koolrupsen, in meer i minder groot aantal voorkomen moefe wij ze van de bladeren opvangen. Het a zoeken der koolplanten om de eieren I dooden, is een goed voorbehoedmiddt Het begieten der kool met zoutwater nietigd ook de rupsen, die daar niet tegj kunnen. Ook het bestrooien der plantJ met kalk is een goed bestrijdingsmiddj Vele koolkweekers planten ook hem. tusschen de kool om de vlinders af te ren. De kooleitjes kunnen, naar men i moed de lucht van de hennep niet verc gen en blijven dra vra de koolplanteq CORRESPONDENTIE. Eerst een woord over het verloop van den wedstrjd. Als u dat schrijven onder de bogen komt, is de einddatum van mededin ging achter den rug en weet ik precies te zeggen, hoeveel mijner Neefjes en Nichtjes aan dezen wedstrijd deelnamen. Nu op het oogenblik zijn er 130 liefhebbers en liefhebsters komen opdagen. Het zijn er heel wat! Maar lang niet genoeg. Ik ver wacht er dan ook nog heel wat. Dat kan trouwens nog wel. Het is Woensdagmid dag en den 15den pas- wordt de lijst ge sloten. Wij zullen dus maar afwachten, ge duldig afwachten, welk getal ik voor dezen keer te noteeren zal brijgen. Over 't algemeen ben ik over 't gelever de tevreden en vooral over sommige bij dragen, die ik successievelijk plaatsen laat Voor twee wil ik een uitzondering maken en niet wachten tot na den uttslag, zoo als ik gewoon ben te doen. Het zijn bij dragen van Tante Oor en van Inie B aap horst; bijdragen, die ik zoo mooi vind, dat ik ze direct een plaatsje geven zal. Tante Cor beschrijft op haar geestige manier, den groei en den bloei, kortom het leven van een „Lathy rus'-plantje" en Inie Baap- horst geeft ons een verbazend leuk sprook je van „Het Zwarte Engeltje", dat het le zen dubbel waard is. Wel zegt zij heel be scheiden. dat moeders pen geholpen heeft. Maar wat zou dat? Daarom is het sprookje er te mooier om en wordt 't door mij des te meer gewaardeerd. Trouwens ik zal er met meer over zeggen dan alleen, dat ik èn van Tante Cor èn van Inie nog veel der gelijke mooie dingetjes verwachten zal. Zóó blijft „Ons Hoekje" interessant en mooi. Leest beide stukjes eens.' met bijzondere aandacht en ik wed. dat u allen van deze bijdragen zullen génieten, zooals gij dat tevens zult doen van de overige bij dragen, die deze week aly bijzonder in den smaak zullen vallen en bijzonder goed ge lukt zijn ook. Ten slotte wil ik hier nog aan toevoegen, dat ik de volgende week kom met pre- ciese getallen en de week daarop met den uitslag. Men vraagt mij, wanneer mijn nieuw, lang verhaal komt. Ik ben bijna klaar. Maar het zal beginnen, zoodra we weer met ons eigen Hoekje in ons eigen blad uitkomen. Nog een maandje geduld!! Je liefhebbende Oom WIM. MIJN AQUARIUM. door Johan de Graaf. Bevolking. m. We zullen alleen enkele vüsschen be spreken, welke geschikt zijn om in een aquarium te worden gehouden. D. w. z. viesehen, die we in onze omgeving gemak kelijk kunnen vangen. We zullen dan aanvangen, met de po pulaire stekelbaarsjes, echite Hollandsche vïschjes, waarmee een ieder vast eens be ginnen moet. Het diertje heeft een driftig, vurig ka rakter, dat zich soms op minder prettige wijze aan je andere visschen doet blijken. Ik vind het bette dat wanneer je zon der ongelukken van zijn bewonderenswaar dige voortplanting wilt genieten je hem moet houden in een bakje geheel te zijner beschikking: Zorg dan toch nog voor zware beplanting tot schuilplaats voor je wijfjes, want zelfs deze ontziet hij niet. Is het mannetje in de voortplantiingstijd en gaat hij aanstalten maken tot het bou wen van een nest, dan is dit al spoedig aan zijn druk gedoe van rukken aan plan ten en wortel vezeltjes en zijn werkelijk schitterende kleurenpracht te bemerken. Borst en buik zijn vuurrood gekleurd, naar de staart loopt het langzaam in het hemelsblauw van den rug over, zoodat je een soort goudkleur krijgt, met een lichte blauwe waas overtrokken. De schitterend blauwe oogrand fonkelt als edelgesteente. Het is een werkelijk onvergetelijk ge zicht, en zoo in zijn kleurenpracht be hoeft hij voor geen tropische visch onder te doen. In het aquarium behoort nu hoornblad, een dotje waterdraden of flap, wat algen (komen later ter sprake) voorhanden to zijn. De komende dagen kun je nu van zijn interessant nestbouwen gaan genieten. En juist bij dit kleine, nietige vischje, openbaart zich weer de