een duidelijke verklaring
van den godsgezant
-tdr^adt?0™-hii i8 ëén
moderne
dichtkunst.
de olympische spelen
DERDE BLAD
„DE LEIDSCHE COURANT"
ZATERDAG 4 AUGUSTUS 1928
door Gr.
r Het. tweede Paaschfeest, dat Jesus te
Jerusalem vierde, bracht ook een duide
lijker optreden van Christus met zich;
openlijk heeft Hij verklaard de Zoon van
God te zijn, van Wien Moses geschreven
jhad. zooals de Joden dat wisten.
Toen Christus den achtendertig-jarigen
Jamme had genezen op een Sabbath, be
gonnen, zooals Joannes verhaalt, de Joden
Hem te vervolgen. Hij deelt ons niet mee,
rwaarin die vervolging bestond, maar uit
het verder verloop van deze geschiedenis
zien we toch wel, dat de Joden Christus
•besohuldigd hadden van Sabbathschennis.
Toen Hij zich daartegen verdedigde met
een beroep op zijne éénheid met den va
der, beschuldigden ze Hem van godslas
tering, omdat Hij zich aan God gelijk
jnaakte.
Het is' de moeite waard te vernemen,
fwat Christus op die valsche aantijging
der Joden heeft geantwoord, hen leeren-
ide, dat zij dus in Hem moesten gelooven.
„Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: niets
kan de Zoon uit zichzelven doen, tenzij
wat Hij den Vader ziet doen, want al wat
deze doet, dat doet ook de Zoon".
„Want de Vader heeft den Zoon lief,
fen laat Hem alles zien, wat Hijzelf doet".
„En grootere werken dan deze zal Hij
Hem laten zien, dat gij verwonderd
ïaoogt staan".
Hoe klaar en duidelijk zegt Jesus hier,
dat Hij geheel één is met den Vader in
alle werken; één met den Vader wil niet
anders zeggen, dan één met God, dus God.
Om het den menschen nog duidelijker te
laten blijken, zal de Vader Jesus nog
grootere werken laten doen, dan tot dus
verre. Jesus noemt die werken dan op:
„Want evenals de Vader de dooden op
wekt en levend maakt, aldus maakt ook
de Zoon levend wie Hij wil".
Christus heeft de volle macht over de
menschen, over leven en dood, en is dus
God, want Hij is één met den Vader,
.waardoor Hij juist die macht heeft.
Maar ook zelfs het oordeel noemt
Jesus als aan Hem gegeven: „Want de
Vader oordeelt ook niemand, maar het
oordeel heeft Hij geheel aan den Zoon
gegeven, opdat allen den Zoon eeren ge
lijk ze den Vader eeren, wie den Zoon
niet eert, eert niet den Vader, die Hem
gezonden heeft".
Wie heeft er over de menschen te oor-
deelen op den jongsten dag, als de we
reld zal zijn voorbijgegaan; wie anders
dan God alleen? Is het dus niet klaar en
helder, dat dus Christus waarlijk God is,
juist omdat het oordeel aan Hem is over
gelaten?
Dan zegt Jesus met allen nadruk, dat
men aan Hem moet gelooven: „Voor
waar, voorwaar, Ik zeg u; wien naar mijn
woord luistert, en Hem gelooft, die Mij
gezonden heeft, bezit eeuwig leven, en in
een oordeel komt hij niet, maar hij is
overgegaan van den dood tot het leven".
„Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: er
komt een uur en het is er nu waarin
de dooden de stem van den Zoon Gods
zullen hooren: en die er naar luisteren,
zullen leven", hetgeen beteekent, dat. zij,
die nu geestelijk dood zijn, tot het leven
der genade zullen komen, als zij luiste
ren naar de stem van den Zoon Gods.
