VOOR ONZE KINDEREN.
nuffaloMn, Jaar let geringste lek de cKemi-
caliën zou d°en wegvloeien, waardoor Biagi
en de zijnen opnieuw van de buitenweield
^oot de™ij'sberen, waarover Biagi in zijn
•oiiTzl zooveel gelezen had, had hij een hei-
Nobiie's hond Titina blafte op
een keer een aan, die spoedig het hazenpad
Voos Malmgren doodde een anderen beer
met zijn revolver en Biagi joeg er een met
revolverschoten op de vlucht. Berenvleesch
smaakte volgens hem bijzonder goed. Zij
Sten het. zóó vaak, dat zij aan den smaak
„eheel gewend raakten. Alleen Limdborg
had er aanvankelijk een afkeer van, doch
toen er ten slotte niets anders overbleef at
ook hij het met smaak. Yisschen heeft
Biagi geen enkele maal in het P°°1]ge^ie(7
gezien. Toen Maddalena zijn rubberboot
omlaag had geworpen, heeft Biagi nog ge
tracht uit visschen te gaan, maar hij kreeg
nooit beet. Zeehonden zijn er in het Poolge
bied in overvloed.doch de dieren zijn uiterst
schuw, zoodat het bijna onmogelijk is er
een te benaderen.
De gezondheid van de mannen m de tent
liet niets te wenschen over. Natuurlijk met
uitzondering van hen, die gewond waren
voegde Biagi er aan toe. De meesten der
mannen hadden last van sneeuwblindheid
vooral Ceccioni leed hieraan. Hun uiterlijk
onderging een groote verandering. Generaal
Nobile, wiens gezicht zeer gebruind was,
zag er met zijn langen baard en ongekamde
haren hoogst ongunstig uit.
Toen Lundborg arriveerde, vertelde Biagi
verder, deden wij ons best om met de scha
ren, die hij bij zich had, ons uiterlijk te fat-
soeneeren, doch, alvorens de „Krassin" ons
eindelijk oppikte, slaagden wij er niet in op
fatsoenlijk menschen te gelijken. De Russi
sche barbier aan boord van de „Krassin"
gaf er, omdat hij niet minder dan vijf
scheermessen op het aangezicht van Biagi
had bedorven, de brui aan. En Biagi moest
ten slotte een beroep doen op des barbiers
naastenliefde om van hem gedaan te krij
gen, dat hij nogmaals probeerde hem een
toonbaar uiterlijk te verschaffen.
Nobile had bij zijn vertrek zijn genc-
raals-kepi achtergelaten en dit hoofddeksel
kwam Biagi te pas, want hij had het zijne,
dat geschikter was voor een vliegtocht aan
Nobile medegeven. Toen Biagi en zijn vrien
den eindelijk op de „Krassin" arriveerden
geraakten de schepelingen daar een beetje
in de war door het. zien van het generaals-
lioofddeksel van JBmgi, dien zij dan ook
„kajneraad generaal Biagi" noemden!
ONGELUKKEN.
Auto-ongeval.
Een dood e, twee gewonden.
Bij Halle is de auto van den meubelfa
brikant Bethmann gisteravond op een
vrachtauto gereden, die met een panne
op den weg stond en slecht verlicht was.
De auto vloog na de aanrijding in brand
cn de chauffeur Leopold, die bij den schok
beide beenen had gebroken, is verbrand.
Bethmann en zijn vrouw zijn met moeite
gered; de man is zwaar, de vrouw licht
gewond.
Litausch munitiedepot in de lucht
gevlogen.
Naar verluidt, moet in de nabijheid van
Olita aan de Litansch-Poolsche grens een
groot Litausch munitiedepót in de lucht
gevlogen zijn. Hierbij zouden negen solda
ten gedood en zestig zwaar gewond zijn.
Talrijke zich in de nabijheid bevindende
gebouwen zouden daarbij tevens ver»
woest zijn.
Het spoorweg-ongeluk bij Le Mans.
Havas bericht, dat de machinist van
den trein ,die eergisteren in het station
van Le Mans is ontspoord een ontspo
ring, waarbij zes menschen zijn omgeko
men in hechtenis is genomen. Het
schijnt n.l. vast te staan, dat de te groote
snelheid, waarmede de trein het station
Le Mans is binnengereden, de oorzaak is
van de ontsporing.