machtige grootheid der natuur en haar Schepper. Met gracieuse vinbewegingen schiet het mannetje door het water, speurende naar bouwmateriaal. Heeft hij iets gevonden dan gaat het naar zijn vestplaats, waar hij vooraf een flinke kuil heeft gemaakt. Bas wordt nu een vloertje gevormd en zoo nu en da<n zie je hem er met zijwaarts gekromd buikje overheen strijken waaruit dan een soort slijm te voorschijn komt, dat stengeltjes en blaadjes stevig aan elkaar hecht. Nu wordt er een rond koepeltje over heen gemaakt welke ook weer stevig in elkaar zit. Over het geheel worden nu bedjes zand geworpen, zóodat alleen de .openingen vrij blijven. Nu is het nestje klaar. Ik heb dit nu zoo in korte schetsen weergegeven en nu moeten jullie zelf alles maar eens in de bijzonderheden beleven. Geschiedt dit alles in een groot gezel- schapsaquqarium met veel vis».hen dan zal je wel alras gezien hebben, dat degene die te dicht in zijn nabijheid komt, het zwaar te verantwoorden heeft. De gevol gen kunnen wel eens doodelijk zijn. Hij sLeurt b.v. een Bteenbroes met het grootste gemak bij zijn staart door het aquarium zonder dat de stumper zich te gen hem verweert. Bij mij heeft hij van het voorjaar twee steenkroezen geheel hun vinnen afgebeten in tijd van een nacht Een week laterwaren ze geheel met schim mel gedekt, zoodat de stumpers niet eens meer vooruit konden komen, waarop ik ze toen maar gedood heb. Dan ben je wel eens uit je humeur, doch ten slot van zake kun je er voor zijn door hem eenvou dig een aparte bak te geven. Is zijn nestje Maar dan gaat hij op zoek naar - wijfjes. Pronkend in de mooiste kleuren maakt hij de wijfjes het hof en tracht hij ze naar het nestje te sturen wat hem dan ook ein delijk gelukt. Heeft hij het wijfje zoover gekregen dat zij het nestje ingaat, dan laat ze er eenige heldere eitjes invallen. Zoodra is dit ge beurd of het mannetje schiet toe en drijft het wijfje het nestje uit. Zelf gaat hij er nu binnen en schiet over de eitjes het z.g. homvocht uit, dat dient om de eitjes te bevruchten, d.w.z. dat er zich larfj es uit kunnen ontwikkelen. Dat zelfde herhaalt zich nog eenige malen en dan sluit het mannetje alles be halve de voorste opening met zand af. (Wordt vervolgd). Van een zwart engeltje. O, wat had Petrus het dien dag druk ge had, de gouden Mopper aan de poort des hemels had niet stil gestaan; maar tegen den avond begon het wat rustiger te wor den en Petrus zocht juist een fijn hoekje om wat uit te rusten, toen een schaar van kleine engeltjes naar hem toe vloog. Zin om met hen te spelen had Pet-rus dien dag niet en toch wilde hij hen niet boos- weg sturen. Maar Petrus wist raad, aan het grootste engeltje gaf hij den sleutel van het wolkenhuis en nu mochten ze gaan zeilen naar hartelust. Dat was een feest. Petrus riep hen nog na, dat ze op tijd terug moes ten zijn voor het avondgebedje en weg was het vroolijke troepje. Vooral één van hen, Hansje, dat wat' een haantje-de-voorste. Iedereen in den hemel kende hem; als er een engeltje vlug als de wind door de he melzalen vloog, als er eentje met een ge scheurd Meed je liep, of rijst gemorst had van zijn gouden bordje, dan wist bijna ze ker dat het Hansje was. Ook nu had hij weer het eerst een wolk je te pakken en vloog het verste van alle maal. Wat genoot hij: steeds verder en verder dreef hij, nu eens hoog en dan weer laag. Soms gluurde hij even over het rand je en keek naar de aarde, maar dan hield hij zich met twee handjes stevig vast aan de randen van de wolk. Opeens schrok hij; wat zag hij daar, daar liepen op de aarde allemaal zwarte kinderen eerst was hij een beetje bang, maar spoedig vond hij het grappig. Hansje had nog nooit een neger tje gezien en nu vond hij het zóó leuk, dat hij zelf wel een negertje had willen zijn, verbeeld je eens, dat Lij ook zoo'n zwart gezicht had en zulke zwarte handjes' en voetjes. Daar kreeg hij opeens een plan netje; zoo snel hij kon keerde hij naar het wolkenhuis terug, bracht zijn wolk op zijn plaats en liep naar de schuur er achter. Daar stond een groote pot met zwarte verf waar Petrus de regenwolken altijd mee verfde. Hansje nam de kwast en begon zioh heelemaal zwart te verven, nu was hij een negertje geworden dacht hij. Intusschea waren de andere engeltjes- al teruggekomen en hij zag door een kiertje van de deur hoe ze allemaal al netjes in