^;Wa!nt evenals Vader leven heeft in
léven' Ü,™'- i'T ®at Hii ook den Zoon
Tllm hebben. En Hij gat
u °m 00rdeeI te vellen, wijl Hij
blon rChr°°n is"' De Vad" dé
Hem in .li ;-,200 ook de Zeen, aan
Hem m alles gelijk, dus ook God.
menéarvl0™srj0ter ke^en zullen er ko-
de ure' komt" niet .hierover, want
«afctéden 'Baar0p alIen. die it de
fn d e W ,ZI)"e stem ",llen hooren.
dooden ten oordeel sullen verrijzen.
Tot hiertoe sprak Christus in den der
den persoon van z.ehzelven, nn raat TTH
over te spreken in den eersten
zeggende: „Ik kan niets doen "it^M
ven: zooals Ik hoor, oordeel Ik en m"
oordeel w rechtvaardig, omdat'TV
nnjnen wU zoek, maar dln wfl Ian die Mi
gezonden heeftHiermee geeft Chn'ct
o kennen, da, Hij geen ander „o^ S
vellen dan wat de Vader doet, omdat TT;
"Ht d<«t. hoort en ziet van del!
drukri h' m im?"chel'ike <aal uitr
ukt, dat Hij geheel een is met den Va-
védee,d het!elfde moet doen, wat de
Vader doet, en dus God is. zoodat men il
zijnet a™ilr<ie- jts '!est in de ituzteu
4 in Si,0™88 hoord"s'. ziet dat
dat Hii Chzel.ven.een opmerking maken,
en duü, J6""?-,8 Tan zichzelven,
döentra4rS.getUiïCnk®—
daf J„ires1'dé D™ °P hu6t geMgen!s'
van Heo duoh wiT" T" gageven
voorbijgaan Pn 1 er s'ec^^s °P in het
te bernn T W direct °P
die veel .°md.at Hiï een getuige heeft,
e veel grooter is dan Joannes den Doc-
y ging zich namelijk beroepen op
zijne wonderwerken, die een getuigenis
zijn, dat rechtstreeks komt van God,
want God kan niet getuigen voor een dwa
ling, aangezien Hij de oneindige vol
maaktheid is; dit getuigenis Gods is veel
sterker, dan het getuigenis van een
mensch, die Joannes toch was.
Zoo zegt Jesus verder: „Indien Ik over
Mijzelven getuig, is mijn getuigenis niet
betrouwbaar. Er is een ander, die over
Mij getuigt, en Ik weet, dat het getuige
nis, dat hij over Mij aflegt, betrouwbaar
is. Gij hebt een gezantschap maar Joan
nes gezonden, en hij heeft getuigd voor
de waarheid. Ik evenwel aanvaard niet
van een mensch het getuigenis; maar dit
zeg ik, opdat gij moogt. gered worden. Hij
was de brandende en schijnende lamp,
maar gij wildet u een wijle in zijn licht
verlustigen".
Het getuigenis van Joannes was dus
wel een getuigenis voor hen, waarin zij
konden en moesten gelooven, maar daar
wil Christus zich nu niet op beroepen.
„Ik echter heb het getuigenis- dat groo-
ter is dan Joannes: want de werken, die
de Vader Mij te volbrengen gaf. de wer
ken zelve, die Ik verricht, getuigen van
Mij, dat de Vader Mij gezonden heeft".
„En de Vader, die Mij zond, heeft zelf
over Mij getuigd", namelijk in de Schrif
ten. „Noch zijn stem hebt gij gehoord,
noch zijn wezen gezien; en zijn woord
hebt gij niet in u blijvende, omdat gij
Hem, die Hij zond, niet gelooft".
Gij doorvorscht de Schriften, wijl ge
meent daarin eeuwig leven te hebben, en
zij zijn het, die van Mij getuigen. En ge
wilt niet tot Mij komen, om het leven te
hebben. Eer van menschenwege aanvaard
Ik niet (d. w. z. Christus zoekt niet. zijne
eer). Maar Ik ken u: dat gij de liefde
Gods niet hebt in uw binnenste. Ik ben
gekomen in den naam Mijns Vaders en
ge neemt Mij niet op; indien een ander
komt in zijn eigen naam, hem zult ge op
nemen". Hiermee verwijt Christus hen,
dat zij wel valsche Messiassen aanne
men, maar Hem, den waren, niet.