Groote brand.-
Een millioen schade.
In het depót van grondstoffen van de
lirma Gebrs. Friese, te Schland-Spree is
gisternacht een groote brand uitgebroken.
Uroote voorraden zijn vernield. Dc schade
wordt op ongeveer 1 millioen mark geschat
is echter door verzekering gedekt. Vol
gens de bladen is het dit jaar reeds de
tweede keer, dat deze firma door een
brand bezocht is.
Nieuwe boschbranden in Frankrijk'.
De aanhoudende droogte is de oorzaak
geweest wan min of meer ernstige Wil
li randen m geheel Frankrijk. De schade
vooral in de Pyreneeën, is zeer ernstig. De'
laatste brand is uitgebroken in het bosch
van Le Ferrjère bij Poitiers. Deze brand
li' waarschijnlijk te wijten aan de onvoor-
zichtagheid van een kolenbrander. De
brand ontstond om 5 uur 's morgens en dp
brandweer uit Poitiers, die versterkt werd
door een afdeeling van het plaatselijk gar
nizoen, werd in haar werk belemmerd door
een krachtigen en telkens van richting ver
anderenden wind. Zij slaagde er evenwel in
een nabijgelegen dorp en eenige boerde
rijen, die door do vlammen werden be-
reigd, te behouden. De brand woedt noc
6teeds.
Noodweer boven Belgrado.
Verschillende baders
verdronken.
hJfkV1"*661 van buitengewone hevigneid
strot 60 Belgrado en vooral in de om-
van Novisad gewoed. Het noodweer
Don™Le.e?,Mntal P6rsoW die in den
schattingen brengen den In totaal geleden
schade op tien millioen roebel. Twaalf
gemeenten zijn geheel vernield. De stad
Blagowesjtsjinok is er betrekkelijk goed
afgekomen.
Donau baadden en veroorzaakte er een pa
dpro Tiende personen, vooral kin-
Sle enen in de golven. Het aantel
slachtoffers- is nog niet bekend.
De overstroomingen in het gebied van den
Amoer.
reifbeiint dcn Amoer en ziJ'n zijrivie-
- begmt iangzaam te dalen. Yoorloopige
Russische toestanden
Een merkwaardig
politierapport.
De „Izwestia" publiceert het rapport
van een politiebeambte van de Kizelofski-
mijn in den Oeral aan zijn chef. Het rap
port luidt:
In den afgeloopen nacht, gedurende
mijn wachttijd gebeurde niets bijzonders,
behalve dat u zelf tegen een uur of 3
zwaar beschonken op het bureau kwam, en
gelastte drie flesschen wijn uit den voor-
raadskelder te halen. Vervolgens liet u ge
de gevangenen in vrijheid stellen en acht
van hen u in liet kabinet leiden, waar ge
hun stoelen aanboodt. Ge dronk toen de
flesschen wijn uit en gelastte de gevange
nen: „Feliciteer me met den feestdag".
Vervolgens gaaft ge bevel deze gearres
teerden weg te laten gaan en toen ik me
ertegen verzette sloeg u mij eenige malen
in het gezicht. Vervolgens vielt ge neer in
uw kabinet en bleef daar in een onbe-
schrijfelijke'n toestand tot 's morgens uit-
ronken.
Het blad merkt op, dat dit volstrekt
geen uitzondering is daar ter plaatse. Do
geheeïe stad en alle organen zijn vol van
dit soort „grappenmakers".
Typhus in Moravië.
Naar de bladen mededeelen hecrscht er
in Moravië een typhusepidemie.
Totnutoe zijn er 54 ziektegevallen ge
constateerd, waarvan 5 met doodelijken af
loop.
CORRESPONDENTIE.
Marie van Haaster, Voor
schoten. Foei, foei, wat 'n stoute
kinderen waren dat! En de moeder maak
te er ook niet veel van, is wel! Ik zou
zeggen: wie straft verdient, moet wat heb
ben? Dag Marieke, zie vandaag eens!
Jos. Scherme rV oest, Ouden
bosch. Dank je wel Josephientje voor
die mooie bijdragen. En het andere? Kom
maar eens met me praten, dan zullen we
eens samen overleggen. Dag Josephientje!