de rij stonden om hun avondgebedje te gaan zingen voor den troon van Onzen Lieven Heer. Kijk daar kwam Maria al aan om ze te halen; vlug ruimde Hansje de boel op; hij bekeek zich in den spiegel, o, o, wat schrok hij daar, wat zou Maria boos kijken, dat hij zich zóó vuil gemaakt had en hij durfde zich zóó niet aan O. L. H. te ver toonen. Wat moest hij doen? Hij liep naar de regenton en begon zich te wasschen, maar ja wel hoor, het hielp niets. Daar ging de bel al, nu moest hij gaan, want bij het avondgebed mocht er nooit een engel tje ontbreken. Hij spreidde zijn vleugeltjes too wijd mogelijk, opdat niemand iets van zijn zwarte gezichtje zien zou, maar zijn armen en beentjes bedekken kon hij niet. Stilletjes ging hij achter de rij aan en zong met een verlegen stemmetje mee. Maria had het al dia-lelijk gezien en moest er om lachen; de andere engeltjes keken verontwaardigd, wat die Hansje toch wel durfde. Maar toen het oogenblik gekomen was dat hij O. L. H. een handje moest ge ven, zooals ze dat altijd deden voor ze gin gen slapen, toen begon Hansje te huilen. Hij moest O. L. H. vertellen waarom hij dat gedaan bad, eerst kon hij het haast niet van het snikken, maar toen O. L. H. hem op zijn knie nam werd hij ineens veel kalmer en met zijn zwart gezichtje naar Lieve Heertje opgeheven, vertelde hij hoe leuk hij 't had gevonden om een negertje te zijn. O. L. H. droogde de traantjes van Hansje en fluisterde hem in het oor, dat hij voortaan engelbewaarder mocht zijn bij het negertje en toen er den volgenden dag een negertje op de aarde geboren werd, stond Hansje naast het bedje. Inie Raaphorst. UIT MARIA'S LEVEN. III. Maria-boodschap. Gabriël heeft haar geboodschapt In 't ned'rig kamertje in haar woon Gabriël heeft 't toegefluisterd: Meldend de komst van Haren zoon. Verlamd, verschrikt, doch vol devotie Hoort zij daar zijn woorden aan Gezegend zij de grond der woning, Waarop eens Gods Zoon zal staan. Zich voor de taak te ned'rig achtend Doch gehoorzaam aan haar God, Onderwierp - zich vol vreugde Aan 't haar beschoren lot. 't Woord is gekomen op de aarde Door de Engelen ons gezeid Zoo kwam de Zoon beneden En heeft de wereld zoo verblijd; Maria, Vrouwe vol genade Zoo ned'rig als gij, zijn ook wij. In alles volgen we U steeds nader God te eeren, zooals Gij 1 Rooie Ke< Mijn Lathyrus. Vroeg in het voorjaar, in April, Als- de grond tot zaaien noodt, En 't omgewerkte zachte zand. E.-n donzig bedje bood, Toer lei ik op een morgen vroeg De zaadjes in de aarde, En stil verzuchtte toen mijn hart Och, dat ge nu reeds baarde. Maar de aarde fluisterde toen zacht Als 'n wijze raad m'in d'ooren: Verbeid, geduld, ik doe mijn plicht De tijd gaat niet verloren..... Wat d'aarde met mijn zaadjes deed Dat bleef voor mij verborgen; Ik geloof ze praatten met de zon Reeds heel vroeg in den morgen. Toen hielpen ze zoo trouw elkaar En 't zaadje werd een plantje Zoo teeder groen, zoo frisch en fijn 't Leek een fluweelen bandje. Ik zette toen twee stokken neer, En spande dunne lintjes; Daar Memden zich de spruitjes aan Aly teere zwakke kindjes. Zoo hielpen we zoo met ons drieï De zon, de aarde en ik I Wat groeide toen mijn Lathyrus, I Tos aller vreugd en schik. Eerstkwam deknop en dra de bloem j Verspreidend stil zijn zoete geuren En iederen dag za-g ik al meer De bloempjes lief, mijn hegje Meuren. F.n toen kwam 't feest van Jezus' har! En schroom ging ik mijn hegje vragen Of ik nu al hun pracht en tooi De mooiste aan Jezu6 op mocht dragen! Ze neigden heur kelkjes naar mij neer Veel kleurige blaadjes- zag ik beven Doch 'k nam alleen maar rood en wit; 't Symbool van reine liefdeleven. Zoo groeide en bloeide 't bloemenkind. Tot meerdere eer van Hem En voor de ziel, die luistren wR Heeft ook de bloem een stem. Want toen ze daar te prijken stond. Smolt samen geur en beê En met de ziel die bidden wil, Bid ook de bloemziel mee. Doch nu September zijn intree deed, Wel ardere bloemen bracht Maar geur en Meur en levenslust Van Lathyrus veracht. Want och, wat doet het hart nu pijn, Als ik nu naar 't hegje kijk: Nu staat het dor en bloemloos stiL E?n kind van 't doodenrijk. Maar neen voor 't oog dat scherper spe® Lacht 't nieuwe zaad oon t loof Omsluitend nieuwe levenskracht En voor de ziel „Geloof". Tante Oef- 2 I

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1928 | | pagina 10