Gaat het ook bij onze hedendaagsche
menschen niet precies eender; de duide
lijke waarheid van de leer der kerk, steu
nend op het Evangelies aanvaardt men
niet, maar wat een of ander vreemd we
zen verkondigt, met wat omhaal en mooie
woorden, wordt als iets voornaams en
noodzakelijks aangenomen. De heiligen
vereert men niet, maar aan den talisman
hecht men onfeilbare waarde.
E*i dan hen aantastend in hun eigen
waan en zelfverheffing, die het geloof te
genhoudt, gaat Christus verder: „Hoe
kunt gij gelooven, die eer van elkander
aanvaardt, en de eer vanwege den eenigen
God niet zoekt?"
„Meent niet, dat Ik u zal aanklagen bij
den Vader: uw aanklager is Moses, op
wien gij uwe hoop gesteld hebt. Want in
dien ge Moses geloofd et, dan zoudt ge Mij
gelooven: want over Mij heeft hij geschre
ven. Doch indien ge zijne Schriften niet
gelooft, hoe zult ge mijne woroden geloo
ven?"
Dit was een fel verwijt tegen de Schrift
geleerden, die pluisden in de Schriften,
die ook werkelijk de Schriften wel ken
den, maar in eigenwijsheid en eigenwaan
de woorden verkeerd begrepertt, en ver
draaiden, en niet op den waren Messias
toepasten, en zoodoende ziende blind wa
ren, en leidslieden van blinden.
Zoo openbaarde Christus zich op dit
tweede Paaschfeest weer duidelijker, dan
op het eerste, toen Hij den tempel rei
nigde van vee en verkoopers.
Maar ook de haat en vijandschap der
Joden komt nu beter aan den dag, en zij
gaan nu over tot de vervolging, die zal
zijn tot in den dood.
Het zijn niet meer echte Israëlieten,
geen mannen meer naar Gods hart. Het
waren menschen, die wel de 'Schriften ken
den en zegden in Moses te gelooven, en
als het ware bij Moses zwoeren, maar
zij begrepen van al de voorspellingen zoo
wel van Moses, als van de andere Profe
ten, niet het minste, omdat het geloof
was uitgedoofd in hunne harten.
Alwie zijn geloof niet levendig houdt,
door de werken des geloofs, wie dus niet
het geloof beoefent door het gebed en het
ontvangen der H. Sacramenten, door het
geven van aalmoezen met oprechte mee
ning, en het versterven zijner zinnen, zal
bet geloof in zich voelen kwijnen.
En wie ingaat tegen het geloof, door
bet niet onderhouden van de geboden van
God en van de Kerk, door het schromelijk
verzuimen van de plichten van den staat,
^aarin hij door God is gesteld, zal daar
door, positief het geloof tegenwerkend,
grooto kans bcloopen, dat het. geloof in
hem wordt uitgedoofd, zooals bij de onge
lovige Joden.
De offers, gevraagd, omwille van den
godsdienst of de plicht, en gebracht met
Mijmoedigheid, omwille van de eer van
God, zijn van onuitsprekelijke waarde
voor het eeuwig leven.
I erknoei niet het eeuwige leven door
het tijdelijke leven met zijn lasten in dien
zin van u af te werpen, dat ge u niet
schikt naar den wil van Hem, die u ge
schapen heeft., die u verlost heeft, omdat
Hij u, ook nu nog, liefheeft.
P. C. ADAMA VAN SCHELTEMA
VIIL
door S.