Veel groetjes aan vader en moeder en alle
huisgenootenZie vandaag eens!
Letta, Leiden. Ik hoor dat de
voorraad weer groot is. Kom eens aan! Ik
ben erg nieuwsgierig, met welke mooie
dingen je me nu weer zult verrassen! Dag
-Letta! Welkom in Leiden! Groeten thuis!
Cadier, Leiden. Dank voor de
toezending der geïllustreerde bladen. Het
versje was alleraardigst. Wanneer weer
eens wat voor „Ons Hoekje!" Bij voorbaat
dank! Met hand eiy groet.
Cokie Godd ij n, Leiden. Te
jong om mee te doen! Niemand is te jong.
Ieder is welkom, die de pen kan hanteeren
En nu zie ik je ook na de vacantie met
alle zusjes. Daar reken ik op, hoor! Dag
Cokie! Veel groetjes voor Pa, Moe, en de
zusjes.
Anna Habraken, Leiden.
Welkom in ons kringetje! Beschrijf eens
dat uitstapje naar Gelderland. Als je het
zoo mooi doet, als Theodora, krijg jo van
mij een boek. Wil je!
Adriana Kempen, Stom pw ij k.
Het is waar, we zijn al aardig ver van
de Meimaand af, maar toch wil ik voor
Adriana nog eens een uitzondering ma
ken en haar liedje voor de Meimaand la
ten hooren. Het is kort, maarmooi!
Hoort Adri begint en zingt:
De Meimaand.
Prachtig is de schoone Meimaand,
Rijk aan groen en bloemenpracht
IJs cn sneeuw znij nu verdwenen,
Weg de kou door zonnekracht!
Rozen prachtig, fijne tinten
Aardig om het aan te zien,
Alles dwingt ons onweerstaanbaar
Dankbaar tot God op te zien.
Schoon is ook het bollenland
En do verre, verre zee!
Langs het mulle, mooie strand,
Springt men vroolijk mee.
Dit is mijn liedje van de Mei,
Zingt nu samen mee met mij!
Adriana v. Kempen.
Ik zou daar nog moeten aan toevoegen:
Maak ook eens wat voor den komenden
wedstrijd. Zul je!
Mien en Mathilda Rietbroek,
Roelofarendsveen. Heeten jul
lie zoo niet! Heb ik het mis, dan kan ik
er heusch niets aan doen! Ik vind onder
de afzonders staan M. en M". C.Ja, wie
zijn dat Daar kan ik zooveel van maken.
Ik wil maar zeggen het opstel was niet
slecht. Als het wat langer was, liet ik het
plaatsen. Dag jongens!
L i z a v. d. Drift, Leiden. Wel
Liza, welk leuk versje heb jij me daar in
gestuurd. Kom dat wil ik eens laten hoo
ren.
Beste Oom Wim,
„Hé, wat een vreemde naam is dat,
Hier neergeschreven op dit blad!
Geheel onbekend is mij dit schrift
't Is van Liza van der Drift"
Een nieuwe klant voor 't Raadselblad,
Idee heb ik reeds lang gehad;
Ben elf jaar, dus nu nog jong,
Afkomstig ben ik uit Oude Tong.
'k Beloof U beste Oome Wim,
Mijn best te doen in dezen zin,
Dat, als er wat te winnen is,
Er altijd bij te zijn gewis.
Dan mag ik voortaan wel vertrouwen,
U, als een beste Oompje te beschouwen,
Die veel houdt van alle nichtjes hier,
Wat ons allen stemt tot groot plezier.
Heeft Liza dat niet mooi gezegd? En
was dat geen prijsje waard? En zie ik je nu
ook na de vacantie. Dan moeten de zusjes
allemaal meedoen. Ook Nelly! Veel
groetjes aan Vader en zusjes!
Fietje, Leiden. Dat opstelletje
„Speel niet met vuur" laat ik vóór den
volgenden wedstrijd plaatsen. Wie ben jij?
Ik vind goen adres! Laat mij dat eens
hooien 1
Ziezoo nu zullen we het voor
weer eens laten!
Het stapeltje vermindert toch al God
dank!
Toch liggen er nog een twintigtal, onge
teld, op antwoord te wachten. Enfin, lang
zamerhand kom ik er wel door.
En nu, met veel groeten en veel liefs
voor U allen en.... veel plezier in de va
cantie.
Jullie liefhebbende,
Oom Wim.
De terugkeer van haar jongen.
't Is stil, heel stil, in 't kleine kamertje,
't Baam staat hoog open, en de zoete voor
jaarslucht dringt vrij naar binnen. Een oud
vrouwtje zit voor t' raam en koestert zich
in 't gouden zonlicht, dat alles in 't ka
mertje doet glansen en schitteren.
't Oud i moedertje woont geheel alleen
in 't kleine huisje. Vroeger was 't vervuld
met kindergclach en gezang, den geheelen
dag door. Maar haar twee dochters zijn
getrouwd, en haar zoon is ver weg gegaan.
Haar dochter had wel gevraagd, of ze bij
haar kwam inwonen,, maar dat wilde zo
niet. Haar geheele leven had ze in 't
huisje gewoond, en daar wilde ze ook ster
ven. Alles, vreugde en droefheid, had ze
daar beleefd. Vreugde, toen het hun nog
goed ging. de kinderen nog klem waren,
en allen nog bij elkaar waren. Droefheid
bij 't sterven van haar man, en toen haar
dochters haar verlieten, de een om naar 't
klooster te gaan, de andere om te trouwen.
Toen was ze alleen overgebleven met
haar eenigen zoon, haar Wim. Maar deze
wilde niet in 't eenzame dorpje blijven. Hij
wilde naar de stad, om daar op een kan
toor te werken. Ze had hem laten gaan,
al was 't met bloedend liarle.
Maar ook daar kon hij niet wennen en
toen zijn vriend naar Amerika vertrok
wilde hij mee.
Zo had hem gesmeekt niet te gaan,
maar hij liet zich niet weerhouden. O dat
afscheid
Ze denkt er aan, terwijl ze langzaam do
rozenkrans door de bevende vingers laat
gl ijden.
Ze had aan de deur gestaan en hem na.,
gestaard zoolang ze kon. Telkens keek hij
om en zwaaide, totdat hij oindclijk bij 'n
kromming vin den weg voor goed aan haar
oog onttrokken was.
Toen was ze naar binnen gegaan en had
lang en bitter geweend. Maar nu was die
droefheid in vreugde veranderd. Na 'n af
wezigheid van zes lange jaren zou hij ein
delijk weer terugkecren.
Den brief, waarin die tijding stond, had
ze zoo dikwijls gelezen, dat deze op som
mige plaatsen bijna geheel onleesbaar ge
worden was.
En nu dezen ochtend had ze een tele
gram ontvangen, waarin stond: „Kont
vanmiddag met trein 6.10 uur. Wim.
Die weinige woorden hadden haar geluk
volmaakt. Ze keek op dc klok. Nog eenige
minuten en hij kon bij haar zijn. Haar
oogen gleden door de kamer om te zien of
alles in orde was. Het theeblad stond op
tafel en 'n trommel bitterkoekjes er naast.
Dat waren dc koekjes waarvan hij 't
meeste hield.
Stappen klinken op 't grint buiten. Daar
is hij. Bevend van blijdschap staat ze op
van haar stoel, om hem tegemoet te gaan.
Maar de deur wordt al opengeworpen en
haar kind treedt binnen. „Moeder". „Jon
gen", dat zijn de eenige woorden, die klin
ken in 't kleine kamertje. Dan is 't stil
rondom hen, 'n stilte, die alleen verbro
ken wordt, door de snikken der gelukki
ge moeder. En de ondergaande zon be
schijnt met haar laatste stralen de twee
menschen, die na 'n lange, wreede schei
ding elkander nu wederzien.
Pop.
Het opstel van een schooljongen over de
ontdekking van Amerika.
Er leefde in Spanje, een man die Co-
lumbumbus heette. Hij was een beroemd
man. En omdat hij eieren op de punt kon
laten staan, zei de koning van Spanje eens
tot hem:
„Ga eens naar Amerika, om dat land
voor mij te ontdekken."
„Goed," zei Columbumbus. „Geef mij
maar een schip en wat matrozen, dan zal
ik wel naar Amerika gaan."