Brutaliteit is meermalen een mombak
kes om verlegenheid te maskeeren, innige
droefheid kan zich somtijds uiten door sar
casme, dat de wonde nog dieper maakt:
wie lijdt steekt soms den draak met zich
zelf en anderen en poogt zich te doen door
gaan voor een zorgeloos mensch. Er zijn
verschillende middelen om diepere aan
doeningen te bemantelen, maar bet beste
is toch altijd compensatie te zoeken door
den humor, de glimlach van het vochtige
oog, de geestige zet vol levenswijsheid
met een tikje zelfspot en ironie van niet
al te bitter gehalte. De mensch heeft dit-
niet altijd in zijn macht. Niet elke natuur
is op humor aangelegd, niet ieder bezit
de zelfbeheersching van den humor. Von-
del kon zich te buiten gaan aan gewel
dige spotzucht, Bilderdijk verkropt zijn
lijden door uitvallen van woede over iets
dat met zijn innerlijke ge3toldheid niets
heeft te maken, voor Heine was soms
niets meer heilig, terwijl de diepe grond
van zijn sarcasme gezocht inoeo worden
buiten datgene wat hij soms zoo frivool en
mateloos onrechtvaardig aan de kaak
stelt. Scheltema is geen geweldig bewo
gen natuur, die zich mateloos kan uiten,
wel is hij veelzijdig en gecompliceerd. Al
lerlei genres beoefent hij, maar nnoit met
den breeden zwier van een heel groot
dichter. Tusschen zijn verzen van stilte of
geluk of weemoed vindt Dien soms plotse
ling de dwaasheid, als niets meer dan een
spel van rhythme en verbeelding. Die
dwaasheden zijn soms als „een vasten-
avonddans vol nonsens". Die sotterr.ijen
zijn voor hem een noodzakelijke uitspat
ting na den tucht van den ernst.
Tot sarcasme, dat wapen van harde en
koele naturen, slaat hij nooit over. Daar
voor is hij te warm menschelijk van na
tuur, wetend, dat het zelfmartelond sar
casme eerst anderen en onschuldigen treft
en wondt. Zijn dwaasheden zijn niet an
ders dan dwaasheden die niemand erge
ren en eerder onschuldig vermaken. Al
waren ze voor hem een veiligheidsklep.
Bij wijze van vacantie-literatuur zal ik
ten slotte van hem nog cpn paar nonsens
verzen citeeren, ten einde na de vacant ie
met een frisck onderwerp te beginnen. Nu
eerst:
„Mijn hospita".
Mijn hospita is weduwe
Van Duitschen middenstand,
Zij zcllef komt uit Schwabenland,
Haar man kwam van de Veluwe. f
"i v
Mijn hospita heeft twee spruitjes?
Het meisje, dat is blond,
Het jongetje is ongezond
En beeft twee bloote kuitjes.
Mijn hospita draagt haar boesem
Al vijf jaar uit den rouw,
Vandaag was ze lichtlilablauw
Met rose moerbeibloesem.
Mijn hospita was van avond
Bijzonder sentimenteel:
Haar dooden man gedacht ze veel,
Vertelde ze hoogdravend.
Mijn hospita speelt met statie
De lieve „Lorelei",
Zij zingt er melancholisch bij
Toch goed van intonatie.
Mijn hospita wil mij verleiden,
Nu weet ik het jandorie.
Verduiveld dat ik dat nou pas zie.
Verbeeld je eens wij beiden.
En nu een ander liedeke:
Iet regent
Het regent
Do pannen worden nat,
Daar komen drie Duitsche wijven an,
Die vielen op der gat.
Het regent
Het regent
De huizen worden nat,
Daar komen drie Duitsche soldaten an,
Die hebben een snor en een sabel an
En stappen door de stad.
Het regent
Het regent
Mijn oude ziel wordt nat,
Zoo'n zondige ziel, wat heb je er an
Die brengt een liedje aan den man.
Daar gaat een zwarte rat.
Aardig en gevoelig zijn altijd de kinder
herinneringen van Scheltema.
„In 't romerpension."
In het hokje op den zoldor
Van 't pension vol kleine hokjes
Lag ik op het krakend bedje,
En in 't hokje naast mijn hokje
Lagen jongetjes te praten,
En ik luisterde nieuwsgierig.
Zoo precies kon ik ook praten.
Pijnlijk, dat dat niet meer kan.
Door het open zolderraampje
Van het klein gehoorig hokje
Scheen de stille maan naar binnen
Op mijn deftige demietje.
„Zeg, weet jij wat ja in 't Fransch is?"
„Ja is in het Fransch oui."