Hij kreeg een schip en voer weg. Maar
toen ze onderweg waren, wist hij niet meer
den weg te vinden. Dat begonnen de ma
trozen te vervelen. Ze hadden al vier we
ken op zee gevaren en nog geen land ge-
„Dat komt," zei Columbumbus, „omdat
het ei nog niet op de punt wil blijven
staan."
Toen kwam een der oudste matrozen
naar hem toe, stopte z'n pruim tabak on
der zijn blouse en zei:
„Als je ons den weg niet gauw naar
Amerika wijst, gooien we je met ei en al
over het dek de zee in."
Daar schrok Columbumbus vafl en liet
het el, toen gauw op de punt staan. Toen
kwamen ze bij Amerika aan. Zo gingen
aan wal. Toen ging Columbumbus het
larfd een eindje in. Daar liepen negers
rond. Ze liepen naar Columbumbus toe cn
vroegen
„Wie bent U
„Ik ben Columbumbus."
„Bent U Columbumbus. O, jemeni, o, je-
meni, dan zijn we ontdekt."
Mina Koot.
Buurtweg 30, Wassenaar.
Lien en Mien.
Lien en Mien waren de kinderen van
Jansen, 't Was een tweeling. Die kinderen
werden erg verwend. Daarom kan men
wel gelooven, dat ze erg ondeugend waren.
Men kon bijna 't verschil niet tusschcn die
twee, omdat ze er altijd precies eender uit
zagen. Eens op een middag toen 't geen
school was, gingen ze de straat op. 't Was
prachtig weer. Ze liepen een eindje tot bij
hun buurvrouw. Daar zagen ze dien ver
velenden jongen. Die gooide altijd met
water als ze langs kwamen. Frits, zoo
heette hij, was 11 jaar en Lien en Mien
waren 9, dus ze konden den jongen niet
baas. Doch nu zouden ze hem eens te
pakken krijgen. Hij was aan 't water pom
pen aan een oude houten pomp, die buiten
stond. Eén emmer was er al vol, nu was
hij aan den tweeden bezig. Lien en Mien
hadden afgesproken die emmer water sa
men op te tillen en hem over Frits zijn
hoofd te gooien. Zo liepen er heel zachtjes
naar toe, en Frits, die nog ijverig aan 't
pompen was had er niets van gemerkt.
Toen pakten Lien en Mien samen den em
mer op, en leegde hem op zijn hoofd..
Toen gingen ze aan de haal. Frits wilde
hen achterna gaan, maar ze waren bijna
al weer thuis.
Frits was hcelemaal nat. Hij ging naar
huis en vertelde wat er gebeurd was. Moe
der zei: ,,'t Is je eigen schuld, je loopt zo
ook altijd maar te plagen. Maar voortaan
plaagde hij Lien en Micn niet meer; hij
was bang dat zo hem weer eens een poets
zouden bakken.
Op school waren Lien en Mien ook van
de stoutste. Ze zaten naast elkaar, en dan
babbelden ze den heelen dag, hoe dikwijls
de Juffrouw 't hun verbood. Op een dag
werd de Juffrouw 't moe. Lien moest in
den eenen en Mien in den anderen hoek.
's Avonds moesten zo een tijd school
blijven. Maar 't hielp allemaal niets. De
juffrouw praatte er dikwijls met hun moe
der over. Maar die strafte ze niet. Ze hield
te veel van haar kinderen. Zoo werden
ze nooit braaf. Lien en Mien zijn stoute
kinderen. Hun plezier is iederèen hinde
ren.
Marie v. Haaster,
Leidsche weg 179, Voorschoten
Aan mijn vriendin Truus bij haar vertrek
van 't Pensionaat.
Voordat je weggaat, nog héél cv'cn
Een product van kunst en vlijt;
Opdat je in je later leven
Nog éénmaal denkt aan den kost
schooltijd.
Kostschooltijd cn kostschoolleven,
Kostschoolvreugd en kostschoolpijn,
Zullen in je „wereld-leven",
Steeds 'n blijde herinnering zijn.
Zul je dikw ijls nog 'ns denken,
Aan alles op het pensionaat.
Dab blijft steeds in jo gedachton,
Als je hier verdwijnen gaat.
„Life is real!" „Life is earnestI"
Knoop dat, Truus, toch in je oor,
Maar doe niet ernstig de plichten
Van je ,huishoud-leven", hoor
Met het vroolijk, blijdste snoetje,
Ga dan Truusjo hier vandaan,
Nagewuifd, en nog 'n groetje
Bij je „in de wereld gaan
Uos. Schermer-Voest,
Pensionaat Oudenbosch
DE VODDENRAPER.
Door Jacques.
In de straten van een klein dorpje,
loopt een armoedig geklecde man, Hij is
een voddenraper. Met zijn vrouw cn twee
kinderen, woont hij op een ellendig zolder
kamertje, in het dorp.
Hij moet zijn dagelijksch brood verdie
nen, met vodden rapen cn vragen, langs
de huizen.
Hij heeft nu al een halve zak vol. Daar
belt hij weer aan. De deur gaat open, en
een juffrouw staat voor hem. "Weer zegt
hij dezelfde woorden: „Heeft u als het u
blieft, wat vodden voor me". Nee, is liet
antwoord en dicht is de deur. Hij gaat wat
verder op, in een paar huizen, ook al niets.
Opeens dacht hij aan een villa, waar hij
vandaag terug moest komen. Hij gaat er
regelrecht naar toe. Daar aangekomen,
belt hij aan. De deur gaat opon, en een
mevrouw staat voor hem: „Zoo, ben jc
daar" zegt ze, ik heb al vodden in een zak
laten doen, kom maar even mee. En de
man volgt de mevrouw. Zij loopen door
een paar gangen en komen in een tuin uit.
Dc zak stond al klaar, cn een jas er op,
want die kon er niet meer in. Dc me
vrouw zei: „Pak alles maar op. Dc man
nam de zak op zijn rug, cn de jas onder
zijn arm. Zij gingen weer door de gangen,
naar de deur. Bij de deur gekomen, gaf
mevrouw hem nog een rijksdaalder. Hij
bedankte hartelijk en ging weg. Toen hij
thuis kwam pakte hij dadelijk alles uit.
Zijn kinderen zaten met ongeduld toe te
kijken, of er niots voor hen bij was. Het
eerste wat uit de zak kwam was voö*r
Nellie het jongste meisje, een jurkje, en
voor Annie ook een mooi jurkje.
Voor de vrouw was er ook veel bij, een
das, een paar kousen, een rok, een paar
schoenen enz. De man paste intusschcn de
jas aan, hij was hem mooi van pas. Toen
alles aangepast was, gingen de kinderen
naar bed. Dc man en de vrouw bicven
nog zitten pralen. Het was al gauw laat
geworden, en ook zij gingen naar bed.
's Morgens ging de vader en de kind'
ren naar de kerk. Onderweg dacht, hij
„Misschien zit er wel wat in do zakken".
Hij voelde in do /ijzakken, niets. Maar
wat zat daar in do binnenzak? Een poi-
tcfcuille. Hij keek er in, en cr zaten oen
boel briefjes in. Wat schrok hij, toen die
daar op een briefje, bankbiljet van 200
tag staan. Vlug ging hij naar buis. Thuis
gkomen zei hij alles tegen zijn vrouw.
Deze zei: ,Je moet alles eerlijk terug bren-
gon".
Toen hij alles op tafel uitlegde, zat er
voor een waarde van 962 gulden in. Hij
doc or alles weer zorgvuldig in. Al heel
gauw was li ij er. Toen hu .uebeld had,
ging de deur open, en dezelfde mevrouw
stond weer voor hem. „Zoo ben je daar
weer? En wat wil je". Mevrouw in de jas,
die ik tan u gekregen heb, zat een pftj
tefcuille, met veel briefjes er in, van voel
waarden. Zoo, laat mij eens kijken. Do
man overhandigde de portefeuille. Kom
even in de spreekkamer, dan zal ik me
neer even roepen. Hij volgde de mevrouw,
en werd in een spreekkamer gelaten. Toen
hij eenige minuten gezeten had, ging do
deur open, en de mevrouw, met een
neer, tradon hot kamertje binnen.
De meneer drukte do man hartelijk de
hand, en zei: „Zoo zat deze portefeuille in
dc binnenzak? „Ja, meneer". „Nu voor jo
eerlijkheid mag gij hem houden". Wal was
hij blij. Hij bedankte meneer en mevrouw
hartelijk, en ging naar huis. Thuis geko
men, vertelde bij gauw het groote nieuws
aan vrouw en kinderen.