Qui monsieur, dat leerde ik ook zoo.
Pijnlijk: nou ben 'k zelf „monsieur".
Voor het lampje van mijn hokje
Zat een krekeltje te piepen,
En de maan hing stil te schijnen
Op mijn glanzige manchetten
„Zeg, 'k moet al weer gauw naar
school toe."
„Ja jong och, dat zal wel wennen."
Ah, dat dacht ik ook zoo vroeger.
Pijnlijk: ik ben nooit gewend.
En de maan scheen in mijn hokje
Op de kleine beddetafel,
En het snoezige portretje
En mijn briefje aan 't portretje
«Zeg, vind jij juf ook zoo'n schepsel?"
„Alle juffen vind ik spoken."
Ja, dat vond ik ook precies zoo.
Pijnlijk: dat vind ik nou niet meer.
En die krekel bleef maar piepen,
En de maan naar binnen kijken,
Naar de stille witte waschkom,
En naar 't potje met permissie
En de joggies ginnegapten
En ze smoesde' een stiekum grapje
O, dat dee 'k eens net als zullie
Pijnlijk is dat alles toch.
Ik geef den lezer onmiddellijk toe, dat
dergelijke snorrepijperijen geen aanspraak
maken te behooren tot de hoogere gedegen
letterkunde. Scheltema bracht er het be
ginsel in toepassing dat ook de dwaas
heid recht heeft op een plaats onder de
zon. En wat wil men?
Het is nu vacantie en komkommertijd.
Ik zal ten slotte nog een dingetje af
schrijven, dat uit de pen van De Genestet
kon zijn gevloeid.
„Beschouwingen over de natuur en
den mensch".
Curieus is 't toch, dat de natuur
Al wat de menschen hier bederven
Met hare vriendelijke verven
.Wel weer terecht brengt op den dunr.
Een paviljoentje, of andre taart
Een kleedermagazijn bijvoorbeeld
Is nog maar niet voorgoed veroordeeld,
Maar wordt juist mettertijd wat waard.
Ja zelfs een standbeeld in ons land
Iets op zichzelf betreurenswaardig
Krijgt op den duur nog wel ïete aardigs,
Ja; wordt iets liefs langzamerhand.
Alleen de menschen in persoon,
Met hunne smaken en vermaken,
Hooren tot de verloren zaken:
Die vallen te veel uit den toon.
De maa is 't leelijkste produktï'
Gekleed als op de modeplaten
De andren dan nog daargelaten
Is hij toch wel het meest mislukt*
Ook aan de vrouwen van fatsoen,
De onfatsoenlijke uitgezonderd,
Die geen fatsoenlijk mensch bewondert,
Kan de natuur niet veel meer doen.
Eerst als de mensch is heengegaan,
Aan 't einde van zijn leelijk liedje,
En sluimert onder een margrietje,
Doet hij wat aangenamer aan.
Tenzij er ter gedachtenis
'n Portretje in een glazen doosje
Een engeltje of een kralen roosje
Of zoo een „monumentje" is.
Wederom een zwaar beladen pro
gramma. Mooie sport in het Stadion
Eenige roei- en zeilsuccessen.
(Van onze speciale verslaggevers).
ROEIEN.
Schitterend weer begunstigde het verloop
van de wedstrijden op den tweeden dag van
het Olympisch Boeifeest te Sloten.
Wederom was de belangstelling enorm.
De sterke wind staat diagonaal over de
baan en een sterke tegenstroom schijnt van
invloed te zullen zijn op de tijden.
Om 9 uur wordt gestart voor de le
heat der double scull.
Het wordt een vinnige strijd tusschen de
Duitsche en Belgische ploegen, welke inde
eerste 500 M. gelijk opgaat. Het rustige
tempo der Germanen zegeviert tenslotte.
Mes 1 lengte voorsprong gaan de Duitsche-s
het eerst door de finish. 1. Duittchland 8 m.
2 1/5 sec. 2. België.
2e heat. Aan den start Zwitserland en
Amerika. Dit is geen spannende race. De
Amerikanen winnen gemakkelijk met 7
lengten.