(Slot volgt).
NAAR DEN GELDERSCHEN
ACHTERHOEK
door Theodora.
III.
En het gekste is, als ik daar ben, eet
ik ook zoo veel keereu. Ik heb ook altijd
weer trek. Dat zit in de lucht, zegt mijn
Moeder. De lucht is gez.ond en maakt den
mcnsch hongerig. De mooiste tijd is het
hier wel, als het koren wordt gemaaid. O,
arme stedeling, sta dan eens vroeg met mij
op. Heel vroeg voor de zon opkomt, als de
mooie morgendauw nog over de volden
hangt. Haal dan eens diep adem in die
reine zuivere lucht en laat uw blik eens
wijden om u heen; ver, oneindig vor, uren
en uren ver, kunt gij om u heen zien, want
hier is do horizon ver. 't Is of de blauwe
lucht de aarde afsluit. Zoo langzaam aan
ziet gij het vroege buitenleven ontwaken,
de maaiers met hun scherpe zeisen op hun
nek, gevolgd door do bindsters, begeven
zich naar 't land. Overal hoort gij weldra
om u hoen het geklik, klak en het aanzot-
tcn der Bc'nerpe mossen. Onvermoeid wer-
kon zij steeds door. Nu en dan onderbro
ken door een vroolijk „goeien morgen" en
ccn lustig lied.
Als de boer zijn akker zaait
Onder moeite en zorgen,
Dan wordt eens met vreugd gemaaid
Op een blijden morgen.
Scherp uw sikkel en sla in
De volle korenaren
Do rijke oogst een goed gewin
In schuren nu vergaren.
Ja, als de blijde dag genaakt,
Dag der vollo korenschoven,
Ifoo breekt des lnndmans lied iü dank
En gaat Gods goedheid loven.
Ja, zaait uw zaad in moeite en vrees
En acht niet dc bozwaren,
God staat met Zijn hulp gereed
En zal U trouw bewaren.
En in dikke bossen valt het rijpe graan
en wordt in schoven gebonden en in hopen
bij elkaar gez.et en als de morgendauw
langzaam optrekt en bloedrood dc zon als
uit de narde te voorschijn komt, hebben zb
al heel wat werk verricht. Even kijken zij
op en glimlachen als zij do zon rood zien
op komen, dat voorspelt een mooien dag.
Maar duizendmaal mooier vind ik dien
vroegen ochtend, als gij die groote mooie
zonneschijf langzaam ziet opstijgen en at-
les ziet in den heerlijken luister van den
vroegen ochtendschemering. Als bloem en
blad nog dronken zijn van den morgen
dauw. Hier heb ik toen dat vers gemaakt
wat gij vroeger al ©ons gelezen hebt in ons
blad.
Ontwaakaanschouw de mooie pracht
Van 't morgenuur in Zomerlach,
Met groen en goud doorweven.
Och, zie hoe alles juicht en trilt,
Iedere bloem en plantje rilt,
Verlangend naar 't. leven.
Hoe mooi zet achter der heuvelen top
De gouden zon haar stralen op,
En geef do bloem haar kleuren.
En iedere knop, die schudt zijn tooi
En staat weldra in bloementooi,
Verspreidend zoete geuren.
"Wees welkom, lioerlijk zonnelicht!
Mijn oog vol glans op u gericht,
Ik zie als dageraad u rijzen.
Naar buiten, nu in veld en wei,
Daar gevoel ik mij zoo vrij en blij,
Ik wil als Koningin u prijzen.
Daar hoor ik in het ver ve/schiefc
Een klaterend klinkend morgenlied,
Van 't meisje naar de weide.
Zij zingt van de Mei en 't groene da
En den mooien dag, die komen zal
En van 't hutje op de heide.
Ik gevoel mij blij in deez' morgenpracht,
In 't zonnegoud en bloemenlach,
't Gezang klinkt door de dalen.
Dc aarde juicht, de hemel lacht,
't Windoke is zoel en zacht,
Ik ga de mooiite bloemen haten.
O wondere schoonheid der natuur,
Ik dank u in dit morgenuur
oor al de pracht en gaven.
Voor 't mooie groen in morgendauw,
Lil voor alles wat ik nu aanschouw,
aarin ik mijn ziel kan laven. 0
(Wordt vervolgd).