1. V er. Staten 7 m. 46 4/5 sec. 2. Zwitser
land.
Om 9.40 uur klinkt dan eindelijk het
„partez" voor den start van de race Neder
land-Canada.
De belangstelling bij de finish is op dit
tijdstip belangrijk gestegen. Het staat er
letterlijk zwart van de toeschouwers.
De superioriteit der Canadeezen blijkt al
dadelijk als zij met krachtige slagen een
lengte voorsprong nemen. Cox en Pieterse
spannen zich tot het uiterste in om het ver
schil in te loopen, maar dit lukt niet al te
best, zelfs niet wanneer de Canadeezen een
geweldige snoek vangen en hun boot ver
vaarlijke schommelingen maakt. De Hollan
ders roeien niet tactisch genoeg om hiervan
voordeel te trekken. Met ruim drie lengten
blijven zij achter de spurtende Canadeezen.
1. Canada 7 m. 48 4/5 sec. 2. Nederland
7 m. 54 4/5 sec.
4c heat. Oostenrijk slaat op besliste
wijze Gr. Brittannië. De Oostenrijkers
roeien ook stijlvoller. 1. Oostenrijk 1 min.
55 4/5 sec. 2. Gr. Brittannië.
5 e heat. Een zeer spannende race tus
schen Italië en Frankrijk. De Italianen ne
men de leiding en weten die tot tientallen
meters voor de finish te houden. Dan loo
pen do Franschen plotseling geweldig in en
weten onder geweldig enthousiasme van
het zich bij den start verdringend publiek,
met een gering verschil te winnen.
1. Frankrijk 8 m. 3 3/5 sec., 2. Italië.
De 1 e heat stuurman is- niet min
der spannend. Hierin hebben de Franschen
Zwitserland als tegenpartij. De menschen
uit het land der Alpen en gletschers heb
ben in het eerste gedeelte het beste van den
strijd. De Franschen schijnen het onderspit
te moeten delven, doch even als hun double
scull bewaren zij hun capaciteit voor de
laatste 100 Meter. Jammer, dat zij hun spurt
zoo laat inzetten, want ondanks alle inspan
ning komen zij met een verschil van 1/5
sec. na de Zwitsers door de finish. 1. Zwit
serland 8 m. 411/5 sec. 2. Frankrijk.
Inde 2e heat kregen we een treurige
vertoming te zien. Na een betrekkelijk
goede start van de Hollandsche twee, vangt
deze een snoek en raakt de balans uit de
boot met het noodwendig gevolg, dat de
verdedigers van onze nationale kleuren
kopje onder gaan. Na een zwempartijtje
geven de onzen op. Belgie gaat onbedreigd
door de finish. Tijd: 8 min. 58 2/5 sec.
De derde heat brengt aan de start
de mannen uit het land van Mussolini, die
tegen de Amerikanen hebben te kampen. Het
gaat de Italianen nogal goed af en in 8
min. 42 sec. komen zij zegevierend uit den
strijd.
Vier zond er stuurman. De
eerste heat vangt om 1 uur aan en
brengt aan Nederland en Italië. Het wordt
een zware strijd voor de onzen. In de eer
ste 250 meter bestaat er geen noemenswaar
dig verschil. Na 500 Meter leiden de Ita
lianen, een lengte, doch sturen in het riet
en verliezen daa-rdoor hun snelheid. De
Hollanders profiteeren hiervan, doch de
Italianen halen het verschil gauw weer in
en na 1000 Meter leiden zij wederom, welke
voorsprong geleidelijk grooter wordt en bij
de finish ruim 3 lengten bedraagt. Tijd van
Italië: 7 min. 24 3/4 sec. Tijd van Nederland
7 min. 35 4/5 sec.
De tweede heat brengt een race tus
schen Amerika en Duitschland, waarbij
beide ploegen om beurten aan den kop
gaan. De Amerikanen hebben een schitte
renden langen slag en zegevieren ten slotte
met ruim een lengte. Tijd Amerika: 7 min.
16 4/5 sec.
De derde heat FrankrijkEngeland
is niet bijzonder spannend. De Engelschen
zijn veel sterker en winnen onbedreigd met
vier lengten. Tijd: 7 min. 24 1/5 sec.
De herkansingen.
In de eerste heat verloor Flintsch
(Duitschland) van Schwartz (Denemarken)
Tijd van Schwartz 8 min. 20 1/5 sec.
De eerste Hollandsche zege.
Gunther (Nederland) start zeer snel en heeft
al direct een voorsprong op Mottart (Bel
gië) genomen. De Amsterdammer heeft
zichtbaar niet voel moeite met zijn tegen
stander en spant zich dan ook niet al te
zeer in. In fraaien stijl wint hij met ettelijke
lengten. Tijd: 8 min. 11 3/5 sec.
In de derde heat verliest de Zuid-
Afrikaan van den veel sterkeren Zwitser
(Candeveau). Tijd 8 min. 28 2/5 sec.
De eersteheat van de vier met stuur
man (herkansing) wordt door Frankrijk ge
wonnen van Monaco. Een race zonder span
ning. Tijd: 7 min. 48 4/5 sec.
Tweede heat. L. Amerika 7 min. 43
sec. 2. Japan 3 lengten.
pp '•""W
ATHLETIEK. 1
In het Olympisch Stadion is de bedrijvig
heid gisteren al in de ochtenduren begon
nen. Daar vonden op het middenterrein de
talrijke ontmoetingen voor den tienkamp
plaats en werden de loopbanen ook voor
dezen veeleischenden strijd in beslag geno
men.
De resultaten van de 100 M. hardloopen
in 12 series1, luiden als volgt
le serie. 1 Yrjöla (Finland) 11 2/5 sec. 2.
Toki (Japan) 113/5. 3. Barnadis (Grieken
land) 12 sec.
2e serie: 1. Viljoen (Z.-Afrika 11 sec., 2.
Ladeweg (Duitschland) 11 4/5 sec. 3. Farkas
(Hongarije) 11 3/5 sec.
3e serie. 1. Parsolav (Tsjecho Slowakije)
11 3/5 sec. 2. Jansson (Zweden) 112/5 sec.
Hagen (Noorwegen) 12 sec.
4e serie: Jarvinen (Finland) 11 1/5 sec.
Doherty (Ver. Staten) 113/5. Czegi (Roeme
nië) 11 4/5.
5e serie: Barth Duitschland) 114/5 sec.
Medecin (Monaco) 12 sec. Joannes- Powell
(België) 12 1/5 sec.
6e serie: Churchill (Ver. Staten) 113/5
sec. Topelu (Finland) 12 sec. Weigtman-
Smith (Z.-Afrika) 11 2/5.
7 serie: Huber (Duitschland) 114/5. Etien-
ne (België) 13 sec. Meimer (Eitland) 11 3/5
sec. Cejzik (Polen) 12 1/5 see. loan (Roeme
nië) 12 2/5 sec. Lindblad (Zweden) 12 sec.
3e serio: Stenvert (Ven. Staten) 111/5 sec.
Wahlstadt (Finland) 114/5 sec. Nakazawi
(Japan) 12 2/5.
10e serie. Lemperle (Duitschland) 113/5
sec. Noel (België) 12 2/5, Brasko (Joego Sla-
vië) 11 4/5 sec.
He serie: Andersson (Zweden) 12 sec.
Wessely (Oostenrijk) 11 3/5. Berlinger (Ver.
Staten) 11 3/5.
12e serie: Frederiksen (Noorwegen) 11 4/5
sec. Ford. (Gr. Brittannië) 12 4/5 sec.
Do finale 5000 M. hardloopen
bracht een fraaie Finsche overwinning. Ri-
tola plaatste zich eerste vóór Nurmi, ter
wijl de Zweed Wide als derdo aankwam.
Al spoedig bestaat het hoofdpeleton uit
vier loopers, gevormd door het bovenge
noemd drietal, terwijl de Amerikaan Ler-
mond de rij sluit. In de laatste 100 M. out-